Artistiek establishment versus revolutie: Royal Academy tegen de bolsjewieken
De Londense Royal Academy bracht in het kader van de 100ste verjaardag van de Russische Revolutie een grote tentoonstelling over de rol van kunst in de nieuwe arbeidersstaat. De tentoonstelling werd gebruikt om in te gaan tegen de bolsjewieken die de Russische Revolutie leidden. Onderweg werd een van de oude trucs van Stalin bovengehaald: Trotski wordt uit de geschiedenis weggegomd. Een dossier door Manny Thain uit ‘Socialism Today’.
De Russische Revolutie zorgt een eeuw later nog voor heel wat discussie. Deze tentoonstelling bewijst dit. Het handelt over het tijdsperiode van de oprichting van de eerste arbeidersstaat onder leiding van de bolsjewieken tot de consolidatie van de contrarevolutie onder Stalin. Het doet denken aan een tentoonstelling in Petrograd in 1932 en in Moskou (lichtjes gewijzigd) een jaar later.
De Royal Academy heeft een indrukwekkende collectie schilderijen, foto’s, beelden en filmmateriaal bijeengebracht. Dit is een bijzonder grootschalig project. Heel wat van de werken zijn opmerkelijk, zetten aan tot denken of zorgen voor inspiratie. Sommige werken zijn verbazend krachtig op tal van manieren. De tentoonstelling toont nog het best welk verband er was tussen artiesten, schrijvers, ontwerpers, architecten, theater- en filmmakers en de revolutie. Er werd deelgenomen aan ambitieuze programma’s die tot doel hadden om iedereen te laten deelnemen aan het beheer van de samenleving. Er werden propagandaposters gemaakt, muurschilderingen, spandoeken en toneelstukken die de revolutionaire boodschap moesten overbrengen.
Het is niet evident om een duidelijk beeld te hebben op wat er in die turbulente tijden gebeurde. De Royal Academy koos voor themakamers waarbij het formaat wordt gebruikt om enkele uitgangspunten naar voor te brengen: de Oktoberrevolutie was een staatsgreep, de bolsjewieken waren anti-democratisch en tegen de boeren, van Lenin ging het in een rechte lijn naar Stalin, de systematische repressie onder Stalin was slechts een voortzetting van wat er eerder bestond. Het is niet de eerste keer dat het establishment deze punten brengt, maar de Royal Academy gaat een pak verder dan wat doorgaans het geval is. Er wordt uitgehaald naar elk onderdeel van de revolutie.
De olifant in de porseleinenkast
Het maakt dat we in deze recensie niet ingaan op de kunst zelf. En dat is spijtig. Maar bij de honderdste verjaardag van de revolutie is het belangrijk om het idee te verdedigen dat het mogelijk en noodzakelijk is om met de arbeidersklasse de samenleving te veranderen. Het winstgedreven kapitalistisch systeem vervangen, is van cruciaal belang om een einde te maken aan armoede, oorlog en milieuvernietiging. Een belangrijk onderdeel van de discussie over het socialistisch alternatief gaat over waarom en hoe de revolutie in Rusland ontaardde in een stalinistische dictatuur.
De tentoonstelling van de Royal Academy is daar een obstakel voor. Het begint meteen in de eerste kamer: ‘Salute the Leader.’ Er staan portretten van Vladimir Iljitsj Lenin naast die van Jozef Dzjoegasvili Stalin. Het verband wordt expliciet gemaakt. Stalin zou tevreden zijn moest hij het gezien hebben: dit was immers exact hoe zijn regime het wilde voorstellen. Niet toevallig dateren bijna alle schilderijen hier van eind jaren 1920 of van de jaren 1930.
Er staat een grote olifant in deze porseleinenkast en ook in alle andere porseleinenkasten van deze tentoonstelling. Niet dat hij helemaal nergens voorkomt in de tentoonstelling, maar de rol van Trotski wordt wel erg beperkt. Zo figureert hij op de zijkant van een kop dat naast borden met de afbeelding van Stalin geplaatst is. Nochtans was Trotski medeleider van de Oktoberrevolutie en nadien organisator van het Rode Leger dat de verdediging van de nieuwe arbeidersstaat opnam. Een belangrijk onderdeel van de consolidatie van de stalinistische contrarevolutie bestond uit het marginaliseren van Trotski en de Linkse Oppositie die hij vanaf midden jaren 1920 leidde.
