Georgië/Rusland: Achtergrond van de crisis
Afgelopen zomer werd de wereld opgeschrikt door het militaire conflict dat uitbrak tussen Georgië en Rusland over Zuid-Ossetië. Vandaag heeft een ongemakkelijke kalmte zich geïnstalleerd, maar niets is geregeld en het conflict kan op elk moment opnieuw beginnen. Grote belangen staan op het spel en de “internationale gemeenschap” is eens te meer totaal verdeeld over wat moet gebeuren. Hier publiceren we een artikel van Rob Jones (CWI Moskou), dat ingaat op de historische achtergrond van het conflict, beginnende bij de onafhankelijkheid van Georgië.
Een politieke analyse van de ontwikkelingen in de Kaukasus, 1990 – 2004
Georgië won haar onafhankelijkheid van de Sovjet-Unie toen deze uiteenviel op het einde van 1991. De eerste jaren van onafhankelijkheid waren pijnlijk. Het land had als president de voormalige antisovjet dissident en nationalistisch schrijver Zviad Gamsakhurdia. Hij steunde zich op de wijdverspreide stemming van oppositie tegen de gecentraliseerde Sovjet-Unie om het hoofd van het nieuwe onafhankelijke Georgië, maar zijn heerschappij bleek niet enkel nationalistisch te zijn, maar ook ver van democratisch.
Georgië werd ook geraakt door de economische en sociale ineenstorting waarmee de staten van de vorige Sovjet-Unie werden geconfronteerd terwijl ze probeerden het kapitalisme te herstellen. Meer nog, Georgië leed onder de sterkste ineenstorting van allemaal met een teruggang in de productie van 70%. Gamsakhurdia verkoos zich te baseren op nationalisme in plaats van te proberen om de levensstandaard van de bevolking te verdedigen. Zijn aanhangers eisten dat “Georgië voor de Georgiërs” zou zijn, hoewel op dat moment meer dan 30% van de bevolking uit niet-Georgiërs bestond.
De nationale minderheden in het bijzonder, de etnische Russen en groepen als de Ossetiërs, waren altijd meer pro-Russisch dan pro-Georgisch geweest en begonnen zich zorgen te maken over hun eigen positie. Pro-Russische bewegingen werden bewust opgezweept om de Georgische regering te ondermijnen, soms door de Russische staat als onderdeel van een bewuste politiek, en even vaak door losgeslagen elementen binnen de Russische staat en door Russische nationalistische politici zoals de huidige Russische afgezant bij de NAVO, Dmitri Rogozin.
Ongelukkig met het gebrek aan vooruitgang met de economische hervormingen, begonnen andere delen van de heersende elite tegen Gamsakhurdia te ageren. Drie ministers namen ontslag en noemden hem “een demagoog en totalitair”. Het leger verdeelde zich in pro- en anti-Gamsakhurdia fracties.
De meeste analyses van deze periode bevatten geen duidelijke beschrijving van wat de echte aard van de verschillen binnen de regering van Gamsakhurdia waren. De schrijvers ervan behandelen de geschiedenis immers of als een conflict tussen personaliteiten of ze bekijken de kwestie door de bril van hun eigen nationale belangen.
Herstel van het kapitalisme
In het algemeen echter waren de ideologische disputen binnen de heersende klasse in de ex-republieken van de voormalige Sovjet-Unie op dat moment gericht op de beste manier om het kapitalisme te herstellen: door neoliberale “shocktherapie” of door een tragere, door de staat gereguleerde overgang op zijn Chinees. Ze liepen vaak, maar niet altijd, evenwijdig met het conflict tussen de pro- en anti-Russische belangen. Op het niveau van de nieuwe onafhankelijke republieken werden deze conflicten verder gecompliceerd door clanbelangen. In het geval van Georgië kwamen de neoliberalen die verwachtten dat de Georgische onafhankelijkheid zou leiden tot een snelle invoering van het kapitalisme in conflict met Gamsakhurdia’s nationalisme.
