Italië: massale betoging in Rome. Hoe verder met de Italiaanse linkerzijde?
Op 20 oktober werd in Rome betoogd. De algemeen secretaris van de PRC (Rifondazione Comunista), Franco Giordano, stelde dat er wellicht 1 miljoen betogers waren en zei: “Het is nodig om te betogen, want anders zal links verdwijnen.” Het aantal betogers lag hoog, maar bedroeg zeker geen miljoen. 100.000 was wellicht een correctere inschatting, maar dan nog is het een succes.
De belangrijkste reden voor de betoging was effectief om te tonen dat de PRC en “radicaal-links” nog bestaan en in staat zijn om te mobiliseren voor een betoging, zelfs indien het vooral leden van de eigen partij en van de Pdci (Partij van Italiaanse Communisten) waren. De PRC had iets nodig om enige geloofwaardigheid terug te winnen na de slechte resultaten in de lokale verkiezingen van mei en het fiasco van 9 juni, toen slechts een handvol betogers opdaagden voor het PRC-protest tegen het bezoek van Bush aan Rome. Tienduizenden betogers trokken toen op in een alternatieve betoging op hetzelfde ogenblik. In die betoging werd wel duidelijk kant gekozen tegen het buitenlands beleid van de Italiaanse regering.
De betoging van 20 oktober was ook een sprinkplank voor de vorming van een nieuwe linkse formatie: de ‘Cosa Rossa’ (“het rode ding”). Dat moet een federatie worden van “radicaal-linkse” partijen in de regering: de PRC, Pdci, Sd en Groenen. De Sd is een nieuwe formatie die zich afscheurde van de DS (“Democratisch Links”) toen die formatie samen met de voormalige katholieke Margherita-partij (de twee belangrijkste burgerlijke partijen in de coalitie van Prodi) samengingen in de “Democratische Partij”. Cosa Rossa is echter geen stap in de richting van een nieuwe massale arbeiderspartij, het is eerder een poging van de top van de linkse formaties om samen te gaan teneinde een electorale afstraffing te voorkomen.
Volgens een recente opiniepeiling stond de Prc op slechts 3% en verzameld “radicaal-links” op 8%. Bij de verkiezingen vorig jaar haalde de Prc nog zowat het dubbele: 5,8%. De wanhoop wordt bovendien versterkt door de vorming van de Democratische Partij en de mogelijke electorale hervorming die grotere partijen zou bevoordelen.
Kapitalistisch beleid
Giordano stelde dat de Cosa Rossa tegen eind dit jaar lidkaarten zou moeten hebben, maar de partijen die er deel van uitmaken zijn over zowat alles verdeeld. De Sd en Groenen steunden zelfs de betoging van 20 oktober niet omdat ze menen dat het een fout signaal was om te betogen tegen het beleid van een regering waar ze deel van uitmaken. Dat is natuurlijk een consistente opmerking.
De Prc anderzijds zit in de problemen. Enerzijds stelde de partij dat de betoging niet tegen de regering-Prodi was gericht, maar enkel om de regering “aan te moedigen” om haar beleid te veranderen (in het bijzonder met betrekking tot de superflexibele lageloonjobs). Anderzijds kwam de betoging er een week nadat de arbeiders in een referendum hadden gestemd over een akkoord inzake de pensioenen dat gesteund werd door de regering, de belangrijkste vakbondsfederaties en de patroonsfederatie Confindustria.
De Prc-leiding stelde dat het heel wat punten in het akkoord verwierp, maar deed niets om dat kenbaar te maken op de werkvloer. Er zullen nu mogelijk een aantal beperkte aanpassingen komen in de tekst van het akkoord, maar er zal niets fundamenteel aan gewijzigd worden. De pensioenleeftijd gaat omhoog en miljoenen arbeiders zullen geen voltijds contract krijgen en geen basisrechten kennen.
De regering-Prodi verdedigt nu reeds 18 maanden de belangen van de grote bedrijven en het patronaat. En toch blijft de Prc trouw de regering steunen en stemt het consistent mee met maatregelen die niet in het belang van de arbeiders zijn. Eén betoging, zelfs niet met een miljoen deelnemers, zal de tanende steun voor de Prc niet kunnen opkrikken na haar verantwoordelijkheid in een kapitalistische regering. Enkel door te breken met dit beleid en op de werkvloer en in de wijken te mobiliseren tegen het neoliberale beleid, kan het een geloofwaardige massapartij opbouwen.
