Een linkse socialistische kijk op de aanhoudende politieke crisis
Over het belang van de politieke crisis voor de arbeidersbeweging
De bemiddelingspoging van Vande Lanotte was de zoveelste “onderhandeling van de laatste kans”. Opnieuw liep het niet op een akkoord uit, maar opnieuw blijkt het ook niet “de laatste kans” te zijn geweest. De onderhandelingen gaan verder o.l.v. Vande Lanotte, samen met De Wever en Di Rupo, nieuwe “cruciale” besprekingen zullen volgen. De regering van lopende zaken o.l.v. Yves Leterme kreeg ondertussen van de koning de opdracht een begroting uit te werken voor 2011 met een lager tekort dan voorzien.
De mens in de straat weet niet meer wat hij/zij ervan moet denken. Depressie, cynisme en vooral ontmoediging vechten met de slappe, weliswaar groene, lach. Ondertussen krijgen ook de internationale instellingen, kredietinstellingen inbegrepen, er genoeg van. De kranten staan vol met de dreiging die uitgaat van de financiële markten. Volgens marktonderzoeker CMA is het risico op een faillissement van België in het voorbije kwartaal gevoelig opgelopen tot 17,9% (website De Tijd, 10 januari 2011). Ons land klimt hiermee van de 53e plaats negen maand geleden tot de 16e plaats vandaag.
Dit moet fel genuanceerd worden. Hoewel de politieke crisis en het ontbreken van een stabiele regering natuurlijk de aandacht trekt en speculanten op ideeën kan brengen, is het onzinnig om België op hetzelfde niveau als Roemenië te plaatsen, zoals CMA dat doet. Daarnaast is het uiteraard correct om te zeggen dat de oplopende rente die België moet betalen op haar leningen pakken geld kost, zeker gezien de intrestlasten die ons land betaalt op de staatsschuld nu al zo’n 11% van het BNP opsouperen.
Als deze elementen zo sterk in de media naar voor worden gebracht en de gevaren vaak nog worden overdreven, is dat vooral om de onderhandelende partijen onder druk te zetten om toch een akkoord te sluiten en een regering te vormen. Indien N-VA daar niet toe kan worden aangezet, zelfs niet als de financiële crisis opnieuw in alle hevigheid toeslaat, zal dit het gegeven worden dat als excuus moet dienen om zonder N-VA verder te regeren. N-VA wil immers niet regeren en “we kunnen het land ondertussen toch niet naar de dieperik laten gaan”.
Gezien de onbestuurbaarheid van Vlaanderen – en dus ook van België – dreigt indien de traditionele partijen nog meer electorale steun verliezen en de N-VA er nog bij wint, zal die druk van de financiële markten en de internationale instellingen zeer groot moeten zijn alvorens vooral CD&V daartoe bereid zal zijn. Wat ooit duurzaam de grootste partij van het land is geweest, de ultieme spelverdeler, wordt nu immers in zijn voortbestaan bedreigd. Dat is de voornaamste verklaring voor haar grillige gedrag.
CD&V zegt “neen, tenzij” – of was het dan toch “ja, maar”?
Na de verklaring van Wouter Beke dat de CD&V niet met de zeven partijen aan tafel wou zitten op basis van de nota Vande Lanotte, tenzij er voordien fundamentele aanpassingen aan essentiële punten zouden gebeuren, brak een totale kakafonie uit. Het CD&V-bureau zou beslist hebben “ja, maar” te antwoorden (volgens Torfs en Eyskens), maar de G4 van de partij (Kris Peeters, Yves Leterme, Steven Vanackere en Wouter Beke) zou dat veranderd hebben, na contacten met N-VA, naar een “neen, tenzij”. Wouter Beke was duidelijk verrast over de reacties en vooral over de beslissing van Vande Lanotte om ontslag te nemen. Dit is poker op hoog niveau…
En het lijkt op eerste zicht te zijn gelukt. Vande Lanotte kan nu toch doorgaan met onderhandelen, zij het met twee schoonmoeders: De Wever en Di Rupo. Dat ook nu op zijn zachtst gezegd geen enkele garantie bestaat dat dit triumviraat eruit komt, mag duidelijk zijn door de eerste reacties. Zowel N-VA als CD&V zouden nu op een pad willen gaan waarbij er minder thema’s op tafel komen, maar waarbij er diepgaander hervormingen zouden komen in een beperkt aantal terreinen. Het sociaaleconomische ligt voor de hand, maar voor de N-VA betekent dat bijvoorbeeld dat ze dan de splitsing eisen van het volledige arbeidsmarktbeleid. De reacties van CDH, PS en Ecolo waren duidelijk: no way! Overigens verzet ook CD&V zich tegen een splitsing van de sociale zekerheid en de RVA, de partij staat daar ook onder druk van het ACW en het ACV die zich daartegen verzetten.