Gedurende de periode van economische stagnatie voor het opbreken van de Sovjet-Unie, toen de voorwaarden rijpten voor de herinvoering van het kapitalisme, was de arbeidersklasse niet in staat haar eigen politieke organisaties met een revolutionaire marxistische ideologie te vormen. Dit zou een echt alternatief op het stalinisme et het kapitalisme hebben geboden – een echt socialisme gebaseerd op arbeiderscontrole en –beheer, op vrijheid en democratie, op nationale zelfbeschikking en internationalisme. In plaats van de samenleving verder vooruit te brengen door een politieke revolutie, leidde het gebrek aan een alternatief van de arbeidersklasse de samenleving achterwaarts tot de herinvoering van het kapitalisme, met alle horror die daarbij kwam kijken.
In Georgië leidde de verdeeldheid binnen de heersende elite in december 1991 tot een staatsgreep tegen Gamsakhurdia. Na een week van gevechten in Tbilisi greep een militaire raad de controle over het land en stelde als president waarschijnlijk de enige “oudere staatsman” van Georgië aan, de voormalige sovjetminister van Buitenlandse Zaken Eduard Shevarnadze. Hoewel de coup plaatsvond zonder de rechtstreekse betrokkenheid van de Russische regering op dat moment, was er op zijn minst sprake van deelname vanwege de meest reactionaire elementen van de Russische staat. Hoewel Shevarnadze vaak problemen veroorzaakte voor Rusland, voerde hij een repressieve campagne tegen de voormalige aanhangers van Gamsakhurdia en tegen het einde van 1993 braken verdere gewapende conflicten uit in een burgeroorlog die het westen van het land raakte.
Azerbeidjan, Armenië en Rusland kwamen allemaal tussen om Shevarnadze te steunen toen het erop leek dat Gamsakhurdia de controle over de Zwarte Zeehavens zou kunnen behalen en dus hun exportpotentieel bedreigde. In ruil voor deze op zijn minst tijdelijke overwinning, verzekerde Shevarnadze dat Georgië het Gemenebest van Onafhankelijke Staten (GOS) vervoegde. Terwijl hij essentieel een pro-westerse positie had, was hij meestal in staat tot werkbare relaties met Moskou.
Zuid-Ossetië en Abchazië
Spanningen tussen Zuid-Ossetië en Georgië begonnen toe te nemen voor de ineenstorting van de USSR. Met zijn nationalistische retoriek stelde Gamsakhurdia voor dat de enige erkende taal het Georgisch zou zijn. Ossetiërs hebben hun eigen taal en dit provoceerde de Zuid-Ossetische leiders tot een oproep aan de Sovjetregering voor steun en zelfs erkenning als een afzonderlijke staat.
Als respons schafte de Georgische regering de statut van Zuid-Ossetië als autonoom gebied binnen Georgië af. Spanningen groeiden en gevechten ontwikkelden, die uiteindelijk uitbraken in brutale, grotendeels etnische conflicten. Op het einde van 1991 lieten etnische confrontaties in Zuid-Ossetië duizend doden achter en veroorzaakten enorme volksverhuizingen. Meer dan 100.000 Ossetiërs werden verplicht Georgië te verlaten (23.000 vanuit Zuid-Ossetië en de rest vanuit de rest van Georgië). Ze gingen naar Noord-Ossetië en de basis was gelegd voor een etnisch conflict daar omdat de Ossetiërs huizen kregen die voordien bewoond waren door Ingoesjen (taal gesproken in de Noordoost-Kaukasus, in Ingoesjetië en Uzbekistan). De daarop volgende oorlog tussen Ingoesjetië et Ossetië maakte honderden doden. Tegelijkertijd werden meer dan 23.000 etnische Georgiërs uit Ossetië gedreven nadat hun scholen en woningen tot de grond afgebrand werden.
In Abchazië, waar de etnische opmaakt veel minder homogeen was, was de oorlog van een enorme brutaliteit. Nadat de Georgische militairen de controle grepen over Sukhumi, voerden ze een regime in dat gebaseerd was op de uitsluiting van niet-Georgiërs van de macht. Dit leidde tot een vluchtelingenstroom vanuit de stad en de basis werd gelegd voor een verschrikkelijk etnisch conflict. De Abchaziërs, met de steun van belangrijke secties van de Russische staat beantwoordden de Georgische aanvallen met hun eigen etnische aanvallen. Binnen een periode van 18 maanden werden minstens 10.000 etnische Georgiërs brutaal vermoord, terwijl nog eens 200 à 300.000 Georgiërs gedwongen werden Abchazië te verlaten.
