“The Cage”. Boek over de slachtpartij in Sri Lanka
“The Cage” is een opvallend boek omdat er informatie in komt over de eindfase van de oorlog in Sri Lanka, een oorlog die officieel werd beëindigd in mei 2009. Het is ook een opvallend boek omdat de auteur, Gordon Weiss, woordvoerder van de Verenigde Naties was tijdens de oorlog. Zijn beschrijving van wat er gebeurde als een “bloedbad” heeft geleid tot woedende reacties van de Sri Lankaanse autoriteiten die het boek proberen af te doen als fantasie.
Een van de trouwe dienaars van de regering, de schrijver en professor Rajiva Wijeshinha, verklaarde dat Weiss een probleem had met zijn oversten, heel wat “problemen had met zijn eigen jonge staf” en zijn “eigen agenda, soms een verraderlijke soms een idealiste, nastreefde”. Weiss treedt buiten het verhaal dat de journalisten die de officiële lijn in Sri Lanka volgen. Hij wordt als een idealist afgedaan omdat hij een deel van de informatie over wat gebeurde durft bekend te maken. Weiss geeft toe dat hij geen eigen stem had. Als woordvoerder van de VN kon hij niet publiek bekend maken wat hij zag, ook al waren er ooggetuigenverslagen van VN-personeelsleden die oorlogsmisdaden hadden vastgesteld.
De titel van het boek, ‘The Cage’ of ‘De kooi’, is een verwijzing naar het kleine deel van het noorden van Sri Lanka waar tienduizenden Tamilsprekende mensen naartoe werden gedreven en vervolgens gebombardeerd. Het boek wijst erop dat de VN er niet in slaagde om deze mensen te beschermen. Het biedt ook een vernietigend verslag van de inbreuken op de mensenrechten onder het Sri Lankaanse regime van president Mahinda Rajapakse.
Een ooggetuigenverslag van het laatste VN-konvooi, Konvooi 11, biedt een sprekend voorbeeld van de “opzettelijke moorden op burgers”. Dat zijn de woorden van Harun Khan, een gepensioneerde generaal uit Bangladesh die het konvooi leidde. Weiss biedt details van verschillende bloedbaden, waaronder de herhaaldelijke bombardementen op ziekenhuizen en van de zogenaamde “no-fire-zones” waar de regering beweerde dat niet zou worden geschoten. Ondanks de pogingen van de VN-vertegenwoordigers om hun coördinaten bekend te maken aan het leger, bleven de bombardementen gewoon aanhouden.
Dit boek brengt een overzicht van de strijd tussen het ministerie van defensie en de mensenrechtenorganisaties en journalisten die durfden in te gaan tegen de propaganda van het regime. De autoriteiten beweerden dat er in deze oorlog geen burgerslachtoffers vielen en dat het om de “grootste bevrijding van gijzelaars uit de geschiedenis” ging. Dit argument was een excuus om aan te vallen, mensen te ontvoeren en al wie zich uitsprak tegen de burgerdoden uit te moorden.
Maar toch blijft Weiss wel erg voorzichtig. Hij stelt nergens dat er oorlogsmisdaden werden gepleegd door het Sri Lankaanse regime. Aan diegenen die het resultaat van de oorlog als iets positief zien, vraagt hij: “Waren de 10.000 tot 40.000 doden een onvermijdelijk oorlogsfeit en kon dit bijgevolg vergoelijkt worden als onderdeel van de zoektocht naar een rechtvaardig en stabiel Sri Lanka?” Hij geeft geen direct antwoord op die vraag. Het cijfer van 40.000 doden is overigens algemeen erkend als absoluut minimum.
Bloedige maanden
De oorlog was bijna voorbij tegen 25 januari 2009, toen Mullaitiva in handen van het leger viel. Een groot aantal kaders van de LTTE (Liberation Tigers of Tamil Eelam) kwamen daarbij om het leven. Maar zelfs voordien voelden de strijders van de Tamil Tijgers dat een nederlaag in de maak was. In de maanden die hierop volgden, zou een brutale jacht op de gewonde Tijgers plaatsvinden alsook een aanhoudend bloedbad onder burgers.
