De hergeboorte van het Keynesianisme? “Conscience of a liberal” door Paul Krugman
Het ritme van de crisis van het wereldkapitalisme versnelt en wordt dieper. Ook de zoektocht naar oplossingen wordt hierdoor opgevoerd. Daarbij valt te verwachten dat er heel wat boeken zullen verschijnen waarin niet langer een eenzijdig positief beeld wordt gegeven van het geglobaliseerd kapitalisme of de “superioriteit” van de vrije markt. Ongetwijfeld zullen er meer werken verschijnen waarin neoliberale opvattingen worden verworpen ten voordele van Keynesiaanse of neo-Keynesiaanse opvattingen: de overheid die de economische problemen moet oplossen.
Paul Krugman is bijzonder goed geplaatst om daar een belangrijke rol in te spelen. Hij is in zijn columns in de Amerikaanse krant New York Times steeds ingegaan tegen het neoliberaal beleid van de ‘Bushies’. Zijn boek “Conscience of a liberal” (dat in sommige boekenhandels bij ons ook verkrijgbaar is in het Engels) gaat hierop verder. Hij brengt een historisch overzicht van de verschillende stadia van ontwikkeling van het Amerikaanse kapitalisme om, wat hij ziet als, oplossingen aan te bieden die “liberaal” en “menselijk” zijn. Hij blijft daarbij binnen de grenzen van het kapitalistisch systeem.
Krugman verwerkt de monetaristische visie van een controle op de geldtoevoer of de belastingsverlagingen voor de rijken om de investeringen in de industrie te stimuleren. Hij is ervoor om de “vraagzijde” te versterken door de inkomens te behouden of te versterken om zo de crisis te beperken. Hij is met andere woorden van de Keynesiaanse school van kapitalistische economen. Die gaan ervan uit dat een toename van de vraag de economie kan recht trekken. Krugman wordt in dat standpunt steeds meer bijgetreden door economen, maar ook bankiers die oproepen voor een overheidsinterventie om hun systeem te redden. Ook al gebeurt dat ten koste van de gemeenschap.
De auteur baseert zich sterk op het voorbeeld van de “New Deal” in de jaren 1930 onder de Democratische president Franklin D Roosevelt in de VS. Dat beleid wordt voorgesteld als de basis voor de sterke economische groei in de VS vanaf het einde van de jaren 1930 tot 1973-74. Krugman stelt de gebeurtenissen van deze periode rooskleurig voor en heeft vooral een geromantiseerd beeld van de rol van Roosevelt, die waar nodig een even brutaal kapitalistisch politicus was als andere presidenten in de VS.
Voor Krugman kan de Amerikaanse geschiedenis worden samengevat in drie verschillende fasen. Er was de “vergulde periode” van de jaren 1870, met heel wat gelijkenissen met de huidige periode, na de Amerikaanse burgeroorlog. Deze periode duurde volgens Krugman tot aan de New Deal van de jaren 1930. In 1900 waren er 22 miljardairs en in 1925 waren dat er 32. Volgens Krugman zorgde het beleid van Roosevelt ervoor dat er in 1957 slechts 16 miljardairs waren. Vandaag zijn er 160 miljardairs in de VS. In de “vergulde periode” hadden de kapitalistische partijen een sterke politieke controle onder meer door maatregelen die verdeeldheid moesten zaaien onder de Amerikaanse arbeiders. Miljoenen arbeiders mochten niet stemmen omdat het “niet-genaturaliseerde migranten” waren. In de “dollar democratie” wordt het resultaat vaak bepaald door wie het meeste kan uitgeven in de campagne, naast elementen van verdeel-en-heers die werden ingezet om etnische en religieuze groepen tegen elkaar op te zetten.
Ondanks de wetten inzake burgerrechten en kiesrecht in de jaren 1960 blijft de “rassenkaart” nog steeds een belangrijk gegeven in de Amerikaanse ‘democratie’. Bij de Democratische voorverkiezingen is Hillary Clinton er niet vies van om gebruik te maken van de huidskleur van haar tegenstander Barack Obama als de macht van het presidentschap op het spel staat.
Het is een understatement om te stellen dat de auteur op een rooskleurige wijze kijkt naar de New Deal en de rol van Roosevelt in de jaren 1930. Nochtans moet ook Krugman het falen van Roosevelt erkennen. Tegen zijn tweede ambtstermijn, “sprak Roosevelt… over een derde van de natie die [nog steeds] slechte huisvesting, slechte kledij en slecht voedsel kende.” Het is echter een mythe dat Roosevelt een bewust plan had voor massale hervormingen via de “New Deal”. Art Preis schreef in zijn boek “Labor’s Giant Step” dat Roosevelts minister van arbeid, Francis Perkins, stelde: “De New Deal was geen plan met inhoud of een vorm. Het was een positieve slogan die hij had gelanceerd in de campagne en haar waarde was psychologisch. Het zorgde ervoor dat de mensen zich beter voelden.”
