De koersverandering van de Communistische Internationale en de toestand in Duitsland

Geschreven: 26 september 1930. Bron: Nederlandstalige Trotski Bibliotheek 3. Revolutionair-Socialistische Publicaties, Groningen 2007. Door Karel ten Haaf. Facsimile-uitgaven van teksten van Trotski in het Nederlands. Overgenomen vanop marxists.org. Verder taalkundig bewerkt voor deze uitgave.

De oorzaken van de laatste koersverandering

Tactische zwenkingen en zelfs grote zwenkingen zijn in ons tijdvak absoluut onvermijdelijk. Zij vloeien uit de slingeringen in de situatie zelf voort. (Gebrek aan stabiliteit in de internationale betrekkingen; plotselinge en onregelmatige slingeringen in de conjunctuur; plotselinge uitwerking van de economische slingeringen op de politiek; opwellingen van de massa, die onder de indruk verkeert van een situatie zonder uitzicht,…). Het met aandacht volgen van de veranderingen in de objectieve situatie is een belangrijker en moeilijker taak in het tijdperk van de “organische” ontwikkeling van het kapitalisme, dan voor de oorlog. De partijleiding is in de positie van een chauffeur die zijn automobiel bestuurt in een bergachtig terrein met zeer scherpe hellingen. Een foute zwenking of een verkeerde versnelling betekenen voor chauffeur en reizigers bedreiging met ernstige gevaren en zelfs met de dood.

De leiding van de Comintern heeft ons de afgelopen jaren voorbeelden laten zien van plotselinge zwenkingen. De laatste maanden zagen we een aantal nieuwe voorbeelden hiervan. Wat zijn de redenen voor de koersveranderingen in de Internationale sinds de dood van Lenin? Zijn het veranderingen in de objectieve situatie? Neen. We kunnen met zekerheid stellen dat sinds 1923 geen enkele tactische wending van de Comintern op tijd werd volbracht. En al zeker niet op basis van een correcte beoordeling van de wijzigingen in de objectieve situatie. Integendeel: iedere wending en bocht was het resultaat van de onhoudbare tegenstelling tussen de gedragslijn van de Comintern en de objectieve situatie. Dat is ook wat we momenteel zien.

De negende zitting van het uitvoerend bestuur van de Comintern, het zesde wereldcongres en vooral de tiende zitting zijn direct en scherp overgegaan naar een lijn van revolutionaire opleving (“derde periode”), een lijn die op dat ogenblik uitgeschakeld was door de objectieve verhoudingen na de grote nederlagen in Engeland en China, na de verzwakking van de communistische partijen in de gehele wereld, vooral tijdens een vlucht van industrie en handel die een serie van de belangrijkste kapitalistische landen omvatte. De tactische wending van de Comintern na 1928 was precies omgekeerd aan de reële wending van de ontwikkeling. Uit deze tegenstelling zijn ontstaan: tendensen naar het avontuur, grotere verwijdering tussen partij en massa, verzwakking van de organisaties, enz. Pas nadat deze verschijnselen een dreigend karakter hadden aangenomen, voltrekt de leiding een nieuwe wending van de tactiek in april 1930, in achterwaartse richting en naar rechts.

De ironie van het toeval – dat hard is voor alle stromingen die achter de feiten aanlopen – wilde dat de nieuwe tactische wending van de Comintern samenviel met een nieuwe wending in de objectieve situatie. Een onverwachte verscherping van de internationale crisis opent zonder twijfel het perspectief op radicalisering van de massa’s en maatschappelijke schokken. In zo’n situatie zou het net nuttig zijn om een wending naar links te maken, namelijk door een versnelling hoger te schakelen in de richting van een revolutionaire opleving. Dat zou volkomen juist en noodzakelijk geweest zijn als de Comintern de afgelopen drie jaar het tijdperk van economische heropleving – en de daarmee gepaard gaande terugloop van de revolutionaire beweging – had benut om de positie van de partij in de massaorganisaties te versterken, in de eerste plaats in de vakbonden.

In die omstandigheden zou de chauffeur in 1930 hebben kunnen en moeten overgaan van de tweede naar de derde versnelling of zich daar althans op voorbereiden voor de nabije toekomst. In werkelijkheid is het omgekeerde gebeurd. De chauffeur die te vroeg een versnelling hoger had geschakeld, moest het tempo naar beneden halen op een ogenblik dat hij – mits een juiste strategische lijn – eigenlijk net had moeten versnellen na een eerdere vertraging.

Dit is de in het oog lopende tegenstelling tussen de tactische noodzakelijkheid en het strategische perspectief, een tegenstelling waarin ten gevolge van de fouten van de leiding diverse communistische partijen verkeren.

Wij zien deze tegenstelling het duidelijkst en het gevaarlijkst in Duitsland, waar de laatste verkiezingen het licht hebben doen vallen op de bijzondere krachtsverhouding, die zich niet alleen gevormd heeft in de twee perioden van stabilisatie na de oorlog, maar ook in de drie perioden van de fouten van de Comintern.

De verkiezingszege van de KPD in het licht van de revolutionaire taken

De officiële pers van de Communistische Internationale stelt de resultaten van de Duitse verkiezingen voor als een grootse overwinning van het communisme, die de leuze aan de orde heeft gesteld van “Sovjet-Duitsland”. De optimistische bureaucraten willen niet doordringen tot de zin van de machtsverhoudingen die uit de verkiezingsstatistiek blijken. Zij ontleden de groei van het stemmenaantal van de communisten onafhankelijk van de revolutionaire taken die uit de verhoudingen voortvloeien en van de belemmeringen die zij doen ontstaan.

De KPD heeft ongeveer 4.600.000 stemmen verkregen tegen 3.300.000 in 1928. Een winst van 1.300.000. Bekeken van het gezichtspunt van de normale parlementaire mechaniek is dit cijfer, zelfs als men op de groei van het aantal kiezers let, aanzienlijk. Maar de winst van de KPD verbleekt tegenover de fascistische sprong van 800.000 tot 6.400.000 stemmen. Het feit dat de sociaaldemocratie, hoewel zij veel verloor, haar voornaamste aanhang heeft behouden en zelfs meer arbeidersstemmen heeft verkregen dan de KPD is van niet minder belang voor de waardering van de verkiezingen.

Als ondertussen zou gevraagd worden welke combinatie van internationale en nationale factoren in staat zou geweest zijn om de arbeidersklasse zo sterk mogelijk naar het communisme te richten, dan zou er geen betere dan de huidige voorwaarden in Duitsland zijn. Er is het Youngplan (1), de economische crisis, het verval van de leiders, de parlementaire crisis, de sociaaldemocratie aan de macht die zich op sterk in het oog lopende wijze ontmaskert. Gelet op deze concrete historische verhoudingen is de invloed van de KPD in het maatschappelijke leven van het land, ondanks de winst van 1,3 miljoen stemmen, relatief zwak. Als we inzake de maatschappelijk betekenis van de KPD kijken naar de concrete en onvermijdelijke taken die in de huidige situatie aan de orde zijn, dan blijkt de zwakke positie van het communisme erg nauw verbonden te zijn met de politiek en de leiding van de Comintern.

