Wereldcongres van het CWI. Fragiele groei en crisis in Latijns-Amerika

Op het wereldcongres was er een aparte sessie over Latijns-Amerika. Daar werd ingegaan op de belangrijkste kwesties waarmee de arbeiders en de massa’s op het continent worden geconfronteerd. Op het einde van de vorige eeuw en het begin van deze waren er belangrijke strijdbewegingen tegen het neoliberalisme in Latijns-Amerika.

In Venezuela kwam Chavez aan de macht en de arbeiders verhinderden een poging tot staatsgreep in 2002. Er was de massale opstand in Argentinië in 2001, de gas- en wateroorlogen in Boliva en de verkiezing van de linkse president Morales. Er werden drie presidenten omver geworpen in Ecuador en ook elders warden linkse regeringen verkozen.

De economische groei in Latijns-Amerika bedroeg tussen 2003 en 2008 gemiddeld 5,5%. Dat zorgde voor een rem op de ontwikkeling van de strijd tegen het neoliberalisme in een aantal landen. Maar de wereldwijde economische crisis die in 2008 begon, zorgde voor een neerwaartse druk op de uitzonderlijke groei. In 2009 ging het bbp in Latijns-Amerika met 1,9% achteruit. Er kwamen drie miljoen werklozen bij in de regio. Met stimulusmaatregelen en regeringstussenkomsten, onder meer door goedkope kredieten, werd een lange recessie vermeden waardoor er een zekere groei was in 2010. Er is een grote impact van de groeiende afhankelijkheid van China. De Latijns-Amerikaanse export verloor 22,6% in 2009, maar nam naar schatting met 21,4% toe in 2010. Dat komt vooral door een grotere uitvoer naar Azië en China.

Dit is geen uniforme economische ontwikkeling. Mexico en Centraal-Amerikaanse landen als El Salvador, Honduras, Nicaragua en Costa Rica hebben hard geleden onder de crisis. Ook Venezuela werd hard getroffen door de dalende olieprijzen.

Grotere rol van China

De economische rol van China en de stijgende grondstoffenprijzen hebben het grootste deel van het continent uit de recessie gehaald. In 2000 was de Latijns-Amerikaanse handel met China goed voor 10 miljard dollar per jaar. Nu is dat tien keer zoveel, 100 miljard dollar. Mogelijk zal de handel tussen China en Latijns-Amerika de komende jaren omvangrijker worden dan deze tussen China en de EU. Maar dit zal uiteindelijk geen stap vooruit betekenen voor de Latijns-Amerikaanse massa’s. De handel is gericht op China dat grondstoffen opkoopt en afgewerkte industriële goederen exporteert. Een groeiende handel met China leidt momenteel tot een proces van desindustrialisering in Latijns-Amerika en vergroot de afhankelijkheid van primaire grondstoffen.

In tegenstelling tot wat verschillende regeringen beweren, zal dit geen stap vooruit betekenen voor Latijns-Amerika. De verhoudingen met China zijn niet progressief en deze periode zal niet lijken op e jaren 1930 toen verschillende landen zich versterken door een grotere industrialisering. Vandaag vindt het tegenovergestelde plaats.

In 1999 waren grondstoffen goed voor 26,7% van de totale verkoop vanuit Latijns-Amerika, nu is dat toegenomen tot 38%. Zo voorziet Brazilië 45% van alle soya die in China wordt ingevoerd. In de eerste vier maanden van 2009 viel de Braziliaanse export naar de VS met 37,8%, de export naar China steeg in dezelfde periode met 62,7%. Deze groeiende economische banden met China hebben de meeste landen in de regio beschermd tegen de ergste gevolgen van de internationale crisis.

Mexico kende in 2009 een daling van het bbp met 6,5%. Het land kent een belangrijke sociale crisis met een virtuele burgeroorlog tussen drughandelaars en de regering die de controle is verloren over een aantal regio’s. De afgelopen vier jaar vielen 28.000 doden in deze “oorlog”, in 2010 alleen vielen meer dan 10.000 doden. Veertien burgemeesters en prefecten werden vermoorddoor drugbendes. Er is een breed verspreide corruptie waarin ook de politie is betrokken. Dat maakt het nog moeilijker voor het regime om de crisis aan te pakken.

Crisis in Venezuela

Venezuela is in recessie, het bbp zal in 2010 wellicht 3% verloren hebben. Er is een afname van de steun voor Chavez en zijn regering. Dat bleek uit de verkiezingen voor het parlement waarbij de aanhangers van Chavez wel een meerderheid van de zetels behaalden, maar geen meerderheid van de stemmen. Chavez heeft ook geen twee derde meerderheid meer in het parlement, zo’n meerderheid is nodig voor belangrijke wetgeving. De rechterzijde beschikt nu over een belangrijke parlementaire positie. Als de rechtse en kapitalistische krachten er in slagen een verenigde kandidaat naar voor te schuiven, dan is het niet uitgesloten dat deze kandidaat Chavez verslaat bij de presidentsverkiezingen van 2012. Maar voorlopig blijft de rechtse alliantie erg onstabiel en het ontbreekt bovendien aan een geloofwaardige kandidaat. Het is dan ook waarschijnlijk dat Chavez zal worden herverkozen.

