Tunesië: manoeuvres aan de top, wantrouwen onder de bevolking

Alliantie Front Populaire met Nidaa Tounes verzwakt de linkerzijde

In de nasleep van de politieke moord op de linkse leider Mohamed Brahmi op 25 juli laatstleden, was er door alle hoeken van het land een golf van protest. Er was een massale algemene die het land dooreen schudde en sindsdien vindt er een permanente sit-in plaats voor het gebouw van de grondwetgevende vergadering, op het Bardoplein in Tunis. Talrijke betogers uit de binnenlandse regio’s hebben zich hierbij aangesloten en betogen in de hoofdstad, vastbesloten om de confrontatie met de huidige machtshebbers aan te gaan. Een analyse door SERGE JORDAN van het CWI (eerder in het Engels verschenen op 3 september).

Foto: de woordvoerder van het Front Populaire, Hamma Hammami, naast de voorzitter van Nidaa Tounes, Béji Essebsi.

Op 6 augustus vond de grootste betoging tegen de regering plaats sinds de moord op Brahmi. De schattingen hebben het over meer dan 450 000 betogers. De beweging ‘Tamarrod’ (‘Rebellie’) bevestigt meer dan 1,7 miljoen handtekeningen te hebben verzameld (ongeveer 10% van de bevolking) voor het ontbinden van de ‘Trojka’-regering (coalitie van drie partijen) onder leiding van de islamisten van Ennahda. In de arme binnenlandse regio’s gingen de mobilisaties hand in hand met de ontwikkeling van diverse lokale revolutionaire machtsstructuren: in bepaalde regio’s hebben de betogers de gebouwen van de regionale autoriteiten bezet en zelfbesturende comités opgericht, een directe uitdaging aan het adres van de regering van Ennahda.

Vrijzinnigen tegen islamisten?

In tegenstelling tot wat vele berichten in de media beweren, zijn de belangrijkste actoren in dit gevecht niet simpelweg de ‘islamisten’ tegen de ‘vrijzinnigen’. De zaken op deze manier voorstellen, leidt enkel tot het versterken van het machtsspel binnen de elite. Een elite die er alle belang bij heeft om het onderliggend klassenconflict te verduisteren.

Het zou natuurlijk verkeerd zijn om de massale woede te ontkennen over de religieuze ijver van de heersende kliek en de voortdurende aanvallen en dreigingen in naam van de islam. Het aanmoedigen van het religieus fundamentalisme en de poreuze grens tussen Ennahda en bepaalde gewelddadige salafistische groepen heeft zonder twijfel de woede van het Tunesisch volk tegenover het huidige regime gevoed. Elke dag zijn er een nieuwe verhalen over aanvallen aan de grenzen, dreigingen met bomaanslagen of zelfmoordpogingen. De veiligheidssituatie van het land en de dreiging van terroristisch geweld zijn een belangrijke bekommernis van het volk geworden.

De recente regeringsverklaringen die de extremistische salafistische beweging ‘Ansar al-Sharia’ karakteriseren als een “terroristische organisatie” moeten begrepen worden in de volgende context. Het gaat om een poging van de leiders van Ennahda om hun eigen verantwoordelijkheden van zich af te schuiven door een zekere dosis politiek pragmatisme te tonen naar de straat en de oppositiebeweging toe, in een wanhopige poging om hun geloofwaardigheid te herstellen, zelfs al vervreemden ze zich op deze manier van hun potentiële bondgenoten en een deel van hun ultraconservatieve basis.

Socialisten verzetten zich zonder voorbehoud tegen de toenemende tendens tot religieus fundamentalisme, die de machtshebbers gebruiken als een middel tot onderdrukking. Dit betekent een ernstige bedreiging voor de vrijheid van meningsuiting en democratische rechten, in het bijzonder voor vrouwen.

De betoging die de vakbond UGTT op 13 augustus organiseerde ter verdediging van de vrouwenrechten werd vervoegd door een enorme menigte van tienduizenden personen die de val van de regering eisten. Dit toont aan dat tal van betogers op een correcte wijze de strijd voor vrouwenrechten integreren in een meer algemene strijd tegen de huidige regering.