Het klopt dat de KPD zelf niet op zo’n winst rekende. Dat bewijst enkel dat de KPD als gevolg van fouten en nederlagen geen begrip heeft van de grote doelstellingen en vooruitzichten. Waar zij gisteren haar eigen mogelijkheden heeft onderschat, onderschat ze nu de moeilijkheden. Op die manier wordt het ene gevaar vermenigvuldigd met het andere. De voornaamste eigenschap van een wezenlijk revolutionaire partij is dat het een zo juist mogelijk inzicht van de werkelijkheid heeft.

Slingeringen van de grote burgerij

Bij iedere wending in de ontwikkeling, bij iedere maatschappelijke crisis, moet men steeds weer de verhouding van de drie klassen beoordelen in de huidige maatschappij: van de grote burgerij die door het bankkapitaal geleid wordt, van de kleine burgerij die heen en weer slingert tussen de twee tegenover elkaar staande kampen en tenslotte van de arbeidersklasse.

De grote burgerij – die een kleine minderheid vormt – kan haar macht niet handhaven als zij niet de steun heeft van de kleinburgerij in de steden en op het platteland, d.w.z. van de overblijfselen van het verleden en van de massa van de nieuwe middenklassen. Deze steun neemt in het tegenwoordige tijdvak twee aan elkaar tegengestelde vormen aan – die politiek tegenover elkaar staan maar historisch toch aanvullend zijn – met de sociaaldemocratie en het fascisme. Met de sociaaldemocratie sleept de kleinburgerij, die het financiekapitaal volgt, miljoenen arbeiders met zich mee.

Op dit ogenblik is de Duitse grote burgerij in een slingerende beweging, zij wordt onzeker. De vraag welke van de twee methoden zij moet toepassen om de maatschappelijke crisis op te lossen, geeft aanleiding tot meningsverschil. Ten gevolge van haar twijfelachtige resultaten en de te hoge bijkomende kosten van belastingen, sociale wetten en salarissen stoot de sociaaldemocratie een deel van de grote burgerij van zich af. Het chirurgische optreden van het fascisme komt aan een ander deel van de grote burgerij in de gegeven toestand als te riskant voor. Met andere woorden bij de financiële burgerij in haar geheel is er onzekerheid in de beoordeling van de toestand. Zij acht de tijd nog niet rijp om zich uit te spreken over het feit dat haar ‘derde periode’ gekomen is, waarbij de sociaaldemocratie totaal door het fascisme wordt vervangen en als dank voor bewezen diensten met anderen aan een algemene pogrom wordt blootgesteld. De slingeringen van de grote burgerij – als gevolg van de verzwakking van haar belangrijkste partijen – tussen sociaaldemocratie en fascisme zijn duidelijke kenmerken van een voorrevolutionaire situatie. Met de komst van waarlijk revolutionaire verhoudingen zullen die slingeringen natuurlijk plotseling ophouden.

De kleinburgerij en het fascisme

Om van de sociale crisis naar een arbeidersrevolutie te gaan, moet er een duidelijke opschuiving van de kleinburgerij naar de arbeidersklasse zijn. Dan krijgt de arbeidersklasse de mogelijkheid om als gids op te treden.

De laatste verkiezingen — en dat geeft haar wezenlijke waarde aan — wijzen op een verschuiving in omgekeerde richting: onder de druk van de crisis heeft de kleinburgerij zich niet naar de arbeidersrevolutie gewend, maar naar de uiterste imperialistische reactie. De kleinburgerij heeft daarbij bovendien belangrijke groepen uit de arbeidersklasse met zich meegesleept.

De reusachtige groei van het nazisme is de uitdrukking van twee feiten: van de diepgaande maatschappelijke crisis die de massa van kleinburgers haar evenwicht doet verliezen en van de afwezigheid van een zodanige revolutionaire partij die nu al in de ogen van de volkse massa’s als haar revolutionaire gids kan optreden. Als de communistische partij een partij van revolutionaire hoop is, is het fascisme als massabeweging een partij van contrarevolutionaire wanhoop.

Als de brede arbeidersmassa van revolutionaire hoop vervuld is, sleept zij onweerstaanbaar belangrijke en groeiende groepen van de kleinburgerij op de weg van de revolutie mee. Juist in dit opzicht laten de verkiezingen het tegenovergestelde zien: de contrarevolutionaire wanhoop heeft de massa van de kleinburgerij met een zodanige kracht vervuld dat zij beduidende groepen uit de arbeidersklasse heeft meegesleept. Hoe kan men dat verklaren? In het verleden hebben wij in Italië en Duitsland een brutale versterking van het fascisme gezien met overwinningen of toch alleszins dreigingen. Dit was het gevolg van revolutionaire situaties die niet benut werden, als uitkomst van revolutionaire crises waarin de voorhoede van de arbeidersbeweging aangaf niet in staat te zijn om zich aan het hoofd te plaatsen in een fundamentele verandering van het lot van alle klassen, met inbegrip van de kleinburgerij. Dat heeft het fascisme in Italië zo sterk gemaakt. In Duitsland doet die situatie zich nu ook voor, niet na afloop van een revolutionaire crisis maar bij de nadering daarvan. Daaruit leiden de aanvoerders van de partij, die verplicht zijn tot optimisme, af dat het fascisme “te laat” komt en gedoemd is tot een onvermijdelijke en spoedige nederlaag (aldus partijblad ‘Rode Vaan’).

Deze mensen willen niet leren. Het fascisme komt “te laat” met betrekking tot vroegere revolutionaire crises, maar het komt vroeg genoeg — reeds bij het eerste dagen —voor de nieuwe revolutionaire crisis. Het feit dat het in staat is een sterke positie te bezetten aan de vooravond van de revolutionaire periode en niet bij haar afloop, is niet het zwakke punt van het fascisme maar van het communisme. De kleinburgerij heeft geen vertrouwen in de bekwaamheid van de KPD om haar lot te verbeteren. Zij steunt daarbij op de ervaring van het verleden. Zij herinnert zich het wat er in 1923 gebeurde, de grillige ultralinkse sprongen van Maslow, Thälmann (2), de opportunistische onmacht van deze zelfde Thälmann, het lawaai van de “derde periode”,…

En bovenal — dit is het belangrijkste — wordt haar wantrouwen in de arbeidersrevolutie gevoed door het wantrouwen van miljoenen sociaaldemocratische arbeiders tegenover de KPD. Als de kleinburgerij de weg van het behoud verlaten heeft, zal zij pas naar de weg van de sociale revolutie overhellen als de meerderheid van de arbeiders met die sociale revolutie sympathiseert. Deze belangrijke factor ontbreekt nu in Duitsland en dat is geen toeval.

