De invloed van het neo-conservatisme in de VS op morele thema’s

Bij exitpolls tijdens de presidentsverkiezingen in de VS beweerde een grote groep (22%) beïnvloed te zijn door morele kwesties (80% van de Bush stemmers). Tegelijkertijd hadden stemgerechtigden in 11 deelstaten de constitutionele amendementen rond een verbod op huwelijken tussen mensen van hetzelfde geslacht goedgekeurd. Het hoofd van de verkiezingscampagne van Kerry stelde consequent dat een politiek gebaseerd op klassen vervangen was door een culturele politiek. Christine Thomas gaat na welke rol de morele kwesties speelden en hoe ver Bush kan gaan met het uitvoeren van de reactionaire sociale agenda van de christelijke rechterzijde.

 

Er is ongetwijfeld een reële angst onder vrouwen, homo’s, lesbiennes en minderheden in de VS dat een tweede ambtstermijn van Bush zal leiden tot een verhoging van de aanvallen op hun rechten. Garry Willis van de NY Times schreef: “Ik hoop dat iedereen beseft dat vanaf 2 november homorechten officieel dood zijn. En dat we vanaf dan nog meer naar de guillotine worden geleid.” Deze angst is geen verrassing als men rekening houdt met de standpunten van sommige nieuw verkozen Republikeinse senatoren. Neem bijvoorbeeld Tom Coburn uit Oklahoma. Die wil de doodstraf invoeren voor dokters die een abortus uitvoeren. Jim Demint, republikeinse senator in Zuid-Carolina wil homo’s en alleenstaande vrouwen verbieden om les te geven in scholen.

Alhoewel Bush vooral stemmen won van de katholieken en mainstream protestanten, was meer dan een derde van zijn extra stemmen deze keer afkomstig van de rechtervleugel van de evangelische christelijken. Karl Rove, Bush’s belangrijkste politieke adviseur, berekende dat bij de verkiezingen van 2000 ongeveer 4 miljoen evangelische christelijken niet op Bush hadden gestemd omdat ze niet gingen stemmen. Door hen te overtuigen, zo stelde Rove, zou Bush zeker zijn van een verkiezingsoverwinning.

De christelijke rechterzijde ontstond in de cultuurstrijd die ontwikkelde als reactie op de sociale protestbewegingen in de jaren 1960 tegen de Vietnamoorlog en voor de burgerrechten van zwarten, vrouwen en seksuele minderheden. Deze protestbewegingen leidden tot een algemene ideologische en culturele verschuiving naar links in de maatschappij. De oppositie concentreerde zich op onderwerpen als homo- en vrouwenrechten, gebed in scholen en ouderlijke controle van schoolboeken en lesroosters. Hoewel de conservatieve groepen niet homogeen zijn, is hun algemeen programma gericht op het herstellen van de traditionele moraal en de christelijke waarden in het sociale beleid. In het bijzonder wordt de familie gezien als de hoeksteen van de maatschappij. Familiale ontwrichting, het ondermijnen van de traditionele mannen- en vrouwenpatronen en de morele controle over de kinderen, worden gezien als de oorzaak van de sociale en morele degeneratie van de maatschappij zelf. Het versterken van het traditionele gezin en de door god geschonken rol van man en vrouw is daarom prioritair.

De oppositie tegen een rechterlijke beslissing van het Hooggerechtshof in 1973, in de zaak Roe versus Wade, waarin bepaald werd dat vrouwen een grondwettelijk recht hadden op abortus, werd een verenigend en versterkend element voor de christelijke rechterzijde. Hun oppositie tegen abortus is niet enkel gebaseerd op het recht op leven. Ze zien abortus ook als het aanmoedigen van vrij geslachtelijk verkeer bij vrouwen en dus als een bedreiging voor het traditionele rollenpatroon.

Tijdens de jaren ‘70 werd de christelijke rechterzijde meer politiek actief. De ‘Moral Majority’, een groep die eind jaren 1970 werd gevormd door Jerry Falwel, en de onsuccesvolle presidentscampagne van Pat Robertson in 1988 legde nadruk op een electorale taktiek van de christelijke rechterzijde. In 1990 verklaarde Robertson op een conferentie in Washington dat hij tegen 1994 een conservatief-christelijke meerderheid wou zien in het parlement en tegen 2000 een conservatief-christelijke president.