Een dalende steun en de recessie hebben Chavez aangezet tot een meer radicale retoriek. Er zijn meer nationalisaties op kapitalistische basis doorgevoerd en er wordt meer over socialisme gepraat. Maar dat is geen uitdrukking van een ander beleid. Er is steeds meer bureaucratie en corruptie. Een groeiend aantal krachten binnen de Chavista beweging zoekt naar compromissen met de rechterzijde en de heersende klasse. Op korte termijn zal het regime wellicht een zigzag politiek voeren waarbij het van links naar rechts gaat en terug, en dat in een poging om haar positie en steun te behouden.

De economie is voor 90% afhankelijk van olie wat de inkomsten betreft. Chavez heeft geprobeerd om de afhankelijkheid van export naar de VS af te bouwen. 75% van de olie-export gaat naar de VS en 15% naar China. Toen de olieprijzen erg hoog waren, had Chavez meer ruimte voor een hervormingspolitiek die hij “socialisme in de 21ste eeuw” noemde. De dalende olieprijzen en de recessie zijn daar in tussen gekomen. Nu is er een programma van besparingen waarbij 30% van de publieke uitgaven worden geschrapt. Dit heeft een erg negatieve impact op het onderwijs en de gezondheidszorg. Tot 65% van de consumptiegoederen wordt geïmporteerd, een uitdrukking van het feit dat het regime er nog niet in is geslaagd om het land te industrialiseren. Tot 25% van de economie werd genationaliseerd op kapitalistische basis. Omwille van de bureaucratie zijn de meeste dergelijke genationaliseerde bedrijven niet succesvol. Er zijn er heel wat failliet gegaan en dit heeft een negatieve impact op de economie. Er worden akkoorden onderhandeld met privaat kapitaal om bij een aantal bedrijven een vorm van publiek-private samenwerking in te voeren. Voor de arbeiders betekent dat uiteraard slechtere voorwaarden.

De afgelopen twee jaar was er een toename van de strijd. Er waren 6.000 stakingen en protestacties. Dit is een belangrijke ontwikkeling omdat de arbeidersstrijd tot nu toe wat in de “schaduw” van het regime stond. Geleidelijk aan is er een groeiende onafhankelijke positie in een aantal sectoren. Chavez komt onder druk op drie fronten: internationale druk van buitenlandse krachten die zich tegen zijn regering verzetten, druk van de rechtse burgerlijke krachten in Venezuela en het belangrijkste is de groeiende druk vanuit de arbeidersklasse.

Er is een groeiende repressie tegen politieke groepen die kritisch staan tegenover Chavez. Stakingen in de voedingssector werden verboden en de arbeiders kregen te horen dat ze als verraders zouden worden beschouwd indien ze toch zouden staken. Ondanks de reformistische methoden en de groeiende bureaucratie en repressie vanwege het regime, zien brede lagen van de arbeiders en armen het regime toch als een hinderpaal voor de rechterzijde om terug de controle over de regering te verwerven en een voor de massa’s rampzalig beleid te voeren.

In Bolivia haalde de regering van Morales en de MAS een grote meerderheid bij de verkiezingen van 2009 en april 2010. Het feit dat 64% Morales steunt, is een uitdrukking van het feit dat de Boliviaanse massa’s de rechtse kapitalistische krachten een nederlaag willen toebrengen. Ze willen echt niet terug naar de periode voor Morales. Zelfs Salvador Allende had nooit een gelijkaardig niveau van steun in Chili. De MAS en Morales hebben deze overwinningen echter niet gebruikt om verder in de richting van socialisme te gaan. De regering blijft de belangen van multinationals in de ontginning van olie en grondstoffen vooropstellen. Er werd bovendien ingegaan tegen stakende leraars en mijnwerkers.

In de discussie werden enkele voorbeelden van de politieke crisis en het vacuüm in Argentinië naar voor gebracht. Deze crisis is groter geworden sinds het overlijden van Ernesto Kirchner. De vakbondsleiding houdt de ontwikkeling van arbeidersstrijd tegen. Veel arbeiders denken dat het Peronisme een verschil kan maken, maar ze zien de recente regeringen die door Peronisten werden geleid niet als een uitdrukking daarvan. Er is een groeiende steun voor het idee van een nieuwe arbeiderspartij.

Op het congres was er discussie over hoe we moeten ingaan op de enorme illusies in de “linkse” regeringen van Latijns-Amerika, zoals de regering van Morales in Bolivia. Morales kwam aan de macht als vertegenwoordiger van een massale revolutionaire beweging van arbeiders en armen, maar hij heeft geen fundamentele breuk met het kapitalisme bewerkstelligd. De kapitalistische economie en de staat bleven intact. Nu staan alle verworvenheden van het revolutionaire proces onder druk. De opbouw van massale bewegingen van de arbeiders en armen, waarbij deze bewegingen onafhankelijk zijn georganiseerd, is een belangrijke en noodzakelijke stap om de revolutionaire bewegingen verder te ontwikkelen en tot internationaal socialisme te brengen.

