Macron haalt het, maar zonder enthousiasme. Voor een ‘derde ronde’ van strijd!

De tweede ronde van de Franse presidentsverkiezingen eindigde met 58,5% voor Macron en 41,5% voor Le Pen. Het enthousiasme voor Macron was bijzonder beperkt. Het aantal mensen dat niet ging stemmen bereikte het op één na hoogste niveau voor een tweede ronde in de geschiedenis van de Vijfde Republiek: 28% stemde niet en daar komen 4,6% blanco en 1,6% ongeldige stemmen bij.  Als daar rekening mee wordt gehouden, haalde Macron het met slechts 37,9% van de geregistreerde kiezers. Daarmee is hij de slechtst scorende president van de Vijfde Republiek sinds 1969. Toen deed Pompidou het één jaar na mei 1968 nog slechter. Bijna twee op de drie Fransen stemde niet voor Macron. Van diegenen die dit wel deed, verklaarde 42% voor Macron te hebben gestemd om Le Pen te stoppen. De echte ‘aanhang’ van Macron is dus beperkt tot 15,9% van de bevolking.

De eerste ambtstermijn van Macron werd gekenmerkt door asociale aanvallen, politiegeweld en meer onzekerheid voor grote delen van de bevolking. Tegelijk werden zondebokken gezocht met een optimale benutting van de verdeel-en-heersstrategie. De ideeën van extreemrechts werden gebagatelliseerd tot het punt waarop het aanvaardbaar werd. Dit maakte de weg vrij voor een nieuwe groei van extreemrechtse opvattingen. Macron bood geen antwoord op extreemrechts, integendeel! Het ziet ernaar uit dat hij op dezelfde weg verder zal gaan. Macron beweert begrepen te hebben dat zijn tweede ambtstermijn meer nadruk op het sociale en het ecologische moet leggen. Hij zal ongetwijfeld proberen een schijn van progressief imago hoog te houden, mogelijk door een premier aan te stellen met enige sociale, feministische en ecologische geloofwaardigheid. Macron kan de lage lonen en pensioenen indexeren. Maar in wezen maakt hij zich op om het beleid ten voordele van de rijken gewoon verder te zetten.

Toen hij in 2017 verkozen werd, ging Macron verder met de aanval op de arbeidswetgeving. Onder president Hollande (PS) was het offensief al ingezet met de wet El Khomri. Macron wilde de arbeidsverhoudingen verder individualiseren, weg van de collectieve onderhandelingen om zo de rol van de vakbonden af te zwakken. In zijn programma voor 2022 verklaarde Macron dat hij de “modernisering van de arbeidswetgeving die in 2017 is ingezet moet doorgezet worden.” Hij maakte er tijdens zijn campagne ook geen geheim van zijn plan om de pensioenleeftijd te verhogen naar 65 jaar.

Tussen de twee ronden van de presidentsverkiezingen konden we op de website van Mediapart een getuigenis lezen van N’Diaye, een 23-jarige zwarte vuilnisophaler die praktiserend moslim is. Hij zei dat hij zich niet kan voorstellen dat hij tot 65 jaar moet werken. Met 1600 euro per maand zegt hij veel banger te zijn voor de prijsstijgingen dan voor het racisme van Le Pen. Hij dacht dat Le Pen meer zou doen voor de koopkracht. Deze getuigenis vat veel samen: de diepe afwijzing van het asociale en autoritaire beleid van Macron, maar ook het gevaar van het extreemrechtse Rassemblement National dat erin geslaagd is de bezorgdheid onder de bevolking te instrumentaliseren door zich voor te doen als een verdediger van de koopkracht. Het gaat om een vals ‘sociaal’ programma. Op deze manier werd het openlijke racisme en de haat in de campagne grotendeels overgelaten aan Zemmour en Pécresse. Het moet duidelijk zijn dat Macron geen antwoord biedt op extreemrechts, maar net een garantie voor een verdere versterking ervan.

