Turkije: AKP-regime op weg naar stormachtige tijden

“Om de democratie succesvol te verspreiden in de moslimwereld, in het bijzonder in de Arabische landen, is het van cruciaal belang om het Turkse voorbeeld aan te moedigen.” Veertien jaar geleden waren dit de woorden van ‘The Economist’ in een verwijzing naar de heerschappij van de toenmalige Turkse lieveling van het magazine: Recep Tayyip Erdogan en zijn Partij van Rechtvaardigheid en Ontwikkeling (AKP). Vandaag haalt het magazine regelmatig uit naar Erdogan die afgedaan wordt als een aspirant-Sultan die zijn land naar de afgrond leidt. Dit vat de bocht samen die de Westerse heersende klassen maakten tegenover het Turkse regime, ooit het voorbeeld voor democratische openingen en vrijemarktbeleid.

Van een relatief volgzame heerser in het verleden, is Erdogan nu uitgegroeid tot een meer onvoorspelbare politieke figuur die regelmatig op de tenen van de Westerse machten trapt. Er was een bijzonder uitgebreide repressiegolf na de mislukte militaire staatsgreep tegen zijn bewind in de zomer van 2016. De economische groei van Turkije is op papier nog steeds substantieel, maar er zijn problemen en de groei verbergt amper het groeiende ongenoegen onder de werkende bevolking. De hoop op een vreedzame oplossing voor de Koerdische nationale kwestie ligt in duigen door het hernieuwde militaire offensief door het Turkse leger, nu ook in het noordwesten van wat vandaag Syrië is.

Een sterke economie?

De Turkse economische groei werd sinds 2001 mee gefinancierd door een grote toestroom van buitenlands kapitaal. Deze groei was de motor achter de langdurige macht van de AKP. De partij speelde in op de golf van groei, de ontgoocheling in de oude politieke en militaire instellingen en de islamitische geloofsovertuiging van de meest religieuze delen van de Turkse bevolking. Dit gaf de heersende partij een belangrijke basis van electorale steun.

Vandaag beschikt het regime ongetwijfeld nog over sociale reserves, maar de populariteit van Erdogan is onmiskenbaar aan het afnemen, zeker onder de werkenden en de jonge kiezers. Dit kwam tot uiting in het referendum van april vorig jaar waarmee de president zijn persoonlijke greep op de macht wilde consolideren. Het regime moest de stembusslag vervalsen om de nodige meerderheid te krijgen. Het ja-resultaat lag een pak onder de officiële verwachtingen, zeker in de steden.

Het opvoeren van de flexibiliteit van werknemers, de drastische privatiseringen en de enorme ongelijkheden hebben de mythe van een inclusieve groei ondermijnd. Volgens een nieuw onderzoek van IPSOS in januari stellen 54% van de Turkse werkenden dat ze ‘moeite hebben om de eindjes aan elkaar te knopen.’ De inflatie liep op tot 12%, wat een flinke hap betekent uit het loon van de werkenden. De werkloosheid neemt bovendien toe, zeker onder de jongeren. Volgens verslagen stierven tot 400 werkenden bij de bouw van een nieuwe megaluchthaven in Istanboel: een enorm aantal waarmee duidelijk wordt dat de miljardenprojecten in de bouwsector leiden tot grote winsten voor projectontwikkelaars terwijl ze uitgevoerd worden op de kap van het leven van gewone werkenden.

In het laatste kwartaal van 2017 kende Turkije officieel een groei van 11%. Dat ligt boven gelijk welk ander land van de grootste 20 economieën ter wereld. Na een grote neergang een jaar voorheen, werd deze economische groei door de spreekbuizen van het regime gebruikt als bevestiging van het economisch succesverhaal van de AKP. Maar de recente groei werd vooral instandgehouden door een massale injectie van door de overheid ondersteund krediet. Erdogan maakt zich immers op voor de presidents- en parlementsverkiezingen van november 2019 (die hij mogelijk zal vervroegen om de opeenstapelende problemen voor te zijn). Een zakenconsultant in Istanboel merkte vorig jaar op: “De kiezers voelen zich erg ongemakkelijk bij de zuiveringen en de repressie. Erdogan kan het systeem enkel samenhouden door voldoende geld in de economie te pompen zodat de groei sterk blijft, hij zal dus niet zomaar op de rem gaan staan.”

Massale repressie

De poging tot staatsgreep tegen Erdogan in juli 2016 vormde de aanzet tot deze zuiveringen en repressie. Destijds stelde het CWI en zijn Turkse afdeling, Sosyalist Alternatif, al dat de mislukte coup zou gevolgd worden door een “tegen-coup” door Erdogan en zijn aanhangers.

