EU-verkiezingen zullen ‘Europees project’ dooreen schudden
Keuze is niet beperkt tot nationalisme en Europa, tot extreemrechts en democratische rechten!
Overal in Europa zijn politici en partijen begonnen met hun campagnes voor de verkiezingen in mei voor het Europees Parlement. Opiniepeilingen wijzen op het einde van de “grote coalitie” tussen de EVP (Europese Volkspartij) en de sociaaldemocratische S&D. Vooral deze laatsten maken zich zorgen over de verkiezingen, die kunnen leiden tot het verlies van heel wat zetels en een historisch laag stemmenpercentage. Dit kan leiden tot crisissen in regeringspartijen en/of regeringen in verschillende Europese landen.
Analyse door Sonja Grusch, SLP Oostenrijk
Ook de waarschijnlijke verdere opkomst van extreemrechtse en rechtse populistische partijen beangstigt velen, vooral jongeren. Hun versterking is ook een probleem voor de Europese heersende klasse. Niet omdat zij een fundamenteel probleem hebben met racistische, seksistische en antidemocratische standpunten. Maar omdat het einde van de “grote coalitie” en de opkomst van extreemrechts de invloed van Rusland kan vergroten en, samen met het verdiepende conflict tussen de EU en de VS, de centrifugale tendensen binnen hun “project Europa” kan versnellen.
De economische achtergrond van de crisis
De achtergrond van de crisis in de EU is de economische situatie en de aanhoudende crisis van de politieke instellingen. De gevolgen van de economische crisis van 2007 zijn nog niet overwonnen en het veelgeprezen herstel is niet tot bredere lagen van de samenleving doorgedrongen. En nu komt er al een einde aan het zwakke herstel, waardoor de heersende klasse zich in een moeilijke positie bevindt.
De economische groeiprognose is verre van rooskleurig, vooral vanwege de zwakke prestaties van grote economieën zoals Duitsland, waarvoor de OESO de groeiprognose halveerde, Frankrijk en zelfs nog meer Italië, dat waarschijnlijk in 2019 al in een recessie terechtkomt. De onzekerheid met betrekking tot Groot-Brittannië en Brexit, die verstrekkende gevolgen kan hebben voor de EU en de euro, is een andere zorgwekkende factor voor de heersende klassen in Europa.
Ernstige vertegenwoordigers van het kapitalisme weten dat ze niet het geld hebben om hogere overheidsuitgaven te beloven om stemmen te winnen. Ze zijn zich bewust van de groeiende woede en zijn bang voor het komende protest en klassenstrijd. Achter de schermen zijn er hevige debatten over hoe en of een recessie kan worden uitgesteld door middel van interventies. Tegelijkertijd zijn ze zich er echter van bewust dat de uitgangspositie nog moeilijker is dan in 2007, aangezien de schuldsituatie is verslechterd.
De terugkeer van nationalisme weerspiegelt de economische behoeften, het verzet tegen de EU en de afwezigheid van links dat een echt socialistisch alternatief biedt.
De kapitalisten zitten gevangen in hun eigen tegenstrijdige behoeften. De EU had altijd al verschillende functies voor het Europese kapitalisme. Het heeft tot doel het bundelen van middelen om de collectieve impact van de lidstaten van de EU te versterken bij omgang met andere economische blokken, met name de VS en oorspronkelijk Japan. Later is dit verschoven naar China en om meer geopolitieke redenen naar Rusland. Dit komt tot uiting in de debatten over een Europees leger en de toegenomen spanningen met de VS. Hoewel het voorgesteld wordt als een conflict met de “gekke” Trump, is hier een meer solide, economische achtergrond aan verbonden, geworteld in de protectionistische maatregelen die zijn genomen en de concurrerende imperialistische belangen.
Een andere functie van de EU was om de Oost-Europese en Balkanlanden onder Europese controle te houden. Last but not least kan de EU worden gebruikt als wapen tegen de Europese arbeidersklasse om de “noodzakelijke” maatregelen te nemen om elke staat, evenals het Europese kapitalisme, concurrerend te houden. In een periode van economische groei kan de concurrentiedruk tussen de nationale belangen binnen de EU naar de achtergrond worden gedrongen. Maar minstens sinds het begin van de economische crisis van 2007 zijn deze weer teruggekeerd.
