“October” van China Miéville. Goede verdediging van de revolutie, geen antwoord op anti-Bolsjewistische laster

Honderd jaar nadat de Russische Revolutie de wereld schokte, zal elke socialist, anti-kapitalist en activist veel halen uit de analyses van de fenomenale gebeurtenissen destijds. Een nieuw Engelstalig boek, ‘October’ van China Miéville, brengt de juiste feiten ter verdediging van de revolutie. Tegelijk neemt het boek een twijfelende positie in over vaak voorkomende laster tegen Lenin en de Bolsjewieken.

Het boek van China Miéville brengt het verhaal van 1917 van februari tot oktober. Het wordt voorgesteld als een soort lichtere versie van Trotski’s klassieker ‘Geschiedenis van de Russische Revolutie.’ De feiten zijn doorgaans goed uitgekozen en de beschrijving wordt aangepast voor de hedendaagse lezer, onder meer wat antiracisme en vrouwenrechten betreft.

Hij benadrukt het racisme en het antisemitisme van de tsaar, maar ook van de Witte contrarevolutionaire krachten vanaf 1918. In de revolutie van 1905 zette de tsaar proto-fascistische groepen op: de Zwarte Honderd. Daartegenover was de “socialistische beweging steeds multi-etnisch met een disproportioneel aandeel van minderheidsgroepen en naties.” Miéville beschrijft bijvoorbeeld de eerste Al-Russische Moslimconferentie van april 1917. De conferentie ging akkoord over tien principes, waaronder het vrouwenstemrecht, gelijkheid van de seksen en “het niet-verplichte karakter van de hoofddoek.”

De beschrijving van Lenin’s strijd om de Bolsjewieken weg te krijgen van de verzoeningsgezinde positie na februari 1917 legt nadruk op de rol van Alexandra Kollontai. Zij bracht de ‘Brieven van verre’ van Lenin in maart naar Rusland. Ze ging ook resoluut in tegen elke aarzeling rond de eis van vrouwenstemrecht en speelde een leidinggevende rol in de betoging van 40.000 vrouwen in dezelfde maand.

Maar Miéville is duidelijk beïnvloed door de positie van de historicus Lars Lih over Lenin. Het conflict tussen Lenin en de Bolsjewistische leiding in Rusland tijdens maart en april wordt geminimaliseerd. Miéville neemt eigenlijk twee standpunten in. Hij zegt dat Lenin’s ‘Brieven van verre’ de redactie van Pravda “schokten”, maar later stelt Miéville dat het conflict een “mythe” was. Miéville wijst naar Trotski “en anderen” als verantwoordelijken voor de creatie van deze zogenaamde mythe. Er zijn nochtans heel wat feitelijke verslagen van Lenin’s strijd tegen de Bolsjewistische leiding bij zijn terugkeer in april. Het standpunt van Lenin bestond uit het benadrukken van de noodzaak om met de arbeidersklasse de macht te nemen, terwijl andere Bolsjewistische leiders een verzoeningsgezind standpunt innamen tegenover de Voorlopige Regering.

Miéville gaat in op de brede proletarische steun voor de Bolsjewieken. Na de Februarirevolutie “trokken de Mensjewieken recht naar de machtskringen, de Bolsjewieken gingen naar de arbeidersdistricten.” In mei hadden de Bolsjewieken amper tien afgevaardigden op de 1.200 aanwezigen tijdens het eerste Boerencongres. Maar ze hadden wel twee derden van de arbeiders op de conferentie van fabriekscomités. Die conferentie was de eerste grote arbeidersvergadering die steun uitsprak aan de slogan van de Bolsjewieken voor “alle macht aan de sovjets.”

De ervaringen van de massa’s onder de Voorlopige Regering – op vlak van oorlog, grond, nationale kwestie, armoede, … – en de acties van de Bolsjewieken maakten het voor de Bolsjewieken mogelijk om uiteindelijk massale steun te bekomen onder de boeren en soldaten die vooral vanop het platteland kwamen. Miéville haalt de Mensjewiek Soechanov aan, na de mislukte poging tot militaire staatsgreep door Kornilov eind augustus: “De massa’s waren georganiseerd door de Bolsjewieken.” En hij vervolgt: “Met de Bolsjewieken beschikte het comité over de volledige kracht van de georganiseerde werkers en soldaten.”

Juli en de periode na oktober

Het boek van Miéville zal ongetwijfeld een goed effect hebben op nieuwe jonge lezers. De zwakte zit vooral in de beschrijving van wat er gebeurde nadat de arbeidersklasse in oktober de macht greep onder leiding van de Bolsjewieken. Voorheen reeds, in zijn beschrijving van de Julidagen, distantieert Miéville zich van de acties van de Bolsjewieken. In juli voelden veel arbeiders en soldaten in Petrograd zich sterk genoeg om de macht te grijpen. Het standpunt van de Bolsjewieken was dat het prematuur was om de macht te nemen omdat er nog niet genoeg steun was in de rest van het land en ander de soldaten. De Bolsjewieken kwamen tussen, eerst om een gewapende betoging te stoppen en toen dit mislukte om de betoging te beperken en de krachten van de arbeidersklasse te bewaren voor de toekomstige meer gunstige strijd.