De christelijke rechterzijde nam daartoe deel aan de werking van de republikeinen en probeerde nominaties van kandidaturen te beïnvloeden en om rechtse kandidaten verkozen te krijgen. In sommige regio’s slaagden ze erin de controle over de partij op lokaal niveau over te nemen. De impact van de christelijke rechterzijde varieerde van staat tot staat, maar het is een belangrijke factor geworden binnen de republikeinse partij.

Bij de voorbije presidentsverkiezingen mobiliseerden de republikeinen zo’n 1,2 miljoen vrijwilligers om campagne te voeren. Daarvan waren er veel afkomstig van de christelijke rechterzijde. Zowat 45.000 evangelische kerkgemeenschappen waren betrokken in de campagne van Bush, de ledenlijsten van deze kerken werden overhandigd aan de Bush-campagne, de radio- en televisiezenders werden ingezet voor de campagne,… In 11 staten werden initiatieven opgezet voor een referendum over huwelijken tussen mensen van hetzelfde geslacht, en dit vooral om ervoor te zorgen dat de christelijke rechterzijde zeker zou gaan stemmen. “Dat referendum had een enorme impact in de kerken”, stelde een activist uit Ohio. “Het feit dat er ook presidentsverkiezingen waren, speelde een beperktere rol. Mensen wilden sowieso stemmen in het referendum, los van wie er deelnam aan de presidentsverkiezingen.” (The Guardian, 5 november 2004)

Ongetwijfeld zag de christelijke rechterzijde de verkiezingen van 2004 als een keerpunt waarbij ze sterk aangemoedigd werden om hun morele contra-revolutie verder te zetten. Wat hen betreft is het tijd voor wraak. Richard Viguerie, een campagnleider van de rechtervleugel, stelde in de New York Times: “Vergis je niet, de conservatieve christenen en de waardenstemmers hebben de verkiezingen voor George W Bush gewonnen en een republikeinse meerderheid opgeleverd in het parlement. De republikeinse leiding mag dit niet vergeten, ook al zullen sommigen dat proberen. De voorzitter van de American Family Association was nog meer rechtuit: “We zullen hen de komende jaren het vuur aan de schenen leggen.” (The Observer , 7 november)

 

Abortusrechten

Tijdens zijn eerste ambtstermijn liet Bush zien dat hij bereid was om de republikeinse controle op het presidentschap en in het Congress te gebruiken om de conservatieve morele waarden te promoten. Een van zijn eerste maatregelen was om de wet te herstellen die bepaalt dat overzeese organisaties die Amerikaanse steun krijgen, zich niet opwerpen als verdedigers van abortus of voorzien in de toepassing ervan. Alhoewel het meestal gaat om een symbolische regel, heeft dit toch de gezondheid en het leven van vele duizenden arme vrouwen overal ter wereld aangetast.

In de VS heeft de regering-Bush 100 miljoen dollar onttrokken van armoedeprogramma’s om de sociale zekerheid louter te gebruiken om de deugdzaamheid van het huwelijk te promoten. Vanuit het onderwijskabinet wordt steun verleend aan initiatieven die onthouding promoten bij de seksuele voorlichting. Er bestaan een 100-tal dergelijke projecten in zo’n 25 staten. Een rapport uit 2004, gepubliceerd door de Democraat Henry Waxman, kwam tot de conclusie dat de 12 meest gesubsidieerde programma’s verkeerde informatie geven of alleszins misleidend zijn. Dat had onder meer betrekking op het feit dat aids zou kunnen worden doorgegeven via zweet en tranen, dat je door het aanraken van de genitaliën zwanger zou kunnen worden of dat een 43 dagen oude foetus een bewust wezen zou zijn. Een studie van de universiteit van Colombia toont aan dat 88% van de jongeren die een belofte van maagdelijkheid voor het huwelijk afleggen uiteindelijk seks voor het huwelijk hadden en dat ze bij geslachtsgemeenschap minder geneigd waren contraceptie te gebruiken in vergelijking met andere jongeren.