De EU was altijd een compromis tussen nationale belangen dat in zijn huidige vorm zou aflopen als de prijs van deze compromissen groter wordt dan de voordelen. De vraag wanneer dit punt is bereikt, hangt af van de verschillende economische belangen van de verschillende kapitalisten. De groei van het nationalisme onder de heersende klassen is slechts een weerspiegeling van het feit dat het kapitaal, hoewel het internationaal actief is, in het algemeen nog steeds is met zijn eigen natiestaat. Het feit dat verschillende partijen in een aantal EU-lidstaten min of meer op weg zijn naar nationalistische bescherming vertegenwoordigt geen ideologische verschillen, maar concurrerende economische belangen.
Partijen van de EVP en zeker van het S&D-blok maken zich zorgen dat de versterking van extreemrechts en populistische krachten de centrifugale krachten binnen de EU kan versnellen. Rusland vergroot zijn invloed door politieke en economische banden met extreemrechtse partijen, waaronder regeringspartijen zoals de Oostenrijkse FPÖ, die in 2016 een vijfjarig vriendschapsverdrag met de partij ‘Verenigde Rusland’ van Poetin ondertekende. De Italiaanse Lega zou profiteren van een zeer winstgevende oliedeal met Rosneft. Hongarije wordt de nieuwe thuisbasis voor het hoofdkantoor van de Russische Internationale Investeringsbank (IBB), die in ruil daarvoor enkele projecten van premier Orban zal financieren. Het is belangrijk dat de Russische heersende klasse haar invloed in Europa versterkt, niet alleen om de sancties in verband met het Oekraïne/Krim-conflict op te heffen, maar ook om bredere politieke en economische redenen. Gezien de toegenomen invloed die China probeert te krijgen in Europa, deels via de Balkan en het initiatief rond de ‘nieuwe zijderoute’, is dit zorgwekkend voor de Europese heersende klassen.
Sociaaldemocratie vervangt de arbeidersklasse door de EU
Met hun verburgerlijking vonden de sociaaldemocratische partijen een nieuw mantra in de EU als ideale vertegenwoordiging van de belangen van het kapitaal. Zowat alle sociaaldemocratische partijen verloren hun sociale basis en band met de werkende klasse. Het maakt dat de sociaaldemocratische leiders elke verwijzing naar strijd achterwege lieten en hun reformistische ideologie omvormden tot het idee dat een goed georganiseerd en functionerend kapitalisme het beste is voor iedereen.
Ze stellen dat een grotere taart leidt tot een groter deel voor de armere lagen van de samenleving, zelfs als de verdeling op zich niet verandert. Voor sociaaldemocratische leiders werden de EU en de instrumenten waarover zij beschikte een gouden kalf. Aangezien de traditionele sociaaldemocratie in een aantal landen haar invloed op nationaal niveau heeft verloren, zijn de EU en het Europees Parlement voor haar leiders nog belangrijker geworden. Veel vakbondsleiders kijken naar de EU om hervormingen te bekomen. Een soortgelijke logica geldt voor andere “progressieve” partijen, zoals de Groenen, maar ook voor de openlijk neoliberale tendensen. Dit concept kan in gevaar komen als er na de verkiezingen geen meerderheid meer is voor de ‘grote coalitie’ van EVP en S&D. Zelfs indien deze partijen in de campagne een meer linkse of sociale retoriek gebruiken, blijft de voornaamste drijfveer het bijeenhouden van de EU. De rol van het Europees Parlement wordt overdreven, terwijl dit niet het machtscentrum van Europa is maar wel een sterke propagandafunctie heeft. Als de status-quo niet kan worden gehandhaafd vanwege de groei van rechtse, nationalistische en populistische formaties, komt de toekomst van hun Europese project in gevaar. De groeiende steun voor verschillende populistische partijen weerspiegelt vooral de toenemende vervreemding van zowel de situatie in elk land als de EU als zodanig. De Europese verkiezingen zijn ook een test voor diverse nieuwe politieke formaties aan zowel de rechterkant als de linkerkant: formaties die in de afgelopen periode hebben geprofiteerd van de algemene vervreemding, maar deel zijn gaan uitmaken van de gevestigde orde en de politiek. Teleurstelling over de ontwikkeling van deze formaties, zoals in het geval van Syriza, maar ook van de partij van Macron, En Marche, zal de vervreemding met ‘dé politiek’ vergroten en een complicerende factor zijn voor linkse projecten in de toekomst.
Europese waarden?
De EU werd altijd verkocht met veel propaganda over de rol als vredesproject, een instrument voor sociale stabiliteit en democratie. Dat was het nooit! Maar met de nog agressievere aanvallen op democratische rechten door rechtse regeringen in Oost-Europa en de dreiging van verkiezingsoverwinningen voor antidemocratische extreemrechtse organisaties, keren delen van de heersende klassen in Europa voor propagandaredenen terug naar het argument van de “verdediging van de democratie” (ook al vallen ze zelf tegelijk democratische rechten aan).
