Na anderhalf jaar instabiliteit. Waaraan moeten we ons verwachten in 2009?
Sinds de federale verkiezingen in juni 2007 bevindt politiek België zich in één van die surrealistische fases waarin alle tegenstellingen door elkaar beginnen lopen en “normaal besturen” nagenoeg onmogelijk wordt. Volgens sommige commentatoren kunnen we echter opnieuw hoop koesteren, want “vandaag hebben we een echte premier”… De burgerlijke media in Vlaanderen prees twee jaar terug Leterme de hemel in. Vandaag stellen ze dat “de persoonlijkheid” van Leterme de stabiliteit kelderde. Dan kwam Van Rompuy… Ook de Franstalige media hebben Van Rompuy (voorlopig) aan hun boezem gedrukt. Zo’n bedachtzame oude man, die – onbevreesd voor zijn carrière – de partijgrenzen kan overstijgen en leiding geven.
Wat is daar van aan? Van Rompuy, oud-CVP-voorzitter en oud-begrotingsminister, behoort duidelijk tot de oude garde. Zijn plaats in de CD&V is totaal anders dan die van Leterme, die pas op de voorgrond trad toen die partij in de oppositie worstelde om haar leidende positie in Vlaanderen te heroveren. Daarvoor ging CD&V een kartel aan met NVA, om zo een partijtje dat worstelde met de kiesdrempel, een macht te geven die ver uitsteeg boven haar reële gewicht in de bevolking.
Een – min of meer omfloerste – aanval op onze levensstandaard
Steeds heeft LSP gesteld dat CD&V uiteindelijk de belangen van de heersende klasse voorop zou stellen. In die zin bood de economische crisis het de mogelijkheid het kartel te breken. Ze zou alsnog naar de verkiezingen kunnen gaan als de partij van verantwoordelijke staatsmannen. Maar toen kwam Fortis…
Snel werd duidelijk dat Leterme behouden als premier tot verdere onbestuurbaarheid zou leiden tijdens de snel ontwikkelende economische crisis. Hij moest plaats maken voor een “figuur die vertrouwen inboezemt”. Maar alle tegenstellingen blijven aanwezig – het enige wat de regeringspartijen bindt, is de wil om sociaal-economisch de burgerij te dienen, m.a.w. de werkenden en de kleine inkomens doen betalen voor de crisis.
De federale, Vlaamse en Waalse “relanceplannen” bestaan vooral uit steun voor diegenen die in de afgelopen periode recordwinsten boekten, terwijl de lonen en de uitkeringen (waar zo’n 80% van de bevolking van leven) daalden tot onder de helft van het nationale inkomen. Aan de werkenden en uitkeringsgerechtigden worden enkel kruimeltjes gegeven om het “algemeen belang” te kunnen uitspelen. Waar het gaat om investeringen, blijft het bij publiek-private samenwerking (waarbij de privé winst moet maken, die door “de samenleving” moet worden opgehoest) en gaat het meestal over de versnelde uitvoer van al geplande investeringen, met slechts een miniem effect na die lange periode van verwaarlozing van openbare infrastructuur en diensten. Bovendien blijkt nu dat deze plannen al tenietgedaan worden door de dalende gemeentelijke investeringen…
Het argument van het “algemeen belang” zal dienen om de verworvenheden van de arbeidersklasse verder aan te vallen. Van Rompuy heeft als begrotingsminister onder Dehaene een aantal van de stevigste structurele besparingen op kap van de werkende bevolking doorgevoerd. Gezondheidsindex en loonnorm, privatisering en afbouw van openbare diensten, jacht op de werklozen,… De lijst is te lang om op te sommen.
De onenigheid binnen de regering over de relanceplannen en de grootte van het begrotingstekort gaat vooral over de vorm – alle partijen zijn erover eens dat “de economie” (lees: de patroons, niet de werkenden) moet worden ondersteund. De meningsverschillen gaan over hoe dat moet. Door een provocerende politiek tegenover de arbeidersbeweging of door misleiding? Door een staatshervorming met een spreiding van de aanvallen of door een regelrechte structurele aanval op wat rest van de sociale zekerheid en de openbare diensten?
Als er vandaag nog geen stevig besparingsplan is, is dat vooral omdat men de reactie van de arbeidersklasse vreest en omdat de regeringspartijen in juni zeer verzwakt naar de kiezer moeten trekken. Van Rompuy stelt vandaag al dat het “structureel gezond maken van de begroting” een zaak is voor de begroting van 2010, die wordt opgemaakt in de komende herfst.
Maar met welke regering? En met of zonder federale verkiezingen?
Verschillende scenario’s zijn mogelijk. In de media heeft de discussie over het “Tindemans-scenario”, waarbij Leterme zijn 800.000 stemmen niet kan verzilveren en uit de politiek verdwijnt, plaatsgemaakt voor de vraag of Van Rompuy de regering kan samenhouden tot 2011. Wordt het een Dehaene-scenario, waar het onwaarschijnlijk leek dat die het de hele legislatuur zou volhouden, maar waar dat toch lukte? Of eerder een Eyskens-scenario, waarbij de regering snel valt, al dan niet op tijd voor samenvallende verkiezingen in juni? Ook het Martens-scenario, met snel opeenvolgende regeringen met dezelfde premier, wordt opnieuw besproken.