Abortus is in vele opzichten een test geweest voor de christelijke conservatieven. Hun ultieme doel is om abortus volledig illegaal te maken. Onmiddellijk na de uitspraak in de zaak Roe versus Wade, mobiliseerde de anti-abortusbeweging tegen het recht van vrouwen om te kiezen. De eerste grote overwinning kwam er in 1977 toen de Democratische president Jimmy Carter een verbod oplegde op federaal gefinancieerde abortussen, met uitzondering van extreme gevallen. Hierdoor had een aanzienlijk deel van de armere vrouwen geen toegang meer tot abortus en tot het beëindigen van een ongewenste zwangerschap. In slechts 13% van de Amerikaanse provincies zijn er abortusvoorzieningen.

De tactieken die door de anti-abortus beweging gebruikt werden, varieerden van staat tot staat, afhankelijk van welke partij aan de macht was op dat bepaald tijdstip en hoe zelfzeker ze waren over het behalen van succes. Extreme maatregelen, uitgaande van pro-life organisaties als Operation Rescue in 1990, waarbij dokters die abortussen uitvoerden, vermoord werden en abortusklinieken werden opgeblazen bewezen dat ze een tegengesteld effect hadden. Ze vervreemdden van de publieke opinie, zelfs van velen die zichzelf als pro-life beschouwden. Vele abortusbewegingen zijn sindsdien van tactiek veranderd. Ze concentreren zich op het bespelen van de publieke opinie om een klimaat te creëren waarin verdere beperkingen van abortusrechten aanvaard worden, in plaats van een doelgerichte ideologische strijd.

In de praktijk heeft de salamitechniek van de anti-abortusbeweging, namelijk het stiekem beknibbelen van de abortusrechten wel enig effect gehad. In de laatste zeven jaren hebben individuele staten minstens 300 beperkingen op abortus doorgevoerd, o.a. indrukwekkende wachtperiodes, beperkte mobiliteit tussen de staten om abortus door te voeren, en het invoeren van ouderlijke toestemmingswetten.

In november 2003 ondertekende Bush de Partial Birth Abortion Ban Act, de eerste federale beperking op abortus sinds 30 jaar. Het is niet duidelijk wat deze wetgeving in de praktijk betekent, aangezien de bewoordingen onduidelijk zijn en de interpretatie van de tekst nu het voorwerp is van een procedure voor het gerecht. Hoewel de naam van de wet ten onrechte verwijst naar een abortusprocedure, is het toch een ideologische overwinning voor de christelijke rechterzijde. Aangemoedigd door deze overwinning en de verkiezingsresultaten, is de anti-abortusbeweging er al in geslaagd om af te dwingen dat de gezondheidssector – verzekeringsinstellingen, ziekenhuizen,… – niet moet overgaan tot het voorzien van middelen voor abortussen.

De hoeveelheid anti-abortus maatregelen is sterk toegenomen. Religieuze fundamentalisten zijn zich aan het concentreren op gebieden als Dover, Pennsylvania,… om daar de creationistische theorie tot een verplicht onderdeel te maken van het leerplan in de scholen. Bush kwam 19 stemmen in de senaat tekort om een federaal amendement bij de grondwet goed te keuren waarin het homohuwelijk wordt verboden. Bush zal echter onder zware druk komen te staan van de christelijke rechterzijde om die maatregel er toch door te krijgen.

De conservatieve rechterzijde zal van Bush vooral verwachten dat hij het machtsevenwicht in het Hooggerechtshof naar rechts laat opschuiven, met een steun voor anti-abortusstandpunten. De negen rechters van het Hooggerechtshof zijn voor het leven benoemd. Eén van hen, William Rehquist, is ernstig ziek en anderen zullen binnenkort op pensioen gaan. De nieuwe rechters worden door de president aangeduid, maar moeten door de Senaat bekrachtigd worden. Bush heeft al verklaard dat zijn favoriete rechters Anonin Scalia en Clarence Thomas zijn, twee uiterst rechtse figuren, die onder meer waarschuwden dat een homoseksuele agenda zou zorgen voor een golf van incest en bestialiteiten in de VS.

Het is duidelijk dat de Democraten bereid zijn om toegevingen te doen aan de rechterlijke nominaties van Bush waardoor het Hooggerechtshof de beperkingen van abortusrechten kan opnemen. Er is een enorme bezorgdheid over de gevolgen hiervan aangezien dit alle verworvenheden op de helling zet. Volgens het Centre for Reproductive Rights zijn er in meer dan 30 staten initiatieven om abortus volledig illegaal te maken.