CD&V en N-VA willen meer responsabilisering van de deelregeringen en aanpassingen in de nota over Brussel, waarbij vooral de oude tegenstelling over de gewesten en gemeenschappen opspeelt. Het bestaan van deze beide structuren is een typisch voorbeeld van wat men het Belgische compromis noemt: het ontstaan van de gemeenschappen kwam er op vraag van Vlaanderen dat een eigen cultuurbeleid wou voeren (en waarbij de Duitstalige Gemeenschap van die ontwikkeling gebruik heeft gemaakt om ook zelf over de gemeenschapsbevoegdheden te kunnen beschikken), het ontstaan van de gewesten kwam er op vraag van Wallonië om een eigen economisch beleid te kunnen voeren. Beide overlappen elkaar en leiden tot een zeer ingewikkelde staatsstructuur.
Voor de Vlaamse politici overwegen de gemeenschappen, zij zijn dan immers de grootste. Daarom hebben Vlaamse politici en journalisten het steeds over twee “deelstaten” en komen er voorstellen die erop neerkomen dat Brussel vanuit Vlaanderen en Wallonië moet worden bestuurd. Ze ontkennen daarmee dat de oprichting van een Brussels Gewest een nieuwe realiteit heeft gecreëerd waar je niet meer omheen kan en dat de uitvoering van een door de gemeenschappen beheerd Brussel in de hoofdstad tot grote verschillen en zelfs tot een separatiepolitiek kan leiden. Ze gaan er ook aan voorbij dat zowat de helft van de Brusselse bevolking noch tot de ene noch tot de andere gemeenschap behoort.
Voor de Franstalige politici zijn de gewesten de geprefereerde structuur, op die manier staan twee gewesten (Wallonië en Brussel) tegenover Vlaanderen, wat hun positie uiteraard versterkt. Ze weigeren de ontwikkeling van “subnationaliteiten” in Brussel, iets waar LSP akkoord mee is, maar ze gaan voorbij aan de historische realiteit dat de Vlamingen hebben moeten vechten om bijvoorbeeld het recht op Nederlandstalig onderwijs te verkrijgen, compromissen die voor het oprichten van de gemeenschappen hierover werden gesloten werden immers nooit reëel uitgevoerd en de politiek van het verdringen van de Nederlandse taal en het bevoordelen van de Franse ging gewoon verder.
Nu nieuwe compromissen moeten worden gesloten, blijven deze oude tegenstelling verder spelen omdat de compromissen van het verleden de zaak niet hebben opgelost, maar enkel tijdelijk hebben “verzoend”.
Komt hier ooit een einde aan?
De Franstalige partijen reageerden, uiteraard, allemaal negatief op de weigering van CD&V en N-VA om opnieuw met de zeven aan tafel te zitten. Ook zij willen immers aanpassingen aan de nota Vande Lanotte, maar dan in de omgekeerde richting. Ecolo verklaarde, mits amendementen, akkoord te zijn verder te onderhandelen o.b.v. de nota Vande Lanotte, maar PS en CDH hebben gewacht tot na de verklaringen van CD&V en N-VA om een “ja, maar” te laten horen. De ontmoediging stijgt dan ook ten top: zal er ooit een akkoord komen?