In Cuba zijn er dramatische ontwikkelingen met de beslissing van de Communistische Partij om besparingen in de publieke sector door te voeren en daarbij een miljoen arbeiders af te danken. De eerste 500.000 zullen in maart 2011 worden afgedankt. Dit betekent dat in totaal 20% van de Cubaanse arbeiders hun werk zullen verliezen. De regering onder Raul Castro heeft beslist om deze arbeiders “aan te moedigen” om een eigen zaak te beginnen of zichzelf tewerk te stellen. Delen van de Cubaanse bureaucratie zijn voorstander van een kapitalistisch herstel in Cuba, terwijl andere delen daar tegen gekant zijn. Pogingen om Cuba op de Chinese weg te zetten, zullen niet eenvoudig zijn. Cuba is China niet en pogingen om kleine bedrijven en mogelijk ook grote kapitalistische privatiseringen aan te moedigen, zullen minder evident zijn tegen de achtergrond van de wereldwijde economische crisis. Bovendien liggen Cubaanse kapitalisten in ballingschap in Miami op de loer om alle openingen aan te grijpen om hun zogenaamde eigendommen terug op te eisen. De Communistische Partij publiceerde een document van 32 pagina’s over de ontwikkeling van de markt, de legalisering van kleine bedrijven op 118 terreinen en het feit dat mensen voortaan huizen kunnen kopen en verkopen.

De Cubaanse Communistische Partij heeft aan steun verloren onder de jonge generatie die enkel de rol van de bureaucratie kent. De partij moet een moeilijke evenwichtsoefening doen. Wij denken dat Cuba een stap vooruit kan zetten door niet in de richting van de kapitalistische markt te gaan en ook niet door het status quo vandaag te behouden. De Cubaanse arbeidersklasse moet de strijd voor echte arbeidersdemocratie aangaan zodat de geplande economie in Cuba onder de democratische controle van de arbeidersklasse kan komen te staan zodat een echt socialisme kan bloeien en hoop kan bieden aan de massa’s die in strijd gaan op de rest van het Latijns-Amerikaanse continent en daarbuiten.

Brazilië en Mexico hebben de meest ontwikkelde economieën van de regio. Braziliaanse multinationals doen grote investeringen in andere Latijns-Amerikaanse landen. Het land speelt de rol van een regionale imperialistische macht. Lula treedt op als brandweerman van de kapitalistische landen, iedere poging om bewegingen naar links verder te ontwikkelen worden door hem tegengehouden. Van de 500 grootste bedrijven in Latijns-Amerika zijn er 226 Braziliaans. Petrobas staat in voor 17% van het bbp van Bolivia.

Bij de Braziliaanse verkiezingen van 2010 haalde de kandidaat van Lula, Dilma, een overwinning in beide kamers van het parlement. De kameraden uit Brazilië legden uit dat de huidige golf van steun voor Lula is aangewakkerd door de economische achtergrond en de beperkte hervormingen die werden doorgevoerd. Er zijn nu drie miljoen jongeren extra die toegang hebben tot universitair onderwijs. Dit is echter geen blijvend gegeven, een economische crisis kan harde gevolgen hebben in het land. Er is nu al een sterke sociale polarisatie in Brazilië met vijf miljoen werklozen in het land. Lula heeft op de crisis geantwoord met een stimuluspakket ter waarde van 300 miljard Real. De Braziliaanse samenleving kent heel wat sociale kwalen zoals drugs en sociale ontaarding. Het regime probeert de sloppenwijken aan te pakken op militaire basis. De politie heeft een aantal sloppenwijken bezet. Heel wat doden in de “drugsoorlog” worden niet vermeld in de media. Slechts 1% van de sloppenwijkbewoners hebben met drugs te maken. 90% van de bevolking in deze wijken is zwart.

Lula kan in 2014 opnieuw opkomen voor de post van president. In tussentijd hoopt hij dat zijn bondgenoot Dilma de steun voor Lula hoog kan houden. Om een alternatief op de PT en Lula/Dilma op te bouwen, blijven we ervoor strijden dat de PSOL kan ontwikkelen en niet naar rechts blijft opschuiven.

Op het wereldcongres van het CWI werd een versterking van onze krachten in Latijns-Amerika vastgesteld. De afdelingen in Venezuela en Bolivia werden erkend als nieuwe afdelingen. Er waren voor het eerst ook kameraden uit Argentinië op het congres. Het is belangrijk dat onafhankelijke arbeiderspartijen worden opgebouwd om zo de strijd van de massa’s in de richting van socialistische verandering te oriënteren.

Dit vind je misschien ook leuk...