Opkomst en neergang van Marcus Garvey. Een Pan-Afrikaanse pionier
Het boek “Negro with a Hat: The Rise and Fall of Marcus Garvey” door Colin Grant gaat in op het leven en werk van Marcus Garvey. Die naam zegt veel jongeren wellicht weinig, zelfs onder zwarte jongeren is hij niet meer echt bekend. Tijdens de jaren 1970 en 1980 genoot Garvey een zekere bekendheid via de muziek van Bob Marley en andere rebelse reggae muzikanten die het hadden over de massale vervreemding onder de zwarte jongeren.
De standpunten van Garvey werden levendig gehouden door de toen erg kleine Rastafari sekte in Jamaica. De invloed van Garvey was op zijn hoogtepunt erg groot, met honderdduizenden voornamelijk zwarten die zijn standpunten volgden. Het Amerikaanse regime vond dit zelfs dermate bedreigend dat het de beweging infiltreerde en uiteindelijk kapot maakte, ook Garvey zelf moest er aan geloven.
Dit boek brengt de geschiedenis van Garvey en zijn beweging, de UNIA (Universal Negro Improvement Association), op een toegankelijke en leesbare manier. De UNIA werd in Jamaica opgezet en had ook een afdeling in de VS. De segregatie in de zuidelijke staten en de verschillende rassenrellen in het industriële noorden in 1917 en tijdens de rode zomer van 1919, zorgden ervoor dat het al snel een sterke nationale beweging werd met eisen als de terugkeer van de zwarten naar Afrika en de ontwikkeling van een Pan-Afrikaanse stroming in Westelijk India, Centraal-Amerika en West-Afrika. De opkomst van Garvey is nog opvallender als je weet dat hij geboren is in het landelijke gebied van Jamaica en heel weinig onderwijs genoot. Uit de snelle groei – en vernietiging – van deze beweging kunnen marxisten heel wat lessen trekken. Dat is belangrijk aangezien marxisten een sterke basis moeten uitbouwen onder zwarte arbeiders in een verenigde strijd met de hele arbeidersklasse voor de opbouw van een socialistische samenleving waar voor eens en voor altijd komaf wordt gemaakt met racisme.
Grant beschrijft hoe het karakter van Garvey werd gevormd, dat is belangrijk aangezien het een belangrijk element was in de ontwikkeling van de UNIA. Garvey ontwikkelde een zelfvertrouwen en vastberadenheid die samen ging met een enorme dorst naar kennis en onderwijs. Op het begin van de 20ste eeuw ging Jamaica gebukt onder het koloniale regime waarbij arme boerenjongens niet aan de hoofdtafel mochten zitten. Dat leidde er bij Garvey toe dat hij forse kritiek leverde op de heersende elite.
De ervaringen van Garvey deden hem aansluiten bij Booker T Wasghington en zijn Tuskagee Institute, een instelling die onderwijs wou aanbieden om de beste “zwarte geesten” om te vormen tot een leiding voor de Amerikaanse zwarte bevolking. Zichzelf versterken door onderwijs was voor Garvey een belangrijk fundament waarop de zwarte bevolking zich zou kunnen opwerken vanuit hun zwakke positie in de kolonies en in de VS.
Dat idee wordt vandaag nog steeds naar voor gebracht door een aantal zwarte leiders. Socialisten verdedigen het idee van gratis en degelijk onderwijs en meer publieke middelen zodat iedereen van een degelijk onderwijs zou kunnen genieten, ook die lagen die vandaag uit de boot vallen. Een aantal zwarte leiders leggen de verantwoordelijkheid voor de problemen van de zwarte bevolking bij het gebrek aan degelijk onderwijs. Dat is een te beperkte visie, ook al klopt het dat onderwijs vandaag erg beperkt is voor de arbeiders en armen, een groep waarin de zwarte bevolking sterk vertegenwoordigd is.
Garvey wilde aanvankelijk in New York voldoende geld ophalen om een eigen versie van Tuskagee op te zetten. Dat betekende een organisatie opzetten om de nodige financiële steun te kunnen organiseren. Daartoe ontwikkelde hij zijn talenten als spreker op de straten van Harlem. Hij ging meermaals de strijd aan met andere sprekers op straatmeetings en hij kwam er telkens als sterkste spreker uit. Dat zorgde ervoor dat een diverse groep zwarten hem begon te steunen.
Tegen eind 1917 had Garvey een groep van belangrijke zwarte pastoors rond zich verzameld, net als een paar zwarte miljonairs, zwarte journalisten en een aantal zwarte socialisten. De UNIA werd ook geïnfiltreerd door het Bureau of Information (BOI) van Edgar Hoover, de voorloper van de FBI. De heersende klasse in de VS was bijzonder bang van de mogelijkheid dat de revolutie van de Bolsjewieken in Rusland naar de VS zou komen met de terugkerende soldaten van Wereldoorlog 1.
