De oorsprong en opkomst van de Taliban
Het boek “Taliban” door Ahmed Rashid dateert van vlak voor de aanslagen op de WTC-torens in de VS (op 11 september 2001). Na die aanvallen stonden Al-Qaeda en de Taliban plots in het middelpunt van de belangstelling. Op dat ogenblik had de Taliban reeds een jarenlange opmars gekend, aanvankelijk zelfs met Amerikaanse steun. Ahmed Rashid geldt als een Taliban-kenner. De Pakistaanse journalist bracht met het boek “Taliban” alvast een aanrader voor wie meer wil weten over de achtergrond van deze groepering.
Rashid beschrijft de opkomst van de Taliban en het leven onder het regime van deze beweging. Hij vertrekt niet vanuit een socialistisch standpunt en probeert zich te beperken tot het weergeven van een aantal feiten. Als tegenstander van de Taliban laat hij evenwel meermaals zijn afkeer zien tegenover de imperialistische belangen die in Afghanistan werden uitgevochten en waarvan de gewone bevolking het grootste slachtoffer vormde.
De Taliban werden groot op de puinhopen van de imperialistische confrontaties die welig tierden in Afghanistan in de jaren 1980 en 1990. Afghanistan is een centraal gelegen Aziatisch land op het kruispunt van Rusland, Iran, Pakistan en India. De vele natuurlijke rijkdommen in onder meer Turkmenistan en Kazakstan zouden makkelijk via gaspijpleidingen door Afghanistan naar de haven van Karachi in Pakistan worden geleid. Dat stelt evenwel de vraag naar wie de controle over het land heeft.
Geschiedenis met vele culturele invloeden
Afghanistan kent een rijke geschiedenis waarbij het een ontmoetingsplaats was tussen de Perzische cultuur in het Westen, de nomadenstammen in het Noorden en de Indische beschaving in het Oosten. Het land kende van de oudste steden ter wereld met bloeiende centra van boeddhisten en andere religieuze groepen. Het gebied dat nu Afghanistan vormt, maakte ooit deel uit van het Griekse rijk onder Alexander de Grote. In de bergen van Hindu Kush was er een boeddhistisch-Grieks koninkrijk met bijhorende cultuur, zowat het enige voorbeeld van een versmelting van Europese en Aziatische beschaving.
Nadien volgenden onder meer Arabische, Perzische en Mongoolse invloeden. De Hazara-bevolking in Afghanistan stamt nog steeds af van de Mongoolse troepen van Djengis Khan. De Afghaanse Lodhi-dynastie heerste over een gebied dat zich uitstrekte tot Dehli in India en zowat de volledige regio Punjab omvatte.
Doorheen de geschiedenis van het land waren er heel wat verschillende regimes en invloeden, wat meteen ook de basis vormt voor een complexe etnische samenstelling van het land. In het westen van het land was er een meerderheid die Perzisch of Dari spraken (Dari is de naam voor het Afghaanse Perzische dialect). Deze taal werd ook gesproken door de Hazara’s in het centrum van Afghanistan. De Perzen en Hazara’s waren sjiieten, terwijl er in de rest van het land een meerderheid van soennieten was. In het Noorden van Afghanistan zijn er belangrijke groepen Oezbeken, Turkmenen, Kirgiezen,… die de Turkse talen van Centraal-Azië spraken. In het zuiden en oosten waren er de Pashtun-stammen met hun eigen taal, het Pashto. De Pashtun-stammen leven in Afghanistan en delen van Pakistan (wat nu de Noordwestelijke Grensprovincie vormt). Binnen de Pashtun-stammen waren er historisch een aantal groepen, in grote lijnen te verdelen onder de Durrani en de Ghilzai.
In de 18de eeuw slaagden de Pashtun-stammen er in om een regionaal rijk uit te bouwen dat zich uitstrekte tot Delhi in het Oosten en Kasjmir in het Noorden. De hoofdstad van dit rijk was Kandahar. Dit rijk vormde de basis voor de staat Afghanistan, de Durrani-clan regeerde zelfs tot 1973 toen koning Zahir Shah werd afgezet en het land een republiek werd.