Mélenchon: goed resultaat gebruiken als springplank voor zijn programma in aanloop naar parlementsverkiezingen

In de eerste ronde overtrof de score van de kandidaat van de “Union Populaire” (Volkseenheid) en van La France Insoumise, Jean-Luc Mélenchon, ruimschoots de verwachtingen. Deze campagne was gebaseerd op een programma dat een linkse breuk met het status quo voorstelde. Mélenchon haalde stemmen van kiezers die ontgoocheld waren in de andere linkse partijen die zich volledig in het systeem inschakelen en deelnamen aan regeringen met een rechts programma. Het gaat daarbij vooral om de sociaaldemocratische PS maar ook de groene partij EELV en de communistische PCF. Daarnaast haalde Mélenchon ook stemmen onder lagen van de bevolking die oorspronkelijk niet van plan waren om naar de stembus te gaan, vooral onder jongeren en in de arme buitenwijken rond de grote steden.

Met 22% voor Mélenchon in de eerste ronde was het verschil met Le Pen bijzonder klein. De linkse partijen (PCF, NPA, LO) die er de voorkeur aan gaven om zelf op te komen met een campagne ‘om te bestaan’, in plaats van de dynamiek van de campagne van Mélenchon te versterken, dragen een zware verantwoordelijkheid voor het feit dat de keuze in de tweede ronde er één was tussen Macron en Le Pen.

Veel analisten leggen nadruk op het feit dat de ‘nuttige stem’ van links de score van Mélenchon aan het einde van de campagne een grote boost zou gegeven hebben. Begin maart, meer dan een maand voor de eerste rond, stond Mélenchon in de peilingen echter op maximaal 12% terwijl het uiteindelijke resultaat van de andere linkse of zogenaamd ‘linkse’ kandidaten ongeveer overeenstemde met of slechts lichtjes onder hun gepeilde resultaten lag. De score van Mélenchon heeft in werkelijkheid veel meer te maken met de afwijzing van het beleid van de meeste anderen en de wil om een sociaal en ecologisch programma te verdedigen dat breekt met het gevoerde beleid ten gunste van een minderheid van ultrarijken. Naast de traditionele linkse kiezers werden mensen aangetrokken die niet van plan waren om te stemmen. In de laatste peilingen lag de verwachte opkomst nog 5 procentpunten onder de uiteindelijke deelname aan de verkiezingen. De kiezers van Mélenchon die het meest te lijden hadden onder de politiek van Macron – in de overzeese departementen en regio’s, onder de arbeiders, onder de armsten – hebben in de tweede ronde verhoudingsgewijs meer op Le Pen gestemd om Macron te blokkeren. In de grote steden en onder jongeren stemden de kiezers van Mélenchon verhoudingsgewijs meer op Macron om Le Pen te blokkeren.

Dit resultaat spreekt al degenen tegen die hoopten dat de doorbraak van Mélenchon in 2017 een toevalstreffer was. Het zorgt bovendien voor een krachtig antwoord op degenen die de verkiezingscampagne begonnen in de greep van wanhoop en defaitisme. In de eerste ronde ontstonden drie grote blokken: een sterk aftakelend neoliberaal en autoritair rechts blok, een groeiend extreemrechts blok van Le Pen die lagen wist te winnen die door het systeem in de steek gelaten zijn (met name in meer landelijke gebieden en in voormalige bolwerken van de PCF) en een derde groeiend blok van radicaal links.

Zodra de resultaten van de eerste ronde bekend waren, riep Mélenchon op om “geen enkele stem aan Le Pen te geven.” Hij benadrukte de noodzaak om gemobiliseerd te blijven in de aanloop naar de parlementsverkiezingen van 12 en 19 juni. “Gezien de standpunten van de twee protagonisten is er in de tweede rond geen mogelijkheid tot de onontbeerlijke breuk die nodig is om te antwoorden op de drievoudige ecologische, sociale en democratische crisis. Geen van de politieke spanningen in het land zal worden opgelost. Ze zullen integendeel wellicht nog erger worden.” Na de overwinning van Macron zei Mélenchon: “De kiezers kunnen Macron nog verslaan en een andere weg kiezen. Op 12 en 19 juni is er nog een andere wereld mogelijk als je een meerderheid van afgevaardigden van de Union Populaire kiest, een nieuwe eenheid die we verder moeten uitbreiden.”