Trotski zou de laatste 20 jaar van zijn leven strijden tegen de bureaucratisering van het Sovjet-bewind waarbij hij opkwam voor arbeidersdemocratie en internationaal krachten verzamelde – ook onder artiesten – om in te gaan tegen het stalinisme en het opkomende fascisme. Het leverde hem het respect van generaties socialisten en marxisten op. Maar het leidde ook tot zijn dood in 1940 toen hij in zijn woonplaats in Mexico werd vermoord door een agent van Stalin.
De ‘staatsgreep’ die door miljoenen mensen werd gepleegd
De Royal Academy brengt in de eerste kamer meteen een eigen versie van de historische gebeurtenissen: “Lenin en de bolsjewieken grepen de macht van de Voorlopige Regering die Nicolas II had afgezet. Het was een staatsgreep die een einde maakte aan het Russische Rijk. Plots werden de bolsjewieken de heersende partij. Met slechts 350.000 aanhangers was dit een kleine minderheid in een land met 140 miljoen inwoners.”
Op het ogenblik van de Februarirevolutie in 1917 telden de bolsjewieken 20.000 leden. Ze vormden een kleine minderheid in de raden (sovjets) van arbeiders, soldaten en boeren die overal ontstonden. De sovjets werden een parallelle regering gebaseerd op de directe vertegenwoordiging van de miljoenen gewone mensen. De bolsjewieken verkregen in de loop van 1917 een meerderheidssteun in de sovjets voor hun programma van socialistische omvorming van de samenleving.
Toen Trotski de opstand in de hoofdstad Petrograd leidde, werd deze op een nacht voltooid door 20.000 Rode Gardes. Dat waren vooral arbeiders met een beperkte militaire opleiding en organisatie. Er waren op dat ogenblik 150.000 soldaten in de stad en er waren honderdduizenden politiek actieve arbeiders. De bolsjewieken konden de macht in Petrograd, en nadien in de rest van Rusland, niet overnemen zonder de steun van deze arbeiders en soldaten, alsook van de arme boeren. Een dergelijke situatie kan niet omschreven worden als een staatsgreep.
Het is ook opmerkelijk dat de Royal Academy de partijleden van de bolsjewieken omschrijft als ‘aanhangers.’ Het is een bewuste formule die gebruikt wordt om de bolsjewieken op gelijke hoogte te plaatsen met een sekte. Van daaruit komt de Royal Academy tot een volgende aanval: “Rusland was een sterk religieus land, maar de Russische Orthodoxe kerk werd al gauw verboden. Iconen van Lenin vervingen die van Christus.”
De bolsjewieken verboden de kerk niet. Ze namen enkel de macht van de kerk af. Het decreet van de raad van Volkscommissarissen, de eerste Sovjet-regering onder leiding van Lenin, over ‘Vrijheid van geweten en over religieuze gemeenschappen’, kwam er op 20 januari 1918 (oude kalender, 2 februari volgens de huidige kalender). Het eerste deel van het decreet stelt eenvoudig: “De kerk is hiermee gescheiden van de staat.” Het derde deel: “Elke burger is vrij om gelijk welke religie of geen religie te beleven. Alle inbreuken op rechten om een religie uit te oefenen of niet uit te oefenen, worden hierbij afgeschaft.” Het laatste deel van het decreet nationaliseerde het grootgrondbezit en andere eigendommen in handen van de kerk, net zoals andere grootgrondbezitters, grote bedrijven en superrijken werden onteigend. De gebouwen werden hierna vrijgesteld voor gebruik door religieuze gemeenschappen.
Bureaucratisch bewind
De Royal Academy stelt: “Alhoewel Lenin zich persoonlijk verzet had tegen Stalin als zijn opvolger, vormde de cultstatus die Lenin na zijn dood een legitimatie voor de bolsjewistische macht en uiteindelijk voor het autocratische bewind van Stalin.” Dit is gedeeltelijk correct ook al wordt de mythe van Lenin is gelijk aan Stalin opgevoerd. Maar het komt nog niet in de buurt van een verklaring van hoe het van strikt hiërarchisch bureaucratisch bewind zijn greep op de macht kon consolideren.
