“God als misvatting”. Een kritische blik op de bestseller van Richard Dawkins

Godsdienst lijkt overal terrein te winnen. Het islam fundamentalisme wordt sterker in het Midden Oosten en andere delen van de neokoloniale wereld. Het christelijk fundamentalisme staat sterker in midden Amerika en het evangelisme wint terrein in Latijns-Amerika en Afrika. In de VS en Europa gaan creationisten in tegen de wetenschappelijke kennis over het ontstaan van de wereld. In andere landen zijn er religieuze dogma’s zoals de sharia wetten of de Vaticaanse leer tegenover vrouwen en holebi’s. Religieus geweld teistert Irak, maar ook Libanon en het blijft Noord-Ierland verdelen.

Tegen die achtergrond kan het op het eerste gezicht vreemd lijken dat het boek “God als misvatting” van Richard Dawkins zo goed verkoopt. Dit boek trekt immers fors van leer tegen godsdienst. Blijkbaar is dit boek een goed getimed wederwoord.

Godsdienst is een complex fenomeen dat veel tegenstellingen kent. Terwijl bijvoorbeeld de Church of England een geprivilegieerde positie kent met overheidssteun, gaat minder dan 7% wekelijks naar de kerk. Minder dan één op drie huwelijken gaat gepaard met een kerkelijke dienst. In het Britse onderzoek stelde 62% dat de wetenschap het best geplaatst is om ons het universum te laten begrijpen. 41% verklaarde dat dit ons “enige leven” is. 42% verklaarde dat de regering teveel aandacht schenkt aan religieuze groepen en leiders (slechts 17% vond dat de regering teveel aandacht schonk aan vakbonden en 3% vond dat teveel aandacht werd gegeven aan de “gewone bevolking”). Het onderzoek werd georganiseerd door de British Humanist Association en kwam tot de conclusie dat 36% van de Britten in essentie een humanistisch vertrekpunt hebben.

“God als misvatting” zal voor deze mensen wellicht interessant zijn. Dawkins schreef eerder een aantal gekende controversiële boeken over wetenschap en filosofie. Zo schreef hij “De zelfzuchtige genen” in 1976. Dawkins heeft steeds kritiek gegeven op het geloof in een god en op de negatieve effecten van de georganiseerde religie. Hij richt nu zijn volle aandacht op dit thema met een polemisch werk dat ingaat tegen de “God-hypothese”.

Dawkins gaat in tegen de argumenten die worden aangereikt om het bestaan van god te bewijzen. Zo gaat hij in tegen de “vijf bewijzen” van Thomas van Aquino of het argument van de “persoonlijke ervaring”. Hij beschrijft de wettenschappelijke benadering van de evolutie van het leven en bekritiseert de theologen die proberen beperkingen in Darwins evolutietheorie uit te buiten.

Dawkins gaat na wat de oorsprong van het universum en van het leven is en hoe simpele zaken ontwikkelen in meer complexe gegevens. Hij brengt interessante (maar soms bediscussieerbare) theorieën over de oorsprong van religie. Hij stelt dat de vroege menselijke gemeenschappen directe voordelen haalden uit religie en dat het daarom is ontwikkeld.

Richard Dawkins stelt dat de Bijbel een “chaotisch bijeengeraapt geheel van losstaande documenten” is. Hij verwerpt de wrede god van het Oude Testament, maar ook de meer ‘liberale’ maar evenzeer irrationele visie over de almachtige in het Nieuwe Testament. Diegenen die stellen dat de Bijbel niet letterlijk moet worden opgevat, krijgen van Dawkins de opmerking dat een dergelijke willekeurige benadering om hier en daar elementen op te nemen nog steeds gepaard gaat met de erkenning van een bovennatuurlijk wezen.

In een bijzonder harde stijl stelt Dawkins dat religie verantwoordelijk is voor tal van misbruiken, onder meer tegenover kinderen. Hij gaat in op enkele van de vele schandalen van fysiek en seksueel misbruik van kinderen door religieuzen of de schadelijke psychologische effecten van religieus onderwijs op kinderen (met de gevoelens van schaamte en verwardheid op seksueel gebied). Hij veroordeelt de wijze waarop godsdienst en wetenschap in school aan bod komen in Engeland.

Een morele aanpak betekent volgens Dawkins niet dat er nood is aan religieuze opvattingen, ook al beweren kerken dat. Hij haalt studies aan waaruit blijkt dat er geen statistisch significant onderscheid is tussen gelovigen en niet-gelovigen op het vlak van ethische of morele standpunten. Dat is uiteraard vooral een uitdrukking van wat Marx en Engels meer dan 150 jaar geleden al beschreven: “Het zijn wordt niet bepaald door het bewustzijn, maar het bewustzijn door het zijn.” Er is geen eeuwige of onveranderlijke morele wet of religieuze waarheid. Moraal en religie worden gecreëerd door een concrete samenleving.