In zijn eerste verklaring na het mislukken van de nota Vande Lanotte creëerde Di Rupo een opening naar de MR. De opening is nu weer dicht geslagen – de voorstellen van MR om op basis van artikel 35 van de grondwet te werken en van een leeg blad te beginnen discussiëren over wat we nog samen willen doen, hebben Reynders niet geholpen zichzelf weer op te dringen – maar het was een belangrijke tactische zet. Eigenlijk zei Di Rupo daarmee dat de PS niet alleen bereid is om met N-VA in een verder centrum-linkse regering te functioneren, maar ook in een centrum-rechtse regering. N-VA had al eerder laten weten de liberalen er liever bij te hebben om een rechts(er) sociaal beleid te kunnen voeren.
De N-VA liet ook weten voorstander te zijn van meer bevoegdheden voor de uittredende regering en bereid te zijn gedoogsteun te bieden aan een aantal maatregelen rond het budget en o.a. rond het dossier asielrecht en migratie – al in oktober hadden ze dit aan Leterme voorgesteld. Het is dus duidelijk dat voor N-VA een (centrum-) rechtse regering een belangrijke doelstelling. Een doelstelling die niet buiten de liberale partijen kan, gezien zowel de sociaaldemocraten als de christendemocraten en in mindere mate de groenen vasthouden aan een sociaal verpakte en begeleide afbraakpolitiek i.p.v. een schoktherapie die ongetwijfeld tot strijd van de arbeidersbeweging zou leiden. Maar het is overduidelijk dat het met de MR nog veel moeilijker zou zijn om rond het symbooldossier bij uitstek – de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde – tot een akkoord te komen gezien de electorale belangen van MR/FDF in de Brusselse rand. Indien Vande Lanotte nu weer mislukt, is een poging tot de vorming van een centrum-rechtse regering zonder de groenen en met de liberalen niet uitgesloten.
De druk op de N-VA neemt ook in de Vlaamse media toe en het is duidelijk dat die partij een ernstig obstakel vormt om tot een volwaardige regering te komen. Maar is er een mogelijkheid tot een akkoord, met of zonder N-VA? De commentaren in de media over de tegenstellingen over de nota Vande Lanotte tonen dat het dezelfde zijn als drie jaar terug: responsabilisering van de deelregeringen en de plaats van de Gemeenschappen in Brussel tegenover dat van het Gewest.
In het verleden werden in de Belgische structuren deze tegenstellingen steeds – tijdelijk – verzoend o.b.v. compromissen waarbij elke zijde gedeeltelijk kreeg wat hij wou in ruil voor toegevingen aan de andere zijde. Deze traditie van compromissen – niet enkel over de taal- en de nationale kwestie, maar ook het verzoenen van de tegenstellingen tussen arbeid en kapitaal en die tussen de katholieke en de vrijzinnige zuilen – maakt dat de politiek in België sterk gekenmerkt wordt door het pragmatisme.
In België zeggen alle commentatoren eensgezind: “de politiek is de kunst compromissen te sluiten”. Coalities zijn hier immers de traditionele regeringsvorm. Deelnemen aan de coalities is reeds voor de Eerste Wereldoorlog (op gemeentelijk niveau) de doelstelling van de Belgische Werkliedenpartij, alle tot compromis bereide Vlaams-nationalistische krachten of Waalse of Brusselse partijen zijn in het verleden opgenomen geweest in coalities, een beloning voor hun compromisbereidheid.
Nu blijkt de N-VA zich niet in dat proces te willen inschrijven, op zijn minst willen ze blijkbaar de prijs zodanig opdrijven dat het aan Franstalige kant niet langer aanvaardbaar is. Maar we mogen ons niet vergissen: ook voor de burgerij, bij monde van haar organisaties als het VBO, zijn een aantal eisen van de N-VA onaanvaardbaar. Ook het laatste IMF-rapport roept dan wel op tot responsabilisering van de deelregeringen, maar ook tot het vermijden van concurrentie tussen de regio’s wat schade kan toebrengen aan de eenheid van de arbeidsmarkt. Zoals de hoofdredacteur van de Knack maanden geleden opmerkte, fungeert België voor het patronaat als de perfecte melkkoe, in geen geval willen ze ervan af. De PS is aan de onderhandelingstafel niet alleen de vertegenwoordiger van de Franstalige Gemeenschap, maar ook van die big business-kringen.
