Spaanse crisis zorgt voor nieuwe dreiging
“Er komt geen redding van Spanje. Dat zou het einde van de euro betekenen en we zouden heel Europa moeten redden.” Dat is hoe Felipe Gonzales, de voormalige Spaanse premier tussen 1982 en 1996, het probleem van de Eurozone stelde. Het feit dat Griekenland zonder grote kleerscheuren deels failliet kon gaan, zorgde voor een zucht van opluchting. Maar nu komt het angstzweet terug door de financiële problemen die Spanje kent. De conservatieve regering van Mariano Rajoy heeft nochtans haar goede wil getoond door een hervorming van de arbeidsmarkt aan te kondigen en bijzonder zware besparingen door te voeren in het onderwijs en de sociale sector. Dat heeft echter de vernietigingsdrang van de markten niet kunnen stoppen.
Europese constructie: van droom naar nachtmerrie
Sinds het begin van Europese eenmaking in 1957, met het opzetten van een gemeenschappelijke markt, is het gezicht van Europa sterk veranderd. Er was een grotere integratie op politiek en economisch vlak. De Europese constructie werd door alle gevestigde politici en hun mediavrienden omschreven als de oplossing voor alle problemen van de werkende bevolking, de jongeren en uitkeringstrekkers in de verschillende landen.
In alle Europese landen, dus ook in ons land, werd de Europese eenmaking verdedigd door de sociaaldemocratie. Paul Magnette schreef in 2009 nog in zijn boek ‘Le bel avenir du socialisme’: “Europa is de plaats waar we een steeds efficiëntere regulering van het kapitalisme kunnen bekomen. De euro is een succes en een wapen tegen speculatie. De Europese munt is een baken van stabiliteit in het internationale financiële kader.” In werkelijkheid heeft het project van de opbouw van een gemeenschappelijke markt nooit als doel gehad om de levensvoorwaarden van de werkende bevolking te verbeteren. De Europese eenmaking stemde overeen met de behoeften van de kapitalisten van verschillende Europese landen die hun markten wilden vergroten en een sterker blok wilden om in te gaan tegen de concurrenten op wereldwijd vlak.
De arbeiders in Europa werden om de tuin geleid met de opbouw van een zogenaamd Europees burgerschap. Nochtans was het duidelijk dat Europa met het vrij verkeer van kapitaal of het Europa van het verdrag van Maastricht enkel leidde tot het opvoeren van de concurrentie tussen de arbeiders en meer besparingsmaatregelen die de sociale zekerheid verder ondermijnden.
Sommigen zagen in de EU het verdwijnen van de nationale staten. Het klopt dat de lancering van de euro op een ogenblik van economische groei met heel wat enthousiasme gepaard ging, zeker onder de nationale burgerijen in Europa. Maar bij de eerste algemene recessie van de economie blijkt de euro een vat vol interne tegenstellingen te zijn.
Crisis bevestigt structurele beperkingen van de euro
De huidige crisis wijst op onoplosbare problemen voor het kapitalisme. Enerzijds moet het systeem de lonen en sociale uitgaven beperken om competitief te zijn op de wereldmarkt. Maar anderzijds moet het systeem de geproduceerde goederen ook kwijt geraken en dat is niet evident met een bevolking die haar koopkracht fors ziet afnemen en bovendien niet kan terugvallen op openbare diensten.
De kapitalisten hebben geen enkele oplossing. Ze blijven zitten op een berg van geld dat ze weigeren te investeren. Eigenlijk is er sprake van een “kapitaalstaking”. Als we de winsten van de banken en de grote bedrijven uit de VS, de Eurozone, Japan en Groot-Brittannië bij elkaar tellen, dan gaat het om 7,75 duizend miljard dollar slapend kapitaal. Het aandeel van investeringen in het bruto binnenlands product bevindt zich op het laagste niveau in zestig jaar. Enkel in Groot-Brittannië is er 750 miljard pond waarover de banken en grote bedrijven beschikken zonder dat ze het investeren.
Houding van de ECB
De Europese Centrale Bank beroept zich op haar zogenaamde onafhankelijkheid. De ECB blijft intussen werken met rentevoeten van ongeveer 1%. Dat laat carry-trade toe: lenen bij de ECB aan 1% om met dat geld obligaties van landen in moeilijkheden te kopen, waarbij in het geval van Italië een intrest van ongeveer 5% wordt betaald of in het geval van Spanje 6% op leningen van tien jaar.
De ECB heeft geld in de markten moeten pompen om leningen tussen de banken te stimuleren, maar ook leningen aan bedrijven. Er werd in Europa meer dan 1.000 miljard euro in de financiële markten gepompt. Daarnaast eist de ECB van de landen die een zware schuldenlast opliepen bij het redden van de banken dat ze tegen 2014-2015 terug een begroting in evenwicht kennen. Onder het mom van de strijd tegen de inflatie wordt opgeroepen om de indexering in België en Luxemburg los te laten.