Rapport van Human Rights Watch
Veel Georgiërs waren uiteraard niet akkoord met de nationalistische politiek van hun regering, net zoals veel Abchaziërs zich verzetten tegen de etnische zuiveringen. Het is zelfs fout de separatistische krachten puur Abchazisch te noemen. De harde kern werd opgemaakt door huurlingen uit het noorden van de Kaukasus, met o.a. de later berucht geworden Tsjetsjeense krijgsheer Shamil Basajev en zijn bandieten die een centrale rol speelden in de slachting van etnische Georgiërs.
Deze criminelen gaven er niet om wie ze vermoordden. In veel gevallen slachtten ze Abchaziërs af die een poging ondernamen om hun Georgische vrienden en buren te beschermen of die weigerden hen te vervoegen. Een rapport van Human Rights Watch stelde: “Uit een groep van 12 soldaten aan het front waren er 2 Abchaziërs, 2 Armeniërs – 1 lokale Armeniër uit Sukhumi, 1 uit Yerevan die te jong was geweest voor de ‘goede strijd’ in Karabach – en de rest kwamen ofwel uit de Noord-Kaukasus of uit plaatsen als Siberië. Wat was hun motivatie? Plunderen. Ze werden huizen met mandarijntuinen beloofd. Ze werden auto’s beloofd.”
Terwijl het de officiële Russische regeringspolitiek was om op te roepen tot een einde aan het conflict en voor het inschakelen van vredestroepen, was de betrokkenheid van Russische strijdkrachten, vooral vliegtuigen en speciale troepen, op kritieke momenten cruciaal. Human Rights Watch beschrijft de aanval op de Abchazische hoofdstad Sukhumi, die volgde op het vredesakkoord dat begin september 1992 ondertekend werd, als volgt: “De Abchazische separatisten werden samen met hun bondgenoten door het akkoord verplicht om hun vooruitgang te consolideren en de stad hevig te bombarderen. De Georgische zijde werd door Rusland gerustgesteld dat Sukhumi niet aangevallen of gebombardeerd zou worden indien het Georgische leger zijn terugtrekking zou completeren. De Georgische troepen met hun tanks werden geëvacueerd door de Russische militaire boten naar de stad Poti. De stad werd achtergelaten zonder enige verdediging van betekenis.
“Een groot aantal burgers bleef in Sukhumi en alle scholen werden op 1 september heropend. Op 16 september om 8 u. ’s morgens vielen Abchazische separatisten, Noord-Kaukasische vrijwilligers en Russische speciale troepen Sukhumi aan. Dit was het begin van 12 dagen onophoudelijke gevechten in en rond Sukhumi, met intense strijd en menselijke verliezen aan beide zijden. De Georgiërs die in de stad bleven en over enkele wapens beschikten waren achtergebleven zonder enige verdediging vanwege artillerie of gemechaniseerde eenheden. De stad werd zonder genade gebombardeerd door de Russische luchtmacht en separatistische artillerie.
“Op 27 september viel de stad met de bestorming van het regeringsgebouw van Abchazië door eenheden van Abchaziërs, Russen en de Confederatie van Bergvolken van de Kaukasus (CMPC). Een van de meest verschrikkelijke slachtingen van deze oorlog werd aangericht tegen de burgerbevolking van Sukhumi na haar val. Gedurende de bestorming van de stad verloren nabij 1000 mensen het leven terwijl Abchazische formaties de straten van de stad overstroomden. De burgers die in de stad gevangen zaten, werden uit hun huizen, kelders en appartementsgebouwen verjaagd.”
Deze acties werpen een ander licht op de cynische verklaring van de toenmalige Russische buitenlandminister, de pro-westerse neoliberaal Andrei Kozyrev, op de Algemene VN-Raad aan het einde van de oorlog: “Rusland realiseert zich dat geen enkele internationale organisatie of groep van landen onze vredesbewarende inspanningen kan vervangen in deze specifieke postsovjet ruimte.” Georgië werd gedwongen een wapenstilstand te aanvaarden om een grootschalige aanvaring met Rusland te vermijden. De Georgische regering en de Zuid-Ossetische separatisten sloten een overeenkomst om het gebruik van geweld tegen elkaar te vermijden en Georgië zwoer geen sancties op te leggen tegen Zuid-Ossetië. De Georgische regering behield echter de rechtstreekse controle over grote delen van Zuid-Ossetië, o.a. de stad Akhalgori. Een vredesmacht van Ossetiërs, Russen en Georgiërs werd opgezet met de steun van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE).