 

Verschuiving van de sociale houdingen

Het opleggen van beperkingen op het niveau van de staten of zelfs op het federaal niveau, betekent echter nog iets anders dan het tenietdoen van de uitspraak Roe versus Wade en het criminaliseren van iedere abortus. Iedere poging om dat te bereiken, kan leiden tot een massale oppositiebeweging.

Het kan onwaarschijnlijk lijken dat morele kwesties meer dan de economie (20%), gezondheidszorg (8%), onderwijs (4%), of terrorisme (15%) en Irak (15%) de stemkeuze van het volk bepaalden in de verkiezingen. In de VS leven 36 miljoen mensen onder de armoedegrens, een cijfer dat steeg met 4,3 miljoen onder Bush. Bush is de eerste president sinds Herbert Hoover in 1930 die zijn eerste ambtstermijn beëindigde met een groter jobverlies dan wanneer hij zijn ambt begon. Terzelfdertijd heeft een brutale oorlog en bezetting in Irak het leven gekost van meer dan 1400 VS-soldaten. Tot nog toe waren dit niet noodzakelijk gescheiden en aparte kwesties volgens de opinie van de kiezers. Als je leeft in een steeds meer onzekere wereld; als je schrik hebt om je job te verliezen en de daarbij horende gezondheidszorg en mogelijks ook je huis; en je tegelijk angst wordt ingeboezemd voor terroristische aanslagen, een angst die wordt versterkt door de politici en de media en bij gebrek aan een klassenprogramma dat opkomt voor de belangen van de meerderheid van de bevolking, kunnen morele waarden zeer aantrekkelijk lijken. Zich beroepend op het goede en het kwade, op het belang van traditionele waarden,op familie en geloof, en oppositie tegen alles dat lijkt deze zekerheden te ondermijnen, kunnen morele kwesties dan een gehoor vinden.

Dit is vooral het geval in landen waar de religieuze aanwezigheid hoog is in vergelijking met veel Europese landen (er zijn uiteraard wel regionale verschillen met een sterke concentratie in de centrale staten en in het zuiden). Ongeveer 2/3 van diegenen die voor Bush gestemd hebben en 41% die voor Kerry gestemd hebben, gaan elke week naar de kerk. In Groot-Brittannië is dat respectievelijk 10% en 13% voor Labour en de Tories. 59% van de Amerikanen beweert dat religie een belangrijke rol speelt in hun leven.

Dit betekent echter niet dat iedereen die morele kwesties belangrijk vond volgens de opiniepeilingen, inclusief Bush-kiezers, zomaar akkoord gaat met de reactionaire sociale agenda van de christelijke rechterzijde. Die beschouwt homoseksualiteit als een zonde en wil abortus in het algemeen verbieden, ook na een verkrachting of als de gezondheid van de vrouw in gevaar is. De religieuze aanhang van Bush is veel breder dan de maatschappelijk conservatieve evangelische rechterzijde. Ook een meerderheid van de katholieken stemde voor Bush. De term “morele kwesties” is trouwens een zeer vage term die een verschillende betekenis kan hebben voor verschillende mensen. Bijvoorbeeld abortus was niet opgenomen in een aparte opiniepeiling bij de laatste verkiezingen. Dat was wel het geval in 1996 en 2000 en toen verklaarde respectievelijk 9% en 14% dat ze er belang aan hechtten. Dit is interressant als je ziet dat de grootste groep van kiezers morele kwesties als één van de belangrijkste elementen beschouwt voor hun stemgedrag. In verhouding gezien, is dit minder dan in 1996 en 2000 toen 40% en 35% dit beweerde.

Er is geen sluitend bewijs dat er een ommezwaai naar rechts is in de sociale houding over abortus en andere morele kwesties. In werkelijkheid is de zogenaamde meerderheid in de minderheid. 55% van de VS bevolking zijn voor abortus, 42% zijn er tegen. Dit betekent dat er geen fundamentele verandering was gedurende de afgelopen vier jaar. De meerderheid (60%) steunt het homohuwelijk of de burgelijke verbintenis en zijn er tegen gekant om in de grondwet vast te leggen dat het huwelijk moet voorbehouden blijven voor een man en een vrouw. De opiniepeilingen duidden in feite zelfs aan dat de maatschappij toleranter is tegenover homorechten, met 42% die vindt dat het homohuwelijk moet worden gelegaliseerd terwijl dat in 1996 slechts 27% was.