Sindsdien is er in heel het land een noodtoestand waarbij alle dissidentie stelselmatig de kop wordt ingedrukt. De overheidsrepressie wordt aangevuld door acties van gewapende milities die de AKP steunen, zoals de Speciale Volkskrachten (HÖH). Hun activiteiten kregen een blanco cheque door een decreet van de regering in december. Ze mogen de reguliere veiligheidsdiensten bijstaan om het vuile werk op te knappen tegen opponenten van de regering.

De meest linkse oppositiepartij, de HDP (Volksdemocratische partij), werd deels uitgeschakeld. Negen parlementsleden van de partij werden uit hun parlementaire rechten ontzet en heel wat partijleiders, leden en aanhangers zitten in de gevangenis. In totaal zijn er ongeveer 150.000 beweerde of echte tegenstanders van de regering afgedankt door de overheid en er zijn de afgelopen 20 maanden meer dan 55.000 mensen gearresteerd. Heel wat journalisten zitten in de gevangenis na een zuivering van de media. De regering heeft honderden magazines, kranten en radiostations gesloten, waardoor enkel regimegezinde media in handen van de grote mediamagnaten nog aan bod komen.

Onder brede lagen van de samenleving is er als gevolg van de hysterische repressie angst. Maar de repressieve maatregelen bieden geen garantie voor een politieke stabiliteit op lange termijn.

Vorige zomer waren er ondanks de noodtoestand ongeveer een miljoen betogers in Istanboel voor een ‘Mars voor gerechtigheid’ tegen het bewind van Erdogan. De oproep ging aanvankelijk uit van de Kemalistische oppositiepartij CHP (Republikeinse Volkspartij, de traditionele seculiere vleugel van de Turkse kapitalistische klasse). Deze opkomst is geen uitdrukking van massasteun voor de CHP. Het geeft eerder aan dat elke bres in de situatie de sluizen kan openzetten waardoor het passieve, maar groeiende, ongenoegen tegenover het regime een actiever karakter kan aannemen.

Vandaag berusten veel werkenden en jongeren. Maar dit is geen algemeen fenomeen en het is mogelijk ook geen blijvend gegeven. De grootschalige acties op Internationale Vrouwendag, met slogans als: ‘We zwijgen niet, we zijn niet bang, we gehoorzamen niet’, vormden een krachtig antwoord op het heersende discours van een almachtige regering waartegen geen oppositie mogelijk is. De arbeidersbeweging maakte de afgelopen periode bovendien duidelijk dat het een kracht is waar rekening mee moet gehouden worden.

Metaalarbeiders tegen de regering

In juli maakte Erdogan aan buitenlandse investeerders duidelijk dat de noodtoestand ook kon gebruikt worden om arbeiders het zwijgen op te leggen: “We hebben de noodtoestand ingezet zodat de zakengemeenschap comfortabel kan werken.” Dit werd in januari in de praktijk uitgetest, toen 130.000 metaalarbeiders dreigden in staking te gaan in ongeveer 180 bedrijven doorheen het land. De staking moest beginnen op 2 februari en werd door de regering verboden omwille van de “nationale veiligheid.”

De vakbonden besloten terecht om tegen de regering in te gaan. Ze weigerden het verbod op de staking te erkennen en gingen door met de strijd. De vastberaden opstelling van de metaalarbeiders dwong de werkgeversorganisatie MESS, die aanvankelijk slechts een magere loonsverhoging van 3,2% wilde geven, om toe te geven. De lonen werden met 24,6% verhoogd en de sociale uitkeringen met 23%. Dit voorbeeld toont aan hoe een strijdbare opstelling door vakbondsleiders een substantieel verschil kan maken in het omkeren van een krachtsverhouding die schijnbaar in het voordeel van de kapitalistische klasse is.

In de donkere twee jaar durende tunnel van onafgebroken repressie heeft een dergelijk voorbeeld des te meer belang. Het wijst op het potentieel voor toekomstige arbeidersstrijd. Het groeiende sociale ongenoegen was ongetwijfeld een belangrijke motivatie voor het regime om het land terug in oorlogsmodus te brengen door het Turkse chauvinisme op te hitsen en zich eens te meer tegen de Koerden te richten.

Nieuwe oorlog tegen de Koerden

Erdogan en zijn kliek hebben het verlies aan politieke en economische kracht de voorbije jaren niet alleen opgevangen met brutaal geweld, maar ook met andere elementen die gericht zijn op het uitbouwen en versterken van steun. Zo werd het nationalisme en intolerantie tegenover minderheden sterk naar voor geschoven, de islamisering van culturele en sociale praktijken werd gestimuleerd, de onderdrukking van vrouwen werd opgevoerd, de erfenis van het Ottomaanse rijk werd verheerlijkt, het regime uitte de ambitie om een regionale macht te worden en ging met woorden in het offensief tegen het westerse imperialisme en Israël.