La France Insoumise wil links verenigen om de electorale “derde ronde” te winnen. Dit zou Macron verplichten om met een linkse meerderheid in het parlement samen te werken. Deze “Union Populaire” (Volkseenheid) wil politieke organisaties, personaliteiten, vakbonden, verenigingen, culturele organisaties … samenbrengen rond een programma dat gebaseerd is op de grote lijnen die in “L’Avenir en Commun”, het programma van Mélenchon, worden verdedigd. Onder de niet-onderhandelbare programmapunten onder meer: pensioen op 60 jaar; intrekking van de wet-El Khomri en de tegenhervormingen van de arbeidswet en werkloosheidsverzekering; de verhoging van het minimumloon tot 1400 euro netto; een autonome uitkering voor jongeren die 1063 euro per maand moet bedragen; bevriezing van de prijzen van basisproducten; ecologische planning; het einde van de presidentiële monarchie met de Zesde Republiek en het referendum op volksinitiatief; de ontwikkeling van openbare diensten; stopzetting van privatiseringen en liberaliseringen; voor 1 miljard euro investeringen in de strijd tegen geweld op vrouwen; rechtvaardiger belastingen met de herinvoering van de vermogensbelasting en afschaffing van de vlaktaks; afschaffing van de wetten ‘inzake separatisme’, inzake globale veiligheid en inzake gezondheidspas; niet-naleving van Europese regels die onverenigbaar zijn met deze voorstellen. “Dit is de minimale basis waarover geen discussie mogelijk is,” aldus Mélenchon.

Er zijn rechtstreekse gesprekken gestart met de groene partij EELV (4,6% in de eerste ronde), PCF (2,3%) en de NPA (0,8%). De onderhandelingen met de PCF lijken goed te vlotten, hoewel de communistische partij meer kiesdistricten lijkt te eisen. Bij de groenen zijn er grote onderlinge spanningen, zoals al bleek in de voorverkiezingen in september die werden gewonnen door de vertegenwoordiger van de liberale vleugel, Yannick Jadot, die het met slechts 51% haalde van Sandrine Rousseau, die een meer sociaal en ecologisch programma verdedigde.

De PS was niet uitgenodigd voor de onderhandelingen, maar haar enorme debacle (1,7%) liet haar geen andere keuze dan zich op zijn minst open te stellen en de eerste gesprekken zijn begonnen. Partijsecretaris Olivier Faure verklaarde echter ronduit: “De pensioenhervorming die La France Insoumise wil, kost 72 miljard. Volgens mij kan dit geld ook gebruikt worden voor onderwijs of de ecologische transitie. Ik denk niet dat we de loopbaan van iedereen terug moeten brengen naar 40 jaar.” Het heeft het voordeel van de duidelijkheid omtrent de terughoudendheid van de PS om een sociaal beleid te voeren. Zijn voorganger, Jean-Christophe Cambadélis, stond nog minder open voor onderhandelingen en riep op tot zelfontbinding van de PS tijdens een heroprichtingscongres in het najaar. De voormalige president François Hollande waarschuwde onomwonden dat de PS het risico loopt te “verdwijnen” in geval van een verkiezingsakkoord met La France Insoumise. Hij verdedigt de optie van een andere eenheid, met de groenen en de PCF. Dit komt neer op een ‘terugkeer’ naar “pluralistisch links” dat onder de regering-Jospin een asociaal beleid voerde en daarvoor in 2002 op vernederende wijze voor afgestraft werd. Door steeds weer regeringen te leiden die de belangen van de werkenden niet verdedigen, is de PS (net als de groenen) meer deel van het probleem dan van de oplossing.

Voor een sociale derde ronde: krachtsverhouding opbouwen in het parlement, op de werkvloer en op straat

Er staan wel wat sterke punten in het programma dat door La France Insoumise wordt voorgesteld, onder meer de ambitieuze sociale voorstellen en de ecologische planning om af te stappen van koolstof en kernenergie. Maar het blijft een reformistisch programma, zonder enige eis tot nationalisatie onder democratische controle en beheer van de sleutelsectoren van de economie. Het programma beperkt zich tot het voorstel van publieke polen die met de markt moeten concurreren en bijgevolg aan haar dictaten onderworpen worden. Het voorstel van een Zesde Republiek is een samenvatting van de illusoire zoektocht naar een sociaal alternatief binnen de enge grenzen van het kapitalistisch systeem.