Dit weerspiegelt een sociale verschuiving die heeft plaats gevonden in de meeste ontwikkelde kapitalistische landen en is iets dat de politici niet hebben kunnen negeren. Toen Rocco Buttiglione, de Italiaanse kandidaat voor Commissaris in de Europese Unie, verklaarde dat homoseksualiteit een zonde was en alleenstaande ouders aanviel, werd hij gedwongen om zijn kandidatuur terug in te trekken door de woede die werd veroorzaakt door dat standpunt. Zelfs de Tories in Groot-Brittanië die vroeger een rechtser standpunt innamen rond familiewaarden, hebben recent een meer tolerante houding aangenomen rond morele kwesties. Een deel van de partij begrijpt dat het aannemen van een reactionaire houding tegenover de rechten van vrouwen, homo’s, lesbiennes,… een barrière zou zijn voor de partij om uit zijn nauwe sociale basis te breken en om de nodige steun aan te trekken om de algemene verkiezingen te winnen.

Zoals vaak het geval is bij sociale kwesties, hebben politieke partijen al gereageerd op veranderingen in de maatschappij die al bezig waren. In Canada, Nederland en België is het homohuwelijk gelegaliseerd en in verschillende andere landen is de burgelijke verbintenis erkend. De eerste minister van Spanje, Jose Luis Rodriguez Zapatero, verkozen vlak na de aanslagen in Madrid, voerde direct een radicale sociale agenda door met o.a. de legalisatie van het homohuwelijk, het voorstellen van een wet tegen huishoudelijk geweld en het herroepen van een verbod op stamcelonderzoek. Deze politici reflecteren veranderingen in de sociale verhoudingen in wat ooit als een conservatieve katholieke maatschappij werd beschouwd en zullen zeker verwelkomd worden door de onderdrukte groepen in Spanje. Maar deze sociale agenda werd ook dankbaar gebruikt om de aandacht af te leiden van de pro-kapitalistische politiek van de PSOE van Zapatero die niets te bieden heeft aan de arbeidersklasse.

Conservatieve familiewaarden die de vrouw definitief aan de haard plaatsen, vallen niet meer samen met de internationale noden van het kapitalisme. Het is waar dat de kapitalisten willen besparen in de publieke uitgaven om hun deel van de belastingen te verminderen, en dat zij daarvoor terugvallen op de familie, en in het bijzonder de vrouw, om de vermindering van de middelen op te vangen door het gratis aanbieden van diensten. Tegelijk willen ze vrouwen op de arbeidsmarkt om hun arbeid uit te buiten. Het is één van de contradicties van het kapitalisme dat ook een ondragelijke druk op familie en persoonlijke relaties zet, waardoor heel wat gezinnen ontwricht raken. Het is niet in het belang van het kapitalisme om het proces van een groeiende betrokkenheid van vrouwen aan de arbeidsmarkt om te keren. En het is zeer onwaarschijnlijk dat dit succesvol zou zijn, zelfs als ze het zouden willen. Desalniettemin blijft de familie van voortdurend ideologisch belang voor het kapitalisme.

Tony Blair zal niet naar de verkiezingen trekken met een politiek programma tegen abortus, homo’s,… zoals Bush dit deed. Maar hij is wel van plan om met Bush te wedijveren door het inspelen op de angsten en onzekerheden van de mensen, in het bijzonder criminaliteit, om de steun van de arbeidersklasse terug te winnen. Die steun heeft New Labour verloren door haar deelname in de oorlog in Irak en haar politiek beleid in het belang van de grote bedrijven. In een speech in juli 2004 gaf Blair de schuld voor de criminaliteit en sociale ontwrichting aan de jaren ’60 en de verschillende levensstijlen. Ouders zijn volledig verantwoordelijk voor de jeugdcriminaliteit en worden een makkelijke zondebok voor de tekortkomingen van het kapitalisme en de mislukkingen. Historisch gezien heeft het kapitalisme vertrouwd op de familie als middel van sociale controle en ze zal dit blijven doen, doch met wijzigingen.