De belangrijkste thema’s van extreemrechts zijn ‘veiligheid’ en vluchtelingen. Bij gebrek aan linkse kritiek op het kapitalistische en ondemocratische karakter van de EU, zullen zowel extreemrechtse oppositie- als regeringspartijen, zoals Fidesz in Hongarije of de Lega in Italië, de racistische trom bovenhalen en kritiek op de EU combineren met nationalisme.
Orban beweert dat “het tijdperk van de liberale democratie ten einde is gekomen” en is, in zekere zin, eerlijker dan wat de liberale ‘verdedigers van democratie’ beweren. Het autoritaire regime van Orban weerhoudt bedrijven als BMW, Daimler, Continental, Bosch, Thyssenkrupp, Schäffler en Siemens er niet van om miljarden te investeren in Hongarije. Het klopt dat rechtse regeringen zoals die in Polen en Hongarije stappen hebben ondernomen om hun greep op de media te vergroten en het staatsapparaat, met name het rechtssysteem, volledig onder hun controle te brengen. Maar we mogen niet vergeten dat ook Frankrijk twee jaar lang de noodtoestand heeft gehandhaafd.
Betogers die onafhankelijkheid eisen, zoals in Catalonië, worden door de Spaanse staat aangevallen en voor de rechter gedaagd. EU-lidstaten en de EU zelf namen deel aan militaire conflicten. De EU financiert dictatoriale en corrupte heersers in het noorden van Afrika. ‘Fort Europa’ veroorzaakt elke dag de dood van vluchtelingen aan haar grenzen. Tegelijkertijd spreken EU-leiders over “onze waarden” die “verdedigd” moeten worden. De brutale besparingen die de EU en de Trojka (IMF, EU en Wereldbank) Griekenland hebben opgedrongen, net als het asociale en antivakbondsbeleid van de EU en de nationale regeringen die deel uitmaken van de EU, weerleggen de leugen achter de propaganda over een ‘sociaal Europa’. De EU, haar instellingen en zelfs aspecten van het kapitalistische systeem hebben veel gezag verloren. De steeds ongelijkere verdeling van de rijkdom en het feit dat de rijken rijker worden, terwijl de arbeidersklasse lijdt onder de besparingen, hielp om de ‘sociale unie’ te ontmaskeren. Dit komt tot uiting in een daling van de opkomst bij de EU-verkiezingen, van bijna elke 2 op de 3 kiesgerechtigde kiezers in 1979 tot net iets meer dan 40% in 2014. Het wordt ook weerspiegeld in een algemene stemming tegen ‘de elite’, ‘de rijken’ en ‘het systeem’ en de EU terecht de schuld geven voor de resultaten van haar beleid (hoewel ook de nationale regeringen verantwoordelijk zijn).
De Europese heersende klassen zijn zich ervan bewust dat een hervorming zoals het verlagen van de roamingkosten voor mobiele telefoons in de hele EU niet voldoende is om bredere lagen van de samenleving te overtuigen van de voordelen van de EU, gezien de ervaringen met brute besparingen en aanvallen op democratische rechten binnen de EU. Daarom moeten zij nog meer de nadruk leggen op de kwestie van de ‘waarden’. Het is zeer waarschijnlijk dat de verkiezingscampagne wordt gepresenteerd als een strijd tussen populistisch nationalisme aan de ene kant en verdedigers van de democratie aan de andere kant.
Om haar economisch Europees project te verdedigen, gebruiken de heersende klassen angst voor de groei van extreemrechts. Opiniepeilingen zetten de Duitse AfD op 10-16% en Rassemblement National (voormalig FN) in Frankrijk zelfs op kop. Onderzoek van de European Council of Foreign Relations (ECFR) verwacht dat de verschillende extreemrechtse populistische partijen in het volgende Europees Parlement tussen een kwart en een derde van de zetels zullen bereiken.
Welke positie moeten socialisten innemen?
