Tunesië. “De bevolking wil de strijd voortzetten”
Op 14 januari werd de eerste verjaardag van de val van dictator Zine El Abidine Ben Ali in Tunesië gevierd. We spraken in het kader van een internationale bijeenkomst van het CWI eind januari met twee linkse socialisten die in Tunesië actief zijn en sympathisanten van het CWI zijn. We hadden het over de stand van zaken in Tunesië een jaar na de val van Ben Ali en de taken van socialisten de komende periode.
Wat is de situatie in Tunesië vandaag?
Een revolutie is een proces, geen eenmalig feit. Het proces gaat voort, dat blijkt onder meer uit de nieuwe golf van protesten in het land sinds het begin van het jaar. Er zijn iedere dag nieuwe protestacties tegen de autoriteiten, nieuwe stakingen voor betere omstandigheden, acties op pleinen en straten op basis van bestaand ongenoegen.
De verjaardag van de revolutie vormde een momentum voor de grootste mobilisaties sinds een jaar. In sommige regio’s namen de nieuwe acties op 14 januari bijna opstandige kenmerken aan. In de mijngebieden rond Gafsa is de situatie nog steeds erg explosief, er zijn regelmatig stakingen en betogingen. Volledige dorpen worden door de bewoners zelf beheerd.
Er was een regionale algemene staking gedurende vijf dagen in de regio Siliana in het zuiden. Deze algemene staking van 13 tot 18 januari was gericht tegen de armoede en de sociale marginalisering van de regio.
‘Revolutie’ in het Arabisch betekent een volledige fundamentele breuk met het verleden. Maar dat hebben we nog niet gezien. Alle protestacties maken duidelijk dat de bevolking nog veel strijd moet leveren om tot een echte verandering te komen, de voorwaarden waarin we leven en werken zijn immers niet fundamenteel veranderd.
De objectieve voorwaarden in de samenleving die aan de basis van de revolutionaire opstand lagen, zijn nog steeds aanwezig. Op heel wat vlakken is het dagelijkse leven van de meerderheid van de bevolking er zelfs op achteruit gegaan. De werkloosheid is letterlijk geëxplodeerd tot een nooit geziene omvang. En dat was een thema dat centraal stond in de eisen tijdens het protest tegen Ben Ali.
Sinds 14 januari vorig jaar zijn er 107 gevallen geweest van jongeren die zichzelf in brand staken. Tijdens de eerste weken van dit jaar waren er minstens zes dergelijke incidenten. Het gaat vooral om werkloze jongeren die wanhopig zijn en alles zouden doen om aan werk te geraken.
Er is geen fundamentele breuk gekomen met het oude systeem. Het is dan ook waarschijnlijk dat de bevolking voort zal strijden. De revolutie is nog steeds levendig, de bevolking blijft uitkijken naar echte verandering.
Kan je een bilan opmaken van de eerste fase van de revolutie. Wat is er afgedwongen en wat nog niet?
Eerst en vooral moeten we opmerken dat de kapitalistische klasse zich baseerde op het oude regime van Ben Ali om haar belangen te verdedigen. Toen Ben Ali van het toneel verdween, hingen de kapitalisten even in de touwen. Ze werden geconfronteerd met een revolutie die hun sociaal bestaan bedreigde, ze moesten dan ook belangrijke toegevingen doen, vooral op politiek vlak, in een poging om een zekere controle te herstellen.
Onder de druk van de betogingen werden een aantal leidinggevende figuren uit de staatsmachine aan de kant geschoven. De voormalige heersende partij, de RCD van Ben Ali, werd ontbonden. De beweging was zo machtig dat zelfs de commentatoren in de door kapitalisten gecontroleerde media moesten erkennen dat dit een revolutie was.
Maar sinds het begin van de revolutionaire opstand, was er een bewuste poging van de kapitalisten om de aandacht enkel en alleen te vestigen op de kwesties van politieke democratie en politieke vertegenwoordiging, zonder te moeten toegeven op de fundamentele sociale verhoudingen van het kapitalisme.