Het verkiezingsprogramma van de KPD was geheel en uitsluitend aan het fascisme als hoofdvijand gewijd. Maar toch is het fascisme als winnaar uit de bus gekomen, niet alleen omdat het miljoenen stemmen verwierf onder lagen die los geraakt zijn van de arbeidersklasse,  maar ook omdat het vele honderdduizenden stemmen van industriearbeiders won. Dit leidt ertoe dat de arbeidersrevolutie ondanks de verkiezingszege van de KPD een ernstige nederlaag heeft geleden bij deze verkiezingen. Het gaat echter niet om een beslissende nederlaag. Zij kan en zal beslissend worden als de KPD haar gedeeltelijke parlementaire overwinning niet weet te waarderen met de nederlaag voor de revolutie in het algemeen en daaruit de nodige conclusies weet te trekken.

Het fascisme is een reëel gevaar in Duitsland, het is de scherpste uitdrukking van een uitzichtloze situatie voor het burgerlijke regime, van de conservatieve rol van de sociaaldemocratie met betrekking tot dit regime en van de zwakte van de KPD om het regime ten val te brengen. Wie dit ontkent, is ofwel blind ofwel een opschepper.

In 1923 heeft Brandler ondanks onze waarschuwingen op ongehoorde wijze de fascistische krachten overschat. Uit deze foute beoordeling van de krachten is een politiek van afwachting geboren, van terugkrabbelen, van lafheid. Hierdoor is de revolutie vernietigd. Zulke gebeurtenissen gaan niet voorbij zonder sporen achter te laten in het bewustzijn van alle klassen. De overschatting van het fascisme door de communistische leiding heeft een van de voorwaarden geschapen voor een reële versterking van het fascisme. Een vergissing in omgekeerde zin, de onderschatting van het fascisme door de tegenwoordige leiding van de KPD, kan een nog verschrikkelijker instorting van de revolutie brengen voor een lange periode.

Het gevaar wordt zeer acuut naarmate het tempo van de ontwikkelingen toeneemt, en dat hangt niet alleen van ons af. De verkiezingen geven aan dat het tempo van de ontwikkeling van de nationale crisis zeer snel kan gaan. Anders gesteld, de loop van de gebeurtenissen in Duitsland kunnen in de nabije toekomst tot een nieuw hoogtepunt komen met de oude tragische tegenstelling tussen de rijpheid van de revolutionaire situatie enerzijds en de zwakte en het strategisch onvermogen van de revolutionaire partij anderzijds. Dat moet klaar en duidelijk gezegd worden.

De KPD en de arbeidersklasse

Het zou een ernstige fout geweest zijn zich te verblijden met het voorbeeld dat de bolsjewistische partij, die zich pas in april 1917 na aankomst van Lenin op de verovering van de macht begon voor te bereiden, minder dan 80.000 leden had en zelfs in Petrograd maar een derde van de arbeiders en een nog kleiner deel van de soldaten organiseerde. De toestand in Rusland was geheel anders. De revolutionaire partijen konden pas in maart legaal optreden na een onderbreking van drie jaren van verstikt politiek leven zoals het voor de oorlog bestond. Ongeveer 40% van de arbeidersklasse bestond uit arbeiders die pas tijdens de oorlog waren beginnen werken. De overgrote meerderheid van de arbeiders kende de bolsjewieken niet en had zelfs nooit van hen gehoord. De stemming ten gunste van de mensjewieken en de sociaalrevolutionairen in maart-juni was de eenvoudige uitdrukking van de eerste wankele schreden na het ontwaken. Het was geen gevolg van desillusie in de bolsjewieken of van wantrouwen tegenover hen. Desillusie of wantrouwen ontstaan pas als gevolg van fouten van partijen die in de ervaring van de massa zijn vastgelegd. In 1917 stuwde iedere dag van revolutionaire ervaring de massa’s net nader tot de bolsjewieken. Dat verklaart de stormachtige en onweerstaanbare groei van de partijgelederen en vooral van haar invloed.

De KPD en de sociaaldemocratische arbeiders

In dit opzicht is de Duitse situatie wezenlijk anders. De KPD is niet gisteren of eergisteren op het toneel verschenen. In 1923 was de meerderheid van de arbeidersklasse openlijk voor haar. Toen in 1924 de golf terugliep, haalde de KPD 3.600.000 stemmen waardoor het een hoger percentage van de arbeidersklasse vertegenwoordigde dan vandaag. Dat wil zeggen dat de arbeiders die bij de sociaaldemocratie gebleven zijn, maar ook degenen die voor de nazi’s gestemd hebben, dit niet uit onwetendheid hebben gedaan en niet omdat ze net tot politiek leven gewekt zijn, maar wel omdat ze op basis van hun ervaringen van de afgelopen jaren niet in de KPD geloven.  Vergeten wij niet dat in februari 1928 de 9de zitting van het uitvoerend bestuur van de Comintern het sein gaf voor een versterkte, buitengewone en onbarmhartige strijd tegen de “sociaalfascisten”. De Duitse sociaaldemocratie bevond zich toen ongeveer aan de macht en toonde haar misdadige en beschamende rol bij iedere stap van de massa’s. Dat liep bovendien uit in een periode van grote economische crisis. Het is moeilijk om gunstiger voorwaarden voor een verzwakking van de sociaaldemocratie te bedenken. En toch heeft zij in wezen haar positie gehandhaafd. Hoe moeten we dit verrassende feit verklaren? Dat kan alleen met de vaststelling dat de KPD in haar hele politiek de sociaaldemocratie van links gesteund heeft.

Dat vijf of zes miljoen arbeiders voor de sociaaldemocratie stemmen, betekent absoluut niet dat zij hun volle en onbeperkte vertrouwen in de sociaaldemocratie stellen. Met moet de sociaaldemocratische arbeiders niet als blinden zien. Zij zijn niet naïef inzake de rol van hun leiders. Maar ze zien in de gegeven situatie geen andere weg. Wij hebben het niet over de aristocratie en de bureaucratie uit de arbeidersklasse maar over de gewone arbeiders. De politiek van de KPD wekt hun vertrouwen niet. Dat is niet omdat de KPD een revolutionaire partij is, maar omdat zij niet in haar bekwaamheden geloven een revolutionaire overwinning te behalen. Daarom willen zij hun hoofd niet voor niets riskeren. Door tegen hun zin voor de sociaaldemocratie te stemmen, tonen de arbeiders niet hun vertrouwen in de SPD maar hun wantrouwen in de KPD. Dat is het grote verschil tussen de situatie van de KPD vandaag en die van de bolsjewieken in Rusland in 1917.

Invloed en ledental

Er zijn meer moeilijkheden dan die alleen. In de KPD zelf, en vooral onder de arbeiders die haar steunen of voor haar stemmen, is er een groot stilzwijgend wantrouwen tegenover de partijleiding. Dit schept de wanverhouding tussen de algemene invloed van de partij en haar ledentallen, vooral op het terrein van de vakbeweging. In Duitsland bestaat die wanverhouding onmiskenbaar. De officiële verklaring van de wanverhouding is dat de partij haar invloed niet organisatorisch kan “versterken”. Hier ziet men de massa als een geheel passieve materie, waarbij toetreding tot of uittreding uit de partij uitsluitend afhangt van de wijze waarop de secretaris het al dan niet verstaat iedere arbeider bij de arm te nemen. De bureaucraten begrijpen niet dat de arbeider een eigen gedacht heeft, zijn ervaring, zijn wil en zijn actieve of passieve politiek met betrekking tot de partij. De arbeider stemt voor de partij, voor haar vlag, voor de Oktoberrevolutie, voor zijn eigen naderende revolutie. Door toetreding tot de partij te weigeren, door haar in de economische actie niet te willen volgen, zegt hij echter dat hij in haar dagelijkse politiek geen vertrouwen heeft. De “wanverhouding” is dus in de laatste plaats een uitdrukking van het wantrouwen van de massa in de huidige leiding van de Comintern. En dit wantrouwen, dat geschapen en versterkt is door de fouten, de nederlagen, de bluf en de duidelijk gebleken misleiding van de massa’s van 1923-1930 is een van de grootste hinderpalen op de weg naar de overwinning van de arbeidersrevolutie.