Abchazië en Zuid-Ossetië – de facto onafhankelijkheid
Hoewel international niet erkend wonnen Abchazië en Zuid-Ossetië in feite de facto onafhankelijkheid, zoals Tsjetsjenië de facto onafhankelijkheid word op het einde van de eerste oorlog in Tsjetsjenië tot Jeltsin en Poetin beslisten een einde te maken aan de insubordinatie aan het begin van Poetins campagne voor de presidentsverkiezingen eind 1999. In Tsjetsjenië gaven de Russen de macht in handen van een afvallige krijgsheer. Toen deze in een bomaanslag het leven liet, nam zijn zoon de macht over om effectief een politiestaat in Tsjetsjenië te installeren.
In het geval van Zuid-Ossetië stelden de Russen Eduard Kokoiti, een St Peterburgse worstelaar die zakenman werd, in als president. Hij kwam terug naar Zuid-Ossetië om er een regeringsteam samen te stellen, waarin generaal Anatoly Barankevich deelnam als Hoofd van de Gewapende Macht, die de Zuid-Ossetische gewapende troepen leidde met soldaten die hoofdzakelijk uit Noord-Ossetië afkomstig waren. Kokoiti stelde ook een vorige chef van de Kabardino-Balkariaanse FSB (Kabardino-Balkaria is één van Ruslands kleinste Kaukasische republieken en de FSB is de opvolger van de KGB in Rusland) als hoofd aan van de Zuid-Ossetische KGB.
Terwijl het Russische regime steunde op Kokoiti en Zuid-Ossetië gebruikte als een drukkingmiddel tegen Georgië, wilde het Zuid-Ossetië niet aanmoedigen te ver te gaan. Het Russische regime moest als vechten om de instabiliteit in het hele Russische Noord-Kaukasische gebied onder controle te houden. Indien Tsjetsjenië bijna onder controle van Kadyrev werd gebracht, gebeurde dit ten kost van de verspreiding van het ongenoegen in de buurgebieden. Ingoesjetië, Dagestan en Noord-Ossetië werden zones van quasi constante bombardementen en gewapende aanvallen. De Noord-Ossetische stad Beslan werd wereldwijd berucht na de bezetting van de school, die door de Russische staat op een incompetente manier werd afgehandeld, waarbij honderden doden vielen. De Russische elite moest verdere instabiliteit vermijden.
De Zuid-Ossetische elite gebruikte de autonome positie van de republiek echter in hun eigen voordeel. Geen enkele echte economische activiteit was mogelijk in de geïsoleerde staat van een van de armste gebieden van het noordelijke halfrond, wat duidelijk wordt uit de schaal van het Zuid-Ossetische bruto nationaal product, dat slechts 15 miljoen $ bedroeg. De elite verzekerde daarentegen dat zij zelf genoeg middelen had om van te leven door de ontwikkeling van smokkel. Wanneer de bevolking zich daartegen verzette, leidden ze de aandacht af door het beschuldigen van Georgië. Het succes van de smokkel was gelegen in de locatie van Zuid-Ossetië in de Kaukasus, ingesloten tussen Rusland in het Noorden, Turkije, de Zwarte Zee en Europa in het Westen, Iran in het Zuiden en Centraal Azië in het Oosten.
Gezien Georgië de Zuid-Ossetische onafhankelijkheid niet erkent, zette het ook geen grenscontrole op. De enige route tussen Zuid-Ossetië en het Russische Noord-Ossetië is doorheen de Roki-tunnel die onder de Kaukasus doorgaat. De doorreis door de tunnel wordt gecontroleerd door de Russische staat. Men moet niet lang speculeren om te begrijpen waarom het Russische leger er vandaag zo haar zinnen op heeft gezet om Gori te controleren, een stad die traditioneel de eerste post op de smokkelroute is geweest.
De Kaspische energiecorridor
Terwijl de Russische economie begon te groeien en de olie- en gasprijzen op de wereldmarkt de pan uitswingden, werd Zuid-Ossetië uiteraard het onderwerp van een steeds bitter wordende strijd voor macht en invloed tussen ’s werelds imperialistische machten. Zoals Ronald Asmus, directeur van het Brussels Transatlantic Fund, becommentarieerde in de Herald Tribune, “zijn er zij die zeggen dat dit in feite over Rusland gaat en over de spelregels voor Europa in verband met de Kaspische energiecorridor». Zowel de Verenigde Staten als Europa werden in toenemende mate bezorgd over de groeiende Russische invloed op de olie- en gasmarkt. Ze beslisten de regio rond Georgië te gebruiken als de enig mogelijke transitroute tussen de olierijke Centraal Aziatische en Kaspische regio’s en Europa die niet via Iran of Rusland liep.