De LTTE moest zich terugtrekken en zocht een uitweg uit de oorlog. Op 31 januari trokken zowat 200.000 Tamils de straten van Londen op om het einde van het conflict te eisen. Er waren gelijkaardige massale betogingen in zowat ieder land waar Tamils leven. In februari lanceerde de LTTE een verdoken oproep voor een ‘onderhandelde overgave’. Weiss doet dit af als een “klassieke Tijger-strategie”, daarin volgt hij het standpunt van het Sri Lankaanse regime. In april verklaarde defensieminister Gotabaya Rajapakse dat het voorstel tot wapenstilstand niet ernstig was. Weiss slaagt er niet in om het belang van het voorstel te erkennen, dat stelt nochtans meteen de militaire bloedbaden in vraag.
Tegen 20 januari, kort nadat een ‘no-fire-zone’ werd uitgeroepen in de buurt van de A35-weg, was er een grote toestroom in dit gebied. Hevige bombardementen op Puthukkudiyiruppu (PTK) dreven mensen naar de no-fire-zone. Maar hierop werd ook deze zone gebombardeerd. Dit had niets te maken met het “beschermen van burgers, maar alles met het uitschakelen van de burgers als obstakel voor ongeremde aanvallen”, aldus Weiss.
Khan verklaarde: “Er werd niet doelgericht geschoten, maar er was een vorm van willekeur dat wordt gebruikt om een voorsprong te nemen. Het ging om aanhoudende aanvallen op een groep mensen.” Khan slaagde er in om zeven uur van aanhoudende vuurgevechten te overleven op de eerste dag en hevige bombardementen gedurende de twee daaropvolgende dagen. Hierna verklaarde legercommandant Sarath Fonseka dat “95% van de oorlog voorbij is”.
Het leger wist dat de Tamil Tijgers zware verliezen hadden geleden en dat heel wat topkaders om het leven waren gekomen. Er ontstond een noodsituatie waarbij er een groot tekort was aan voedsel en medicijnen voor duizenden gewonde burgers. Er waren duizenden lijken die naast de gewonden lagen. Het leger ging ondertussen gewoon voort met schieten. Het bloedbad stopte niet.
Op 27 januari verklaarde kolonel R Hariharan, een gepensioneerde veiligheidsagent van het Indische leger die de militaire operatie van het Indische leger tegen de LTTE in 1989 had geleid, dat de oorlog pas echt ten einde zou komen indien “de meeste kaders zijn vermoord of gevangen genomen”. Hij stelde dat de dood van de aanvoerder van de Tamil Tijgers, Prabhakaran, de enige manier zou zijn om de LTTE volledig te stoppen. Dat was effectief de politiek van het Sri Lankaanse leger, met de volledige steun van de Indische veiligheidsdiensten en het Indische leger. Het regime zette het willekeurige bloedbad onder de burgers verder tot 18 mei, toen de dood van Prabhakaran werd aangekondigd samen met het einde van de oorlog.
Diegenen die tegen het Sri Lankaanse leger vochten, waren vooral dienstplichtigen waaronder ook jongeren die verplicht moesten gaan vechten en naar de frontlinie werden gestuurd. Er was een totale chaos onder de burgers die het gebied probeerde te ontvluchten, zelfs onder de LTTE-militanten heerste chaos. De communicatie tussen de verschillende groepen van strijders was grotendeels verbroken. Er was geen leiding meer. Midden de chaos werden de burgers slachtoffer van de bombardementen van het leger en van de pogingen tot weerstand van de LTTE.