Maar indien deze kwesties ontegensprekelijk een belangrijke rol hebben gespeeld, gaat de kern van de huidige strijd direct terug naar de oorspronkelijke aspiraties van de revolutie van 2010-2011, die simpelweg niet zijn beantwoord.

Uit een enquête van begin 2011 blijkt dat 78% van de Tunesische jongeren dachten dat de economische situatie zou verbeteren in de volgende jaren, wat ver af staat van de huidige werkelijkheid. Voor een groot deel van de bevolking zijn de toenemende moeilijkheden van het dagelijks leven, de constante verhoging van de prijzen van de basisvoedingsproducten, de vreselijke afwezigheid van werk voor jongeren, de catastrofale staat van de publieke infrastructuur, de lage lonen en de verschrikkelijke arbeidsvoorwaarden in de fabrieken, de voortdurende marginalisatie van de westelijke en zuidelijk regio’s, en alle sociale kwesties in brede zin, de brandstof voor de huidige woede tegen de regering.

In de stad Menzel Bourguiba, ten noorden van Tunis, zijn onlangs 4.000 werknemers ontslagen zonder vooropzeg na de totale sluiting van hun schoenfabriek. Het zijn dit soort bekommernissen waarop de kliek aan de macht absoluut niet in staat is geweest te antwoorden gedurende haar hele mandaat.

De inzet is wie de economische macht heeft in de maatschappij en in dienst van welke klassenbelangen de regering werkt. Elke regering die in het kader van een kapitalistisch systeem werkt en gericht is op de maximalisatie van de winst voor de grote bedrijven (of het nu gaat om een regering met Ennahda, met vrijzinnige partijen, een ‘kabinet van technocraten’ een ‘regering van verkiezingen’, van ‘competenties’, van ‘nationale eenheid’ of om het even welke andere formule) zal in die zin niets anders opleveren dan zo ongeveer dezelfde politiek, of nog erger, voor de massa van de bevolking.

Het veronderstelde ‘vrijzinnige’ karakter van het regime van Ben Ali bijvoorbeeld, heeft het er helemaal niet van weerhouden de levens van mensen te vernietigen, elke oppositie tegen haar bestuur te neer te slaan, de levensstandaard van de mensen te breken, en uiteindelijk omvergeworpen te zijn door een nooit geziene revolutionaire beweging.

Zijn de ‘vijanden van onze vijanden’ onze vrienden ?

De oude overblijfselen van het regime, de netwerken en middens van de voormalige RCD (de partij van Ben Ali), en de burgerlijke families die hun zakken hebben gevuld tijdens de jaren onder Ben Ali, hebben in het begin zware klappen gekregen door de revolutie, maar ze zijn niet ‘verdwenen’. Ze zijn nog steeds vertegenwoordigd binnen het staatsapparaat, in tal van economische sectoren, in de media, in tal van politieke partijen, organisaties en associaties, en ze hebben ook connecties, onder andere met het Algerijnse regime, en banden met de imperialistische machten.

De meest voor de hand liggende politieke erfenis van het vorige regime is de partij ‘Nidaa Tounes’ (= ‘oproep voor Tunesië’), de ruggengraat van de coalitie ‘Unie voor Tunesië’. Nidaa Tounes wordt geleid door de 87 jarige politieke dinosaurus Beji Caïed Essebsi (een figuur op de voorgrond kwam tijdens de dictatuur van Habib Bourguiba die het land leidde van 1957 tot 1987) en is in de eerste plaats een politiek toeverlaat voor de oude garde van de dictatuur. Het gaat om elementen gelinkt aan de bureaucratie die de basis van de vorige partij aan de macht vormde, belangengroepen met connecties binnen de vroegere politiestaat, rijke kapitalisten wiens commerciële belangen in conflict zijn met de strategie van Ennahda, samen met allerlei nostalgische figuren en parasieten van het vorige regime die misbruik maakten van hun posities doorheen het uitgebreide systeem van vriendjespolitiek.