Maar Miéville lijkt daarentegen vooral de acties te loven en stelt dat er geen beslissingen mochten genomen worden om de betoging te stoppen: “alsof er een beslissing kon genomen worden door de partij.” Het was natuurlijk geen gemakkelijke situatie voor een revolutionaire partij. De correctheid van het standpunt van de Bolsjewieken kan opgemerkt worden door Juli met Oktober te vergelijken. In Oktober was het niet nodig om de gewapende massa’s op straat te mobiliseren. De Bolsjewieken hadden de overweldigende steun onder de massa’s en de contrarevolutie stond op instorten. De kwalitatieve sprong van de machtsovername werd een bijna technische aangelegenheid waarbij bijna volledig vreedzaam de controle over de belangrijkste instellingen werd overgenomen. Juli daarentegen werd gevolgd door massale repressie. Het standpunt van Miéville over Juli wijst op een gebrek aan begrip van de nood aan een georganiseerde revolutionaire partij met leden die zich bewust zijn van de taken die voor hen liggen. Dat is de sleutelrol van een subjectieve factor in het benutten van een revolutionaire situatie.

Wat de periode na Oktober betreft, lijkt Miéville een deterministische visie te hebben op het lot van Rusland. Hij schrijft over het Sovjet-congres waar beslist werd om de macht te grijpen en concludeert: “Maar de oorlog is nog niet beëindigd, en de orde die zal opgebouwd worden is allesbehalve socialistisch. In de plaats daarvan zal de revolutie in de volgende maanden en jaren vechten, onder vuur liggen, geïsoleerd en gebroken zijn. We weten waartoe dit zou leiden: zuiveringen, goelags, honger, massamoord.”

Het klopt dat Rusland na Oktober 1917 geen socialistische samenleving was, Lenin benadrukte dit meermaals. Maar het klopt ook dat de machtsovername door de Russische arbeidersklasse het begin van een reeks revoluties inluidde. De Bolsjewieken onder Lenin en Trotski hadden steeds aandacht voor de internationale socialistische revolutie. Overwinningen in andere landen, in het bijzonder het geïndustrialiseerde Duitsland, zouden alles veranderd hebben. De lezers van Miéville zullen begrijpen dat de Russische Revolutie geïsoleerd stond, maar niet hoe dit kwam. De belangrijkste les van 1917 en de daaropvolgende revoluties is de absolute noodzaak van een revolutionaire partij met de nodige ervaring en inplanting, programma en acties. De Bolsjewistische geschiedenis van partij-opbouw doorheen strijd en debatten ontbrak in Duitsland, Oostenrijk, Hongarije, Finland en andere delen van Europa doorheen de revolutionaire bewegingen in de jaren na 1917.

Grondwetgevende Vergadering

Miéville probeert daarentegen de oorsprong van het stalinisme te zoeken bij beslissingen van de Bolsjewieken. Dit blijkt uit zijn opmerkingen over de Grondwetgevende Vergadering: “Het wordt onderdrukt. Het zou snel erger worden.” Hij schrijft later over de noodzaak om de “fouten en misdaden” van het nieuwe Bolsjewistische regime te erkennen.

De beslissing om de Grondwetgevende Vergadering te ontbinden, had niets te maken met het afblokken van een vorm van ‘democratie.’ Het was om een nieuwe ‘dubbelmacht’ te vermijden in een situatie waarin de arbeidersklasse de macht al genomen had doorheen de sovjets (massale raden van werkenden, boeren en soldaten).

De verkiezingen voor de Grondwetgevende Raad waren een soort van opiniepeiling waarin de Bolsjewieken 9 miljoen stemmen wonnen met meerderheden in Petrograd en Moskou. De Mensjewieken moesten het met 688.000 stemmen doen, terwijl de burgerlijke Kadettenpartij er 1,8 miljoen haalde. De Sociaal-Revolutionairen (SR) werden de grootste partij met 16,5 miljoen stemmen. Hun kandidaten waren vooral rechtse SR-figuren die geselecteerd waren voor de linkse SR een meerderheid in de partij vormden. De ontbinding van de Raad was een rustige gebeurtenis waartegen amper gereageerd of geprotesteerd werd.

De onderdrukking van de opstand in Kronstadt in 1921 was geen groot discussiepunt op dat ogenblik. Het werd in de jaren 1930 opgerakeld door anarchisten die hiermee wilden ingaan tegen de kritiek van Trotski op de anarchistische leiders in de Spaanse Revolutie. Onder extreem moeilijke omstandigheden voor de jonge arbeidersstaat en op het hoogtepunt van de burgeroorlog tegen de witte legers en de buitenlandse invasie, kon Kronstadt in 1921 een speerpunt van de contrarevolutie worden.

Miéville begrijpt niet dat de overwinning van de politieke contrarevolutie van Stalin en de opkomende staatsbureaucratie enkel mogelijk was doorheen een langdurige burgeroorlog. Zijn beschrijving van de cruciale debatten is wat kunstmatig en zelfs bijna neutraal: “Tussen 1924 en 1928 werd de sfeer in Rusland steeds giftiger, de strijd in de partij wordt steeds meer bitter, de wisselende kampen en klieken worden gevaarlijker.”

Het belang van die debatten had niet zozeer betrekking op de ‘sfeer’ maar op hun inhoud: nationalisme versus internationalisme, Bolsjewisme versus Mensjewisme, bureaucratie versus arbeidersdemocratie. De echte Bolsjewieken, zoals vertegenwoordigd door Lenin in zijn laatste jaren en Trotski met de Linkse Oppositie, voerden een moedige strijd tegen de ontaarding van Sovjet-Rusland tot een stalinistische dictatuur.

Dit vind je misschien ook leuk...