Willekeurig geweld
Weiss geeft een beeld van de willekeurige aanvallen van het leger. “Er waren meer dan 65 aanvallen op ziekenhuizen… In de laatste tien dagen van januari waren er op drie verschillende ziekenhuizen vijf aanhoudende aanvallen waarbij 17 doden en 68 gewonden vielen… In de eerste tien dagen van februari waren er acht aanvallen op drie ziekenhuizen, waaronder verschillende aanhoudende bombardementen een zelfde dag waarbij wellicht zowat 100 doden vielen.”
De mensen trokken naar de ziekenhuizen, scholen, gebouwen van het Rode Kruis en de VN in de hoop dat het leger daar niet zou toeslaan. De mensen probeerden te vermijden dat de VN het gebied zou verlaten. VN-verantwoordelijken deden er alles aan om hun positie bekend te maken bij het Sri Lankaanse regime. Khan stond bijvoorbeeld in contact met Jagath Jayasuriya, de commandant van de veiligheidstroepen in Vanni die rechtstreeks aan Fonseka rapporteerde. VN-veiligheidschef Chris Du Toit stond in contact met topfiguren uit het leger, waaronder Donald Perera, de commandant van de gewapende krachten alsook met Gotabaya Rajapakse. Maar toch werd niet geaarzeld om burgers willekeurig aan te vallen.
Weiss gaat niet onvoorwaardelijk in tegen het feit dat burgers doelwit waren van het geweld, in de plaats daarvan wijst hij op de Intelligence Targeting Guide van de Amerikaanse luchtmacht. Die gids heeft de VS of de NAVO-bondgenoten van de VS er nooit van weerhouden om burgers aan te vallen in onder meer Afghanistan. De gevaarlijke conclusie van Weiss betekent in de praktijk dat het geen probleem was om een ziekenhuis aan te vallen indien LTTE-strijders zich daar schuil hielden. De LTTE-strategie om publieke plaatsen te gebruiken om er zich te verschuilen, was algemeen bekend en speelde een rol in 1989 in de strijd tegen het Indische leger. Maar dat is geen excuus om die publieke plaatsen te bombarderen. Er zijn heel wat verslagen, ook van het personeel van de ziekenhuizen, die aangeven dat de LTTE er zich niet schuil hield.
Gotabaya Rajapakse verklaarde dat alles buiten de no-fire-zones gelegitimeerde doelwitten waren. Ondertussen werd ook in de no-fire-zone gebombardeerd. Het leger dreef de bevolking in een klein gebied zodat het gemakkelijker was om op grote schaal te moorden. Ook werden vluchtende burgers neergeschoten, zo vielen er 60 doden bij het checkpoint van Omanthai. Het leger vermoordde de meeste mensen die zich overgaven op het einde van de oorlog. Dit waren willekeurige executies die werden goedgekeurd door de hoogste niveaus van het regime.
Bij de onderhandelingen over een overgave waren ook de VN, het Internationale Comité van het Rode Kruis en de Noorse regering betrokken alsook leden van de Tamil National Alliance, een politieke partij van Tamils. Zij spraken rechtstreeks met vertegenwoordigers van de regering, waaronder de ministers Basil Rajapakse en Palitha Kohona. Het is schandalig dat ze niet openlijk erkenden dat ze op de hoogte waren van het voorstel tot overgave. Sommigen die betrokken waren bij de onderhandelingen zijn niet langer in Sri Lanka, maar ook zij weigeren om details van de onderhandelingen bekend te maken. De VN zou alle details moeten publiceren. Er wordt algemeen aangenomen dat Sri Lanka oorlogsmisdaden heeft begaan, maar ook de VN blijft informatie achterhouden.
Westerse hypocrisie
Weiss probeert het falen van de Rode Kruis te verklaren door te wijzen op de ‘discretie en neutraliteit’ die belangrijk zijn om een “levenslijn te bieden aan mensen die zich niet kunnen verdedigen.” Dat is hypocriet. Weiss wijst op de rol van het Rode Kruis in het bezoeken van nazikampen tijdens de Tweede Wereldoorlog terwijl de horror van die kampen vervolgens niet meteen werd bekend gemaakt. Neutraliteit krijgt een vieze nasmaak als het wordt aangewend om stilzwijgen bij bloedbaden toe te dekken. Dergelijk stilzwijgen dient enkel diegenen die verantwoordelijk zijn voor de bloedbaden. Het Rode Kruis laat burgers afslachten en zwijgt omdat het anders geen zaken meer kan doen met dubieuze regimes.