Dit is de achillespees van de voorstellen van Mélenchon. In een periode van meervoudige crises van het kapitalisme die elkaar versterken, zijn de uitdagingen groter. De arbeidersbeweging moet alle productiekrachten die in de maatschappij bestaan mobiliseren om die uitdagingen aan te gaan. Het zou beter zijn als dit openlijk werd verduidelijkt, zodat een begin kan worden gemaakt met de opbouw van de krachtsverhouding die wij nu nodig hebben, zeker bij de parlementsverkiezingen, maar ook en vooral op de werkplekken, in de scholen en universiteiten en in onze buurten. Het is vooral op straat dat we overwinningen kunnen behalen, waarbij we de parlementaire platforms en de zichtbaarheid in de media die dit biedt als ondersteunende kracht gebruiken.

“Le Pen is niet aan de macht gekozen, laten we er nu voor zorgen dat Macron daar niet blijft.” Met deze slogan is La France Insoumise haar campagne begonnen om president Macron een linkse regering op te leggen door Mélenchon tot premier te kiezen. Deze campagne heeft de verdienste dat het een perspectief geeft voor de volgende stap in de strijd naar de parlementsverkiezingen en zich niet beperkt tot oppositie, maar integendeel probeert om programmapunten te realiseren die een regering kan doorvoeren.

Maar zonder een echte krachtsverhouding in de samenleving in het voordeel van de arbeidersklasse zal het niet alleen moeilijk zijn om voldoende potentiële onthouders te mobiliseren, maar ook om eenmaal verkozen een dergelijk programma uit te voeren. Met de hulp van de vakbonden, linkse organisaties en verenigingen moeten we een consequente krachtsverhouding opbouwen op straat en in de werkplaatsen om zelfs deze beperkte eisen op te leggen en het hoofd te bieden aan de reactie van de heersende klasse, die alles in het werk zal stellen om een echte linkse politiek te verhinderen.

Zo kan de ‘derde sociale ronde’ worden opgebouwd: door strijd op straat, in de bedrijven en in de wijken tegen het beleid van Macron, dat extreemrechts versterkt door de ongelijkheid en de bestaansonzekerheid te vergroten; dat protestbewegingen, bevolkingsgroepen van Afrikaanse, overzeese en moslimafkomst en jongeren brutaal aanpakt; en dat de klimaatontwrichting verergert.

Een grootschalige strijd is de beste manier om een sterke aanwezigheid van linkse afgevaardigden in de Nationale Assemblee af te dwingen en voor het sociale en ecologische beleid dat de Union Populaire kan voeren als een alternatieve meerderheid kan worden bereikt; of op zijn minst om terug te vechten tegen elke aanval die een regering op aandringen van Macron zal proberen door te voeren en om een krachtsverhouding te creëren die gunstig is voor de arbeidersklasse, waarop arbeiders en jongeren kunnen rekenen in elk van hun gevechten de komende maanden.

Met haar hegemoniale positie aan de linkerzijde staat La France Insoumise voor grote uitdagingen. Een groot gevaar wordt gevormd door degenen die nu vanuit hun opportunisme openlijk naar Mélenchon lonken, zoals Ségolène Royal. Toen Syriza in Griekenland Pasok verdrong, trokken ook heel wat sociaaldemocratische carrièristen naar die linkse formatie. Dit versterkte het proces om Syriza om te vormen tot een partij die onderdanig was aan de markten. De beste manier om deze opportunisten af te weren is het vergroten van de betrokkenheid van La France Insoumise bij strijd op straat en het aanzienlijk versterken van de democratische organisatie rond haar basisgroepen. Op den duur zou dit de basis kunnen leggen voor de oprichting van een echt politiek instrument van de arbeiders en de onderdrukten, een strijdpartij met een brede basis, met democratische participatie aan de basis, die de oriëntatie ervan bepaalt om te bereiken wat objectief vereist is voor de hele arbeidersklasse: de opbouw van een totaal andere maatschappij, een democratische socialistische maatschappij.

Dit vind je misschien ook leuk...