120 jaar na het ontstaan van de BWP. Van hoop naar desillussie

“België is het comfortabel paradijs en de jachtopzichter van de grootgrondbezitters en de kapitalisten.” Zo vat Karl Marx in 1865 de situatie in België samen. “Het Europees proletariaat moet Belgisch leren spreken”, stelde de Duitse revolutionaire Rosa Luxemburg echter in 1902. Ze was diep onder de indruk van de algemene stakingen in België om het algemeen stemrecht af te dwingen.

In minder dan 40 jaar was de strijdbaarheid en de organisatie van de arbeidersklasse in België duidelijk sterk veranderd. De oprichting van de Belgische Werkliedenpartij speelde daarin een belangrijke rol.

Wie kan er aan twijfelen dat in 1865 België een paradijs was voor de kapitalisten en een hel voor de arbeiders? Als België op dat moment, na Groot-Brittannië, het belangrijkste geïndustrialiseerde land ter wereld was, dan steunde die rijkdom in grote mate op de uitbuiting van de arbeiders.

De gemiddelde werkdag van een arbeider bedraagt op dat moment 12 uur. Vrouwen en kinderen werken in de fabriek of in de mijnen. Arbeidsongevallen zijn dagelijkse kost. De woningen van de mensen zijn van zeer slechte kwaliteit, meer dan de helft van de bevolking is analfabeet. Alcohol richt ravages aan onder de arbeidersklasse en religie doet de rest. Dit doet een industrieel verklaren, in 1886: “Geef God aan de mensen en er zullen geen revoltes meer zijn tegen het kapitaal.”

Naar het algemeen stemrecht

Gezien de weigering van de patroons en hun liberale en katholieke politici om toegevingen te doen die de omstandigheden van de arbeiders zouden verbeteren, breken er na 1866 bijna ieder jaar spontane en lokale stakingen uit. Dit is het geval in de textiel-industrie in Gent, in de mijnen in de Borinage en in de Luikse staalfabrieken.

De stakingen worden telkens brutaal de kop ingedrukt. De leiders van de staking worden opgesloten en zwaar gestraft. We moeten wachten tot 1875 vooraleer de eerste socialistische organisaties worden opgericht, eerst in Gent en daarna in Brussel. Op 5 en 6 april 1885 wordt dan de Belgische Werkliedenpartij opgericht, die op dat moment 59 lokale groepen vertegenwoordigt.

De hoop neemt toe dat een organisatie die de arbeidersklasse echt vertegenwoordigt in staat is om onze rechten af te dwingen. Vooral dan politieke rechten door middel van het algemeen stemrecht. Volgens de leiding van de BWP was dit de beste manier om hervormingen af te dwingen die gunstig waren voor de arbeidersklasse. Op dat moment kon maar één inwoner op de 50 stemmen.

In de jaren die volgen organiseert de BWP verschillende meetings en manifestaties. Ze neemt zelfs het initiatief om een algemene staking te organiseren in 1893, om het algemeen stemrecht af te dwingen. De rechten die werden afgedwongen na deze staking lieten de BWP toe om 28 socialistische volksvertegenwoordigers naar de kamer te sturen. Dit was een mooi resultaat omdat de partij toen nog nauwelijks over financiële middelen beschikte en het aantal militanten relatief beperkt was. Die militanten waren echter wel gekend door duizenden arbeiders.

Er zullen nog 2 algemene stakingen nodig zijn in 1902 en 1913, en zeker het “doembeeld” van het overslaan van de Russische revolutie naar België, vooraleer het algemeen enkelvoudig stemrecht wordt afgedwongen. Dit bestond enkel voor mannen en niet voor vrouwen. In 1919 werd ook de 8-urendag ingevoerd.

Reformisme en parlementaire illusies

Hoewel de oprichting van de BWP de arbeidersklasse politiek onafhankelijk maakt van de burgerij, zorgt de koers van de partij er wel voor dat die onafhankelijkheid sterk wordt beperkt. Wanneer de eerste algemene staking in België uitbreekt, in 1886, houdt de leiding er voorzichtig afstand van. Ze keuren de bloedige repressie af (24 doden), maar ze vinden de spontane staking een verspilling van energie die de strijd voor het algemeen stemrecht niet ten goede komt.

De samenstelling van de partij beïnvloedt die positie. De coöperatieven en de hulpkassen hebben een grote invloed in de partij en de puur politieke groeperingen vormen een minderheid. Binnen die minderheid zijn de meesten dan nog voorstander van een hervorming van het kapitalisme, in de plaats van de noodzakelijke verandering van de maatschappij door het voorbereiden van een socialistische revolutie. De leiding van de partij ziet in de stakingen niet de enorme kracht van de arbeidersklasse. Ze ziet er een middel in als een ander om druk uit te oefenen op de burgerij en hervormingen af te dwingen.

Wanneer de leiding van de BWP oproept om te staken om het stakingsrecht af te dwingen, doet ze dit niet vooraleer er zeker van te zijn dat ze de staking onder controle kan houden. Met deze politiek – die als doel heeft om potentiële bondgenoten onder de liberalen niet af te schrikken – is het niet verbazend dat de BWP nooit de spits zal afbijten in de strijd voor de rechten van de vrouw, noch voor de rechten van de Vlamingen, noch in de strijd tegen het Belgisch kolonialisme in Afrika. Deze reformistische en parlementaire koers zal er snel toe leiden dat de BWP toetreedt tot de regering, om tenslotte het kapitalisme en zijn gevolgen te aanvaarden.

De geschiedenis van de BWP, en later de BSP, toont aan dat de oprichting van een partij die de belangen van de arbeiders verdedigt een belangrijk instrument kan zijn. Zonder een echt socialistisch programma en een totale onafhankelijkheid tegenover de burgerij bestaat echter het gevaar dat zo’n partij een rem wordt op de strijd en uiteindelijk verwordt tot een instrument van de patroons.

Dit vind je misschien ook leuk...