Weiss verklaart dat de VN zich baseert op de fictie dat het een eengemaakt orgaan is. Tegengestelde belangen van lidstaten kunnen de werking van de VN dan ook lam leggen. De VN is niet in staat om in te gaan tegen de belangen van die landen die een vetomacht hebben in de Veiligheidsraad.
Toch probeert de auteur harde kritiek op zijn voormalige werkgever te vermijden. De VN is er nochtans systematisch niet in geslaagd om bloedbaden of humanitaire crises te vermijden. Het is een orgaan dat door de VS wordt gedomineerd en bijgevolg door de belangen van de grote bedrijven die het in de VS voor het zeggen hebben. De VS gebruikt de VN waar het nuttig is en elders wordt het bestaan van de VN genegeerd. Als de VN een poging onderneemt om tegen de belangen van de VS in te gaan, bijvoorbeeld toen tegen de oorlog tegen Irak werd gestemd in 2003, wordt de rol van de VN aan banden gelegd. De zwakte van de VN wordt heel erg duidelijk als we zien dat er al meer dan 50 resoluties warden gestemd tegen de bezetting van Palestijnse gebieden door Israël, maar het Amerikaanse veto betekent telkens opnieuw dat de resoluties niet worden nagekomen.
Op bepaalde ogenblikken proberen regeringen van neokoloniale landen de eigen belangen sterker naar voor te schuiven. Dat wordt onder meer gedaan om met oorlogsmisdaden weg te geraken. Het Sri Lankaanse regime probeerde na het officiële einde van de oorlog steun te krijgen van andere neokoloniale en zogenaamde ‘anti-imperialistische’ landen door zich te richten tegen de Westerse machten. Zo verklaarde de Sri Lankaanse ambassadeur bij de VN, Dayan Jayatilleka, op een zitting van de VN Mensenrechtencommissie in mei 2009: “Dit zijn dezelfde mensen die de wereld wijs maakten dat Irak over massavernietigingswapens beschikt. Ik zou geen tweedehandsauto van die mensen kopen, laat staan beschuldigingen van oorlogsmisdaden aanvaarden.” Gotabaya Rajapakse ging verder: “Ze zijn jaloers omdat zij het terrorisme niet hebben verslagen zoals wij dat wel hebben gedaan.”
De hypocrisie van de Westerse regeringen blijkt uit het feit dat deze regimes zelf verantwoordelijk zijn voor bloedbaden. Dat wordt op zijn beurt door Sri Lanka aangegrepen om het eigen geweld goed te praten. Professor Rohan Gunaratna, een aanhanger van het regime en een zogenaamde expert in terrorisme, verklaarde: “In Irak en Afghanistan kwamen meer dan een miljoen burgers om en daar is er geen VN-onderzoeksgroep om de secretaris-generaal van de VN te adviseren om de oorlogsmisdaden te onderzoeken.”
Invloedsferen
Een van de belangrijkste bekommernissen van de Westerse machten is de groeiende Chinese invloed in de regio. Daarom werd erg voorzicht gehandeld om niet tot een breuk met het regime in Sri Lanka te komen. Er wordt gevreesd dat een onderzoek naar de oorlogsmisdaden het Sri Lankaanse regime nog meer in de handen van de Chinezen zou drijven, waardoor de eigen invloed zou afnemen. Dat is de reden waarom de Westerse machten wel bereid zijn om de oorlogsmisdaden als een ‘inbreuk’ te omschrijven, maar niet om daar iets rond te doen. De ideale situatie voor hen zou bestaan uit het vervangen van Rajapakse door een meer ‘propere’ figuur. De Westerse machten probeerden alvast snel in te spelen op de hoop van snelle economische groei na de oorlog. In juli 2009 kwam het IMF al over de brug met een lening van 2,6 miljard dollar, Canada verdriedubbelde de hulp aan Sri Lanka.