Binnen de regerende Durrani waren er heel wat veten en meningsverschillen, wat werd aangewakkerd door het Brits imperialisme. Afghanistan was een geliefd doelwit voor diverse grootmachten. Rusland probeerde onder meer via haar invloed bij de Perzen voet aan grond te krijgen, terwijl de Britten vanuit de Indische kolonie naar het Westen keken. De Britse koloniale heersers hadden er verschillende Afghaanse oorlogen voor over om de controle over het gebied te behouden via hun marionettenregimes. Na de tweede Afghaans-Engelse oorlog werden de Pashtun-stammen officieel opgedeeld in een deel dat onder Brits bewind viel en een deel onder Afghanistan. De officiële grens stond bekend als de Durand-linie, een opdeling die tot op de dag van vandaag wordt betwist.
De Britse controle over Afghanistan in de negentiende eeuw was geen makkelijke aangelegenheid. Er waren tal van opstanden en de Brits-Indische troepen hielden amper stand, ze moesten in 1842 zelfs de aftocht blazen en zich terugtrekken. De bezetting kostte de Britse overheid toen reeds meer dan 1 miljoen pond per jaar. Dat volstond niet om de afkeer tegenover de koloniale heersers te bedwingen. In een poging om alsnog de controle te behouden, speelden de Britten steeds meer in op de complexe samenstelling van de verschillende stammen die tegen elkaar werden uitgespeeld. Verdeel-en-heers was een geliefkoosde imperialistische tactiek.
Eind negentiende eeuw steunden de Britten Amir Abdul Rehman toen die aanspraken maakte op de troon. “Ijzeren Amir” werd hij nadien genoemd omwille van zijn methoden bij het centraliseren van het land. Hij maakte onder meer een einde aan de autonomie van de Hazara’s en de Oezbeken in het Noorden en verenigde de Pashtun-stammen op bloedige wijze. De term “etnische zuivering” was nog niet ingeburgerd, de praktijk ervan werd wel al toegepast. Amir zette de Durrani-dynastie verder en ook zijn opvolgers behoorden tot deze dynastie. In 1919 werd Afghanistan formeel onafhankelijk.
Koude Oorlog
De radicalisering eind jaren 1960 had ook een impact op de Aziatische landen. Pakistan kende in 1968 een revolutionaire opstand en ook in andere landen broeide het verzet tegen kapitalisme en imperialisme. In Pakistan leidde deze beweging tot de ontwikkeling van een links-populistisch regime onder leiding van Ali Zulfiqar Bhutto. In Afghanistan nam de neef van de koning, Sardar Mohammad Daud, het voortouw van de beweging tegen de koning. De koning werd afgezet en Daud baseerde zich op linkse militairen om de republiek te vestigen en zichzelf tot president te laten verkiezen op basis van een linkse retoriek. Daud keerde zich tegen de opkomende fundamentalistische beweging die repressief werd onderdrukt. De kopstukken van de fundamentalistische groepen vluchtten naar Peshawar in Pakistan, waar ze de steun kregen van de Pakistaanse premier Bhutto om hun verzet tegen Daud verder te zetten. Vanuit deze fundamentalistische groepen zou later de moedjaheddin ontwikkelen. Die kregen steun van Bhutto omdat hij op die manier de nationale kwestie in eigen land onder controle wou houden.
De Afghaanse president Daud zocht (en vond) steun bij de Sovjetunie. Dat was op zich niet nieuw, ook de afgezette koning kreeg Sovjetsteun. Toen Daud de macht naar zich toe trok, was buitenlandse steun goed voor 40% van de inkomsten van het land. Het regime van Daud bracht niet de door de massa’s gewenste veranderingen, wat leidde tot politieke onstabiliteit en opeenvolgende militaire staatsgrepen. In april 1978 werd Daud afgezet door communistische militairen. Die laatste waren verdeeld in twee grote kampen: de Khalq en de Parcham die elkaar evenzeer bestreden. In 1979 wilde de Sovjetunie orde op zaken stellen in Afghanistan en werd het land binnengevallen om Parcham-leider Babrak Karmal tot president aan te stellen (in 1986 werd Karmal vervangen door Najibullah die aan de macht zou blijven tot 1992).