Alle kapitalistische elementen hebben er alles aan gedaan om het revolutionaire proces op een zijspoor te zetten in de richting van de veilige kanalen van wat ‘wettelijk’ mag op basis van de oude bestaande grondwet en instellingen. De revolutionaire jongeren en arbeiders eisten en bekwamen een verkiezing voor een nieuwe grondwetgevende vergadering na een massale bezetting van het Kasbahplein.
De meerderheid van de bevolking weet niet in welke richting de samenleving moet uitgaan, het politieke bewustzijn blijft erg gemengd. Velen hebben het druk om de dagelijkse armoede en de problemen met de corrupte staatsbureaucratie te overleven. Maar ze beseffen steeds meer dat het niet volstaat om een kopstuk van het oude regime weg te halen, dit leidt niet tot een verbetering van het dagelijkse leven en het zorgt niet voor fundamentele verbeteringen.
De mensen zijn kwaad en gefrustreerd omdat er geen vooruitgang wordt geboekt. Velen verloren vrienden of gezinsleden in de revolutie, maar nu zien ze dat deze opofferingen worden gekaapt door de heersende klasse. Zelfs de gezinnen van de martelaars krijgen geen gerechtigheid. Heel wat moordenaars lopen nog vrij rond, ook moordenaars die bekend zijn.
De mensen die het slachtoffer werden van de repressie door de overheid kregen geen degelijke medische begeleiding. Bij 90% van de mensen met schotwonden zit er nog minstens één kogel in hun lichaam. Velen verloren hun werk, anderen verloren hun leven. De politie wordt nog steeds ingezet tegen diegenen die hiertegen protesteren.
De Westerse media hadden veel aandacht voor de overwinning van de islamistische partijen bij de verkiezingen. Hoe zien socialisten die verkiezingen?
De ‘gematigde’ religieuze partij Ennahda was de belangrijkste winnaar van de parlementsverkiezingen. De partij ging ten koste van de anderen vooruit omdat ze inspeelde op de sociale thema’s van armoede en werkloosheid die dominant zijn onder de meerderheid van de bevolking.
Ennahda slaagde er ook in om veel kiezers van de ‘seculiere’ partijen over te winnen omdat die andere partijen zich ‘anti-religieus’ opstelden en tegen de islam ingingen. Dat kwam omdat de meeste seculiere partijen vooral de discussie over religie en het seculiere karakter van de staat voerden om zo niet op de sociale thema’s te moeten ingaan.
Ennahda kon ook rekenen op enorme financiële middelen van het regime van Quatar en elders. De partij kon de kiezers allerhande cadeau’s beloven, zoals een offerschaap voor het feest van Aid al-Adha. Toen dergelijke beloften niet werden gehouden, kwam er overigens protest.
Het is niet zo dat Ennahda een sterke positie heeft in de samenleving, het is vooral dat de andere partijen bijzonder zwak staan. Ennahda slaagde er in om het vacuüm deels te vullen. Maar de partij zal steun verliezen als het de beloften niet nakomt en als het lot van de armen er niet op vooruitgaat. Dat zal niet lang op zich laten wachten. Het beleid van Ennahda verschilt amper van dat van het oude regime. Velen trekken nu die conclusie. In januari probeerde Ennahda nog om figuren uit het oude regime aan de top van de publieke media te plaatsen. Dat leidde tot zoveel woede dat de maatregel werd ingetrokken.
De steun voor Ennahda in de peilingen loopt al terug. Van 41% is de partij gezakt naar 28%. Een deel van de kiezers van Ennahda staat nu al op straat om te protesteren tegen het beleid van de partij waar ze in oktober nog voor stemde. Dit betekent niet automatisch dat de steun voor de rechterzijde en de politieke islam in het algemeen is afgenomen. Meer fundamentalistische stromingen proberen op het vacuüm in te spelen. Maar de ontwikkelingen maken wel duidelijk dat een groot deel van de electorale steun voor Ennahda niet op een stevige basis is gestoeld.