De N-VA krijgt steun voor haar weigering om voluit in dit spel te stappen: eindelijk een breuk met die achterkamertjespolitiek. Onderzoek naar het kiesgedrag toont immers dat grote delen van het door de N-VA veroverde kiespubliek niets van doen heeft met het programma van die partij, er wordt op de N-VA gestemd nadat al is vastgesteld dat van de andere partijen niets moet verwacht worden behalve meer van hetzelfde. Meer van hetzelfde is nog enkele decennia van loonmatiging, een politiek die in de laatste dertig jaar heeft gemaakt dat een gezin vandaag twee lonen nodig heeft om de levensstandaard te kunnen behouden die destijds door één loon verzekerd kon worden. Nog enkele decennia van onderfinanciering van alle infrastructuur en diensten, met als gevolg putten in de wegen, vertragingen in het openbaar vervoer, wachtlijsten in iedere zorgsector. Nog enkele decennia van verdere toename van de armoede (van 6% in de jaren ’80 tot 15% vandaag), van ondertewerkstelling en werkloosheid, van onzekerheid over de toekomst…
Maar met de N-VA zou hieraan allerminst een einde komen. De partij mag zich ideologisch dan niet als liberale, maar als conservatieve partij opstellen, haar sociaal-economische eisen zijn daarentegen ultra-liberaal. Het lijkt de N-VA totaal te ontgaan dat het die liberale politiek is die tot de huidige wereldcrisis heeft geleid. Of denkt de N-VA dat het neoliberalisme overal tot sociale kaalslag en verarming leidt, maar dat de Vlaamse bevolking daar door één of andere magie gespaard van zal blijven? Het blijkt de N-VA overigens ook te ontsnappen dat hun idee dat Europa zou uitgroeien tot een soort nationale staat voor de Europese regio’s – waarna België dan vreedzaam kan verdampen en Vlaanderen bijna automatisch en vreedzaam haar onafhankelijkheid verwerft – altijd al utopisch is geweest en dat bovendien met de financieel-economische crisis vandaag de richting die de EU ingaat eerder één is die de Europese landen uiteendrijft dan één die hen samen zou brengen voor de opbouw van een echte Europese federatie.
Wat de N-VA eveneens ontgaat, is het feit dat “Vlaanderen” allesbehalve eensgezind is – hoewel de Vlaamse partijen dat wel zijn – over de noodzaak van verdere afbouw van de sociale uitgaven en de openbare diensten. In 2008 waren het Vlaamse ambtenaren die de spits afbeten in het protest tegen de dalende koopkracht, maar nu zouden diezelfde ambtenaren zonder strijd toestaan dat hun pensioenen fundamenteel worden afgebouwd…
Indien de N-VA niet bereid is een akkoord te slikken dat de burgerij tevredenstelt – een staatshervorming om de besparingen over de verschillende niveaus te verdelen – zal die partij niet in de regering plaatsnemen. Indien het echt niet anders kan, eventueel enkel zolang het duurt om ze in die regering te verbranden. Buiten deze weg blijft de burgerij enkel de verrottingsstrategie over, waarbij de N-VA verbrand wordt juist door ze buiten de macht te houden, desnoods met de prijs van nogmaals enkele jaren politieke crisis met o.a. snel opeenvolgende verkiezingsslagen.
Een akkoord is dus mogelijk, mits de De Wever zijn partij een compromis kan opleggen en de “pragmatisten” dus de bovenhand halen op de “Vlaamse romantici”. Indien dat niet het geval is, gaat voorlopig de soap waarschijnlijk nog even door om dan onvermijdelijk op een bepaald moment tot verkiezingen te leiden. Externe druk – vanwege Europa, de internationale instellingen, de dreiging die uitgaat van de financiële markten,… – zal ongetwijfeld nodig zijn om alle partijen tot een akkoord te dwingen (en om tegelijkertijd het excuus te verschaffen voor het feit dat dit akkoord ongetwijfeld onder de minimumgrens zal liggen die vandaag door de betrokken partijen wordt voorgelegd).
Is er nog een toekomst voor België?