Toch is het precies met die partij en met haar politieke partners, allen ontembare verdedigers van de ‘markt’, dat de leiders van Tunesisch links beslist hebben een politiek akkoord te sluiten, alsof de volksaanloop tegen Ennahna, die in de laatste weken bijna een kookpunt had bereikt deze krachten plots meer aanvaardbaar of tot ‘vrienden’ van de volksrevolutie had gemaakt.

Na de moord op Mohamed Brahmi is een politieke alliantie opgezet door de leiding van de linkse coalitie ‘Populair Front’ met de coalitie ‘Unie voor Tunesië’ en andere rechtse krachten (waaronder de belangrijkste patronale federatie UTICA). Dit akkoord heeft geleid tot het ontstaan van het ‘Front van Nationale Redding’, waarvan het uitgesproken gemeenschappelijke doel is campagne te voeren voor de vorming van een regering van ‘nationale redding’, geleid door een zogenaamde ‘onafhankelijke nationale persoonlijkheid’.

Deze alliantie was een koude douche voor de revolutionaire verlangens van veel militanten aan de basis van het Front Populaire en van talrijke Tunesische jongeren en werkenden. Dit akkoord was geen echte verrassing voor het CWI. Sinds lange tijd hadden we in onze analyse van het karakter en de evolutie van de oriëntatie van het Front Populair gewaarschuwd voor tegen de onjuiste strategie van de revolutie in etappes’ die gevolgd wordt door haar leiders. In grote lijnen is dit het idee dat de ‘democratie’ en de verwezenlijking van een ‘burgerlijke staat’ eerst moet geconsolideerd worden en dat de taken van een socialistische revolutie moeten worden uitgesteld naar een wazige toekomst.

Dit recent akkoord is het hoogtepunt van zo’n foutieve benadering. Zich verenigen tegen de gemeenschappelijke islamistische vijand, die gezien wordt als een bedreiging van de democratie, is de rechtvaardiging geworden om akkoorden af te sluiten met een compleet reactionaire politieke kracht, gewapend met een neoliberaal programma die fundamenteel in niets verschilt met deze van de islamitische tegenstanders. De belangen van de arbeidersklasse en de armen, die de meerderheid uitmaken van de militante krachten van het Front Populaire, zijn in dit akkoord de facto ondergeschikt aan krachten die gemotiveerd zijn door een resoluut pro-kapitalistisch en pro-imperialistisch programma.

Beweren dat een dergelijk akkoord ‘noodzakelijk’ is voor de beweging om ‘sterk genoeg’ te zijn om de huidige regering doen vallen, zoals sommigen beweren, houdt geen steek.

De massale beweging na de dood van Brahmi heeft sindsdien een ernstige neergang gekend, de stakingsgolf is gedeeltelijk uitgeput en de klassensamenstelling van de betogingen op straat is ook veranderd, gedeeltelijk in handen genomen door pro-burgerlijke krachten die de leiders van links voor de gelegenheid voorstellen als “vrienden van het volk”. Een zekere nostalgie naar het regime van Bourguiba is ook terug tevoorschijn gekomen met een laag betogers, vooral uit de middenklasse en aangemoedigd door Nidaa Tounes en andere gelijkaardige krachten, die in de straten betogen met portretten van de oude autocraat.

Dit betekent nog niet dat de beweging ‘dood’ is. De situatie blijft extreem volatiel, en de woede onder brede lagen van de Tunesische bevolking tegen de algemene toestand van het land, zowel op sociaal als politiek vlak, zou snel terug tevoorschijn kunnen komen door nieuwe massale uitbarstingen.

Maar het onmiddellijk effect van de alliantie tussen links en Nidaa Tounes & co is ontegensprekelijk het verzwakken van de massabeweging en van het vertrouwen van de werkenden en jongeren in waarom ze vechten en in de eerste plaats op straat zijn gekomen.

De campagne ‘Erhal’ (‘Vertrek’) is twee weken geleden gelanceerd door het Front van Nationale Redding, met de bedoeling om de gouverneurs, beheerders en leiders van de publieke instellingen die benoemd zijn door de regering van Ennahda te doen vertrekken. Essebsi heeft zich op het einde van de maand augustus publiek uitgesproken tegen de campagne, en zei dat hij ‘zijn steun gaf aan het concept van de staat’.