Het waren de massale mobilisaties van de Tamils in de diaspora, in landen zoals Groot-Brittannië, die in het Westen de meeste aandacht vestigden op de bloedbaden. Een overgrote meerderheid van de wereldbevolking heeft te lijden onder oorlog en honger. Zij hebben geen politieke vertegenwoordiging. De VN is een orgaan dat onder de controle staat van regeringen die niet aarzelen om in eigen land democratische rechten te onderdrukken.
Als Weiss het heeft over de methoden van toplui van de VN, is dat vrij schokkend. “De secretaris-generaal [Ban-Ki Moon] kende de president [Mahinda Rajapakse] al enkele jaren. Hij dacht dat hij het soort van persoonlijke band had waarmee resultaat kon worden bereikt.” Weiss beschrijft hoe Ban-Ki Moon een vraag van een journalist kreeg naar de reden waarom de VN zo laat op het toneel verscheen en dan nog slechts om vragen te stellen. Ban antwoordde dat hij met het regime in contact stond van “bij het begin van de crisis… er waren telefoongesprekken, ook net voor en na het conflict.” Ban beweert dat Rajapakse hem ervan verzekerde dat er een betekenisvol onderzoek zou komen. Als dit klopt, dan heeft de secretaris-generaal van de VN zich wel bijzonder naïef gebaseerd op telefonische beloften van de Sri Lankaanse president.
Ondertussen zat hij stilzwijgend op een berg informatie en ooggetuigenverslagen, ook van zijn eigen personeelsleden. Daaruit bleek hoe een enorm bloedbad had plaatsgevonden. Er waren tienduizenden betogers in Londen en andere steden met slogans als “Ban-Ki Moon, red de Tamils”. De VN-leider gebruikte echter zijn macht om te vermijden dat informatie over de moordpartijen bekend zou geraken. Het is niet verwonderlijk dat veel Tamils zich vandaag tegen de VN keren, ook de VN wordt gezien als een orgaan met bloed aan de handen.
Een gelekte memo van de Noorse vice-ambassadeur bij de VN, Mona Juul, maakt duidelijk welke belangen Ban verdedigt: “China is tevreden met Ban”. China was het eerste land dat de herverkiezing van Ban steunde. Sri Lanka ondersteunde eveneens de kandidatuur van Ban-Ki Moon. Juul omschrijft Ban als een “machteloze toeschouwer” die “passief en niet erg toegewijd” is. In Sri Lanka keek de VN toe hoe een persoonlijke bondgenoot van de secretaris-generaal duizenden mensen de dood injoeg. De VN bleef toekijken toen het eigen personeel werd gebombardeerd.
Valt het bloedbad te rechtvaardigen?
In Sri Lanka wordt een poging ondernomen om de oorlog en de horror te rechtvaardigen. Wie een gemakkelijke oplossing voor het conflict zocht, botste steeds op de centrale spelers in het conflict. De ‘gemakkelijkste’ uitweg was dan ook om een kant uit te schakelen. Weiss verklaart: “De veroveringen op de Tijgers waren een groot militair succes.” Hij lijkt enkel een probleem te hebben met de wijze waarop de oorlog werd gevoerd. Moest het regime de ‘internationale wetten’ zijn nagekomen en het aantal doden had beperkt, dan zou het voor Weiss blijkbaar een aanvaardbare oorlog zijn geweest.
Het regime was vastberaden om de LTTE en de Tamilsprekende bevolking een beslissende en onomkeerbare nederlaag toe te brengen en dit met een bloedbad. Door de LTTE uit te schakelen, is het conflict echter niet opgelost. Zolang er geen echte oplossing is voor de nationale kwestie, zal de strijd van de Tamils opnieuw tot uitbarsten komen.