Er waren een aantal redenen waarom het stalinisme zich kon consolideren. De meeste mensen in Rusland waren bijzonder arm. Een meerderheid was analfabeet – noch de tsaar noch de kerk hadden er belang bij om de massa’s toegang tot onderwijs te verlenen. Het Sovjet-regime was aanvankelijk verplicht om gebruik te maken van ambtenaren en personeelsleden die ook al onder de tsaar op hun post zaten. Om de werkenden en boeren toe te laten om echt deel te nemen aan het beheer van de samenleving, was er een enorm programma van onderwijs en opleiding nodig. Ondertussen werd Rusland binnengevallen door de legers van Frankrijk, Duitsland, Groot-Brittannië, de VS, Japan, … Zij steunden de pro-tsaristische generaals en andere reactionaire, fascistoïde, krachten die de macht terug in handen van de afgezette aristocratie, grootgrondbezitters en kapitalisten wilden geven.
Tegen de achtergrond van een economie die al gebroken was door de excessen en de corruptie van de tsaristische dictatuur, maar ook de rampzalige betrokkenheid in de Eerste Wereldoorlog als bondgenoot van het Franse, Britse en Amerikaanse imperialisme, en daar bovenop de armoede en honger gevolgd door invasie en burgeroorlog, hadden de werkenden en boeren niet de tijd of de energie om de samenleving te beheren. De enige uitweg bestond uit geslaagde revoluties in andere landen, in het bijzonder in het economisch sterker ontwikkelde West-Europa en de VS. Het uitblijven van zo’n revolutie zorgde voor het isolement van Sovjet Rusland en het vormde een vruchtbare voedingsbodem voor een versterking van de bureaucratische laag.
Niemand verwacht van een kunsttentoonstelling om gedetailleerd op de geschiedenis in te gaan. Maar door niets te vermelden over deze fundamentele processen, is het niet mogelijk om de ontwikkelingen in Rusland te begrijpen. Het maakt de kunst onbegrijpelijk. Uiteindelijk is kunst een weerspiegeling van het leven. Niet noodzakelijk op een directe of rechtstreekse wijze. Menselijke wezen beschikken immers over een verbazingwekkende verbeeldingskracht. Maar door wat er gebeurde in de samenleving verkeerd voor te stellen, wordt ook de kunst die deze processen weerspiegelde verkeerd voorgesteld. We krijgen hierdoor een erg bleke voorstelling van de revolutie.
De schuld van de werkenden
De kamer ‘New City, New Society: War Communism’ opent een ander front: “In handen van de onervaren werkenden en soldaten, stortten de economie en de infrastructuur in elkaar en waren er grote tekorten.” Dit is wel heel neerbuigend. Vanuit een ivoren toren verklaart de Royal Academy dat de arbeidersklasse niet in staat is om de samenleving te veranderen, het moet zelfs niet geprobeerd worden. Geen woord over de harde situatie voor de revolutie of het compleet verrotte karakter van het tsaristisch systeem.
Wat was het alternatief? Na de Februarirevolutie vielen de opeenvolgende ‘liberale’ regeringen uit elkaar omdat ze niet in staat waren om iets te vestigen dat in de buurt van een stabiel bewind kwam. Het was een weerspiegeling van de zwakte van het Russische kapitalisme. De enige keuze in 1917 was die tussen een brutale militaire dictatuur onder één van de voormalige tsaristische generaals of de vorming van een arbeidersstaat die internationale steun zocht bij de arbeidersklasse. Van deze twee perspectieven was de laatste veruit de meest positieve. Na de Oktoberrevolutie leek het bovendien een waarschijnlijk vooruitzicht.
Maar het Sovjetbewind moest geïsoleerd opboksen tegen enorme uitdagingen. Trotski beschreef het duidelijk: “Als ze eenmaal de macht heeft, neemt de arbeidersklasse bezit van het nationale historische erfgoed – en ze krijgt heus niet de mogelijkheid om een of ander deel van die erfenis op een bepaald moment af te wijzen. Het is waar dat de Sovjet macht met een pennenstreek afstand nam van de aflossing van de (tsaristische) leningen. Maar uiteindelijk bleken deze leningen een onbelangrijk deel van de historische verplichtingen van het land. Een veel aanzienlijker deel van deze verplichtingen bestond uit armoede, onwetendheid, bijgeloof, alcoholisme, prostitutie en, boven alles, de tegenstelling tussen stad en platteland. Deze rekening kon niet simpelweg via een decreet worden vereffend.” (Voor kwaliteit, voor cultuur, 1925)
Gezien de enorme moeilijkheden was het opmerkelijk wat er bereikt werd. Het analfabetisme werd bijna uitgeroeid, er werden diensten op vlak van gezondheidszorg, huisvesting en onderwijs aangeboden. Dit was enkel mogelijk door de genationaliseerde geplande economie. Maar onder het stalinisme gebeurde die planning tegen een grote menselijke tol waarbij miljoenen levens verloren gingen.