Toch beweert Krugman dat Roosevelt een “vriend van de arbeid” was. Die indruk is niet correct. Ferdinand Lundberg stelde in zijn boek “America’s 60 families – the rich who ran America” dat de New Deal noch “revolutionair noch radicaal” was. Roosevelt wou de werkloosheid aanpakken, maar zijn tewerkstellingsprogramma’s gaven slechts een job aan een kwart van de werklozen. De werkloosheid verdween niet, tegen 1940 waren er meer dan 10 miljoen werklozen, tegenover 12 miljoen in 1933.
Was de National Industry Recovery Act (NIRA) van Roosevelt in juni 1933 dan niet in het voordeel van de vakbonden? De NIRA was erop gericht om het status quo tussen arbeid en kapitaal (“de ene die heel weinig bezit, de andere die veel controleert”) te behouden om de industriële stabiliteit te herstellen. Het klopt dat de arbeidersbeweging deze wetgeving gebruikt om haar eigen belangen te versterken. De leider van de mijnwerkersvakbond John Lewis stuurde in 1933 een leger van vakbondsorganisatoren naar de mijngebieden met als boodschap: “De president wil dat je bij de vakbond gaat”. Maar Roosevelt zelf was de laatste om die boodschap te delen. Het was een onafhankelijke en grootse beweging van de arbeiders bij het begin van de groei van 1933-34 die de basis legde voor de recrutering van 4 miljoen nieuwe vakbondsmilitanten en de oprichting van de grote bond CIO (Congress of Industrial Organisations).
Het was geen bewuste politiek van Roosevelt, maar het begin van een economische heropleving na de ergste neergang in de geschiedenis van het kapitalisme, versterkt door het opdrijven van de defensie-industrie zowel voor als tijdens de Tweede Wereldoorlog, dat de basis vormde voor de economische groei na 1945 en in het bijzonder in de jaren 1950, 1960 en vroege jaren 1970.
Dit wordt door de auteur voorgesteld als een gouden tijdperk. Hij stelt dat er een proces was waarbij de inkomens van de kapitalisten afnamen waarbij “Amerika in de jaren 1950 een middenklasse samenleving werd”. Dat is een overdrijving. De reële levensstandaard van de meerderheid van de bevolking nam toe, maar de klassentegenstellingen bleven overeind. Het relatieve aandeel van de kapitalisten mag dan relatief in de verdrukking geraakt zijn in deze periode (iets dat betwist wordt door veel economen en commentatoren uit deze periode), de absolute toename van de winsten van de grote bedrijven wordt niet betwist. Het verzamelen van enorme winsten liet de Amerikaanse bedrijven toe om het overschot dat door de arbeid van de werkenden werd gecreëerd opnieuw te investeren.
Krugman stelt terecht dat zelfs eind jaren 1960, toen de Amerikaanse samenleving uiteen werd gerukt, dit gebeurde tegen de achtergrond van groei. Dit was een “magische economie” die ervoor zorgde dat iedereen werk had, de lonen “ieder jaar stegen” en een minimumloon van “1,25 dollar per uur” werd toegepast (“het equivalent van meer dan 8 dollar aan de huidige koers, veel meer dan het huidige minimumloon van 5,50 dollar”). Zelfs het beleid van Nixon in 1972 was veel “linkser” dan dat van de Democratische president Clinton of zelfs Carter. Nixon verklaarde in 1970 overigens: “Ik ben nu een Keynesiaan”.
Deze periode is voorbij en Krugman toont dit ook aan. De bedrijfswinsten kennen een nooit geziene opgang. Ze staan nu “op hun hoogste niveau, als percentage van het BBP, sinds 1929.” Er kwam een immense aanval op de condities van de Amerikaanse arbeidersklasse, onder meer met de catastrofe in de gezondheidssector. Dat is deels een gevolg van de wijze waarop de gezondheidszorg historisch gezien werd betaald. Als zowat enige van de ontwikkelde geïndustrialiseerde landen, was er in de VS nooit een vooral (of deels) door de staat gefinancierde gezondheidszorg. In de plaats daarvan maakten de vakbonden in de periode van economische groei gebruik van hun onderhandelingsmacht om gezondheidsverzekeringen af te dwingen van grote bedrijven. Onder gewijzigde omstandigheden met de sluiting van bedrijven, werkloosheid en zwakke positie van de vakbonden, heeft dit geleid tot het verdwijnen van heel wat gezondheidsstelsels op bedrijfsniveau. De geprivatiseerde gezondheidszorg zorgt er nu voor dat “45 miljoen werkenden geen gezondheidsverzekering hebben”.