Een centraal deel van deze strategie was het beleid van de verschroeide aarde tegen de Koerdische minderheid. Dit werd vanaf 2015 doorgevoerd, na de eerste electorale doorbraak van de pro-Koerdische HDP. De voorzichtige maar reële nadruk op klassenkwesties en sociale thema’s door deze partij was een uitdrukking van de linkse politieke bewustwording door de nieuwe generatie. Het toonde het potentieel om een brug te maken tussen gepolariseerde gemeenschappen. Deze brug afbreken, werd de obsessie van het regime, samen met het breken van de Koerdische beweging in buurland Syrië, waar vanaf 2013 eigen instellingen werden uitgebouwd, wat een aanmoedigend voorbeeld was voor de Koerdische gemeenschap in Turkije die wil breken met de onderdrukking.

Al deze overwegingen hebben Erdogan ertoe aangezet om “Operatie Olijftak” te lanceren: de invasie van Afrin, één van de drie hoofdzakelijk door Koerden bewoonde zelfbestuurde kantons in het noordwesten van Syrië (Rojava), op 20 januari. Als deze invasie succesvol is, zal het een territoriaal argument worden om het Turkse gewicht op het Syrische schaakbord te vergroten. Bovendien moet het de neo-Ottomaanse ambities van Erdogan dienen als onderdeel van de uitbreiding van de geopolitieke invloed van het land in de regio.

De invasie door het Turkse leger in Afrin heeft al geleid tot honderden doden en tienduizenden zijn gevlucht. Op het terrein is er steun door Soennitische strijders van het zogenaamde Vrije Syrische Leger, het al-Nusra Front en andere jihadistische huurlingen. Het regime vreest immers dat de terugkeer van teveel dode Turkse soldaten de grote steun voor de oorlog onder etnische Turken zou ondermijnen.

De publieke uitlatingen van het Turkse regime in oppositie tegen het Westers imperialisme en de nauwe samenwerking tussen de leiders van het bewind in Rojava en de Amerikaanse regering in hun gezamenlijke strijd tegen ISIS hebben jammer genoeg enige geloofwaardigheid gegeven aan de anti-imperialistische façade die Erdogan zich probeerde aan te meten. De grote afhankelijkheid van Amerikaanse luchtaanvallen maakte dat veel Koerdische militanten en aanhangers van Rojava niet voorbereid waren op een situatie waarin de Amerikaanse luchtmacht afwezig is en de strijders van de YPG (Volksbevrijdingseenheden, de milities die Rojava verdedigen) er alleen voor staan. Het Witte Huis heeft net als Europese regeringen in woorden geprotesteerd tegen het offensief op Afrin, maar heeft geen vinger uitgestoken om het te vermijden. Ze zijn niet bereid om de relaties met Turkije op het spel te zetten. Dit zou deze machtige NAVO-macht immers in de handen van Poetin en Rusland drijven.

Deze factoren en het massale luchtoverwicht van het Turkse leger verklaren deels waarom het stadscentrum van Afrin met schijnbaar gemak werd ingenomen op zondag 18 maart.

In de Koerdische zuidoostelijke gebieden van Turkije is er tot hiertoe nog geen groot straatprotest geweest tegen de invasie, in tegenstelling tot het massaprotest en de rellen ten tijde van de aanvallen van ISIS op Kobane in 2014. Dit is een uitdrukking van zowel de overweldigende staatsterreur als een gevoel van wanhoop dat dominant is onder de Koerden in die gebieden. De gevolgen van de vorige brutale oorlog door het leger van het Turkse regime in 2015-16 zijn nog steeds niet verteerd.

De internationale arbeidersbeweging moet zich verzetten tegen de slachtpartij en de bezetting van Afrin. We moeten het recht op zelfbeschikking van de Koerdische bevolking verdedigen. Het oorlogszuchtige beleid van het Turkse regime brengt een enorme tol met zich mee voor de werkenden en armen in Turkije, nog los van het feit dat de militaire avonturen ook financieel op de kap van de Turkse belastingbetalers worden afgewenteld.