Zonder vertrouwen in zichzelf te hebben, zal de partij de klasse niet leiden. Als ze de arbeidersklasse niet leidt, zal ze de kleinburgers niet losmaken van het fascisme. Het ene is onlosmakelijk met het andere verbonden.

Terug naar de “tweede” periode of opnieuw naar de “derde”

Als we de officiële terminologie van het centrisme overnemen, moeten wij het vraagstuk op de volgende wijze formuleren. De leiding van de Comintern heeft aan de nationale secties de tactiek van de “derde periode” opgelegd, dat is de tactiek van de directe revolutionaire opleving, op een ogenblik (1928) dat alle kenmerken van de “tweede periode” vertoonde, dus van de kapitalistische stabilisatie, terugloop en neergang van de revolutie. De wending die daaruit in 1930 is voortgevloeid, betekent het loslaten van de tactiek van de “derde periode” ten gunste van de tactiek van de “tweede periode”. Deze wending is door het bureaucratisch apparaat ingezet op het ogenblik dat er wezenlijke symptomen, zeker in Duitsland, aanwezig waren die getuigden van de nadering van de “derde periode”. Vloeit hier niet de noodzakelijkheid uit voort van een nieuwe tactische wending in de geest van de tactiek, van de “derde periode” die nu op ons losgelaten wordt? We gebruiken deze terminologie om de inhoud van het probleem beter toegankelijk te maken voor degenen wiens bewustzijn verknoeid is door methodes en woordkeuze van de centristische bureaucraten. Maar we zijn er niet voor te vinden deze terminologie voor onze rekening te nemen. Deze terminologie verbergt immers de combinatie van de stalinistische bureaucratie en de metafysica van Boecharin. Wij verwerpen de duistere waardering van de “derde” periode als de laatste: het aantal periodes tot aan de overwinning van de arbeidersklasse is een vraag van machtsverhoudingen en van veranderingen in de situatie; dit kan slechts door de actie worden bepaald. Wij verwerpen zelfs de inhoud van de schematische strategie met haar genummerde periodes; er is geen abstracte tactiek, van tevoren geschikt voor de “tweede” of de “derde” periode. Het is klaar dat men niet tot de overwinning en de verovering van de macht kan komen zonder gewapende opstand. Maar hoe tot een opstand te komen? Met welke methoden en in welke snelheid de massa te mobiliseren is, hangt niet alleen van de objectieve situatie in het algemeen af, maar ook van de toestand waarin de sociale crisis van het land botst op de arbeidersklasse, de verhouding tussen partij en klassen, de verhouding tussen arbeidersklasse en kleinburgerij. De situatie van de arbeidersklasse bij het begin van de “derde periode” hangt dan weer af van de tactiek die de partij daarvoor heeft gevoerd.

De “wending” van de objectieve situatie

De normale en natuurlijke tactische zwenking die overeenkomt met de actuele verandering in de Duitse situatie, zou de versnelling van het tempo en de scherpe omschrijving van de leuzen en de strijdmethoden moeten zijn. Maar deze tactische zwenking zou enkel normaal en natuurlijk geweest zijn indien het tempo van de strijd en de leuzen in de voorafgaande periode in overeenstemming waren met de verhoudingen in die periode. Daar was geen sprake van. De sprekende tegenstelling tussen de ultralinkse politiek en de stabilisatie van de situatie is dus oorzaak geweest van de tactische zwenking. Op het ogenblik waarop de wijziging in de objectieve situatie tegelijk met de ongunstige hergroepering van de politieke krachten  de KPD een belangrijke verkiezingszege heeft opgeleverd, is de partij meer dan ooit strategisch en tactisch uit het lood, de koers kwijt, ontspoord.

Om de tegenstelling te belichten waarin de KPD zowel als de meeste andere secties van de Comintern is geraakt, kunnen wij de meest eenvoudige vergelijking benutten. Om over een slagboom te springen moet men eerst een aanloop nemen. Hoe hoger de slagboom, hoe belangrijker het is om een voldoende aanloop te nemen. Die aanloop mag je niet te vroeg beginnen, maar ook niet te laat. Zoniet wordt de slagboom niet met de nodige krachten bereikt.

De KPD heeft sedert februari 1928 en vooral sedert juli 1929 haar aanloop genomen, uiteraard begint de KPD haar adem kwijt te raken en de gang te vertragen. Tenslotte heeft de Comintern bevolen:

“verlaag het tempo!”

Nauwelijks is de partij, die buiten adem raakte, begonnen een normaler tempo aan te nemen of daar verschijnt voor haar een wezenlijke en niet denkbeeldige hindernis die een revolutionaire sprong vereist. Zal er voldoende afstand zijn om de aanloop te nemen? Moet men van de koersverandering afzien en in de tegenovergestelde richting draaien? Ziedaar de tactische en strategische vragen die heel acuut voor de KPD worden gesteld.

Opdat de leidende kaders juiste antwoorden op deze vragen vinden, moeten zij de mogelijkheid hebben in de kortste tijd, in verbinding met de strategie van de laatste jaren en haar resultaten welke in de verkiezingen gebleken zijn, de weg bepalen die direct moet worden ingeslagen. Als de bureaucratie erin zou slagen door zegekreten de stem van de politieke zelfkritiek te smoren, zou de arbeidersklasse naar een nog verschrikkelijker ramp gevoerd worden dan die van 1923.

De mogelijke variaties van de verdere ontwikkeling

De revolutionaire situatie die aan de arbeidersklasse de onmiddellijke vraag voorlegt van de verovering van de macht, bestaat uit objectieve en subjectieve factoren die onderling met elkaar verbonden zijn en die in sterke mate van elkaar afhangen. Maar deze onderlinge afhankelijkheid is van betrekkelijke aard. De wet van de ongelijke ontwikkeling strekt zich in het algemeen ook uit tot de factoren van de revolutionaire situatie. Onvoldoende ontwikkeling van een van deze factoren kan er toe leiden dat de revolutionaire situatie niet tot een uitbarsting komt, wegtrekt, ofwel dat zij in het geval het toch tot een uitbarsting komt tot een nederlaag leidt. Hoe is de situatie vandaag in Duitsland?

