Imperialistische interventie brengt revoluties geen stap verder
Arbeiders en armen moeten revoluties in eigen handen nemen
Met de revolutionaire bewegingen in Tunesië en Egypte werd aangetoond dat verandering op basis van massastrijd terug op de agenda staat. Nu wordt duidelijk dat dit revolutionair proces complex verloopt en nieuwe uitdagingen opwerpt. Het verdrijven van dictators is niet overal eenvoudig en op zich volstaat het niet om tot reële verandering te komen.
Tunesië en Egypte: revolutie voortzetten!
Op 1 mei en in de daaropvolgende dagen werd in Tunis betoogd door honderden jongeren en arbeiders. Er is een grote frustratie omdat er geen echte verandering is gekomen. De werkloosheid blijft verder toenemen en de ‘nieuwe’ regering blijft verbonden met het oude regime. De radicale betoging in Tunis op 1 mei telde zowat 5.000 aanwezigen, ondanks repressie. De betogers waren duidelijk: “In naam de arbeiders moeten we deze revolutie voortzetten.”
In Egypte krijgt de revolutionaire opstand een tweede adem. De regering beweert geen middelen te hebben om de levensstandaard te verbeteren en stelt dat het vrijemarktbeleid wordt voortgezet. Dat leidt tot protest. Op 1 mei gingen 4.000 textielarbeiders in Mahalla in staking om te protesteren tegen de prijsstijgingen en voor onafhankelijke vakbonden. Ook de dokters voerden nationale stakingsacties om een verhoging van het budget voor gezondheidszorg te eisen.
De betogers in Egypte stellen terecht: “We hebben de dictator neergehaald, nu nog de dictatuur.” Het volstaat niet om een paar figuren aan de top weg te halen, het hele systeem waarop die figuren zich baseerden is rot en zal slechts nieuwe dictators voortbrengen.
Het feit dat het protest in Tunesië en Egypte blijft aanhouden, toont aan dat gewoon verder doen zoals voorheen geen mogelijkheid meer is. De angst om te protesteren, is verdwenen en zal niet zomaar terugkomen. Dit moet worden aangewend om onafhankelijke arbeidersorganisaties zoals eigen vakbonden en partijen op te zetten met een programma van socialistische verandering.
Libië en Syrië: arbeiders organiseren
In Egypte en Tunesië zijn de dictators verdreven toen de arbeidersbeweging op een georganiseerde wijze op het toneel verscheen. Ook in Libië en Syrië moeten de arbeiders en armen zich organiseren om zelf het voortouw te nemen in het omverwerpen van de dictaturen in deze landen.
De militaire interventie in Libië is niet enkel tegen Khadaffi gericht, maar heeft ook als doel om de golf van revoluties te stoppen vooraleer deze verder toeslaan in Saoedi-Arabië en de Golfstaten. Het imperialisme wil terug een greep op de situatie krijgen en betrouwbare marionettenregimes die de toegang tot de grondstoffen vrij laten voor het Westen.
Bij het begin van de opstand verschenen in Benghazi slogans als: “Neen aan buitenlandse interventie, de Libiërs kunnen het zelf.” Dit standpunt staat vandaag misschien geïsoleerder in Libië, maar het blijft wel correct. Nu Khadaffi na verschillende weken van oorlog nog overeind blijft, zal de steun aan de interventie wellicht steeds meer in vraag worden gesteld. Het blijft noodzakelijk om de arbeiders en armen doorheen het hele land te organiseren en samen te brengen in een offensieve strijd tegen het regime van Khadaffi.
Een militaire interventie in Syrië staat niet meteen op de agenda. Er is de militaire overbelasting van onder meer de VS, dat amper in staat is om de oorlogen in Irak, Afghanistan en Libië te bolwerken. Maar er is ook een vrees dat de sterke etnische en religieuze verdeeldheid van Syrië de basis kan vormen voor een Joegoslavisch scenario van geweld en burgeroorlog.
Om zo’n scenario te voorkomen, moeten de arbeiders en jongeren hun eigen onafhankelijke organisaties opzetten. Er moeten comités in de wijken worden opgezet naast raden in de fabrieken. Die kunnen een stem en een organisatie geven aan de massa’s en de revolutie verdedigen. Er is nood aan een oproep om democratisch verkozen comités op te zetten op iedere werkvloer, in alle wijken, onder de gewone soldaten,…
Oude regimes volledig opruimen
Het volstaat niet om dictators af te zetten als ze worden vervangen door een andere groep van gangsters. De beweging moet zich organiseren en wapenen met een programma van socialistische verandering, waarmee wordt ingegaan tegen repressie, werkloosheid en miserie en ook tegen het imperialisme.
