Schuldencrisis in de Eurozone. Beperkingen van Europese integratie bloot gelegd
De landen die de euro hebben ingevoerd, worden opgeschrikt door de grootste crisis van deze munt sinds de invoering ervan in 2002. De omvangrijke schuldencrisis in Griekenland heeft gevolgen voor de volledige Eurozone, de Europese Unie en de wereldeconomie. De regeringen van de Eurozone vrezen reeds dat de crisis zal overslaan naar andere landen. Onder kanshebbers worden Spanje, Portugal en Ierland genoemd.
De mogelijkheid dat Griekenland haar schulden niet kan afbetalen, wordt iets minder waarschijnlijk nu de Europese regeringen en het IMF een reddingsplan van 110 miljard euro hebben verzameld. De crisis is wel acuut genoeg om het overleven van de huidige eurozone in vraag te stellen. Het gevaar is zeker nog niet geweken. Een of meer landen kunnen mogelijk verplicht worden om de euro te verlaten om meer economische maneuvreerruimte te hebben (in het bijzonder om de eigen munt te kunnen devalueren). Dat is een hard scenario voor het Europese kapitalisme dat amper mogelijk werd geacht tijdens de triomfantelijke invoering van de euro.
Wat het resultaat ook zal zijn, deze crisis is een zware nederlaag voor de heersende klassen van Europa. De Duitse premier Angela Merkel weigerde aanvankelijk op vraag van de Duitse heersende klasse om Griekenland geld toe te stoppen. De harde benadering was een uitdrukking van de vrees dat een reddingsplan een precedent zou vormen voor Spanje, Portugal en andere economieën die het moeilijk hebben. De sommen waarvan sprake zijn astronomisch hoog en worden door de heersende klassen van de rijkere Europese lidstaten gezien als een onmogelijke last die wordt opgelegd.
Anderzijds kende de Duitse regering een grote druk van de arbeidersklasse en de middenklasse die zich verzetten tegen het gebruik van belastingsgeld om de Griekse regering en financiële multinationals te betalen. Uiteindelijk zag Merkel zich wel verplicht om deel te nemen aan een reddingsplan, het alternatief hiervoor was voor het Duitse kapitalisme nog erger. Indien Griekenland de schulden niet zou afbetalen (wat onvermijdelijk was zonder reddingsplan) of indien het land uit de Eurozone zou worden gezet, dan zou er een nog grotere politieke en financiële crisis volgen.
Zowat 70% van de Griekse schuld staat open bij Franse en Duitse banken. Daar zou een mogelijk Grieks bankroet bijzonder hard aankomen. Een bankroet of het uit de Eurozone gooien van het land, zou de algemene geloofwaardigheid van de euro verder ondermijnen. Sinds november verloor de euro reeds 13% van haar waarde. Het zou bovendien de speculatie kunnen opvoeren tegen andere landen van de Eurozone met een grote schuld.
Dat zou de rentevoeten verder de hoogte injagen wat een bedreiging zou vormen voor het fragiele en onzekere economische herstel in Europa. Een nieuwe bankencrisis zou daar een onderdeel van kunnen vormen. De mogelijkheid van een Grieks bankroet (of het failliet van een ander land) blijft overigens bestaan, ook na de huidige reddingsoperatie. Ook de mogelijkheid dat een land de Eurozone verlaat, blijft overeind.
Aanvallen op de arbeiders
In Duitsland werden private donoren gezocht om de illusie te wekken dat het niet de Duitse arbeiders zullen zijn die moeten betalen voor het redden van het Griekse en Europese kapitalisme. Het reddingsplan dat werd onderhandeld, gaat gepaard met een barbaarse aanval op de levensstandaard van de Griekse arbeiders naast pertinente leugens en overdrijvingen over de huidige pensioenen en andere sociale rechten.
De beslissing om het IMF te betrekken in het redden van Griekenland was een zware slag voor het prestige van de heersende klassen van de Eurozone. Alle opties waren problematisch voor hen, dat is op zich een uitdrukking van de diepte van de kapitalistische crisis.
Toen de Euro werd ingevoerd, stelde het CWI dat dit project op een bepaald ogenblik in de problemen zou komen. Ons standpunt werd niet bepaald algemeen aanvaard. Maar we maakten duidelijk dat het één zaak was om een eenheidsmunt in te voeren tijdens een periode van economische groei, maar dat dit niet evident is na het einde van die groei.
De economische crisis heeft de problemen van de Europese integratie en de onmogelijkheid om op kapitalistische basis de beperkingen van de natiestaten en de nationale belangen van de heersende klasse in ieder land te overstijgen, aan de dag gelegd. De Europese kapitalistische integratie botst op haar grenzen, het proces stagneert en kan mogelijk zelfs stappen achteruit zetten.
Protest in Griekenland
De scherpe nationale tegenstellingen tussen de heersende klassen, zagen we in de confrontaties tussen Duitsland en Griekenland. Maar ook andere Europese machten plaatsten zich op de voorgrond. Ze proberen allemaal om de verantwoordelijkheid bij de anderen te leggen, terwijl ze allen toekijken bij de kapitalistische crisis. In de aanloop naar de recessie hadden ze allemaal geen enkel probleem met de snelle opeenstapeling van steeds grotere winsten voor de grote bedrijven en financiële kosten. Ze blijven daar overigens geen probleem mee hebben.
De gewone bevolking heeft de afgelopen jaren geen vruchten geplukt van de economische groei en nu wordt ze gevraagd om te betalen voor de crisis en dus eigenlijk voor de enorme winsten die door de rijken werden gemaakt in de periode van economische groei. De werknemers worden gevraagd om twee keer te betalen voor de crisis, hun belastingsgeld wordt gebruikt om de banken te redden en daarnaast zijn er directe aanvallen op de jobs, lonen en openbare diensten.
Er zijn al belangrijke protestacties en betogingen in verschillende Europese landen, ook al hopen velen nog dat de aanvallen op de levensstandaard van korte en voorbijgaande aard zullen zijn. De economische crisis en de gevolgen ervan zullen echter aanslepen. Hierdoor zal de hoop op snelle beterschap onvermijdelijk overslaan in een grotere woede en een bereidheid tot verzet tegen de miserie die de kapitalisten ons willen opleggen.
Artikel uit The Socialist