De Sovjet-inval had als doel om stabiliteit te creëren in Afghanistan, maar werd door de VS aangegrepen om het verzet van de fundamentalisten op te drijven. De moedjaheddin kregen Amerikaanse steun om zo voet aan grond te krijgen in Afghanistan, ten nadele van de Sovjetunie en Iran. De VS was tussen 1980 en 1992 net als Saoedi-Arabië goed voor ongeveer 5 miljard dollar steun aan de Moedjaheddin. De anti-Sovjettroepen kregen overigens ook steun uit Chinese hoek en van diverse Arabische staten. Saoedi-Arabië zag er een kans in om het Wahhabisme te verspreiden, Pakistan om de invloed van de Pashtun-bevolking in Afghanistan te versterken, China en de VS wilden de Sovjetunie een hak zetten. De strijd tegen de Russische bezetting van Afghanistan zou pas eindigen met de terugtrekking van de Sovjet-troepen in 1989. In het conflict vielen 1,5 miljoen doden.
De moedjaheddin werden voornamelijk in Pakistan opgeleid in diverse opleidingskampen en islam-scholen, voornamelijk in de Noordwestelijke Grensprovincie. Het was in deze islamscholen dat de Taliban ontstond in de nasleep van de Sovjetbezetting. De Taliban (in het Nederlands te vertalen als “Koranstudenten”) is het resultaat van de oorlog tussen de Sovjetunie wiens marionettenregime in Afghanistan geen antwoord had geboden op de aspiraties van de massa’s en de imperialistische machten onder leiding van de VS voor wie de vijand van de vijand de beste bondgenoot werd.
Ontwikkeling van de Taliban
De Taliban ontstond pas op het einde van de strijd tegen de Sovjetbezetting van Afghanistan. De beweging vond haar oorsprong onder de Pashtunstammen in het zuiden en oosten van Afghanistan, en meer bepaald vooral in en rond de stad Kandahar. De Taliban-leiders zijn in die strijd vaak zelf gewond geraakt, mullah Omar bijvoorbeeld verloor zijn rechteroog. Minstens twee andere Taliban-ministers waren eveneens een oog verloren. De Taliban-burgemeester van Kaboel verloor één been en twee vingers. Onder de Afghaanse moedjaheddin groepen waren er onderlinge tegenstellingen, onder meer door het voortrekken van de Ghilzai-Pashtuns door de VS en Pakistan. De verschillende latere Taliban-leiders waren actief bij de Moedjaheddin, maar bewaarden een zekere afstand tegenover het interne geruzie.
De basis voor de Taliban bevond zich in Kandahar in het zuiden van Afghanistan. Dat was ooit een rijke stad met een vruchtbare landbouw op basis van een goed onderhouden irrigatiesysteem. Het fruit van Kandahar was in de negentiende eeuw bekend en geliefd tot in de Indische steden als Delhi en Calcutta. De landbouw werd tijdens de Sovjetbezetting vernield, in de strijd tussen Sovjettroepen en moedjaheddin werden de boomgaarden omgetoverd tot mijnenvelden, de bomen werden vernield, het irrigatiesysteem met de grond gelijk gemaakt. Vandaag is het niet langer fruit waarvoor Kandahar bekend staat, de boeren houden het eerder op drugsteelt.
De terugtrekking van de Sovjettroepen in 1989 zorgde voor het opdrijven van het offensief van de Moedjaheddin tegen het regime van president Najibullah. Diverse krijgsheren leverden strijd tegen het regime en tegen elkaar. De krijgsheren voerden reeds onderling strijd om de post-communistische koek te verdelen. Er was een opeenvolging van bondgenootschappen, verraad en bloedvergieten. In 1994 controleerden de Tadzjieken van president Rabbani de hoofdstad Kaboel en de regio er rond. Drie westelijke provincies rond de stad Herat stonden onder controle van Ismael Khan. Drie oostelijke Pashtun-provincies stonden onder controle van een raad van moedjaheddin-bevelhebbers. In het noorden controleerde de Oezbeekse leider Dostum zes provincies. De Pashtun-krijgsheer Hikmeteyar controleerde een gebied ten zuiden en oosten van Kaboel. De Hazara’s controleerden de provincie Bamiyan. In de eerste helft van de jaren 1990 werd onder meer fors strijd geleverd onder de Pashtuns in het zuiden, een deel van de jongeren uit deze streek kwam in de Pakistaanse medressen (islamscholen) tot de conclusie dat er iets moest veranderen, samen met strijders als mullah Omar en andere mullahs keerden ze zich steeds meer tegen de vroegere moedjaheddin-leiders die onderling strijd leverden. Samen vormden ze de Taliban rond mullah Omar.