1. Er is zonder twijfel een diepgaande nationale crisis (zowel economisch als met betrekking tot de internationale toestand) aanwezig. Men ziet geen uitweg op normale wijze met het parlementaire regime van de bezittende klasse;

2. De politieke crisis van de heersende klasse en van het regeringsstelsel bestaat zonder twijfel. Het is geen crisis van het parlementarisme, maar een crisis van de klassenoverheersing;

3. De revolutionaire klasse is echter nog door innerlijke tegenstellingen diep verdeeld. De versterking van de revolutionaire partij ten koste van de reformistische partij is pas begonnen en zet zich op het ogenblik in een tempo door dat verre van overeenstemt met de diepte van de crisis;

4. De kleinburgerij heeft reeds bij de aanvang van de crisis een dreigende houding aangenomen tegen het bestaande stelsel van kapitalistische overheersing, doch tezelfdertijd van absolute vijandigheid jegens de arbeidersrevolutie.

Met andere woorden, de voornaamste objectieve factoren voor de arbeidersrevolutie bestaan reeds. Er is reeds een van de politieke factoren aanwezig (positie van de heersende klasse). Een andere politieke factor (positie van de arbeidersklasse) begint zich pas naar de revolutie toe te ontwikkelen en kan zich ten gevolge van de erfenis van het verleden niet vlug ontwikkelen. Ten slotte is de derde politieke factor (positie van de kleinburgerij) niet op de arbeidersrevolutie gericht, doch op de burgerlijke contrarevolutie. Een gunstige verandering van deze derde factor kan niet bereikt worden zonder radicale veranderingen in de arbeidersklasse zelf, dus zonder de politieke liquidatie van de sociaaldemocratie.

Wij hebben dus te doen met een toestand waarin diepe tegenstellingen aanwezig zijn. Een van de factoren plaatst de arbeidersrevolutie op de agenda, andere factoren sluiten de mogelijkheden van haar overwinning in de nabije toekomst uit, dat wil zeggen zonder dat er eerst een diepgaande verandering van de onderlinge betrekkingen van de politieke krachten tot stand komt.

Theoretisch kan men zich verschillende variaties indenken van de verdere ontwikkeling van de huidige toestand in Duitsland, variaties die van de objectieve oorzaken afhangen, waarbij dan nog komen de politiek van de klassenvijanden en de houding van de partij zelf. Wij willen vier mogelijke variaties van de ontwikkeling schematisch behandelen:

1. De communistische partij raakt verschrikt door haar eigen strategie van de derde periode en gaat met een uiterste voorzichtigheid tastende verder, waarbij riskante stappen worden vermeden en revolutionaire situaties zonder strijd voorbijgaan. Dit zou in een andere vorm de herhaling van de politiek van Brandler zijn van 1921-1923. De aanhangers van Brandler en hun geestverwanten binnen en buiten de partij zullen in deze richting sturen en daarbij de druk van de sociaaldemocratie weerspiegelen.

2. Onder de invloed van het verkiezingssucces zet de partij integendeel een nieuwe plotselinge wending naar links door in de zin van de directe strijd om de macht en ondergaat als de partij van een actieve minderheid een rampzalige nederlaag. Het fascisme, de schreeuwers, de verblinden, de minst nadenkenden, de slechtst geïnformeerden, al degenen die door de agitatie van het apparaat beneveld zijn, alsmede de wanhoop en het ongeduld van een deel van de revolutionaire klasse, vooral van de jonge werklozen, zullen in die richting drijven.

3. Het is evengoed mogelijk dat de leiding, niets loslatende, op empirische wijze een lijn zal trachten te vinden tussen de gevaren van deze beide variaties; zij zal een serie nieuwe fouten maken, zij zal alles verzwakken dat in staat is het wantrouwen van de arbeiders en de half aan de arbeidersklasse verbonden massa’s te overwinnen, terwijl de objectieve voorwaarden zich in een zin ontwikkelen die ongunstig is voor de revolutie en die ruimte creëren voor een nieuw stadium van stabilisatie. In deze richting, die uit alle systemen wat overneemt en die zowel het achter de feiten aanlopen inhoudt als tot zekere hoogte het avonturisme, wordt de Duitse communistische partij vooral gedreven door de stalinistische wegwijzers van Moskou die er voor vrezen een duidelijke positie in te nemen en die zich van tevoren een alibi verschaffen, dat wil zeggen de mogelijkheid om de verantwoordelijkheid op de schouders van de uitvoerders te laden — naar links of naar rechts, al naargelang de resultaten. Het is een politiek die wij goed kennen, die de historische wereldbelangen van de arbeidersklasse offert aan het prestige van bureaucratische aanvoerders. Theoretische aanwijzingen in die richting kan men in de Pravda van 16 september vinden.

4. Tenslotte de gunstigste mogelijkheid of om het beter te zeggen de enige gunstige mogelijkheid: de Duitse communistische partij geeft zich door de inspanning van haar beste en meest bewuste krachten duidelijk rekenschap van alle tegenstellingen in de huidige toestand. Door een juiste politiek die stoutmoedig en soepel moet zijn, slaagt de partij er op de grondslag van de huidige situatie alsnog in de meerderheid van de arbeidersklasse te verenigen en een verandering tot stand te brengen in het front met de van de arbeidersklasse los geraakte elementen en meest onderdrukte kleinburgerlijke massa. De voorhoede van de arbeidersklasse als wegwijzer van de werkende en onderdrukte massa bevecht de overwinning. Het is de taak van de bolsjewiek-leninisten (de linkse oppositie) de partij behulpzaam te zijn om haar politiek in dit spoor te leiden.

De taak van de oppositie

Het is niet mogelijk om te bepalen welke van voornoemde mogelijkheden in de nabije toekomst zal gerealiseerd worden. Zoiets wordt niet bepaald door voorspellingen, maar door de strijd zelf. De meest onvermijdelijke factor is de onverzoenlijke en ideologische strijd tegen de centristische leiding van de Derde Internationale. Men heeft in Moskou het signaal gegeven voor de politiek van het bureaucratische “prestige”. Daarbij worden de fouten van gisteren toegedekt en die van morgen voorbereid. Ondertussen wordt met leugenachtig gebral de partijlijn opnieuw plechtig bevestigd. Het succes van de partij wordt sterk overdreven, de moeilijkheden worden sterk onderschat. De resultaten van de fascisten worden zelfs als een positieve factor voor de revolutie aangeduid. Maar de Pravda maakt toch een zeker voorbehoud:

“De successen moeten ons niet naar het hoofd stijgen”.

De foute politiek van de stalinistische leiding blijft ook in dit opzicht zichzelf trouw. Men maakt de analyse van de toestand in een ultralinkse, niet te bekritiseren zin. Daardoor wordt de partij bewust op de weg van het avontuur gedreven. Meteen bereidt Stalin zijn alibi voor met de rituele uitspraak “naar het hoofd stijgen”. Deze botte, bewust onjuiste politiek kan de Duitse revolutie vernietigen.

Waarheen?

