Kritiek op het program van Gotha

Brief aan W. Bracke (1)

Londen, 5 mei 1875

Mijn beste Bracke!

Wees zo vriendelijk om de hier volgende kritische aantekeningen bij het verenigingsprogramma na het lezen ter kennismaking door te spelen aan Geib en Auer, Bebel en Liebknecht (2). Ik zit onder het werk en ben genoodzaakt de werktijd die de artsen mij hebben toegestaan te overschrijden. Daarom heeft het mij zeker geen bijzonder genoegen verschaft om zoveel papier vol te schrijven. Maar dit was hierom noodzakelijk dat de partijvrienden voor wie deze mededeling bestemd is, later geen verkeerde uitleg zouden geven aan de stappen die ik van mijn kant zal moeten ondernemen. -Ik bedoel hier een korte kennisgeving, die Engels en ik na het verenigingscongres gaan publiceren; wij gaan verklaren dat wij volledig buiten het genoemde principeprogramma staan en er niets mee gemeen hebben.

Dit is noodzakelijk, want in het buitenland is de door de vijanden van de partij ijverig ondersteunde mening in omloop -een mening die volstrekt onjuist is- dat wij hier de geheime leiding zouden vormen van de zogeheten Eisenachse partij. In zijn onlangs in het Russisch verschenen boek stelt Bakoenin (3) mij bijvoorbeeld nog verantwoordelijk voor niet alleen alle programma’s enz. van bovengenoemde partij, maar zelfs voor elke stap die Liebknecht heeft gedaan sinds hij medewerker is in de Volkspartij.

Daarnaast verbiedt mijn plicht mij, al is het maar via diplomatiek stilzwijgen, een programma te erkennen dat volgens mijn overtuiging totaal nutteloos is en de partij demoraliseert.

Elke stap in een reële ontwikkeling is belangrijker dan een dozijn programma’s. Daarom, als het onverantwoord was -en de omstandigheden lieten het niet toe- verder te gaan dan het Eisenachse programma, zou men eenvoudig hebben moeten overeenkomen over de activiteiten tegen de gemeenschappelijke vijand. Maar door principeprogramma’s op te stellen (in plaats van deze zaak uit te stellen tot het moment dat een langere voorbereiding in samenwerkingsverband is afgerond) richten zij voor het aangezicht van de wereld mijlpalen op volgens welke de mensen oordelen over het niveau van de partijbeweging.

De lassalleaanse leiders zijn naar ons gekomen omdat de omstandigheden hen daartoe noopten. Als zij vanaf het begin te horen hadden gekregen dat alle koehandel in principes zou worden afgewezen, dan moesten ze zich wel tevreden stellen met een actieprogramma of een organisatieplan ten behoeve van gemeenschappelijke actie. In plaats daarvan krijgen zij toestemming te verschijnen in een volledige wapenuitrusting van mandaten en van hun kant erkennen zij deze mandaten als bindend, ofwel leveren zij zich over aan de goede en kwade wil van diegenen die zelf hulp behoeven. Als de kroon op dit werk roepen zij een congres bijeen voor het gezamenlijk besluitvormingscongres, terwijl de eigen partij haar congres alleen post festum houdt. Hier wilden ze duidelijk elke kritiek afkappen en de eigen partij overrompelen. Het is bekend dat de arbeiders tevreden zijn met de vereniging als zodanig; maar het is een vergissing om te denken dat dit momentane succes niet al te duur is betaald.

Overigens is het programma totaal nutteloos, ook los van het feit dat het het lassalleaanse credo canoniseert.

VOETNOTEN

1. Bracke, Wilhelm (1842-1880). Duits socialist, uitgever en boekhandelaar, aanhanger van Marx, steunde Marx en Engels in hun strijd tegen opportunistische en reformistische tendensen in de Duitse arbeidersbeweging.
2. Liebknecht, Wilhelm (1826-1900). Duits socialistisch leider, samen met Bebel in 1869 oprichter van de Sociaal-Democratische Duitse Arbeiderspartij, de “Eisenachers”. Nam in 1848-1849 deel aan de gewapende opstanden in Baden, emigreerde na hun onderdrukking naar Zwitserland, doch werd daar reeds in 1850 uitgewezen. Aanvankelijk leunde Liebknecht aan bij het ADA van Lassalle, maar keerde deze de rug toe omwille van diens pro-Pruisische houding. In 1867 werd hij verkozen in de Rijksdag van de Noord-Duitse Bond en twee jaar later stond hij op het congres van Eisenach aan de wieg van de eerste nationale marxistisch geïnspireerde arbeiderspartij. Zetelde van 1874 tot aan zijn overlijden in de Duitse Rijksdag.
3. Bakoenin, Michael Aleksandrovitsj.(1814-1876) Russische edelman. Grondlegger van het anarchisme in zijn links-sektarische verschijningsvorm. Onderging in de jaren 1840 sterk de invloed van Hegel, Feuerbach en Marx. Leider van de barricadeopstand van 1849 te Dresden. Werd na de nederlaag van de revolutie door Saksen uitgeleverd aan Oostenrijk en door Oostenrijk aan Rusland. Na een verblijf van verschillende jaren in Russische gevangenissen werd hij in 1857 verbannen naar Siberië, van waar hij in 1861 ontsnapte. Parallel met oprichting van de Internationale in 1864, stichtte Bakoenin het geheime genootschap de ‘Internationale Alliantie der Socialistische Krachten’, die van bij het begin vijandig stond tegenover het leiderschap van Marx en Engels in de Internationale. Bakoenin vertrouwde niet op de gedisciplineerde strijdvormen van de loonarbeiders, doch leunde voornamelijk op enerzijds het lompenproletariaat, anderzijds op de door de concurrentie met de grootnijverheid geradicaliseerde kleine burgerij. Zijn afwijzing van de politieke strijd en zijn steun aan groeperingen die gebruik maakten van individueel terrorisme, bracht hem in onverzoenlijke tegenstelling tot de politiek van Marx. Liever dan de Internationale het instrument te laten worden in de handen van de Bakoenistische avonturiers, slaagden Marx en Engels erin om in 1872, op het congres van Den Haag het secretariaat van de Internationale over te plaatsen naar New York. Wat in feite neerkwam op de stopzetting van de politieke activiteiten der Internationale.

>> Inhoudstafel

Dit vind je misschien ook leuk...