De Taliban kwam voort uit de jihad, maar keerde zich af tegen de oude leiding. De islamitische overtuigingen uit de medressen in Pakistan werd de centrale leidraad aangevuld met tradities van de Pashtun-stammen. De groepering kende een snelle opmars, ondanks het feit dat ze vooral uit jonge islamstudenten bestond. Het was enkel op de puinhoop van de jarenlange strijd, bezettingen en imperialistische inmengingen (onder meer via wisselende steun aan diverse strijdende partijen en krijgsheren) dat een in wezen studentenbeweging zo’n snelle opgang kon kennen.
Een ander element dat de opgang van de Taliban mogelijk maakte, was de oorlogsmoeheid bij de imperialistische machten. Die hadden jarenlang op diverse fracties gewed, maar het aanhoudende proces van bondgenootschappen en verraad zorgde ervoor dat ze geen stap verder stonden. Pakistan zag steeds meer mogelijkheden in de Taliban om de klus te klaren en ook vanuit Saoedi-Arabië en de VS werd de opmars van de Taliban mogelijk gemaakt. De wagens, wapens en middelen van de Taliban kwamen niet toevallig uit die landen. De islamscholen waar de Taliban werden opgeleid in Pakistan waren opgericht door de Jamiat-e-Ulema Islam (JUI) partij, op dat ogenblik een politieke bondgenoot van premier Benazir Bhutto. Het falen van de vroegere Pakistaanse bondgenoot Hikmetyar, zorgde ervoor dat het Pakistaanse regime een nieuwe Pashtun-bondgenoot zocht en vond bij de Taliban.
Bij de terugkeer van de Taliban uit de Pakistaanse islamscholen (vaak werden de Afghaanse studenten overigens aangevuld door Pakistaanse Pashtun-strijders), liet het Pakistaanse regime een wapenopslagplaats met zowat 20.000 kalasjnikovs en andere wapens in handen van de Taliban vallen. Al snel controleerde de Taliban de streek rond Kandahar, daartoe trokken 20.000 Afghaanse en Pakistaanse Taliban de grens over uit Pakistaanse vluchtelingenkampen. Met de hulp van Saoedische steun (onder meer in de vorm van honderden pick-ups met een grote laadbak die via Dubai naar Afghanistan werden overgebracht) slaagde de Taliban er in om binnen de drie maanden na de verovering van Kandahar reeds 12 van de 31 provincies te controleren. Veel jonge strijders waren nog nooit in Afghanistan geweest, maar waren vaak als wezen opgegroeid in vluchtelingenkampen in Pakistan. Ahmed Rashid schrijft: “Ze waren letterlijk de weeskinderen van de oorlog, de ontwortelden en rustelozen, de werklozen en de economisch achtergestelden, en ze bezaten weinig zelfkennis. Hun simpele geloof in een messiaanse, puriteinse islam, hun in het hoofd gestampt door simpele dorps-mullahs, was de enige steun die ze kenden en die hun leven enige zin gaf. (…) Ze waren wat Karl Marx het lompenproletariaat van Afghanistan zou hebben genoemd.”