De Prc-leiding heeft dat echter niet als doel, niet voor de Prc zelf en ook niet voor de Cosa Rossa. De leiding baseert zich niet langer op de mogelijkheid van de arbeidersklasse om via strijd de samenleving te veranderen, de partij baseert zich steeds meer op parlementaire initiatieven en een occasionele betoging zoals op 20 oktober.
Het is op dit ogenblik nog niet duidelijk hoe Cosa Rossa zal ontwikkelen. Zal het een federatie van bestaande partijen blijven met eenheidslijsten bij verkiezingen, of zal geprobeerd worden om er een eenheidsformatie van te maken. Met de enorme verschillen tussen de deelnemende partijen lijkt een federatie waarschijnlijker op korte termijn. Maar op langere termijn is het doel om voldoende stemmen te halen om een coalitiepartner te kunnen blijven van de burgerlijke Democratische Partij. Gelijk welke federatie met de Sd en de Groenen zal er bovendien voor zorgen dat de belangen van de arbeiders en hun gezinnen nog minder centraal staan dan wat nu reeds het geval is bij de Prc.
Regeringscrisis
De verdere ontwikkeling van Cosa Rossa zal mee afhangen van wat er nu zal gebeuren met de regering-Prodi. De Italiaanse politieke situatie blijft gedomineerd worden door crisis. Er zijn reeds een aantal parlementsleden die ontslag hebben genomen uit de “linkse” formaties om over te stappen naar rechts. Hierdoor heeft de regering slechts een meerderheid van één zetel in de Senaat (als geen rekening wordt gehouden met de zeven senatoren-voor-het-leven die niet aan een partij verbonden zijn). Berlusconi stelt bovendien dat zijn centrum-rechtse coalitie nog gesprekken heeft met verschillende senatoren die nu nog de regering steunen. De regering kan hierdoor snel ten val komen, maar het is even goed mogelijk dat het nog een tijdje voort kabbelt in een sfeer van permanente crisis, net zoals de voorbije 18 maanden.
Als er nu echter nieuwe verkiezingen zouden komen, zou dit volgens de peilingen leiden tot een overwinning van centrum-rechts, dat overigens zelf ook verdeeld is. Het meer nuchtere deel van de kapitalistische klasse vreest echter de onstabiliteit die met een nieuwe regering-Berlusconi zou gepaard gaan.
Als de regering-Prodi valt, dan zal ze wellicht vervangen worden door een zogenaamd neutrale regering van technocraten die eerst en vooral een kieshervorming moeten doorvoeren vooraleer het tot nieuwe verkiezingen komt. Dan heeft Walter Veltroni, de burgemeester van Rome en de nieuwe leider van de Democratische Partij, een kans om de verkiezingen te winnen en een regering te vormen zonder “radicaal-links”. Het feit dat Sergio Cofferati, een voormalige vakbondsleider en burgemeester van Bologna, recent nog een rechts-populistisch aandoend “veiligheidspact” ondertekende met de voormalige fascisten van de Nationale Alliantie, is een teken aan de wand.
De houding van Cofferati ging te ver voor de Prc dat de coalitie verlaten heeft in Bologna. Het is echter onwaarschijnlijk dat de Prc-leiding dit op nationaal vlak zal herhalen. In steeds meer steden baseren de burgemeesters van de Democratische Partij zich op een rechts-populistische retoriek met ook een repressieve aanpak van straatleurders, bedelaars, graffiti-artiesten,… De burgemeesters hopen via een dergelijk beleid de steun terug te winnen die ze waren verloren met het rechtse economische beleid.
Veltroni probeert zich van Prodi te distantiëren en heeft het over de nood aan verandering. Mogelijk zal hij er op die basis in slagen om een verkiezingsbonus binnen te halen, met de perceptie dat hij voor iets nieuw staat. Bij de interne verkiezingen in de Democratische Partij kwamen 3 miljoen mensen stemmen. Er was geen evenwicht qua sociale of geografische achtergrond: meer dan de helft van de kiezers waren ouder dan 50 jaar en 76% kwam uit het zuiden. Het programma van Veltroni doet wat denken aan dat van Montezemolo, de leider van de patroonsfederatie. Veltroni staat voor lagere belastingen, minder overheidsinvesteringen en meer privatiseringen. Dat is een recept voor een confrontatie met de arbeidersklasse, zeker als de economische groei (die in Italië al beperkt is) omslaat in een recessie.