Dit toont nog maar eens aan dat Essebsi en zijn krachten een agenda navolgen die vreemd is aan de revolutionaire beweging. Ze gebruiken hun positie om de dynamiek van de beweging te breken – een beweging die nochtans verschillende voorbeelden van dubbele machtsstructuren had zien ontstaan in diverse lokaliteiten waar de lokale chefs van Ennahda verjaagd werden door de bevolking.

De ironische kant van het verhaal is dat recent onthuld werd dat er geheime onderhandelingen plaatshadden in Parijs tussen Rached Ghannouchi, leider van Ennahda, en Essebsi zelf, in een poging een gemeenschappelijk akkoord te vinden tussen beide partijen. Naar alle waarschijnlijkheid zijn ze door de imperialistische landen aangepord om de huidige crisis te ontmantelen en een aanhoudende politieke impasse te vermijden die de spanningen zou kunnen verergeren en misschien aanleiding kunnen geven tot nieuwe revolutionaire opstanden.

De honderdduizenden jongeren, werkenden en armen die de straten overspoeld hebben om hun woede tegen de machtshebbers te tonen, zijn bewust dat al deze energie kan uitmonden in een rot akkoord tussen de twee hoofdzakelijke krachten van de contrarevolutie, en dit met het stilzwijgend akkoord van de leiders van de belangrijkste linkse partijen.

Turbulenties ter linkerzijde

In onze ogen is het enkel rond de eisen van de arbeidersklasse en van de onderdrukten, zij die de revolutie hebben gevoerd en een gemeenschappelijk belang delen in de voortzetting en de overwinning ervan, dat een levensvatbaar politiek alternatief kan worden gebouwd, een alternatief dat een antwoord kan bieden op de bekommernissen van de meerderheid van de bevolking.

Dat is de reden waarom veel militanten, syndicalisten, werklozen en andere sympathisanten van radicaal links enthousiast waren over de initiële objectieven van de opbouw van het Front Populaire: het verzamelen van iedereen die de noodzaak voelt voor een onafhankelijke revolutionaire aantrekkingspool, die in haar doelstellingen uitdrukkelijk onderscheiden is van zowel Ennahda als van de diverse neoliberale krachten en/of krachten gelinkt aan het vorige regime die zich in de oppositie bevinden.

Om dezelfde redenen wordt de goedkeuring van het ‘Front van Nationale Redding’ door de leiders van het Front Populair nu onthaald op hevige kritiek en een groeiend ongerustheid in de rangen van het Front en in zo goed als alle partijen van dit front. In sommige van deze partijen begint zich een semi-opstand te vormen. Volgens een militant van de jongerenvleugel van de ‘Partij van de werkenden’ (ex-PCOT), geciteerd in een artikel gepubliceerd op de website Nawaat.org, “(zijn) de meeste jongeren binnen onze partij (…) tegen deze alliantie.” In hetzelfde artikel argumenteert ook een lid van de studentenvakbond UGET en sympathisant van het Front dat hij tegen deze alliantie is “met de liberalen, die een tegengesteld project hebben aan het onze en die geleid worden door personen die belangrijke posities hebben gehad onder Bourguiba en Ben Ali”. Een andere aanhanger van het Front legt uit: “Deze alliantie is een strategische fout en een verraad van de principes van links. Nidaa Tounes is een rechtse partij op economisch en op sociaal vlak, net zoals Ennahda, en het is een recyclageplaats voor de ouden van het RCD.”

De LGO (ligue de la gauche ouvrière), de partij waarin de aanhangers van het CWI actief zijn, is niet immuun geweest voor deze ontwikkelingen. Een deel van de leiding van LGO heeft zich aangepast aan de oriëntatie die de belangrijkste leiders van het Populair Front volgen, en zo laten ze hun vorige eis vallen voor een “arbeiders- en volksregering rond de UGTT”, en brengen zich daarentegen in overeenstemming met de eis van een “regering van nationale redding”, aangeprezen door de leiding van het Populair Front.