De LTTE had niet zo lang overleefd indien het enkel op basis van brute controle was. De sterkte van de LTTE kwam vooral door de steun die het kreeg onder de Tamilsprekende bevolking die voor haar nationale aspiraties geen politieke vertegenwoordiging vond. De methoden van de LTTE hebben gefaald. Er werd geprobeerd om de strijd van bovenaf te controleren in de plaats van de massa’s te mobiliseren in de strijd voor de democratische, nationale en sociale rechten van alle Tamilsprekenden.
De LTTE deed zich voor als de enige vertegenwoordiger van de Tamilsprekende bevolking, met inbegrip van de diaspora. De beslissingen werden genomen door een klein aantal niet verkozen mensen die geen verantwoording moesten afleggen aan bredere lagen. Dit was een factor die bredere actieve deelname van de bevolking tegenhield. De LTTE gebruikte de massa als een instrument waar het onvoorwaardelijke steun van eiste. Dit leidde tot een aantal fouten, zoals de aanvallen op Tamilsprekende moslims (hoofdzakelijk in de oostelijke provincie), de vervolging van dissidenten,… Dit heeft het voor het Sri Lankaanse regime gemakkelijker gemaakt om de internationale activiteiten van de Tamil Tijgers te laten verbieden.
De arbeidersklasse, de armen en onderdrukten, hebben bij een militaire bezetting natuurlijke recht op gewapende zelfverdediging. Maar dat moet democratisch worden georganiseerd als onderdeel van een massale, eengemaakte en niet-sectaire strijd onder de leiding van de arbeidersklasse. Een van de cruciale fouten van de LTTE was dat er geen oproep was naar diegenen in de Singalese meerderheidsbevolking in het zuiden die opkwamen voor de rechten van de Tamils. Er was ook geen politieke betrokkenheid van de grote Tamilbevolking in het zuiden van India en er werd geen solidariteit uitgebouwd met massastrijd in de rest van de regio en de wereld.
Het bleef bij guerrilla tactieken gekoppeld aan terroristische methoden zoals zelfmoordaanslagen. Dat heeft de repressie verder in de hand gewerkt. Dergelijke methoden worden door onderdrukkende machten steeds aangegrepen om het volledige verzet tegen de onderdrukking de kop in te drukken. Het wijs ook op een gebrek aan vertrouwen in de revolutionaire capaciteiten van de massa’s. Dergelijke tactieken kunnen enkel standhouden indien de massa’s zwak en gedesorganiseerd zijn.
Het feit dat de LTTE-leiders zichzelf boven de beweging plaatsten, leidde ook tot veel fouten. Kolonel Karuna, de oostelijke commandant van de LTTE, stapte over naar het regime. Zijn overstap speelde een belangrijke rol in de aftakeling van de LTTE. Vandaag is hij vice-voorzitter van de Sri Lanka Freedom Party, de partij van Rajapakse. Kumaran Pathmanathan nam na de oorlog de controle over de LTTE-leiding over, maar vandaag werkt hij samen met het Sri Lankaanse ministerie van defensie.
Het uitschakelen van de LTTE betekent niet het einde van de strijd. Enkel een politieke oplossing waarbij de nationale aspiraties van de Tamilsprekende bevolking worden ingelost, kan een blijvende oplossing vormen. Het “overtuigende militaire succes” van het Sri Lankaanse leger is een lege doos, het zal niet de basis leggen voor een blijvende oplossing van het nationale conflict.
De periode van februari tot maart 2009 kan eigenlijk niet als ‘oorlog’ worden omschreven, het was een bloedige slachtpartij. Gordon Weiss is moedig als hij bekend maakt hoe het er in deze eindfase van de oorlog aan toe ging. Het maakt duidelijk hoe ver het Sri Lankaanse regime bereid was te gaan om een einde te maken aan de LTTE en de aanhangers van de LTTE, in overgrote mate gewone burgers.
Recensie door TU Senan