De arbeiders speelden met hun stakingsacties een beslissende rol in de stakingsacties. Wat gebeurt er nu binnen de arbeidersbeweging?
In december 2011 werd een nieuw nationaal bureau van de vakbondsfederatie UGTT verkozen. Dat was belangrijk, de nieuwe leiding gaat immers in tegen de regering en voert er een ‘koude oorlog’ tegen. Van de 13 leden van het nieuwe bureau zijn er negen die voortkomen uit een ‘marxistische’ traditie.
De UGTT heeft potentieel meer macht dan gelijk welke politieke partij in het land. Tot op zekere hoogte is de nieuwe leiding zich daar bewust van. De leiders van de vakbond zijn zeker niet revolutionair. Ondanks het feit dat velen een marxistische achtergrond hebben, verbinden ze de dagelijkse activiteiten en propaganda niet met de noodzaak van socialistische verandering. Maar toch staan ze zeker links van de oude leiding. Bovendien hebben ze nooit directe banden gehad met het oude regime van Ben Ali, zoals de oude leiding dit wel had.
Een aantal vakbondsleiders hebben een meer militante achtergrond. Ze weten dat de kapitalistische crisis de aanvallen op de arbeidersklasse enkel nog zal opvoeren en ze sluiten nauwer aan bij wat leeft onder de gewone bevolking. Ze staan onder druk om de taal van de klassenstrijd te spreken en een meer radicale positie in te nemen tegenover de nieuwe regering.
Er zijn momenteel overal in Tunesië strijdbewegingen, ook onder belangrijke sectoren van de arbeidersklasse zoals de gasindustrie of met de blokkade van de haven van Gabès. Ook in de oliesector werd gestaakt. Arbeiders en armen waren betrokken bij het blokkeren van wegen en spoorwegen. Er verschenen cijfers waaruit blijkt dat er gemiddeld vier wegblokkades per dag zijn. Er zijn daarnaast ook tal van betogingen en zelfs een aantal hongerstakingen om de arbeidsvoorwaarden te verbeteren of om meer werk te eisen.
Deze stakingen hebben niet enkel sociale en economische eisen, maar er zijn vaak ook politieke eisen zoals het verwijderen van corrupte managers en woordvoerders van het oude regime. De acties richten zich vaak ook tegen het feit dat de regering niet aan de sociale bekommernissen van de bevolking tegemoet komt.
De belangrijkste uitdaging is om de UGTT om te vormen tot een democratisch en strijdbaar orgaan om de arbeidersklasse te organiseren. Dit betekent ook dat de vakbond zich moet richten op de enorme woede onder de werklozen en dat het een positief programma nodig heeft om tegen de heerschappij van het kapitalisme in te gaan.
Uiteraard zijn we niet utopisch. Zonder een massale partij voor de arbeiders en de armen als hefboom om tot een socialistische revolutie te komen, zullen we niet vooruit gaan. De opbouw van zo’n partij is dan ook een belangrijke taak voor revolutionairen.
De imperialisten willen Tunesië voorstellen als een model van democratie, een door kapitalistische gecontroleerde verandering. Het imperialisme zou panikeren als de arbeidersbeweging zelf de controle over de economie in handen zou nemen. Dat willen ze alleszins vermijden omdat het ook gevolgen zou hebben in de rest van de regio. Dat is waarom er nu in de media een agressieve ideologische campagne wordt gevoerd tegen stakingsacties. De bevolking wordt de schrik op het lijf gejaagd tegenover stakignsacties en andere acties die “investeerders afschrikken en jobs kosten”.