Er zijn nu drie internationale oliepijplijnen die door de Kaukasus gaan, met nog een gaspijplijn die wordt gepland. Deze komen de Zwarte Zee binnen door de Georgische havens van Kulumi en Poti en de Abchazische haven van Sukhumi. De door BP georganiseerde Baku-Tbilisi-Ceyhan-pijplijn alleen al voert meer dan een miljoen vaten olie per dag door. De pijplijnen zijn gelokaliseerd in neutrale zones, waarin enkele meters aan elke zijde van de pijplijn beschouwd worden als internationaal bezit. Op hun beurt plannen de Russen de South Stream-pijplijn te bouwen in de regio om zo enige controle over de leveringen te behouden, als onderdeel van een project tussen Gazprom en het Italiaanse ENI. De vergelijking is vrij simpel: hoe groter het onderdeel van olie- en gasleveringen die door de Kaukasus vloeien en gecontroleerd worden door het westen, hoe zwakker de Russische greep op Europa’s energiemarkt is, en uiteraard vice versa. In juni 2004 namen de spanningen opnieuw toe toen de Georgische regering een campagne tegen smokkel in de regio lanceerde. Duizenden stierven in de daaropvolgende golf van gijzelnemingen, beschietingen en bombardementen. Een nieuwe wapenstilstand werd bereikt, maar zowel Moskou als Tskhinvali klaagde over de Georgische militaire opbouw. Ze zwegen echter in alle talen over de toename van het Russische militaire budget in dezelfde periode.
De Rozenrevolutie
Dit is de achtergrond voor de golf van “gekleurde revoluties”, die zich in het midden van het laatste decennium als wildvuur verspreidden in de regio. In grote slagen, beginnend met Servië, via de Rozenrevolutie in Georgië, de Oranje revolutie in de Oekraïne et de Tulpenrevolutie in Kyrghistan, ontwikkelden deze bewegingen in landen waar een wijdverspreid ongenoegen bestond over de staat van de economie, het sociale verval en corrupte en ondemocratische regeringen. Door de afwezigheid van arbeidersorganisaties en linkse formaties die in staat waren dit ongenoegen in socialistische richting te mobiliseren, waren neoliberale en op het westen georiënteerde politici, met de steun van machtige financiële en politiek-technologische krachten (spin doctors) in staat het volkse ongenoegen parasitair te misbruiken om de oude, grotendeels pro-Russische regimes omver te gooien.
Dreigingen vanuit het westen om dergelijke “revoluties” aan te moedigen werden feitelijk gebruikt om de presidenten van Azerbeidjan (Akiyev) en Kazachstan (Nazarbayev) te chanteren en toegevingen af te dwingen aan de westerse economische belangen voor de verkiezingen. Vanaf het moment dat een overeenkomst werd geboekt, trok de VS de financiële stop eruit en het geld voor de oppositie droogde op.
Shevarnadze probeerde te balanceren tussen de VS en Rusland. In 2003 tekende hij bijvoorbeeld grote deals met het Russische Gazprom en Russian Energy, waarbij deze voor 20 jaar effectieve controle verkregen over de Georgische energiemarkt. De VS zat hiermee verveeld en ze dreigde de bouw van de pijplijnen stop te zetten, evenals de financiële hulp. Uiteindelijk tekende Shevarnadze dan maar een ander akkoord, ditmaal met de VS waarbij deze toestemming verkregen om troepen het land binnen en buiten te komen zonder via en waarbij legereenheden, vliegtuigen en schepen de Georgische grenzen in gelijk welke richting konden oversteken zonder enige belemmering. Om dit recht te verkrijgen ging de VS akkoord jaarlijks 75 miljoen $ te betalen – 10% van het Georgische budget – waarmee het leger hervormd zou moeten worden tot NAVO-standaard. Tegen die tijd begon de VS al behoorlijk ontevreden te worden over Shevarnadze. Hij stond niet compleet onder hun controle en het geld die ze in het land pompten verdween gewoon in corrupte zakken.