De Taliban rukte snel op, kocht verschillende drugshandelaars in de provincie Helmand om en stond al snel aan de deur van Kaboel, het westelijke gebied van Ismael Khan en de noordelijke provincies. Als uiteindelijk ook niet-Pashtun gebieden werden veroverd, legde de Taliban er een bezettingsregime op: er werden Pashtuns aan het hoofd van het lokale bewind geplaatst (zelfs indien deze de lokale taal niet machtig waren) en de sharia wordt er nog strikter geïnterpreteerd dan voorheen in Kandahar. Tegen eind 1996 stond Afghanistan zo goed als volledig onder Taliban-controle, ook al bleef er verzet in de Perzische provincies in het westen en in de noordelijke provincies. Ismael Khan vertrok in ballingschap naar Iran (dat steeds vijandig bleef staan tegenover de soennietische Taliban), maar steunde wel de pogingen om vanuit het noorden de Taliban te stoppen. Tien jaar later zou de Noordelijke Alliantie Amerikaanse steun krijgen in de strijd tegen de Taliban, maar in 1996 kwam het verzet tegen de Taliban nog van Iran (dat ironisch genoeg samen met het Taliban-regime op de as van het kwade zou worden gezet), Rusland en de Centraal-Aziatische Republieken.
Bloedig regime
Het regime van de Taliban was bloedig en gebaseerd op een politiek van etnische en religieuze zuiveringen. Een fundamentalistische interpretatie van de islam (met onder meer een verbod voor meisjes om onderwijs te genieten) ging gepaard met een Pashtun-nationalisme en praktijken uit het feodale tijdperk dat nog sterk aanwezig was onder Pashtun-stammen. Verschillende internationale bondgenoten kwamen onder druk te staan en moesten afhaken. Saoedi-Arabië dat aanvankelijk zowel materiële steun als manschappen (waaronder Osama Bin Laden) leverde, haakte af. De VS was niet opgezet met het feit dat de Taliban weigerde om Bin Laden uit te leveren, na een terroristische aanslag door Al-Qaeda in Kenia. Enkel Pakistan bleef over, maar moest op 11 september 2001 onder Amerikaanse druk haar steun aan de Taliban snel opzeggen.
Het barbaarse regime van de Taliban in Afghanistan maakte een einde aan de onderlinge strijd onder de Pashtuns, maar door het opleggen van een Pashtunbewind werd het verzet in het Noorden (onder aanvoeren van Masoed die werd omgebracht op 9 september 2001) en onder de Hazara’s enkel aangewakkerd. De Taliban maakte ook geen einde aan de drugsteelt. Ahmed Rashid laat in het boek het hoofd van de anti-drugspolitie van de Taliban in Kandahar aan het woord: “Opium is teolaatbaar, want die wordt gebruikt door kafirs [ongelovigen] in het Westen en niet door moslims of Afghanen”. De belangrijkste reden is echter de steun die de Taliban zocht onder de boeren. Daartoe werd deze boeren toegelaten om de papaverteelt verder te zetten en de Taliban zelf eiste een percentage van de winst op om het eigen regime te financieren. De Taliban verdiende hier jaarlijks tot 20 miljoen dollar mee. De toename van drugsteelt in Afghanistan leidde bovendien tot een toename van de problemen met verslaafden in Iran en Pakistan, in 1998 gaf de Iraanse regering toe dat er 1,2 miljoen verslaafden waren (het echte cijfer was wellicht het dubbele). In Pakistan waren er dat op dat ogenblik reeds zo’n 5 miljoen (in 1979 was heroïne nog bijzonder uitzonderlijk in Pakistan). En ook in Oezbekistan, Tadzjikistan, Turkmenistan en Kirgizië was er een forse toename van het probleem.
Het regime van de Taliban kwam ten val met de inval door de NAVO-troepen na de aanslagen van 11 september 2001. Hiermee werd geen stabiliteit gebracht, maar kwam het land terug in een burgeroorlog terecht waarbij krijgsheren hun invloed proberen te versterken. De Taliban kent een nieuwe opmars op basis van het ongenoegen tegenover de bezetting en het falen van de bezetters om brede lagen van de bevolking een toekomst aan te bieden. Op de wanhoop van de Afghanen kan een uiterst reactionaire groepering als de Taliban woekeren. Dat gaat gepaard met geweld tegen vrouwen, een terugkeer naar barbaarse toestanden en een opmars van de drugsteelt. De vruchten van imperialistische strijd smaken bijzonder bitter voor de Afghaanse massa’s.