Wij hebben hierboven zonder iets te verstoppen een analyse gemaakt van de moeilijkheden en gevaren. Die behoren geheel tot de subjectieve sfeer van de politiek en zijn bovenal teweeggebracht door de vergissingen en de wandaden van de epigonen van de leiding. Deze gevaren dreigen de nieuwe revolutionaire situatie die zich voor onze ogen ontwikkelt teniet te doen. De bureaucraten zullen de ogen sluiten voor onze analyse of zij zullen een nieuwe scheldkanonnade op ons los laten. Maar het probleem stelt zich niet alleen voor functionarissen die verloren zijn, het gaat om het lot van de Duitse arbeidersklasse. In de partij en zelfs in haar apparaat zijn er nog velen die waarnemen en nadenken en die de verscherpte toestand nog tot dieper nadenken zal voeren. Aan hen leggen wij onze analyse en onze afleidingen voor.

Iedere kritieke toestand houdt veel onzekerheid in. De inhoud van de geest, de standpunten, de vijandige en bevriende krachten vormen zich tijdens de ontwikkeling van de crisis. Men kan niet met mathematische zekerheid voorspellen; men moet ze tijdens de strijd aan de strijd afmeten en de noodzakelijke correcties in zijn politiek aanbrengen naar de uitkomsten.

Kan men van tevoren de weerstand van de sociaaldemocratische arbeiders bepalen? Men kan het niet. Bezien in het licht van de gebeurtenissen van de laatste jaren, schijnt deze kracht reusachtig te zijn. Het wezenlijke bestaat daarin dat de onjuiste politiek van de communistische partij — die haar hoogste uitdrukking in de foute theorie van het sociaalfascisme gevonden heeft — meer dan wat dan ook heeft bijgedragen tot de samenhang van de sociaaldemocratie. Om de wezenlijke kracht van het verzet van het sociaaldemocratische kader te meten, moet men een andere standaard aanleggen, d.w.z. een juiste communistische tactiek gebruiken. Als aan deze niet te verwaarlozen voorwaarde voldaan is, zal men in korte tijd kunnen vaststellen tot welke graad de sociaaldemocratie innerlijk verteerd is.

In andere vorm geldt het bovenstaande ook voor het fascisme. Het heeft zich onder andere voorwaarden ontwikkeld, dank zij de zuurdesem van de strategie van Zinoviev-Stalin. Welke is zijn kracht van aanval? Van weerstand? Heeft het zijn hoogtepunt reeds bereikt, zoals de optimisten van beroep het verklaren, of heeft het slechts de eerste schreden gezet? Men kan het niet mechanisch voorspellen. Men kan het slechts door de actie vaststellen. Juist in de zin van het fascisme, dat een scherp wapen in de handen van de klassenvijand is, kan een onjuiste politiek van de communistische partij op zeer korte termijn een noodlottige uitkomst hebben. Door een juiste politiek daarentegen, op een termijn die niet zo kort zal zijn, kan de partij de posities van het fascisme ondergraven.

De revolutionaire partij is op het ogenblik van de crisis van het regime sterker in buitenparlementaire strijd dan in het raam van het parlementarisme. Doch ook dit klopt slechts voor zover de partij de toestand juist weet te beoordelen en op praktische wijze de levensbehoeften van de massa weet te verbinden met de taak van de verovering van de macht. Daar komt momenteel alles op aan.

Is het daarom dat het een van de grootste fouten zou zijn geweest in de huidige Duitse toestand slechts moeilijkheden en gevaren te zien? Neen, de situatie biedt ontzaglijke perspectieven op voorwaarde dat zij geheel duidelijk is en volkomen wordt begrepen. Wat is daarvoor nodig?

1. De geforceerde wending naar “rechts” op het ogenblik dat de situatie zelf “naar links” gaat, eist een nauwlettende en klare bestudering van de verdere variaties van de factoren die de huidige toestand vormen. Men moet onmiddellijk het abstract tegenover elkaar plaatsen van de methoden van de tweede en derde periode verwerpen. Men moet uitgaan van de toestand zoals hij is, met al zijn tegenstellingen en met de levende kracht van zijn ontwikkeling. Men moet zich onmiddellijk richten naar de wezenlijke variaties in deze toestand en in de richting van haar wezenlijke ontwikkeling handelen en niet naar de schema’s van Molotov of Kuusinen.(3)

Het belangrijkste en moeilijkste deel van onze taak is zich in de situatie te oriënteren. Men kan zich van die taak niet met bureaucratische methoden kwijten. Hoe belangrijk de statistiek op zichzelf ook is, voor dit doel is zij onvoldoende. Men moet iedere dag voeling houden met de compacte massa van de arbeidersklasse en in het algemeen met de werkende massa. Men moet niet alleen levende en aantrekkelijke leuzen lanceren, maar vervolgens nagaan hoe zij in de massa doorwerken. Dit kan slechts door een actieve partij gebeuren, een partij die overal door tienduizenden voelhorens de getuigenissen verzamelt, alle vragen bespreekt en een collectieve opvatting uitwerkt.

Een partij in krijgsgevangenschap van de bureaucratie

2. Men kan hiervan de kwestie van het regime van de partij niet losmaken. De door Moskou aangewezen lieden, los van het vertrouwen of het wantrouwen van de partij, zullen de massa niet tot een aanval op de kapitalistische maatschappij kunnen voeren. Hoe kunstmatiger het bestaande partijregime is, des te dieper zal de crisis zijn in de dagen en in de uren van haar oplossing. Van alle “wendingen” is de wending van het partijregime de noodzakelijkste en de onvermijdelijkste. Dit is een vraag van leven of dood.

3. De verandering van het regime is de vooraf te vervullen voorwaarde voor de koersverandering en tezelfdertijd bepalend voor haar afloop. Men kan zich het ene niet indenken zonder het andere. De partij moet zich vrijmaken van de slechte, conventionele atmosfeer waarin men stilzwijgend aan wezenlijke ongelukken voorbijgaat, waarin men fictieve waarden prijst, — in één woord van de noodlottige atmosfeer van het stalinisme, die niet geschapen wordt door een ideologische of politieke invloed maar door grove materiële afhankelijkheid van het apparaat en door de methoden van het bevel die uit deze afhankelijkheid voortvloeien.

Een van de onvermijdelijke voorwaarden voor de bevrijding van de partij van haar krijgsgevangenschap in handen van de bureaucratie is de algemene herziening van de “algemene lijn” van de Duitse leiding sedert 1923 en zelfs sedert de maartdagen van 1921.

De linkse oppositie heeft in een serie van documenten op alle ongelukkige etappen van de officiële partijpolitiek gewezen. Men zal er niet in slagen haar te negeren en te verstikken. De partij zal niet tot de hoogte stijgen die voor de vervulling van haar grootse taak nodig is, zonder een vrije beoordeling van het heden in het licht van het verleden.

4. Als de communistische partij ondanks buitengewoon gunstige omstandigheden niet in staat is geweest ernstig het gebouw van de sociaaldemocratie dooreen te doen schudden met behulp van de formule van het sociaalfascisme, bedreigt het fascisme nu dit gebouw zeer reëel, niet door de formules van een kunstmatig radicalisme maar door chemisch exploderende formules. Hoe juist de verzekering ook is dat de sociaaldemocratie door haar politiek het fascisme heeft doen ontluiken, het is niet minder juist te stellen dat het fascisme ook een dodelijke bedreiging voor de sociaaldemocratie vormt. De bloei van de sociaaldemocratie is onlosmakelijk verbonden aan parlementaire, democratische, pacifistische regeringsvormen.