Zoals eerder gesteld, werden in het verleden compromissen gesloten die steeds opnieuw leidden tot een periode van pacificatie. Die compromissen waren mogelijk o.b.v. de enorme rijkdom die de Belgische arbeidersklasse produceert en die de mogelijkheid creëerde om steeds opnieuw akkoorden te kopen. De regionalistische of Vlaams-nationalistische zweeppartijen kregen gedeeltelijke toegevingen, waarbij er wel tegelijk werd op gelet allerlei grendels te zetten op het uiteenvallen van het land. Het toekennen van meer macht en gewicht binnen de Belgische structuren aan het economisch opbloeiende Vlaanderen, tegenover Wallonië dat getroffen werd door desindustrialisering, kwam er met de prijs van dubbele meerderheden en andere beschermingsmaatregelen voor de nationale minderheden als het belangenconflict en de alarmbelprocedure. De volle erkenning van de tweetaligheid in Brussel kwam met de prijs van een Brussels Gewest, dat vandaag de grootste struikelsteen vormt voor het uiteenvallen van het land. Eenzijdig de onafhankelijkheid uitroepen, kan de Vlaamse elite enkel indien ze het verlies van Brussel aanvaardt, wat dus niet onmiddellijk staat te gebeuren, hoezeer enkele N-VA-leden daar ook mogen van dromen.
Anderzijds mag ook duidelijk zijn dat het sluiten van compromissen steeds moeilijker wordt. In de laatste dertig jaar is een steeds groter deel van de rijkdom naar de rijkste lagen van bevolking, de kapitaalbezitters, gevloeid. De bijna 90% van de bevolking die leeft van lonen en uitkeringen krijgt vandaag niet eens meer de helft van de inkomsten die met de arbeid van de Belgische arbeidersklasse worden geboekt. Niet alleen de lonen en de uitkeringen werden steeds verder uitgehold om de winsten opnieuw te doen stijgen, ook de inkomsten van de staat – belastingen en sociale zekerheid – werden steeds verder afgeroomd. Vandaag is de federale staat dan ook niet meer in de positie om wat dan ook af te kopen. Vandaag is het niet de vraag of we kunnen komen tot een “win-win”-situatie, zelfs niet tot een “beetje winnen, beetje verliezen”-situatie, maar tot een evenwicht in hoeveel verloren wordt, tot een “lose-lose”-situatie dus. Dat verklaart de moeilijkheid.
Maar het meest waarschijnlijke op dit moment is toch dat er – uiteindelijk – een compromis gevonden wordt. Een wankel compromis dat niet tot stabiliteit zal leiden – enkel tot nog meer besparingen op de sociale uitgaven en de openbare diensten terwijl de tekorten nu al schrijnend zijn. Een compromis dus waarvan we met zekerheid kunnen stellen dat het de spanningen nog hoger zal doen oplopen.
En de arbeidersbeweging?
Die stond erbij en keek ernaar… Bij gebrek aan een arbeiderspartij komen de belangen van de arbeidersbeweging niet aan bod in deze onderhandelingen en zullen ze zeker niet aan de basis liggen van een akkoord. Wat de PS ook mag zeggen, de laatste dertig jaar hebben ze in de regering meer dan voldoende bewezen bereid te zijn tot alles wat de burgerij van haar vraagt. Hoewel ze meer op de achtergrond bleef en zich verstopte achter de Vlaamse partijen die steeds de regeringsleider leverden, staat ze even goed als de SP.a aan de wieg van de roof van de (vorige) eeuw: het via de salami-techniek leegzuigen van zo goed als alle naoorlogse verworvenheden van de arbeidersbeweging.
Partijen als het N-VA handelen duidelijk niet in het belang van de arbeidersklasse in Vlaanderen, Bart De Wever heeft dat al vroeg in de onderhandelingen duidelijk gemaakt toen hij de Vlaamse patroonsorganisatie Voka – die altijd een van de meest extreme patronale organisaties is geweest op vlak van ultra-liberale eisen – “mijn baas” noemde. Indien een echte arbeiderspartij bestond in Vlaanderen, die reëel de strijd voor de belangen van de Vlaamse arbeiders voert, zou al snel duidelijk zijn dat het Voka – en de N-VA met haar – slechts een kleine minderheid van de Vlaamse bevolking vertegenwoordigt, die minderheid die de meerderheid aan de laagst mogelijke kost voor haar wil laten werken. Bij gebrek aan een arbeiderspartij die tegenover de aanvallen van de burgerlijke en kleinburgerlijke partijen de klassenstrijd voor de arbeidersklasse in handen neemt, en er richting en leiding aan geeft, kan een klimaat gecreëerd worden waarbij de belangen van de Vlaamse bazen voorgesteld kunnen worden als de “belangen van Vlaanderen”.