Regeringsstabiliteit is in België nooit een erg sterk element geweest. In perioden van crisis, waarbij de heersende klasse nieuwe manieren moet vinden om haar systeem recht te houden, hadden regeringen in België de neiging snel te vallen. In de jaren ’30 waren er 10 regeringen op 10 jaar tijd, waarvan eentje het slechts zes dagen volhield. Ook op het einde van de jaren ’70 leidde de voor de burgerij noodzakelijke aanpassing van de socio-economische politiek – en de onenigheid hierover tussen en binnen de politieke partijen – tot hevige instabiliteit met acht regeringen tussen juni ’77 en december ’81.
Er was sprake van politieke radicalisering en polarisering, die zich in de jaren ’30 uitdrukte in de opkomst van de KP, van VNV en Rex; eind jaren ’70 werden klassieke tripartites vermeden door de regeringsdeelname van VU en FDF, die toen nog hoge verkiezingsresultaten boekten. En ook nu zien we de opkomst van nieuwe krachten, in België tot nog toe enkel van rechts populistische formaties. Deze teren op het wijdverspreide ongenoegen na een periode van economische groei, waarin de arbeidersklasse echter verarmde, en die nu wordt gevolgd door wat hoogstwaarschijnlijk een zeer diepe crisis wordt.
In zo’n periodes worden alle tegenstellingen verder opgedreven en wordt de maatschappij stuurloos door de verdeeldheid binnen de heersende klasse. Zeker is echter dat de huidige regeringpartijen allemaal de kapitalistische samenleving en de heersende klasse verdedigen. Ze vinden dus ook allemaal dat de overgrote meerderheid van de bevolking moet betalen voor de crisis, niet het kleine handvol superrijken die door hun kortzichtige winstbejag de crisis hebben veroorzaakt. Indien die meerderheid– werkenden en uitkeringsgerechtigden en hun families – zich niet hardnekkig verzet, zullen de burgerlijke partijen uiteindelijk een akkoord vinden, hoewel dat nog wel even kan duren.
Zeker is ook dat de regeringspartijen bang zijn voor verkiezingen, vooral in Vlaanderen. Het is dus nog steeds mogelijk, maar minder waarschijnlijk, dat de regering valt voor de regionale en Europese verkiezingen. Ook mogelijk is dat ze een manier vinden om de meerderheid van de bevolking te misleiden met enkele kruimels terwijl ze ondertussen hun zakken leegroven. In dat geval kan de regering aanblijven tot 2011, maar het is weinig waarschijnlijk dat dit zonder arbeidersstrijd kan gebeuren. Een andere mogelijkheid is dat de regering aanblijft tot en met het opstellen van de begroting voor 2010 – Van Rompuy spreekt nu al over zo’n 10 miljard euro besparingen – om nadien snel te vallen, eventueel over iets als BHV. Zeker als ze op massaal verzet van de arbeidersbeweging botsen, is dat een mogelijk scenario.
Wat betekent dat voor ons, voor de arbeidersbeweging en voor socialisten? Geen enkele partij, ook niet PS en zeker niet SP.A, verdedigt de belangen van de arbeidersbeweging. Het beste dat we van hen kunnen verwachten, zijn kruimeltjes die met de linkerhand worden geboden om tegelijkertijd met de rechterhand onze inkomsten structureel te beperken. Zij en de oude garde van CD&V zijn daar zeer ervaren in. Bovendien zullen ze hun banden met de vakbondsleidingen ten volle uitspelen.
Ondanks de verzwakking van die partijen, blijft de regel voor de burgerij dat je om te besparen best een regering hebt met de “vakbondspartijen”. De arbeidersbeweging provoceren met een puur rechtse regering zonder “sociale” maskers is voor haar zeer gevaarlijk. Die arbeidersklasse is dan wel verzwakt door die lange periode zonder politiek instrument, maar ook de burgerij moet verder met partijen die over veel minder autoriteit beschikken dan in het verleden.
Een deel van de besparingspolitiek zal gevoerd worden via regionalisering van een aantal bevoegdheden. Vooral de responsabilisering van de regio’s in de werkloosheidsuitkeringen en een herschikking van de financieringswet zullen nagestreefd worden. De arbeidersbeweging moet zich geen zand in de ogen laten strooien: regionalisering betekent in België meestentijds de regionalisering van besparingen om zo eengemaakte strijd tegen te gaan. We moeten ons voorbereiden op een plan zoals het Globaal Plan of het St-Anna-plan – daarbij vergeleken is het Generatiepact klein bier – en op de strijd ertegen. We zullen daarbij moeten onthouden dat wanneer de regering spreekt over “algemeen belang” ze het heeft over het belang van de elite, terwijl voor ons het “algemene belang” niets anders kan zijn dan het belang van de meerderheid van de bevolking, werkenden en uitkeringsgerechtigden en hun families, dat regelrecht tegenovergesteld is aan dat van die superrijken.