Op 3 augustus heeft de LGO een verklaring geproduceerd, dat zonder enige kritiek in het Engels op de website ‘International Viewpoint’ verscheen (de internationale website van het Secretariaat van de Vierde Internationale. In de verklaring stond: “Om het hoofd te bieden aan de huidige economische en sociale omstandigheden moeten de factoren van financieel leegbloeden van de staat bevochten worden, zodat de regering van redding haar programma kan aanwenden door zich essentieel te baseren op onze eigen nationale capaciteiten (…)”. De tekst gaat, ongelooflijk genoeg, over tot het vragen om “de leidinggevende functies van de staat en haar raderwerk te onderwerpen aan een strikt besparingsplan” alsook “een vrijwillige solidariteitsbijdrage van de werkenden”, bijvoorbeeld in de vorm van “een dag werk per zes maanden”.

De aanhangers van het CWI waren van de eerste dag na de moord op Brahmi op de betogingen met pamfletten die ingingen tegen elk politiek akkoord met de krachten die het kapitalisme verdedigen. In plaats daarvan kwamen we met de eis van een algemene staking en een pleidooi om de strijd te structureren door middel van democratisch verkozen massale actiecomités, om de basis te leggen voor een “revolutionaire regering van werkenden, jongeren, werklozen en armen, gesteund door de UGTT en de militanten van het Front Populaire, de Unie van Gediplomeerde Werklozen (UDC) en de sociale bewegingen.”

De aanhangers van het CWI in Tunesië zijn sindsdien samen met anderen betrokken in een proces van hersamenstelling van links, om een nieuw oppositieplatform op te richten dat open staat voor iedereen, een platform dat de dissidente militanten van het Front en de werkenden en jongeren in brede zin, kan organiseren rond een programma dat overeenkomt met de echte verlangens van de meerderheid van de bevolking.

De massabeweging moet dringend haar eigen onafhankelijke politieke organisatie opbouwen. Dat kan in onze ogen alleen gebeuren door elke overeenkomst met krachten die niet tot onze klasse behoren resoluut te weigeren, zoals de coalitie rond Nidaa Tounes. Handelen overeenkomstig met deze krachten kan enkel leiden tot een nederlaag. De oproep tot opofferingen in naam van het algemene welzijn, verhuld onder de vlag van de ‘nationale redding’ of een andere dergelijke façade, zal in realiteit de weg openen tot nieuwe harde aanvallen op de rechten en levensomstandigheden van arbeiders en arme massa’s in Tunesië, en de revolutie doen achteruitgaan ten voordele van de kapitalistische klasse.

Alles wijst op een ‘hete herfst’ van stakingen en sociaal protest in Tunesië. De gevechten tussen politieke clans aan de top kunnen in bepaalde omstandigheden het overwicht nemen op de sociale strijdbewegingen, en ze in zekere mate verbergen, maar deze bewegingen kunnen niet uit de weg geruimd worden. De lagen van de arbeidersklasse die in actie gekomen zijn om de val van de regering te eisen, zijn verbitterd en zullen onvermijdelijk opnieuw op de voorgrond treden om op te eisen wat hen toebehoort, om het even welk gezicht de nieuwe regering zal hebben na de quasi onvermijdelijke val van Ennahda.

Links moet zich voorbereiden en doeltreffend leiding geven aan de lagen die in strijd zullen komen in de komende weken en maanden. Zij moeten voorzien worden van een duidelijke strategie waarmee ze eindelijk een regering kunnen krijgen die hen toebehoort en die hun belangen volop kan vertegenwoordigen. Zoniet gaan reactionaire krachten zich in de politieke leegte storten en zich opwerpen als de beste verdedigers van het geloof, of van het ‘nationaal belang’. Ze doen dat door een klassenloze retoriek te gebruiken om de initiële objectieven van de revolutie te kapen en hun contrarevolutionaire agenda op te leggen.