Shevarnadze omvergeworpen
Volgend op duidelijk gefraudeerde verkiezingen, werd Shevarnadze in 2004 omvergeworpen in de Rozenrevolutie en vervangen door de op Harvard opgeleide Mikhail Saakashvili. Saakashvili en zijn bondgenoot Nino Burdzanadze vertegenwoordigden een alliantie tussen anti-Russische en pro-VS stromingen, Georgische nationalisten en neoliberalen.
Vanaf zijn eerste dag aan de macht drukte Saakashvili zijn vastberadenheid uit om Abchazië en Zuid-Ossetië terug onder controle van Tbilisi te brengen. Hij eiste dat de status van de “internationale” vredesmacht veranderd werd om de invloed van Rusland over de wegbrekende regio’s te verminderen en hij voerde een internationale campagne ter verdediging van de “territoriale integriteit” van Georgië. Dit op zichzelf was voldoende om stevig op de zenuwen van Rusland te werken, maar aangezien hij met de publieke steun van de VS aan de macht was gekomen, zette Saakashvili zijn regering duidelijk op één lijn met de verdediging van de VS-belangen. Georgië diende een aanvraag in om lid te worden van de NAVO, troepen werden naar Irak gestuurd en de belangrijkste straat die naar de luchthaven van Tbilisi leidt werd herdoopt tot “George Bushstraat”.
Saakashvili voerde de campagne tegen de zwarte markt op. Een analist beschrijft hoe “hij de markt in Ergneti sloot, dat een belangrijke verkoopplaats was voor smokkelwaar die doorheen Zuid-Ossetië ging, maar ook voor landbouwproducten uit de gebieden van Tskhinvali et Gori. Deze enorme zwarte markt was, in neutraal gebied, een plaats van belangrijke handel, de enige economische integratie van een zeer verdeeld gebied. Sinds de sluiting is ieder contact tussen Georgiërs en Ossetiërs veel moeilijker geworden, was leidt tot een opdrijven van de vervreemding tussen beide zijden. In Tskhinvali als in Gori zien velen de sluiting van deze markt als een enorme fout in de regio.”
Tegelijkertijd behaalde Saakashvili een belangrijke overwinning in Adjara, een derde regio die dreigde weg te breken en die Shevarnadzes machtsbasis was. Hij slaagde erin de lokale regering feitelijk te chanteren om zijn voorwaarden te aanvaarden. In het geloof dat hij dit succes kon herhalen en de territoriale integriteit van Georgië volledig kon herstellen, begon hij zijn aandacht te richten op Zuid-Ossetië. Internationale druk hield hem echter tegen, maar de relatieve stabiliteit van de laatste jaren was verstoord.
Russische verdeel-en-heerspolitiek
Eens de Russische regering de gevolgen begreep van het verdwijnen van Shevarnadze, voerde het – om haar positie te behouden – het gebruik van een van de oudste wapens in het imperialistische arsenaal op: verdeel en heers. De leiders van de drie wegbrekende republieken werden aangemoedigd hun grenzen met Georgië te versterken om te voorkomen dat de “ontwrichting de grens zou oversteken”. Ze werden dan uitgenodigd in Moskou om de discussie te voeren over “de verbetering van hun relaties met Georgië”. Edward Kokoiti van Zuid-Ossetië zag dit echter als een kans om zijn regio te verbinden met Rusland. De Georgische regering zag dit uiteraard als een bedreiging en voerde haar protest op tegen de toenemende economische en politieke aanwezigheid in de regio en tegen de ongecontroleerde militaire krachten van de Zuid-Ossetische kant.
Dit is de achtergrond van het referendum dat de Kokoiti-regering organiseerde in november 2006. De vraag die erin werd gesteld was: “Ga je ermee akkoord dat de Republiek van Zuid-Ossetië haar huidige status als een onafhankelijke staat moet behouden en als zodanig erkend moet worden door de internationale gemeenschap?”. Dit werd door Russische chauvinisten, inclusief Kokoiti zelf, geïnterpreteerd als “Zuid-Ossetië moet fuseren met Noord-Ossetië in de Russische Federatie”. De resultaten van het referendum zijn echter ingewikkelder. Volgens de verkiezingscommissie was er een opkomst van 95% met 52.000 mensen (99%) die “ja” stemden. Dit zijn duidelijk frauduleuze cijfers. De hele bevolking van Zuid-Ossetië is slechts zo’n 70.000 en ongeveerd 25% van hen zijn Georgiërs. De meerderheid van de Georgiërs hadden niet het recht om te stemmen. Het vergt dan ook heel wat verbeelding om te stellen dat 52.000 mensen deelgenomen hebben aan de verkiezingen.