Deze campagne heeft weinig impact op de bevolking. De kapitalisten hopen dat de nieuw verkozen regering de nodige autoriteit zal hebben om sociale stabiliteit te brengen. Dat werd weerspiegeld in de oproep van de nieuwe president die voorstelde om een “sociale wapenstilstand van zes maanden” in acht te nemen. Maar zo werkt het niet. De aanhoudende druk op de regering door stakingsacties en strijdbewegingen kan ertoe leiden dat de imperialistische machten meer geld in het regime stoppen om de situatie te kalmeren. Maar de ruimte daartoe is beperkt, de wereldwijde economische crisis beperkt die ruimte nog verder.
Welke rol spelen de linkse krachten in het land?
De linkerzijde heeft een centrale rol gespeeld in heel wat strijdbewegingen van de arbeidersklasse en heeft daarbij belangrijke sociale verworvenheden afgedwongen, onder meer rond vrouwenrechten of bij het invoeren van een publiek gezondheidsstelsel. Er zijn nu heel wat linkse organisaties. Maar de uiteindelijke test bestaat uit het naar voor brengen van een socialistisch programma waarmee de arbeidersstrijd stappen vooruit kan zetten.
Mogelijk zal het land net zoals in Griekenland een langere periode van strijd kennen. Het ontbreken van een massale arbeiderspartij met een socialistisch programma om tot een breuk met het kapitalisme te komen, kan ertoe leiden dat het proces van protest langer wordt uitgerekt. Maar onder het kapitalisme is er geen blijvende oplossing voor de problemen van de samenleving.
Die linkse krachten die stellen dat er eerst een fase van ‘democratisch kapitalisme’ moet komen vooraleer over socialisme kan worden gesproken, zijn de beweging en de arbeidersklasse aan het misleiden. De enige uitweg uit de impasse voor de arbeidersklasse is door socialistische verandering te bekomen. Het kapitalisme is enkel geïnteresseerd in meer winsten, niet in echte democratie. Een socialistisch programma moet opkomen voor degelijke jobs door een herverdeling van het werk en een massale investering in publieke infrastructuur, degelijke sociale zekerheid voor iedereen, arbeiderscontrole en –beheer op de sleutelsectoren van de industrie en de banken,… Jammer genoeg komt de linkerzijde niet naar voor met een duidelijk programma rond deze punten.
De groep van CWI-sympathisanten in Tunesië verdedigt de eis om de buitenlandse schulden van het land niet af te betalen. Het gaat immers om schulden van het oude regime. We pleiten voor de nationalisatie van de banken en alle rijkdommen van de oude heersende klasse en dit onder de democratische controle van de arbeidersklasse en de bevolking. We pleiten tevens voor een regering op basis van de arbeiders en de mensen die bij de revolutie betrokken waren. Dat is de enige manier om tot fundamentele verandering te komen. Op dit ogenblik stellen we dat een algemene staking een eerste stap kan zijn om de krachtsverhoudingen te tonen en duidelijk te maken dat de bevolking in de verschillende delen van het land de strijd wil aangaan.
Welke boodschap hebben jullie voor wie in andere landen in actie komt tegen de gevolgen van de kapitalistische crisis en tegen de besparingen?
Na de revolutie werd de media een beetje geopend in Tunesië. Hierdoor kregen we niet enkel voetbalwedstrijden, maar ook arbeidersstrijd in Europa te zien. Griekenland is voor Europa wat Tunesië voor de Mahreb en de rest van de regio was. Het gaat om arbeidersstrijd die een inspiratie vormt voor anderen.
Ook elders in Europa zien we een hernieuwde opkomst van vakbonden en arbeidersstrijd na een relatief rustige periode. Dat is belangrijk. Het toont de beperkingen van de propaganda van het establishment. Het maakt ook duidelijk dat de arbeidersklasse door zich te organiseren en door haar lot in eigen handen te nemen tot verandering kan komen.
Artikel uit weekblad ‘The Socialist’