Het eenheidsfront tegen het fascisme

Men kan er niet aan twijfelen dat de leiders van de sociaaldemocratie en een zeer dunne laag van bevoorrechte arbeiders in laatste instantie de overwinning van het fascisme zouden verkiezen boven de revolutionaire overwinning van de arbeidersklasse. Juist de nadering van deze keuze verwekt voor de leiding van de sociaaldemocratie buitengewone moeilijkheden in haar eigen gelederen. Uit de gehele toestand vloeit de politiek van het eenheidsfront van de arbeiders tegen het fascisme voort. Zij opent voor de communistische partij enorme mogelijkheden. Een voorwaarde voor succes is het loslaten van de theorie en de praktijk van het “sociaalfascisme”, waarvan de schadelijkheid in de tegenwoordige omstandigheden gevaarlijk wordt. De sociale crisis zal ernstige instortingen in de boezem van de sociaaldemocratie teweegbrengen. De radicalisering van de massa zal op sociaaldemocratische arbeiders inwerken, vóór zij ophouden sociaaldemocraten te zijn. Wij moeten tegen het fascisme met diverse organisaties en sociaaldemocratische groeperingen overeenkomsten sluiten, terwijl wij aan de massa precieze voorwaarden voorleggen ten aanzien van haar leiders. Zich van tevoren tegen dergelijke overeenkomsten verzetten, is slechts voor beangstigde opportunisten mogelijk. Opportunisten die gisteren de bondgenoten waren van Purcell en Cook (4), van Tsjang Kai-sjek en Wan Tsjin Wei (5). Van de lege frase van de beambten aan het eenheidsfront moet men terug naar de eenheidsfrontpolitiek zoals die door Lenin geformuleerd is en altijd door de bolsjewieken toegepast, vooral in 1917.

5. Het vraagstuk van de werkloosheid is een van de hoofdfactoren in de politieke crisis. De strijd tegen de kapitalistische rationalisatie en voor de 7-uren dag blijven op de agenda. Doch alleen het wachtwoord van een brede en stelselmatige samenwerking met de Sovjetrepublieken kan deze strijd in overeenstemming brengen met de inhoud van de revolutionaire taken. In het verkiezingsprogramma verklaarde de KPD-leiding dat de communisten na de verovering van de macht economische samenwerking met de Sovjetrepublieken zullen bewerkstelligen. Dat ligt voor de hand. Maar men kan het historische perspectief niet tegenover de politieke taak van vandaag stellen. Men moet vandaag de arbeiders en vooral de werklozen voor de leuze van brede economische samenwerking met de Sovjetrepublieken plaatsen. De staatsplancommissie van de Sovjetrepublieken moet met de medewerking van Duitse communisten en van deskundigen een plan van economische samenwerking worden dat van de heersende werkloosheid moet uitgaan en zich in de algemene samenwerking moet ontwikkelen die alle belangrijke takken van het economische leven omvat. De taak bestaat niet in de belofte dat men na de verovering van de macht tot een heropbouw van de economie zal komen maar in de verovering van de macht. Niet in de belofte van een samenwerking van Sovjet-Duitsland met de Sovjetrepublieken, maar in het thans winnen van de arbeidersmassa voor die samenwerking, door haar ten nauwste aan de crisis en de werkloosheid te verbinden en haar vervolgens te doen uitlopen in een reusachtig plan van socialistische opbouw in de twee landen.

6. De Duitse politieke crisis raakt het regime dat door het vredesverdrag van Versailles voor Europa geschapen is. De leiding van de KPD zegt dat de Duitse arbeidersklasse na de machtsverovering het vredesverdrag zal vernietigen. Is dat alles? Zou de liquidatie van het verdrag van Versailles de voornaamste winst van de arbeidersrevolutie zijn? Wat zal in de plaats daarvan komen? Geen woord over die kwestie. Men benadert de nazi’s door het negatief stellen van dit probleem. De Verenigde Sovjetstaten van Europa, ziedaar de enige leuze die een oplossing in het vooruitzicht stelt voor de versnippering van Europa. Een versnippering die niet alleen Duitsland maar geheel Europa met een algeheel economisch verval bedreigt.

De leuze van de arbeidersvereniging van Europa is tezelfdertijd een zeer belangrijk wapen in de strijd tegen het verwerpelijke chauvinisme van het fascisme, zijn agitatie tegen Frankrijk enz. De meest onjuiste en gevaarlijke politiek is diegene die zich geleidelijk aan die van de tegenstander aanpast. Tegen de leuze van nationale wanhoop en verdwazing moeten de leuzen van een internationale oplossing worden gesteld. Daarvoor is het onvermijdelijk de eigen partij te zuiveren van het gif van het ‘nationale socialisme’, waarvan het voornaamste bestanddeel de theorie van het socialisme in één land is.

***

Offensief of defensief

Om al het bovenstaande in een eenvoudige formule samen te vatten, stellen wij de kwestie op de volgende wijze: moet de tactiek van de KPD in de komende periode in het teken van het defensief of het offensief staan? Wij antwoorden: in het defensief.

Als de schok nu het resultaat van het offensief van de KPD was, zou de voorhoede van de arbeidersklasse het hoofd te pletter lopen tegen het blok van de regering en het fascisme bij de vreesachtige neutraliteit van de meerderheid van de arbeidersklasse en de directe steun van de meerderheid van de kleinburgerij voor het fascisme.

Zich in het defensief plaatsen, wil zeggen een oriëntatie op de meerderheid van de Duitse arbeidersklasse en het eenheidsfront met de sociaaldemocratische en de partijloze arbeiders tegen het fascistisch gevaar tot stand brengen. Dit gevaar ontkennen, het onderschatten, het niet ernstig nemen, is de grootste misdaad die men nu tegen de arbeidersrevolutie in Duitsland kan begaan.

Wat zal de KPD “verdedigen”? De grondwet van Weimar? Neen, dat laten wij aan Brandler over. De KPD moet de verdediging op zich nemen van de stoffelijke en intellectuele verworvenheden die de arbeidersklasse in de Duitse staat veroverd heeft. Het probleem is onmiddellijk aan de orde met het oog op het lot van haar politieke organisaties, haar vakverenigingen, haar vakbladen, haar drukkerijen, haar clubs en haar bibliotheken, enz. De communistische arbeider moet tot de sociaaldemocratische arbeider zeggen:

“Er is geen verzoening mogelijk tussen de politiek van onze partijen; maar als de fascisten deze nacht een pogrom in het gebouw van je organisatie ondernemen, kom ik met de wapens in de hand helpen. Beloof jij mij te komen helpen, indien het gevaar mijn organisatie bedreigt?”

Dat is de kern van de politiek in de huidige periode. De gehele agitatie moet van die geest doortrokken zijn. Hoe meer wij deze agitatie op beslist ernstige, weldoordachte wijze zullen voeren — zonder geschreeuw en zonder opgeblazenheid, waarvan de arbeiders gauw genoeg krijgen — hoe meer wij concrete voorstellen aan de orde stellen voor het organiseren van de verdediging in iedere fabriek, in iedere arbeiderswijk, des te kleiner zal het gevaar worden dat het offensief van de fascisten ons overvalt en des te groter de zekerheid dat dit offensief de arbeidersgelederen niet uiteenjaagt maar aaneensluit.