Er moet van onderuit worden gebouwd aan democratische structuren om het opruimen van het oude regime te coördineren en tegelijk de orde en de bevoorrading te organiseren. Het zou de basis vormen voor een regering van vertegenwoordigers van de arbeiders en armen. Een dergelijke regering zou de reactie tegenhouden, democratische rechten verdedigen en beginnen met het invullen van de economische en sociale noden van de massa’s.
Voor een volledige breuk met het regime is er nood aan een regering die de arbeiders en armen vertegenwoordigt. Zo’n regering zou onmiddellijk vrije verkiezingen organiseren en dringende maatregelen nemen om de levensstandaard te verbeteren. Socialisten zijn voor een revolutionaire democratische grondwetgevende vergadering en voor een regering van arbeiders en plattelandsarbeiders die op basis van een democratisch gecontroleerde economie in publieke handen de middelen inzet in het belang van de meerderheid van de bevolking.
Geen vertrouwen in militaire interventie
De oorlog in Libië is niet gericht op de verdediging van de gewone bevolking. Indien inbreuken op de mensenrechten het motief zouden zijn voor de interventie, waarom wordt dan niet in Bahrein of Jemen geïntervenieerd? De reden is eenvoudig: de dictators daar zijn betrouwbare bondgenoten van de Westerse grootmachten of het land heeft te weinig strategisch belang voor hen (Jemen).
Ons verzet tegen de militaire interventie betekent niet dat we de rebellen in Benghazi aan hun lot overlaten. We denken alleen dat de arbeiders en armen in Libië zelf de strijd tegen Khadaffi in handen moeten nemen en daarbij geen millimeter vooruit komen als ze vertrouwen op diegenen die gisteren nog Khadaffi omarmden en wapens leverden. Na meer dan twee maanden van oorlog is Khadaffi nog steeds aan de macht. Het imperialisme lijkt aan te sturen op een opdeling van het land met een betrouwbare partner in het Oosten (rond Benghazi) om de toegang tot de grondstoffen zoals olie te garanderen. Een dergelijk regime zal voor een neoliberaal beleid staan, waarbij werkloosheid en armoede voor de meerderheid van de bevolking de norm is.
Geen steun aan dictators!
Dictator Assad in Syrië kan vreemd genoeg op veel krediet rekenen bij de PVDA in ons land. Het weekblad van die partij verwijst naar het standpunt van “de Syrische communisten” die stellen dat “alles had kunnen worden voorkomen mocht er voorrang gegeven worden aan de politieke logica in plaats van op de veiligheid te focussen.” Er wordt bovendien gesteld dat de acties “in het voordeel van onze vijanden werken, van de vijanden van ons nationaal project en van de krachten die het hervormingsproces willen blokkeren.”
Het Syrische regime voert al jarenlang een privatiseringsbeleid en aarzelde in het verleden niet om bloedbaden onder de eigen bevolking aan te richten (onder meer in 1982). Wij hebben geen enkel vertrouwen in dergelijke dictaturen. Het is niet omdat ze beroep doen op een anti-imperialistische retoriek dat ze ook effectief bondgenoten zijn in de strijd tegen het imperialisme. De redenering dat de vijand van mijn vijand wel mijn vriend moet zijn, houdt geen rekening met de positie van de arbeiders en hun gezinnen en gaat er tegen in.
Dood Bin Laden betekent niet het einde van de fundamentalisten
De revoluties in het Midden-Oosten en Noord-Afrika hebben de impact van de strategie van Al-Qaeda ondermijnd. Niet de terreuraanslagen, maar massastrijd door de arbeiders en armen kan verandering teweegbrengen. Het uitschakelen van Osama Bin Laden komt er op een ogenblik dat er amper steun voor is de terreur-optie. Het liquideren van Bin Laden werd in de VS aangegrepen om de intussen bijna 10 jaar aanslepende nederlaag als een overwinning te verpakken. Dit maakt echter geen einde aan de explosieve situatie in Afghanistan en Pakistan.
Indien de revoluties in het Midden-Oosten en Noord-Afrika niet worden voortgezet om fundamentele verandering te bekomen, kan dit leiden tot ontgoocheling en een hernieuwde steun voor individueel terrorisme en religieus fundamentalisme. Indien de revoluties zich wel verder ontwikkelen, is het niet uitgesloten dat ze ook navolging krijgen in Pakistan, Afghanistan, India,… waar het ongenoegen tegenover de prijsstijgingen en de corruptie steeds groter wordt.