Tegen 1918 was de UNIA een sterke organisatie, maar het ontbrak aan democratische structuren. Garvey heerste over zijn organisatie zonder enige discussie en hij was meedogenloos tegenover wie volgens hem de principes van de UNIA verried. Zijn organisatie was opgebouwd op de dollars en dollarcenten van zwarte arbeiders en hij sprak hen rechtstreeks aan. De meeste figuren die hij in de leiding van de beweging opnam, kwamen uit kringen van zwarte ondernemers en middenstanders die het beter hadden. De UNIA beschikte van bij het begin over een ondernemersvleugel, de African Communities League. De groep hoopte een zwarte natie te kunnen opzetten bij de vredesonderhandelingen van Versailles na de oorlog. Daarna werd gehoopt dat een natie zonder imperialisme zou kunnen worden opgezet aan de Westkust van Afrika.
Garvey keerde zich af van de Bolsjewieken en de Russische revolutie. In maart 1919 schreef hij in het edito van zijn blad “Negro World”: “Het Russische volk heeft een sympathieverklaring opgemaakt voor de werkende bevolking in heel de wereld. Wij maken geen deel uit van deze revoluties, maar we zijn wel bekommerd om de vernietiging die voortkomt uit het bloedige conflict tussen kapitaal en arbeid. Dat moet ons ademruimte geven om onze vrijheid uit te roepen tegenover de tirannieke heerschappij van onze onderdrukkende meesters.”
Na de oorlog bouwde Garvey een enorme basis uit, in het bijzonder onder de zwarte arbeiders. Dat ging echter snel verloren. Garvey wilde een vaste overzetboot, de Black Star Liner, om zwarten terug naar Afrika te brengen. Dat vormde een onderdeel van zijn filosofie om zelf verbetering te bekomen onder het kapitalisme. Garvey speelde in op een algemeen gevoel onder zwarten die wilden werken en voor zichzelf een betere sociale positie wilden bekomen zonder armoede en miserie. Het antwoord van Garvey was een zwarte versie van de Amerikaanse droom. Zijn idee dat een zwart kapitalisme beter zou zijn, vindt ook vandaag nog ingang bij een deel van de zwarte leiders.
In Afrika heeft het kapitalisme echter gefaald, ook als het geleid werd door zwarten. Het kapitalisme heeft er niet geleid tot verbetering, maar tot het leegzuigen van de enorme rijkdom aan grondstoffen waarbij slechts een kleine corrupte elite met alle opbrengsten ging lopen. In de VS werden de aanvallen op de arbeiders, ook de zwarte arbeiders, gesteund door de zwarten die deel uitmaken van de rijke elite zoals Condoleezza Rice of Colin Powell. In de VS zitten nog steeds meer zwarte jongens in de gevangenis dan aan de universiteit.
De Black Star Liner van Garvey was een poging om een zwart kapitalisme op te zetten. Velen hadden er hun hoop op gevestigd, maar het leidde tot de vernietiging van de UNIA. Het opgehaalde geld werd slecht beheerd en de administratie was rampzalig. Dat werd door de BOI aangegrepen om komaf te maken met de beweging van Garvey die werd gezien als een samenzwering van Bolsjewieken. De organisatie werd onderzocht door de BOI en Garvey greep dit aan om militanten met socialistische opvattingen buiten te zetten, ook de bij het socialisme aanleunende redacteur van Negro World werd aan de deur gezet.
Grant maakt in zijn boek bekend dat Garvey in 1908 in Jamaica een staking van arbeiders uit de drukkerijen leidde. Die staking was voor betere loonsvoorwaarden, maar de eisen werden niet afgedwongen. Garvey trok nooit de nodige lessen uit die nederlaag en kwam ook nooit tot socialistische conclusies. In 1910 werkte hij in Costa Rica op plantages. Toen daar een staking uitbrak, bleef Garvey aan de zijlijn staan. Grant stelt in het boek dat het falen van de Black Star Liner vooral toe te schrijven was aan het autocratische karakter van Garvey. Hij suggereert dat de operatie wel succesvol zou geweest zijn indien andere leiders aan het roer hadden gestaan.
In het boek is er wel kritiek op een aantal politieke beslissingen van Garvey, in het bijzonder zijn beslissing om de discussie aan te gaan met de racistische Ku Klux Klan. Dat soort elementen volstaat echter niet als verklaring voor het falen van de UNIA. De centrale filosofie van Garvey en de UNIA wordt in het boek niet kritisch benaderd. Het Pan-Afrikanisme was voor Garvey echter een zwarte versie van het kapitalisme. Zelfs op het hoogtepunt van de beweging, gingen veel zwarte socialisten in tegen de boodschap van Garvey om terug te keren naar Afrika. In 1919 was er een bijeenkomst van zwarte socialisten. Claude McKay, één van de aanwezigen, stelde achteraf dat het de bedoeling was om na te gaan hoe UNIA kon worden omgevormd tot een meer klassebewuste organisatie. Ze slaagden er echter niet in om een bredere groep op te zetten en de UNIA te veranderen.
De beweging van Garvey is mislukt omdat hij zich niet baseerde op de tegenstelling tussen arbeid en kapitaal. Hij slaagde er niet in om lessen te trekken uit de Russische revolutie en de honderdduizenden zwarte arbeiders te organiseren in een formatie die opkwam voor het socialisme. Het boek van Grant is interessant en bevat heel veel goede informatie over zwarte figuren uit die periode. Garvey had een belangrijke invloed op latere zwarte leiders – de vader van Malcolm X bijvoorbeeld was lid van de UNIA. Dit boek is een aanrader voor al wie meer wil weten over het zwarte nationalisme.