De aaneensluiting van de arbeidersgelederen

Door de successen die naar het hoofd stijgen en door de ongeduldige en niet gedisciplineerde kleinburgerlijke bestanddelen van hun leger, zullen de fascisten in de kortst mogelijke tijd tot het offensief overgaan. Hen op dit punt concurrentie aandoen, zou niet alleen wanhopig doch dodelijk gevaarlijk zijn. Integendeel, hoe meer de fascisten in de ogen van de sociaaldemocratische arbeiders en van de werkende massa in het algemeen als de aanvallende groep optreden en wij als de groep die in de verdediging is, des te groter zullen onze kansen zijn om niet alleen de aanval van de fascisten te breken maar ook zelf tot een zegevierend offensief te kunnen overgaan. Ons defensief moet zeer waakzaam zijn, actief en stoutmoedig. De generale staf moet het gehele slagveld overzien, aandacht schenken aan alle veranderingen om het niet tot een nieuwe scheur te laten komen op het moment dat het signaal voor de algemene aanval gegeven wordt.

Er zijn strategen die altijd en in alle omstandigheden voor het defensief zijn. Tot hen behoren de aanhangers van Brandler. Er zich over verbazen dat zij thans ook over het defensief spreken, is kinderachtig: zij doen het altijd. De Brandler-aanhangers ondersteunen de sociaaldemocratie. Onze taak bestaat daarin de sociaaldemocratische arbeiders op de grondslag van het defensief te naderen om hen vervolgens in het beslissende offensief mee te trekken. Dat kunnen de Brandler-aanhangers niet. Op hetzelfde ogenblik dat de verhouding van de krachten zich wezenlijk zal wijzigen ten voordele van de arbeidersrevolutie, zullen de Brandler-aanhangers opnieuw een onnodige belasting en een rem voor de revolutie zijn. Ziedaar waarom de politiek van het defensief die op de toenadering van de sociaaldemocratische massa berust, in geen geval een verzwakking van de tegenstellingen is tussen ons en de generale staf van Brandler die nooit de massa achter zich zal hebben.

***

In verbinding met de hierboven geleverde karakteristiek van de groeperingen van de krachten en van de taken van de arbeidersvoorhoede, verkrijgen de methoden van fysieke strijd die nu door de stalinistische bureaucratie in Duitsland en in andere landen tegen de bolsjewiek-leninisten toegepast worden bijzondere betekenis. Zij bewijzen een directe dienst aan de sociaaldemocratische politie en aan de stoottroepen van het fascisme. Deze methoden zijn in principiële tegenstelling tot de traditie van de revolutionaire arbeidersbeweging; zij stemmen het beste overeen met de mentaliteit van de kleinburgerlijke functionarissen die leven van een van boven af gewaarborgd salaris en die dat vrezen te verliezen als de democratie in de partij opgeld doet. Tegen dit beschamende werk van de stalinisten moet op de meest concrete wijze de nodige opklaring worden verschaft, terwijl de rol van de minst bekwame functionarissen van het partijapparaat ontmaskerd wordt. De ondervinding van de Sovjetrepublieken en die van andere landen bewijst dat deze heren, die in de ogen van hun chef hun eigen zonden en wandaden moeten verbergen, dat wil zeggen het misbruik van hun functies, de verkwisting van het geld van de organisaties of alleen maar hun totale doelloosheid, tegen de oppositie van links met de grootste wreedheid strijden. Het is duidelijk dat onze campagne om de heldhaftigheid van de vuist van het stalinistische apparaat tegen de bolsjewiek-leninisten te signaleren, rijper vrucht zal dragen naarmate onze algemene agitatie op de grondslag van onze wel omlijnde taken breder wordt.

***

Wij hebben het probleem van de tactische wending van de Comintern uitsluitend in het licht van de Duitse situatie onderzocht, omdat de Duitse crisis de KPD weer in het centrum van de aandacht van de internationale arbeidersvoorhoede plaatst en ook omdat in het licht van deze crisis alle problemen het diepste reliëf hebben. Het zou niet moeilijk zijn aan te tonen dat wat wij hierboven schreven in meer of mindere mate ook voor andere landen van kracht is.

In Frankrijk hebben alle vormen van de klassenstrijd na de oorlog een veel minder scherp en minder beslist karakter gehad dan in Duitsland. De koerszwenkingen van de Comintern hebben in alle gevallen een algemeen karakter. De PCF, door Molotov in 1928 als de eerste kandidaat voor de macht gedecreteerd, heeft de laatste jaren een politiek van zelfmoord gevoerd. Zij heeft in het bijzonder de economische opleving genegeerd. De tactische zwenking wordt voor Frankrijk geproclameerd op het ogenblik waarop de economische opleving plaats gaat maken voor de crisis. Dezelfde tegenstellingen, moeilijkheden en taken waarover wij voor Duitsland spraken, gelden ook voor Frankrijk.

Deze koerszwenking van de Comintern met betrekking tot de wending in de toestand plaatst de linkse communistische oppositie voor bijzonder belangrijke nieuwe taken. Iedere stroming groeit met de uitbreiding van haar taken. Deze goed begrijpen, betekent dat een van de belangrijkste voorwaarden voor de overwinning wordt vervuld.

Prinkipo, 26 september 1930.

 

Voetnoten

  1. Het Young-plan was een regeling voor de betaling van herstelkosten door Duitsland na de Eerste Wereldoorlog. Het plan werd in 1929 opgemaakt door een comité onder leiding van de Amerikaan Owen D Young, het werd in 1930 goedgekeurd.  Het was in feite een herschikking van de schulden die Duitsland opgelegd kreeg na het einde van de oorlog. De jaarlijkse afbetaling werd verminderd en opgedeeld in een onvoorwaardelijk deel en een deel dat met uitstel (waarop dan wel intrest verschuldigd was) moest betaald worden aan een consortium van Amerikaanse investeringsbanken waaronder Morgan Guaranty Trust Company (vandaag opgegaan in JP Morgan).
  2. Ernst Thälmann (1886-1944) was de centrale leider van de KPD voor de machtsovername door Hitler. Thälmann werd in 1925 KDP-voorzitter. Hij overleed in een concentratiekamp.
  3. Leiders van de Comintern onder het stalinisme.
  4. Linkse Britse vakbondsleiders die betrokken waren in het Anglo-Russische comité dat ook door Stalin werd gesteund. De vakbondsleiders gebruikten de linkse geloofwaardigheid die hen op een schoteltje werd aangeboden om de algemene staking van 1926 op een zijspoor te zetten.
  5. Leiders van de Chinese burgerlijke partij Kwo Ming Tang waarmee de Chinese communisten een alliantie mee vormden tot de KMT voldoende sterk was om de communisten neer te slaan. In 1927 werden 35.000 leden van de Chinese communistische partij vermoord.

Dit vind je misschien ook leuk...