Dawkins stelt dat de Bijbel wordt voorgesteld als een bron van moreel handelen. Hij stelt echter dat pakweg het Bijbelse verhaal van Joshua’s vernietiging van Jericho en de invasie van het beloofde land, moreel gezien niet anders is dat de invasie van Hitler in Polen. Hij komt tot de conclusie: “De Bijbel is een opvallend en poëtisch fictiewerk, maar het is niet het soort boek dat je aan je kinderen geeft om hun moraal te vormen.”

Dawkins stelt niet voor om alles te verwerpen dat met religie te maken heft. “Een atheïstisch wereldbeeld rechtvaardigt niet om de Bijbel, of andere heilige boeken, uit het onderwijs weg te snijden… we kunnen ons geloof in god opgeven zonder de erfenis ervan weg te hooien.” Voor Dawkins volstaat het om naar de dialectische natuur van de materie te kijken, ook naar het menselijke leven. Hij roept op: “Verhoog je bewustzijn”.

Het was weinig verrassend dat “God als misvatting” heel wat kritiek kreeg van rechtse commentatoren en woordvoerders van de kerk. Eén van hen, Colin Slee uit Southwark, stelde zelfs dat “atheïsten als Dawkins even fundamentalistisch zijn als diegenen die bommen laten afgaan op de metro.” Sommige liberale en linkse commentatoren hadden ook heel wat kritiek op Dawkins omwille van wat ze zien als simplistische aanvallen op ‘makkelijke doelwitten’ zoals de fundamentalisten en omwille van zijn weinig sympathieke aanvallen op gelovigen.

“God als misvatting” biedt een krachtig tegengeluid tegenover de reactionaire religieuze leiders en de opkomst van mystieke ideeën. Dawkins heeft het recht om daar tegen in te gaan met rationele en wetenschappelijke argumenten. Hij moet niet antwoorden op alle niet-fundamentalistische argumenten voor religie, zijn standpunt om religieuze opvattingen te verwerpen komt zo al sterk genoeg over.

Dit betekent niet dat socialisten akkoord gaan met alles wat Dawkins schrijft, laat staan dat we altijd een zelfde benadering zouden hebben. Zijn argumenten voelen soms abstract aan. Cruciale factoren zoals de samenleving, de klassenverhoudingen, geschiedenis, “traditie en cultuur” en politiek worden niet degelijk opgenomen in de argumentatie van Dawkins.

Zo stelt Dawkins: “Het is niet overdreven om te stellen dat de Troubles in Noord-Ierland binnen één generatie zouden verdwijnen indien de gescheiden scholen zouden worden afgeschaft.” Dat is een overdrijving. Op zichzelf zou gemeenschappelijk onderwijs geen einde maken aan de diepe sectaire verdeeldheid dat mee een resultaat is van een imperialistisch verdeel-en-heersbeleid met onrechtvaardigheid en discriminatie. Tegenover het sectair conflict is er nood aan een fundamenteel politiek, economisch en sociaal alternatief, een socialistische samenleving. Daartoe zal er nood zijn aan een massale socialistische partij waarin katholieke en protestantse arbeiders worden verenigd in de strijd tegen het kapitalistisch systeem dat leidt tot armoede, lage lonen, uitbuiting en dat het sectaire geweld versterkt.

In “God als misvatting” wordt enkel terloops verwezen naar Karl Marx, maar het marxisme biedt wel een veelzijdige benadering van religie door het historisch materialisme. De mens creëert religie, het is niet de religie die de mens creëert. Dat stelde Marx. Hij zei ook dat religie een verzuchting was van onderdrukten die zowel een uitweg uit de miserie van deze wereld zoeken als protesteren tegen de hardvochtigheid van dit systeem. Religie was een illusie, stelde Marx, en het kan de problemen van de mensheid niet oplossen. Religieuze opvattingen zullen terrein verliezen als de sociale voorwaarden die hun opkomst veroorzaken verdwijnen. In een socialistische samenleving zal de godsdienst aan impact verliezen door de sociale ontwikkeling.

Socialisten moeten er alles aan doen om alle arbeiders te verenigen in de strijd tegen het kapitalisme, ook die arbeiders die gelovig zijn. Daarom moeten we er een gevoelige benadering voor hebben, zeker in landen waar godsdienst een massale invloed heeft. Wij verdedigen het recht om gelovig of niet-gelovig te zijn. Geen enkele godsdienst mag een geprivilegieerde positie innemen boven een andere godsdienst. We komen op tegen godsdienstige discriminatie en onrechtvaardigheid. Socialisten roepen alle arbeiders op om hun klassebelangen centraal te stellen in de strijd voor socialisme.

We maken ook een onderscheid tussen de godsdienst van de onderdrukten en die van de onderdrukkers. Er is een groot verschil tussen de redenen voor de religieuze opstelling van de arme uitgebuite moslim-massa’s en de religieuze posities van de reactionaire heersende elites in het Midden Oosten. Of tussen de religieuze visie van de arbeiders in Europa en de VS en het “geloof” van het establishment, zoals pakweg Bush die zich op god beroept om de imperialistische oorlogen en bezettingen te rechtvaardigen.

Geef een reactie

0
    0
    Je winkelwagen
    Er zit niets in je winkelwagenKeer terug naar de winkel