De stemming met betrekking tot de EU is op zijn zachtst gezegd gemengd en verward. Dit bleek uit het Brexit-referendum, dat een sterk arbeidersklasse-element van sociale revolte tegen het besparingsbeleid en het Europa van het kapitaal had. De Socialist Party (CWI in Engeland en Wales) roept op tot een Brexit ten gunste van de werkenden, waarbij duidelijk wordt gemaakt dat de oplossing niet bestaat uit meer of minder Europees kapitalisme, maar uit strijd van de arbeidersklasse en de vakbonden tegen besparingen en kapitalisme. Als Corbyn zou gaan voor een duidelijke Brexit van de werkende klasse en voor strijdbare vakbonden die opkomen tegen alle besparingen, dan zou dit aantrekkelijk zijn voor de werkenden, ook degenen die voorheen voor rechtse partijen stemden. De rechtse besparingsagenda van de Tories schept de voorwaarden voor de groei van populistische rechtse partijen. Door een einde te maken aan de compromissen met de door Blairisten gedomineerde parlementaire fractie van Labour en door de werkenden en jongeren te mobiliseren met duidelijke slogans tegen besparingen en voor socialisme, kan Corbyn de grond onder de populistische rechtse populistische krachten wegnemen.
Onder sommige progressieve campagnevoerders is er een anti-arbeidershouding. De werkenden die woedend zijn over de EU en overwegen om voor populistische en/of extreemrechtse partijen te stemmen, worden voorgesteld als ‘dom’ en ‘ongeschoold’. In plaats van op te komen voor strijdbare arbeidersorganisaties die de belangen van de werkende klasse echt verdedigen, beperken deze activisten zich tot een ‘verklaring’ die het negatieve effect negeert van zogenaamde linkse partijen die het kapitalisme beheren en van vakbondsleiders die niet tot strijd bereid zijn. De andere kant van deze medaille is de logica van het ‘mindere kwaad’, dat wil zeggen oproepen voor de sociaaldemocratie of de groenen (of vergelijkbare ‘progressieve’ pro-Europese partijen). Deze strategie betekent een oproep voor het verderzetten van het beleid dat de basis heeft gelegd voor de grotere steun voor extreemrechts.
Maar we moeten er ook rekening mee houden dat de jonge generatie is opgegroeid in de EU en dat sommige van hen te jong zijn om zich bewust te zijn van de brutale besparingen van de trojka in Griekenland eerder dit decennium. Deze generatie heeft op scholen en universiteiten geleerd dat ‘Europa’ een project voor vrede en harmonie is. Zij zien de zwakheden van de EU, maar beschouwen het begrip “Europa” ook op een verwarrende manier als een progressief, internationalistisch idee. Honderdduizenden jongeren en werkers reizen, studeren en werken in andere Europese landen en profiteren dus van dit aspect van de EU. Zo krijgen ‘pro-Europese’ initiatieven enige weerklank onder een laag van jonge en goed opgeleide jongeren die sympathie hebben voor het idee van een verenigd Europa. Anderen, vooral jonge mensen, raken daarentegen steeds meer vervreemd van de EU door het brute anti-vluchtelingenbeleid. Heel wat jongeren zien bovendien dat de EU in plaats van actie te ondernemen rond klimaatverandering, de voorkeur geeft aan de belangen van het grootkapitaal, met name de auto-industrie.
De stemmen van een gefrustreerd deel van de bevolking in heel Europa voor populistische, vaak extreemrechtse partijen en de stemmen voor ‘een minder kwaad’ van een jonger deel van de bevolking, in het bijzonder voor ‘progressieve’ partijen, zijn twee kanten van dezelfde medaille: ze zijn, deels, een resultaat van een gebrek aan strijdbare arbeidersorganisaties in de verschillende landen en op Europese schaal, organisaties met een duidelijk antikapitalistisch, antiracistisch beleid en een socialistisch programma.
Een Europa van strijd
We hebben geen hoop of illusies in het kapitalistische EU-project. Maar onze oplossing ligt niet binnen de natiestaat. We steunen de strijd voor zelfbeschikking in Schotland en Catalonië, als onderdeel van een strijd tegen besparingen. We koppelen dit aan de noodzaak om te breken met het kapitalisme en stellen de eis van socialistische federaties in die regio’s en in Europa als geheel. Sinds 2007 hebben in heel Europa protesten plaatsgevonden: betogingen, stakingen en zelfs algemene stakingen tegen het besparingsbeleid. De afgelopen jaren is het aantal protesten tegen racisme en seksisme toegenomen. Meer recentelijk is er een nieuwe generatie jongeren actief geworden rond de kwestie van de opwarming van de aarde. Dit resulteerde in grote protesten, waarbij de methode van ‘stakingen’ door scholieren en studenten op 15 maart werd overgenomen.