Grenssteden in Turkije waren het doelwit van raketten die uit wraak werden afgevuurd door de YPG. Daarbij vielen burgerslachtoffers. ‘Operatie Olijftak’ strooit ook zout op de open wonde van de etnische verdeeldheid van het land. Het geeft een excuus aan het regime voor meer ondemocratische maatregelen om de machthebbers te versterken en de arbeidersbeweging nog meer te verstikken. In januari werden 11 leden van de centrale raad van de Turkse Medische Associatie omschreven als ‘terroristenvrienden’ en ze werden opgepakt omdat ze een verklaring hadden gepubliceerd onder de titel: “Oorlog gaat ook de publieke gezondheid aan.” Er zijn meer dan 600 arrestatiebevelen tegen mensen die zich op sociale media hebben uitgesproken tegen de invasie in Afrin. De externe oorlog wordt gebruikt om de interne oorlog tegen de ‘interne vijand’ op te voeren.

De “Goede Partij” en de nood aan een alternatief vanuit de arbeidersklasse

Het impulsieve buitenlandse beleid van Erdogan en zijn steeds meer megalomaan bewind leiden tot onrust onder delen van de kapitalistische klasse, zowel in Turkije als op internationaal vlak. Er was uiteraard nooit een probleem met het neoliberale beleid van de AKP en evenmin met de bloedige Turkse staatsmachine, ten minste voor zolang het efficiënt was om de massa’s onder controle te houden zodat gemakkelijker winsten geboekt werden. Nu vrezen sommigen dat de acties van de president-dictator het land naar een situatie van sociale implosie of burgeroorlog kunnen brengen.

De zuiveringen door de regering treffen niet alleen de linkerzijde, syndicalisten en Koerdische activisten. Ze zijn ook gericht tegen delen van de economische elite van het land om zo de positie van een handvol zakenlui die dicht bij het regime staan te consolideren. Honderden bedrijven en miljarden aan tegoeden werden in beslag genomen om overgedragen te worden aan Erdogan-gezinde oligarchen.

Het gebrek aan een betrouwbaar alternatief voor de grote bedrijven, maakt dat Erdogan door de westerse big business en delen van de Turkse kapitalistische elite als een ‘noodzakelijk kwaad’ wordt gezien. Er wordt geprobeerd om een alternatief op te zetten in de vorm van de nieuwe partij IYI (‘Goede Partij’). IYI werd opgezet door Meral Aksener, een vroegere minister van Binnenlandse Zaken die zich afsplitste van de ultranationalistische MHP (die zich aan de AKP had vastgemaakt uit angst om onder de kiesdrempel van 10% te vallen bij de volgende verkiezingen).

IYI probeert zich voor te doen als een frisse kracht waar de heersende klasse op kan wedden in voorbereiding op een post-Erdogan tijdperk. De partij belooft om de beschadigde relaties met het westen te herstellen en tegelijk wordt geprobeerd om werkenden, jongeren en vrouwen die ontgoocheld zijn in het AKP-bewind over te winnen.

De elites bereiden zich voor op de toekomst. De werkenden en jongeren moeten dit ook doen. De CHP en IYI stellen zich af en toe voor als verdedigers van de armen, maar ze vertegenwoordigen niet de belangen van de werkenden en onderdrukten. Deze partijen verzetten zich tegen delen van het beleid van de AKP, maar over het pro-kapitalistische beleid en ook over de bloedige operatie in Afrin zijn ze het volledig eens.

De linkerzijde moet tegen de stroom van nationalisme en repressie ingaan. De groeiende uitputting door de slechter wordende economische, politieke en sociale situatie zal evenwel niet passief blijven. Er komen stormachtige tijden voor het AKP-bewind. Hoe de toekomstige gebeurtenissen in Turkije er zullen uitzien, zal afhangen van de capaciteit van de linkerzijde om zich herop te bouwen tot een geloofwaardige aantrekkingskracht voor lagen die in actie willen gaan tegen het huidig systeem.

De verdediging van democratische en syndicale rechten, de vrijlating van politieke gevangenen en het intrekken van onterechte afdankingen, de strijd tegen de oorlog en de staatsterreur tegen de Koerden en andere minderheden, zijn belangrijke strijdgebieden voor een eengemaakt front van verzet tegen de dictatuur van Erdogan, een front van Turkse en Koerdische linkse organisaties, strijdbare syndicalisten, activisten uit sociale bewegingen en aanhangers van HDP. Dit kan de voorwaarden creëren voor de heropbouw van een massale linkse kracht die opkomt voor een verenigde arbeidersbeweging die het bestaande regime kan uitdagen, maar ook de heerschappij van het kapitaal in Turkije en de regio. Sosyalist Alternatif komt voor zo’n dynamiek en pleit voor stoutmoedig en inclusief socialistisch programma gericht op het publiek bezit en de democratische planning van de rijkdommen van Turkije en de regio, en voor het recht van de Koerdische bevolking om vrij over de eigen toekomst te beslissen.

0
    0
    Je winkelwagen
    Er zit niets in je winkelwagenKeer terug naar de winkel