Er is geen short-cut te vinden. De burgerij is niet in staat op een definitieve en volledige wijze de nationale kwestie in België te verzoenen, ze heeft enkel nog wat meer improvisatie- en evenwichtsoefeningen in aanbod met als ultieme doel haar systeem en haar privileges in stand te houden. Een reële verzoening van de nationale tegenstellingen kan enkel indien de middelen ter beschikking worden gesteld om iedereen in België een degelijk leven en toekomst te bieden, Degelijke voltijdse en goed betaalde jobs voor iedereen, degelijke en betaalbare huisvesting, een kwaliteitsvol en toegankelijk onderwijs om aan onze kinderen een toekomst te bieden, openbare diensten en een sociale zekerheid met voldoende financiering om de noden te dekken,… zijn eisen die noodzakelijk ingevuld moeten worden, zonder enige discriminatie, om tot een einde aan de spanningen te leiden. Een harmonieuze ontwikkeling van de Belgische economie met als doelstelling de behoeften van de grote meerderheid van de bevolking te bevredigen en een einde te maken aan de tekorten op sociaal vlak (en dus ook aan de strijd voor wie beslag kan leggen op die gebrekkige middelen) zou een einde moeten maken aan de torenhoge werkloosheid en uitzichtloosheid die heerst in een aantal Waalse regio’s, maar zeker ook in Brussel en in steden als Antwerpen en Gent, waar grote delen van de arbeidersjeugd geen enkel toekomstperspectief heeft, behalve dan werkloosheid en armoede. Van de burgerij moeten we deze harmonieuze ontwikkeling niet verwachten. Kapitaal gaat enkel daar naar toe waar op korte termijn veel winst valt te boeken.
Zolang die enorme middelen die geproduceerd worden door de arbeidersklasse in België verdwijnen in de zakken van de grote bedrijven en van zij die al superrijk zijn, zal noch een eengemaakt België noch een onafhankelijk Vlaanderen kunnen functioneren. Die middelen zijn nodig om een samenleving te doen slagen, of dat nu binnen België is of – indien een meerderheid van de bevolking dat zou wensen, iets wat vandaag niet het geval is – binnen het kader van een federatie van onafhankelijke regio’s. LSP zou zich in dat geval niet verzetten tegen het verdwijnen van de Belgische staat zoals we die tot nu kennen, zolang de breuk niet gebeurt op basis van de totale afbraak van de verworvenheden van de Belgische arbeidersbeweging (zoals de N-VA nu in realiteit voorstelt). Die middelen zijn met andere woorden nodig voor zowel een vreedzame en harmonieuze splitsing van het land, indien dat gewenst zou zijn, als voor een herstel van de harmonie in het samenleven in België zelf.
De arbeidersbeweging moet dan ook haar zaken in eigen hand nemen. Op syndicaal vlak mogen we ons niet weer een slecht IPA laten opdringen omdat “beter niet haalbaar is”. Niets behalve verdere verarming zal haalbaar zijn. Of de economie nu opnieuw de dieperik ingaat, stagneert of tijdelijk en gedeeltelijk herneemt, zonder strijd zullen de bazen opnieuw met de winsten gaan lopen en zullen de arbeiders de kosten betalen. Maar ook op het politieke vlak moeten we opnieuw de strijd kunnen voeren indien we op het syndicale vlak het onderste uit de kan willen halen. De keuze voor het zogenaamde “minste kwaad” in de vorm van weer eens een stem voor de bestaande partijen die nog af en toe beweren te ageren in het belang van de arbeidersklasse (maar dat al decennialang niet ook in daden doen) heeft in het verleden geleid tot sociale afbraak, tot een relatieve capitulatie van de arbeidersbeweging voor de eisen van de bazen. Dat zal in de toekomst niet anders zijn, behalve dat het nog slechter wordt.