De EU en haar instellingen worden terecht niet gezien als een instrument om deze problemen op te lossen. Socialisten mogen degenen die boos zijn op het Europa van de bazen en haar besparingsbeleid niet overlaten aan de opportunistische extreemrechtse partijen. En we mogen degenen die willen strijden tegen antidemocratische en racistische gevaren niet overlaten aan de liberale en kleinburgerlijke pro-EU-krachten. Wij verdedigen alle democratische rechten waarvoor de arbeidersklasse heeft gestreden, maar ons antwoord is niet de EU en haar ondemocratische structuren.
Wij verdedigen de sociale en democratische rechten van de arbeidersklasse. Dat betekent dat we eisen dat er meer geld in gezondheid en onderwijs wordt geïnvesteerd. Wij eisen een verkorting van de werkweek en tegelijkertijd een verhoging van de lonen. Wij eisen dat de rijken meer bijdragen om deze middelen te gebruiken voor de behoeften van de arbeidersklasse en de jongeren. Maar daar houden we niet op: we vechten voor ‘de hele bakkerij’ (en niet alleen voor een groter deel van de taart). We eisen democratische rechten, niet beperkt tot verkiezingen om de paar jaar, maar met echte macht over de rijkdom in de samenleving door degenen die deze produceren.
De EU, haar partijen en instellingen zijn geen instrument om racisme en de groei van extreemrechts een halt toe te roepen, aangezien de EU deel uitmaakt van het probleem en niet de oplossing. Wij strijden tegen het Europa van de bazen, tegen bezuinigingen, racisme en extreemrechts. Dat betekent dat er een einde komt aan deze EU, aan haar instellingen en aan haar beleid van besparingen en de transfer van rijkdom van armen naar rijken. Wij eisen gelijke rechten voor alle mensen die in Europa wonen, een einde aan fort Europa en dat de rijkdom van de superrijken wordt gebruikt voor een fatsoenlijk leven voor alle inwoners en migranten.
Wij strijden voor een verenigd socialistisch Europa dat democratisch wordt bestuurd en op vrijwillige basis wordt opgebouwd. Dat betekent dat onze oplossing voor de problemen in Europa niet in de nationale staten ligt, maar in de macht van de arbeidersklasse om de economie en de samenleving te besturen en te controleren, op basis van behoeften en niet op basis van winst.
We zijn ons ervan bewust dat dit voor velen utopisch klinkt. Maar is het idee van een werkelijk democratisch, vreedzaam en sociaal Europa onder het kapitalisme niet echt de utopische optie, gezien de aard en tegenstrijdigheden van het kapitalisme? Wij zijn ons er ook van bewust dat, gezien de opgang van extreemrechts in de opiniepeilingen, men zich kan afvragen hoe dit wordt bereikt. We mogen niet vergeten dat de eerste reactie van de werkenden en jongeren na de economische crisis van 2007 was om weerstand te bieden aan het kapitalistische besparingsbeleid. Er was een enorme openheid voor links, voor socialistische oplossingen. De capitulatie van verschillende linkse krachten, zoals Syriza, in Griekenland, voor de ‘logica’ van het kapitalisme en hun verraad aan de behoeften van de arbeidersklasse, heeft de basis gelegd voor de nieuwe groei van extreemrechts.
Toen in 2016 honderdduizenden wanhopige vluchtelingen naar Europa kwamen, was de eerste reactie van de massa’s een verlangen om te helpen. Pas toen links en de vakbondskrachten geen antwoord gaven op de vraag hoe de behoeften van mensen die afhankelijk zijn van hulp gefinancierd worden (omdat ze zich beperkten tot morele oproepen), begonnen extreemrechtse krachten terrein te winnen. Het feit dat veel vakbondsleiders in Europa de EU verdedigen, en daarmee ook het beleid van privatisering, deregulering en besparingen op de verzorgingsstaat (of wat er nog van over is), geeft extreemrechts de kans om het vacuüm op te vullen.
Een succesvolle strijd tegen extreemrechts heeft dus meer nodig dan oproepen over ‘Europese waarden’. Er is een fundamentele verandering nodig in de houding van de vakbonden ten opzichte van de EU, en een fundamentele verandering in de manier waarop zij vechten voor de belangen van de arbeidersklasse. Het vereist linkse, socialistische, arbeidersorganisaties en partijen die niet in de valkuil trappen om de EU te verdedigen als een ‘minder slecht’, maar een onafhankelijke positie op klassenbasis innemen. Deze organisaties hebben socialistische krachten nodig die de strijd tegen extreemrechts verbinden met de strijd tegen het kapitalisme, en voor de vrijwillige, democratische en verenigde socialistische staten van Europa.