Het traditionele burgelijke ideaal van de familie met een mannelijke kostwinner en afhankelijke huisvrouw met kinderen, is langzaam verbreed als antwoord op de sociale veranderingen om de vrouw op te nemen in het buitenhuis werken. Er is nu meer tolerantie tegenover relaties die niet in dit ideaal passen, ongetrouwde koppels met kinderen, alleenstaande ouders en relaties tussen mensen van hetzelfde geslacht. Het gezin blijft door de structurele crisis van het kapitalisme, een hoeksteen van de samenleving, zowel economisch als ideologisch waardoor er beperkingen zijn op vlak van aanpassingen aan een nieuwe situatie.

Dit betekent dat er nog steeds een kleine minderheid is die nog meer achterhaalde ideeën steunt en dat de heersende klasse deze ideeën terug naar boven kan halen in tijden van crisis om verdeling te zaaien onder de arbeidersklasse. Het kan ook misbruikt worden door politieke partijen, zoals Bush en de republikeinen, om electorale steun te winnen. Maar het is een strategie die zijn terugslag kan hebben, en de eigen belangen van de kapitalisten kan bedreigen.

 

Politieke terugslag

In april 2004 vond één van de grootste manifestaties plaats in de VS geschiedenis plaats in Washington DC tegen het ondermijnen van de abortusrechten onder Bush. Meer dan één miljoen mensen kwamen op straat, wat een uitdrukking is van wat mogelijk zou zijn indien de rechten van vrouwen op een vrije keuze nog verder beperkt worden door het Hooggerechtshof.

Morele kwesties op zichzelf kunnen een katalysator zijn voor bredere protestbewegingen, zoals gebeurde met de Witte Mars in België in 1996. Het Belgische optreden tegen een pedofilienetwerk werd een katalysator voor een massabeweging die ook deels verbonden was met ongenoegen op economisch vlak, zoals de protestacties tegen de besparingen in de openbare diensten omwille van de Maastrichtnorm. Deze bewegingen groeiden onbewust samen. Maar zonder een duidelijke klassenanalyse voor de beweging, waren de kapitalistische politici in staat om de beweging af te schilderen als een morele, niet-politieke protestbeweging en het te leiden naar een veiligere richting.

De christelijke rechterzijde hielp Bush om het presidentschap te winnen en er zijn meer rechtse republikeinse parlementsleden verkozen. Een deel van de republikeinen begrijpt dat als de partij te ver gaat in haar steun aan de morele agenda van de conservatieve rechterzijde, er een kans bestaat dat ze een politieke terugslag kan kennen, in het bijzonder onder vrouwen. Indien dit zou gebeuren zou dit hun toekomstige electorale perspectieven ondermijnen en zelfs de partij kunnen splitsen.

De grote bedrijven in de VS verwachten dat een tweede ambtstermijn van Bush zal leiden tot een krachtige politiek in hun belang. Het is één zaak om morele kwesties te gebruiken als een rookgordijn bij de verkiezingen, het is een andere zaak om ervoor te zorgen dat deze kwesties de regerings domineren waarbij de aandacht afgeleid wordt van de belangen van de grote bedrijven. Toen het bestuur van een publieke school in Kansas in 1999 aankondigde dat het een creationistische visie wou opnemen in het leerplan (creationisme bepaalt dat de wereld geschapen is door God) in plaats van de evolutieleer, kondigde een bedrijf onmiddellijk aan dat het overwoog om uit Kansas weg te trekken wegens het imago van een achterlijke staat. Het verbod van Bush op embryonaal stamcelonderzoek wordt wereldwijd gezien als een reden waarom de VS haar toonaangevende positie op belangrijke vlakken van het wetenschappelijk onderzoek aan het verliezen is.

Dus terwijl we meer pogingen kunnen verwachten om beperkingen op abortus op te leggen op staatsniveau, en een volledige aanval op de Roe versus Wade regel niet uitgesloten is, zal Bush onder een enorme druk komen te staan van de grote bedrijven en zijn eigen partij om voorzichtig om te gaan met morele kwesties uit angst om een politieke terugslag te provoceren. Hij zal proberen om morele kwesties actueel te laten blijven, maar is meer geïnteresseerd in het privatiseren van de sociale zekerheid en andere economische aanvallen.