Politiek vacuum
Brede lagen van de Italiaanse arbeiders zijn vervreemd van de gevestigde politieke partijen en politici – de “kaste”. Die worden gezien als zakkenvullers die niets doen voor de gewone bevolking. De populaire komiek Beppe Grillo organiseerde een “Vaffanculo dag” (een “fuck off dag”) via zijn blog. Het resultaat was dat er honderdduizenden mensen effectief op straat kwamen. Hier in Bologna alleen al waren er 50.000 betogers! Er waren files om een petitie te tekenen tegen corruptie in de politiek. Er was luid applaus toen de komiek stelde dat het nodig is om alle politieke partijen met de grond gelijk te maken. Grillo stelde dat hij overweegt om met “burgerlijsten” op te komen bij de verkiezingen. Volgens een recente peiling zou een dergelijke lijst 17% halen, 33% zou overwegen om voor een dergelijke lijst te stemmen.
V-dag was een uitdrukking van het politieke vacuüm in Italië dat een strijdbare anti-kapitalistische formatie snel zou kunnen beginnen op te vullen. Bij gebrek aan zo’n formatie kunnen populistische bewegingen en partijen, ook ter rechterzijde, het vacuüm opvullen. De taak van de opbouw van een arbeiderspartij die verbonden is met de sociale bewegingen in Italië wordt steeds crucialer en dringender. Het is echter nog niet duidelijk hoe zo’n formatie kan ontwikkelen en wat eventueel de rol van de Prc daarin kan zijn.
In maart houdt de Prc een nationaal congres waarin vooral zal gediscussieerd worden over de Cosa Rossa. De linkse groep Controcorrente in de Prc probeert te komen tot een verenigd oppositiedocument tegen de Cosa Rossa en de meerderheid van de partijleiding rond Giordano en de voormalige Prc-leider Bertinotti. Controcorrente roept de Prc op om de alliantie met de Democratische Partij te verbreken en om te bouwen aan een zelfstandige anti-kapitalistische linkse formatie die zich baseert op de werkplaatsen en sociale strijd.
Als Controcorrente er in slaagt om tot een akkoord te komen met andere linkse krachten in de partij, wil het met het oppositiedocument naar de basis trekken in de discussies voor het partijcongres om zo in te spelen op het ongenoegen dat aanwezig is aan de basis van de partij (en zelfs onder aanhangers van de meerderheid). Als de linkerzijde verslagen wordt, kan de campagne in de aanloop naar het congres een rol spelen in het organiseren van een sterkere oppositie in de partij die nadien, samen met krachten buiten de Prc, kan bouwen aan een anti-kapitalistische arbeidersformatie.
Die krachten kunnen voortkomen uit syndicale strijd die nu geleverd wordt. Zo is er de staking van de arbeiders van Fincantieri tegen de privatisering. Er zijn de miljoenen arbeiders die eerder tegen de pensioenhervorming stemden in een referendum. Er is het verzet onder de metaalarbeiders, in de openbare diensten,… Op 9 november is er een betoging van de “basisvakbonden” tegen het akkoord rond de pensioenen en arbeidsomstandigheden. Er zijn verder ook sociale bewegingen die verder gaan, zoals onder meer het verzet tegen de bouw van een militaire basis van de VS in Vicenza of het verzet tegen de bouw van een hogesnelheidslijn in Val di Susa of de tienduizenden scholieren die in staking gingen tegen het herinvoeren van oriëntatieproeven en de vermarkting van het onderwijs.
Gelijk welke nieuwe formatie zal de fouten van de Prc moeten bestuderen en er rekening mee houden. Ondanks de verwarring en de complicaties die vandaag aanwezig zijn, bieden de strijdbewegingen die reeds plaatsvinden de basis voor strijdbewegingen van een veel grotere omvang in de komende jaren. Vanuit deze bewegingen zal er een nieuwe arbeiderspartij moeten ontwikkelen en kan een sterke revolutionaire marxistische kracht worden opgebouwd in Italië.