Met die stem voor het minste kwaad stelt de arbeidersbeweging zich passief op, wat betekent dat ze het huidige proces van staatshervorming – dat feitelijk de voorbereiding is op het drastische besparingsplan dat men ons zal proberen opleggen – gewoon ondergaat. De vakbondsleidingen hebben al verschillende malen samen met de patronale organisaties opgeroepen tot een akkoord over de staatshervorming en de vorming van een regering, van gelijk welke regering. Maar wij willen niet gelijk welke regering, wij willen geen regering om een regering te hebben.
Om uit dit scenario weg te raken, moeten de syndicale militanten de strijd opvoeren tegen alle pogingen van het patronaat om ons, op welke manier ook, voor de crisis te laten betalen. We moeten op syndicaal vlak een slecht IPA weigeren en de strijd voeren voor een bruto loonsverhoging, tegen precaire contracten en voor de nodige middelen voor de creatie van degelijke jobs. Op politiek vlak moeten we ons voorbereiden om tegen gelijk welke regering te ageren wanneer deze de rekening wil presenteren. In de strijd voor onze belangen kunnen de ideeën en de krachten groeien om te komen, voor de tweede maal in de geschiedenis, tot de creatie van een echte arbeiderspartij. Een echte arbeiderspartij kan een definitieve oplossing uitwerken voor de nationale kwestie in België. Een consequente democratie, die rekening houdt met de sociale en culturele rechten van alle bevolkingsgroepen, gebaseerd op een democratisch uitgewerkte planeconomie die het volledige grondgebied van België sociaal en economisch ontwikkelt, is daarvoor een noodzakelijke voorwaarde. Dit kan enkel als de burgerij van haar macht in de samenleving wordt beroofd.
Zo’n arbeiderspartij zal niet uit de lucht komen vallen, maar zal ontwikkelen op basis van strijd en lessen die uit die strijd door de arbeidersmassa’s worden getrokken, zoals dat destijds is gebeurd met de oude, nu verburgerlijkte, arbeiderspartij. Eens een meer massale en aangehouden strijd op gang komt om een aanvaardbare levensstandaard te behouden in deze lang uitgerekte crisis van het kapitalisme, zullen strijdbare delegees en militanten uit de sociale bewegingen meer vergaande conclusies trekken. De geschiedenis toont ons dat dit proces, eens op gang gekomen, zeer snel kan ontwikkelen, zeker indien een bewuste minderheid in de vorm van een revolutionair socialistische partij in dat proces haar wortels in de arbeidersbeweging kan uitbouwen.
Er zijn dus geen shortcuts. De komende periode staat ons waarschijnlijk een verderzetting van de politieke crisis te wachten, waarbij het land beheerd wordt door de regering van lopende zaken, feitelijk een technische regering zonder die naam. Indien een regering met de N-VA wordt gevormd, zal die van korte duur zijn, een zoveelste vechtregering. Als de onderhandelingen niet meer gerekt kunnen worden, kunnen we in de komende maanden met verkiezingen te maken krijgen, hoewel dat perspectief kleiner wordt naarmate een grotere dreiging van de financiële markten uitgaat.
Op een bepaald moment zal een compromis gevonden worden, die eruit zal bestaan dat de grote meerderheid van de bevolking – de arbeiders en hun gezinnen, de uitkeringsgerechtigden, de kleine middenstand – de rekening voor de de kapitalistische crisis betaalt. Dat compromis zal, zoals steeds, halfslachtig zijn en nieuwe tegenstellingen en spanningen in het leven roepen. Hoewel vandaag de krachten ontbreken om het uiteenvallen van België af te dwingen, zal het voortbestaan van België op kapitalistische basis steeds verder ondermijnd worden tot het op een bepaald moment niet langer houdbaar is. De fout in de redenering van veel Vlaams-nationalisten die zich verheugen in dit proces is niet dat dit proces niet bezig zou zijn, maar ligt in de illusie dat dit vreedzaam en via onderhandelingen zou gebeuren.
Artikel door Anja Deschoemacker