De realiteit is dat dit referendum gewoon een zoveelste gefraudeerde stemming was in de lange serie die door het Kremlin werd georganiseerd. Zo werden bijvoorbeeld de zogenaamde internationale waarnemers georganiseerd door Modest Kolerov, hoofd van het Directoraat voor Inter-regionale banden van de Russische Presidentiële Administratie. Zijn adjunct Oleg Sapozhnikov organiseerde het internationale perscentrum in Tskhinvali. Hij is een ervaren organisator, die ook verantwoordelijk was voor het organiseren van een gelijkaardig perscentrum in Transdniestr twee maand voordien! Een van de meest actieve waarnemersgroepen was de door het Kremlin georganiseerde jongerengroep “Nashi”. Zoals in de Russische presidentsverkiezingen waren zij verantwoordelijk voor de organisatie van de exit-polls!
Volgens de Verkiezingscommissie van Alternatieve Verkiezingen opgezet door Tbilisi kwamen 42.000 mensen stemmen in de verkiezingen die gehouden werden in de gebieden die onder Georgische controle vielen. Volgens de autoriteiten in Tskhinvali waren dat er slechts 14.000. In de alternatieve presidentsverkiezingen behaalde Dimitri Sanakoev, de favoriete kandidaat van Tbilisi, 88% van de stemmen. Meer dan 90% van de kiezers stemde voor een terugkeer van Zuid-Ossetië naar Georgië d.m.v. een federatie. Deze cijfers zijn even duidelijk frauduleus. Het is niet nodig uit te leggen dat de Russische pers het enkel had over Kokoiti’s referendum en de Georgische pers enkel over Sanakoevs verkiezing.
Desondanks weerspiegelen de twee referenda de realiteit van Zuid-Ossetië voor de oorlog uitbrak. Enerzijds bevolken Georgiërs de dorpen rond Tskhinvali en negen nieuwe nederzettingen werden gebouwd tussen Tskhinvali en de Roki-tunnel, verbonden met de gebieden onder controle van Tbilisi door één enkel pad. Het gebied in het noorden van die nieuwe dorpen werd gecontroleerd door de Ossetische milities. Deze situatie maakt dat het statement van Kokoiti op zaterdag 16 augustus – dat Georgiërs niet zullen toegelaten worden terug te keren – sterk lijkt op een oproep tot etnische zuiveringen. Er zijn inderdaad ook rapporten van Georgische huizen die worden afgebrand.
Anderzijds is er de economische realiteit. Hoewel de Russische Noord-Kaukasus een van de armste regio’s is met een gemiddeld inkomen (inkomen, niet lonen, want er is bijna geen werk) van ongeveer 100 euro per maand, is de situatie in Georgië nog erger. Dit legt uit waarom zoveel Ossetiërs een Russisch paspoort hebben aangevraagd (een Russisch paspoort is een intern document, in tegenstelling tot een buitenlands paspoort, dat toelaat naar het buitenland te reizen). Het interne paspoort geeft de houder het recht op burgerschap, en dus op pensioenen, die veel guller zijn dan het Georgische equivalent. In de referendumcampagne in 2006 bestond de agitatie dan ook vooral uit oproepen om opnieuw het “Grote Alani” (een antiek rijk dat ooit gevestigd was in Ossetië) op te bouwen, afgewisseld met aanvallen op Georgië voor de agressies uit het verleden en vergelijkingen van hoe het leven zoveel beter is in Rusland.
Een duidelijk begrip van kwesties als nationale conflicten kan alleen verkregen worden op de basis van een geduldig onderzoek van de feiten. Een heldere analyse en begrijpelijke programma’s kunnen dan leiden tot de snelle opbouw van krachten uit de arbeidersklasse die in staat zijn het kapitalisme, met al zijn kwaad en zijn rivaliteiten, tot zijn einde te brengen en de basis te leggen voor een toekomstige harmonieuze socialistische samenleving – nationaal en internationaal.