Krugman is scherp als het gaat over de opkomst van de neoconservatieven en hun brutale ideologie. Eén van hun goeroes, Irving Kristol, schreef een artikel in de Wall Street Journal onder de titel “Inkomensongelijkheid zonder klassenconflict”. Dit heerschap stelde: “Inkomensongelijkheid neigt ernaar overstemd te worden door een nog grotere sociale gelijkheid”.
Robert Frank en zijn boek “Richistan” worden aangehaald door Krugman als reactie op die stelling. “De rijken van vandaag vormen virtueel hun eigen land. Ze hebben een eigen wereld voor zichzelf opgebouwd met een eigen gezondheidsstelsel (private dokters), reisnetwerken (Net Jets), een eigen economie… De rijken worden niet alleen rijker, ze werden ook financiële buitenlanders die hun eigen land binnen het land vormen, hun eigen samenleving binnen de samenleving en hun eigen economie binnen de economie.” Ze betalen makkelijk 10.000 dollar voor een nachtje in een hotel, trekken van luxehotel naar luxehotel, terwijl tegelijk drie miljoen Amerikanen hun huizen dreigen te verliezen door de immobiliëncrisis.
Krugman pleit ervoor om terug te keren naar de periode van de “inkomensgelijkheid” die hij – grotendeels op basis van illusies – associeert met de New Deal. Hij beschrijft een aantal maatregelen die een terugkeer zouden kunnen vormen naar een periode van meer inkomensgelijkheid. Dat omvat de strijd voor een hoger minimumloon en meer belastingen op de rijken. Dat zijn maatregelen die wij zouden steunen, het is een belangrijk deel van de “progressieve agenda”. Maar Krugman is erg voorzichtig, en beperkt, als het over oplossingen gaat. Hij brengt geen volledig uitgewerkt Keynesiaans programma naar voor. Zo wordt er niet voorgesteld om een massale investeringsgolf in te zetten inzake de publieke uitgaven, nochtans had je dit kunnen verwachten. Een aantal Keynesiaanse aspecten werden reeds uitgeprobeerd in de VS, ook al gebeurde dit onbewust, met als resultaat dat de overheid en de “consument” vandaag tot over hun oren in de schulden zitten. Dit vormde de basis voor de kredietzeepbel die een tijdlang het kapitalisme een forse groei opleverde, vooral voor de financiële plutocraten, maar nu is die zeepbel aan het barsten en leeglopen.
De ruimte voor een klassieke Keynesiaanse aanpak onder de gewijzigde economische omstandigheden van het VS-imperialisme vandaag is beperkt. Dat betekent niet dat er geen toename kan zijn van het aantal kapitalisten dat opkomt voor dergelijke maatregelen tegenover de moeilijke economische situatie die opkomt. Dat kan zelfs gaan tot de “nationalisering” van banken, zoals Northern Rock. Tegenover een massabeweging voor verandering, kan het tot toegevingen komen met bijvoorbeeld een hoger minimumloon. Maar wat met de ene hand wordt gegeven, zal terug genomen worden met de andere via prijsstijgingen. Deflatie – besparingen in het aandeel van de arbeidersklasse in de rijkdom die het creëert – en inflatie zijn uiteindelijk twee keerzijden van dezelfde kapitalistische medaille.
Krugman roept op voor een terugkeer naar de methode van Eisenhower in de jaren 1950 toen de Democraten en Republikeinen vriendschappelijk samenwerkten. Hij richt zich zelfs tegen Ralph Nader omdat deze “politici van de twee grote partijen spottend omschreef als Republicraten” aangezien de meeste “Amerikanen weinig verschil zien tussen de partijen”. Dat is geen correcte houding van Krugman. Er is een politiek van het “minste kwaad” waarbij in de VS wordt opgeroepen om tegen Bush op te komen. Meer dan gelijk welke vorige president kwam Bush openlijk op voor de rijksten en vertegenwoordigde hij de imperialistische honger van de VS, zoals we dit zagen in Irak. Het feit dat het bij de komende presidentsverkiezingen nog absoluut niet zeker is dat de Republikeinen zullen worden verslagen, is een scherpe kritiek voor de Democraten. Zij bieden geen fundamenteel ander beleid aan, niet op binnenlands vlak en ook niet op buitenlands vlak. Ondanks die beperkingen, maar vooral door het falen van Bush en de moeilijke situatie waarin het VS-kapitalisme zich bevindt, maken de Democraten nog steeds het meeste kans om de presidentsverkiezingen te winnen met Obama of Clinton.
Het boek van Krugman biedt heel wat interessant en gedetailleerd materiaal met een historische en actuele analyse van de VS, maar het biedt geen antwoord voor de Amerikaanse arbeiders op dit keerpunt in de geschiedenis. De creatie van een onafhankelijke massapartij van de arbeiders met een radicale politiek is de enige weg die zowel een uitdrukking biedt aan de klassenpolarisatie die plaatsvindt als een weg vooruit aanbiedt voor de Amerikaanse arbeiders.