Crisis van de Eurozone is niet voorbij
De banken in de Eurozone moesten 115 miljard ophalen om de normen van Basel 3 te halen, die de banken een reserve van 9% opleggen om een tekort aan krediet zoals in 2008-09 te vermijden. Dit jaar zouden de banken nogmaals 500 miljard euro moeten vinden. De regeringen moeten 1.600 miljard euro vinden om hun leningen te financieren en dat in een situatie dat er een algemeen wantrouwen is tegenover de banken.
Bovendien kent de Europese industrie een terugval. De overproductiecapaciteit in de automobielsector wordt op 20% gerschat. Maar ook in andere sectoren is er sprake van overproductiecapaciteit en dat wordt er met de crisis niet beter op. Zo zit de sector van de zonnepanelen in de puree met onder meer een sterke Chinese concurrentie. In alle Europese landen wordt een offensief geopend voor de concurrentiekracht van de bedrijven, waarbij de neerwaartse druk op onze lonen enkel maar zal vergroten. Tegen die achtergrond zal het voor de producenten nog moeilijker worden om hun goederen te slijten.
Spanje in de vuurlinie
Spanje heeft al zwaar geleden door de crisis van 2008-09. De zeepbel in de vastgoedsector heeft de Spaanse economie jarenlang op sleeptouw genomen, maar kwam tot barsten. Sindsdien zakte de economie enkel maar dieper weg. De werkloosheidsgraad bedraagt intussen bijna 25%, meer dan de helft van de jongeren zit zonder werk. Op vier jaar verdwenen bijna 2,9 miljoen jobs. Dit jaar zal het begrotingstekort 5,8% bedragen in plaats van de eerder vooropgestelde 4,4%, wat ook al een pak boven de 3% ligt die door de Maastrichtnormen werd bepaald. Dit wordt door de regering-Rajoy aangegrepen om een nieuw besparingsplan naar voor te brengen.
Het gaat om een nooit gezien besparingsplan, de grootste aanval op de Spaanse arbeidersklasse sinds de dictatuur onder Franco. Met besparingen op sociale diensten en extra belastingen voor een bedrag van 27 miljard euro, naast een hervorming van de arbeidswetgeving, is het duidelijk wie de rekening gepresenteerd krijgt. Sommige kapitalisten vinden dat het plan niet ver genoeg gaat, anderen menen dat het ieder mogelijk herstel uitsluit en bovendien de sociale onrust zal aanwakkeren. Bovendien moeten de Spaanse banken dit jaar nog eens 50 miljard euro vinden.
Deze situatie kent elementen van een economische depressie. Dit heeft gevolgen voor de Spaanse arbeidersbeweging. Na minder dan 100 dagen bewind, werd premier Rayoj al geconfronteerd met 1,5 miljoen betogers. Een spandoek drukte de strijdbaarheid van de arbeiders uit: “Mariano, aan dit ritme haal je de zomer niet”.
Op deze betoging was er een enorme druk van onderuit om tot een algemene staking te komen. De vakbondsleiding zag zich verplicht om een oproep in die zin te lanceren. Op 29 maart was er een goed opgevolgde algemene staking met meer dan 10 miljoen stakers. In de industrie, het openbaar vervoer en in de landbouwsector namen telkens meer dan 95% van de werkenden deel aan de staking. De regering zag het enorme potentieel van de staking en wilde een uitbreiding ervan vermijden. Dat verklaart de enorme repressie waarbij 176 mensen werden opgepakt en er 116 gewonden vielen.
Arbeidersbeweging
De situatie in Spanje kan nog alle kanten uit. Als de druk van onderuit aanhoudt, zullen er mogelijk nieuwe algemene stakingen of andere bewegingen komen. De woede in de Spaanse samenleving is alleszins erg groot. De Indignado’s die het afgelopen jaar op straat kwamen, vormen daar een uitdrukking van. Er is een zoektocht naar alternatieven.
De Spaanse arbeidersbeweging, maar ook de rest van de Europese arbeidersbeweging, bevindt zich op een cruciaal keerpunt. De burgerij heeft geen enkele oplossing voor de crisis. De kapitalisten willen hun winsten in stand houden door de lonen te drukken en de openbare diensten verder af te bouwen. Dat leidt tot een algemene verarming en een dalende levensstandaard voor de bevolking. De arbeidersbeweging heeft de sleutel tot verandering in handen. Zij kan de besparingslawine stoppen door het te beantwoorden met haar eigen programma.
Daartoe hebben we nood aan strijdbare, democratische politieke en syndicale organisaties die los staan van de besparingspartijen en zich richten op het omverwerpen van het kapitalisme.
Artikel door Alain (Namen)