De gebeurtenissen die zich in Egypte afspelen moeten een waarschuwing zijn: de revolutionaire uitbarsting tegen het bewind van de Moslimbroeders is gekaapt door de militairen omdat de arbeidersbeweging niet beschikte over haar eigen politieke uitdrukking. De ex-voorzitter van de Egyptische Federatie van Onafhankelijke Vakbonden (EFITU), Kamal Abou Eita, heeft een positie op het ministerie van arbeid en immigratie aanvaard in de nieuwe post-Morsi regering. Eens benoemd, verklaarde hij: “De werkenden die de kampioenen van de staking waren onder het vorige regime, moeten nu de kampioenen worden van de productie”! De fouten van delen van Egyptisch links werden gebuikt door het leger om de werkende bevolking te ontwapen en hun strijd moeilijker te maken, terwijl voormalige toplui uit het tijdperk van Moebarak terug konden komen.

Leiding en programma

Noch Ennahda en haar partners binnen de trojka, noch de ‘Unie voor Tunesië’, noch één van de islamistische varianten van het salafistische of jihadistische type, hebben een ernstig programma van economische verandering te bieden aan de massa’s. Ze gebruiken allen verschillende ideologische kaarten om een samenleving te verdedigen waarin een handvol mensen aanzienlijke materiële privileges genieten terwijl de meerderheid van de bevolking een onophoudelijke neerwaartse spiraal moet aanvaarden.

 

Marxisten moeten een weg bieden die komaf maakt met de verdeling ‘religieus/niet-religieus’, door de uitbouw van een gemeenschappelijke strijd van alle werkenden en armen om het kapitalisme omver te werpen. Zo’n strijd moet de verdediging van gelijke politieke rechten voor allen integreren, inclusief het recht om zijn of haar godsdienst te belijden of om er geen te belijden, zonder inmenging van de staat.

De twee massale algemene stakingen tegen de regering dit jaar tonen naast vele andere voorbeelden aan dat er een onbetwistbare wil bestaat onder de arbeidersklasse, de jeugd en de armen, om te vechten voor een echt revolutionaire verandering. De eerste directe eis is de val van de huidige regering, op voorwaarde dat er een leiding bestaat die die naam waardig is om de strijd te leiden. Maar het is net daar dat het schoentje wringt.

Zoals een artikel van het persagentschap ‘Reuters’ recent vermeldde in een verwijzing naar de gebeurtenissen in Egypte heeft “de Algemene Unie van Arbeid van Tunesië (UGTT) noch tanks, noch militaire ambities, maar ze kan prat gaan op een leger van een miljoen leden die de politieke partijen overschaduwen die nu op voet van oorlog staan in Tunis.” Toen duizenden Tunesische betogers de val van de Grondwetgevende Vergadering eisten, pleitte de UGTT officieel voor het behoud ervan. Dat wijst op het enorme contrast tussen de ‘oplossingen’ van de leiding en het gevoel onder de massa’s.

De UGTT moet zich niet opwerpen als bemiddellaar tussen de regering en de oppositie en moet zich ook niet bezighouden met het reanimeren van illusies in een ‘nationale dialoog’. De leiders van de vakbondsfederatie moeten de enorme invloed en kracht van hun beweging gebruiken om het land plat te leggen en de regering aan de kant te schuiven. Dat potentieel is aanwezig maar wordt nu niet gebruikt.

Een moedige opstelling van de leiding van de georganiseerde arbeidersbeweging en het opzetten van democratisch verkozen en gestructureerde actiecomités in het hele land, zou de basis vormen om de huidige machthebbers niet alleen aan de kant te schuiven maar ook te vervangen door een revolutionaire grondwetgevende vergadering, een echt parlement van de onderdrukte massa’s, die zich baseert op de macht en de organisatie van de revolutionaire beweging in alle delen van het land.

Een revolutionaire regering van werkenden, jongeren en armen zou dit proces kunnen bekronen en zo aan de transformatie van de maatschappij beginnen afgestemd op de verlangens van de meerderheid van de bevolking. Dat kan door de sleutelsectoren van de economie te nationaliseren om een rationeel georganiseerde planning van de productie uit te werken om te beantwoorden aan de sociale behoeften van elkeen. Met het oog hierop is volgens ons de uitbouw van een eenheidsfront, gebaseerd op een onafhankelijk klassenperspectief en gewapend met een echt socialistisch en internationalistisch programma, de enige weg naar een revolutionaire overwinning.

Geef een reactie

0
    0
    Je winkelwagen
    Er zit niets in je winkelwagenKeer terug naar de winkel