De Amerikaanse verkiezingen hebben onderlijnd dat, vooral in een situatie van crisis en onzekerheid en bij gebrek aan een alternatief, sociale en morele kwesties kunnen worden gebruikt om de scheiding van de klassen te verduisteren door de aandacht af te leiden van economische kwesties zoals jobs en lage lonen.

Moest er een massale arbeiderspartij bestaan hebben in de VS met een duidelijke klassenagenda, dan zouden de resultaten heel anders kunnen geweest zijn. Opiniepeilingen voor de verkiezingen toonden aan dat 55% van de Amerikanen vond dat het land in een verkeerde richting evolueerde en slechts 49% was akkoord met het beleid van Bush. Velen die voor Bush stemden, inclusief 36% van de vakbondsleden en 40% van diegenen die minder verdienen dan 30 000 dollar per jaar, konden gewonnen worden voor een massa arbeiderspartij die de morele waarden van de kapitalistische klasse aanvalt die denkt dat het acceptabel is om massale winsten te maken terwijl miljoenen arbeiders zonder werk zitten, het milieu vernietigd wordt en brutale oorlogen worden gevoerd voor winst en prestige. Een alternatieve klassenbenadering had ook die 43% kunnen activeren die geen moeite gedaan hebben om te gaan stemmen.

Het is duidelijk dat Kerry, een miljardair en vertegenwoordiger van de grote bedrijven en die de oorlog in Irak steunde, niet in staat was zo’n alternatief aan te bieden. Zelfs over morele kwesties als homorechten, nam Kerry geen duidelijk standpunt in tegenover Bush. Hij steunde de burgelijke verbintenis maar was tegen het homohuwelijk (Bush nam vlak voor de verkiezingen een gelijkaardig standpunt in). Hoewel hij zich voordoet als voorstander van vrije keuze rond abortus, was hij uiterst defensief inzake abortus tijdens de campagne. Eens de Democraten aan de macht kwamen, vervlogen hun beloften rond abortus. Clinton slaagde er niet in om een wet inzake de vrije keuze van de vrouw erdoor te krijgen. Hij beperkte de abortusrechten door federale subsidies te weigeren voor abortussen bij gevangenen en hij verbood tevens abortussen in militaire hospitalen. Toen hij gouverneur van Arkansas was, verbood hij dat de federale gezondheidsverzekering voor ambtenaren ook abortusprocedures zou dekken. Op basis van de verkiezingsresultaten trekt de leiding van de Democraten de verkeerde conclusie om haar standpunten rond abortus en homorechten nog verder af te zwakken.

De VS verkiezingen toonden duidelijk de nood van een derde partij, een arbeiderspartij met een alternatief klassenprogramma. De onderliggende zwakte van de economie betekent dat de klassenkwesties onvermijdelijk op de voorgrond zullen treden, wat nog zal versterkt worden indien de VS-arbeiders de strijd aangaan. Dit betekent niet noodzakelijk dat sociale kwesties als abortus zullen verdwijnen. Integendeel, de afgelopen strijd heeft aangetoond dat als arbeidersvrouwen gemobiliseerd worden rond economische thema’s, zij ook kunnen radicaliseren rond sociale kwesties en alle aspecten van de dubbele uitbuiting die ze ondergaan in vraag gaan stellen.

Het kan niet gegarandeerd worden dat nieuwe politieke formaties in de VS of elders, een duidelijk programma zullen hebben rond sociale kwesties. Toen enkele vakbonden enige jaren terug een (onsuccesvolle) poging ondernamen om een Labor Party te vestigen, had dit initiatief een onduidelijk programma over de vrije keuze van vrouwen. Linkse socialisten moeten campagne voeren voor het opzetten van nieuwe arbeiderspartijen die opkomen voor de meerderheid van de bevolking en die daarbij duidelijk opkomen voor de rechten van alle onderdrukte groepen.

 

Geef een reactie

0
    0
    Je winkelwagen
    Er zit niets in je winkelwagenKeer terug naar de winkel