De kamer ‘Eternal Revolution’ stelt: “Heel wat Russische artiesten, filosofen en schrijvers waren nostalgisch over de schoonheid en de charme van het oude Rusland die snel verdwenen onder de laarzen van de proletarische massa’s.” De bolsjewieken waren blijkbaar tuig en de arbeiders hun stoottroepen. Hiermee wordt voorbijgegaan aan de vraag wie er ooit in staat was om van de ‘schoonheid en de charme’ van het oude Rusland te genieten. De overgrote meerderheid van de werkenden op het platteland die gebukt gingen onder het feodale juk of de arbeiders in de krottenwijken in de steden alleszins niet. Er wordt teruggekeken naar een tijd toen kunst een exclusief voorrecht was voor de rijken, in handen van private collecties en handelaars. Nadien werd kunst genationaliseerd en in musea geplaatst zodat het toegankelijk was voor iedereen.
Met dit standpunt spreekt de Royal Academy ook de eigen erkenning tegen van de ongelofelijke explosie van vernieuwing in kunst, muziek, theater, literatuur, design en architectuur onmiddellijk na de revolutie. In het magazine van de Royal Academy (winter 2016) wordt dit zelfs gesuggereerd door Martin Sixsmith, een voormalige adviseur van Tony Blair: “De bolsjewieken waren aanvankelijk tolerant, ze waren druk bezig met dringender zaken. Maar tegen het midden van de jaren 1920 keek het regime steeds negatiever naar de radicaliteit en de abstractie, het begin de doctrine te vestigen dat alles moest onderworpen worden aan de doelstellingen van het socialisme.”
Sixsmith stelt socialisme op gelijke voet met het stalinisme om het socialisme te discrediteren, terwijl de stalinisten enkel beweerden dat ze socialist waren om het totalitarisme te verbergen. De niet beantwoorde vraag is wat er veranderde tussen de fase van het tolerante bolsjewisme en de latere versie ervan. Het antwoord hierop is de opkomst van een bureaucratie met enorme privileges, een parasiterende kaste die zichzelf in stand hield op de kap van de genationaliseerde economie en kon overleven door alle oppositie uit te schakelen.
Begin jaren 1920 had Trotski al gewaarschuwd voor de gevaren van opvattingen over ‘proletarische cultuur’ (Literatuur en revolutie, 1924). In april 1932 werd ‘socialistisch realisme’ opgelegd als enige aanvaardbare vorm van artistieke expressie samen met ‘proletarische literatuur.’ Vanaf dat ogenblik moest kunst het regime in het voetlicht zetten, Stalin zelf in de eerste plaats. Dit was geen geïsoleerd fenomeen, het was onderdeel van de algemene aanval van Stalin op de arbeidersdemocratie. Beide elementen kunnen niet los van elkaar gezien worden.
Wiens dictatuur?
Als we aan het onderdeel over de boeren in Rusland komen, ontgoochelt de Royal Academy niet om nog eens een sterke bewering boven te halen: “Toen de bolsjewieken in 1917 aan de macht kwamen, beloofden ze de boeren het bezit van de grond. Ze hadden niet de intentie om deze belofte te houden.” Dit wordt bewezen met de gedwongen collectivisering van de grond door het stalinistische regime in 1928 – elf jaar na de Oktoberrevolutie. Die collectivisering leidde tot miljoenen doden omwille van hongersnood veroorzaakt door de van bovenaf opgelegde maatregel. Heel wat oude bolsjewieken, waaronder Trotski, waren tegen deze maatregel gekant. Trotski was echter in 1927 uit de Communistische Partij gezet en in januari 1928 werd hij in ballingschap gestuurd.
Tijdens de persvoorstelling op 7 februari stelde een van de curators van de Royal Academy dat de bolsjewieken niet geïnteresseerd waren in de boeren aangezien hun doel de ‘dictatuur van het proletariaat’ was. De dubbelspraak druipt ervan af. De term ‘dictatuur van het proletariaat’ werd door Marx gebruikt in de 19de eeuw. Hij doelde op een staat en een systeem beheerd door de werkende klasse samen met de armen en onderdrukten en heel wat lagen van de middenklasse. Marx omschreef een staat die beheerd wordt in het belang van de kapitalistische klasse eveneens als een ‘dictatuur van de burgerij.’
Beide uitdrukkingen kunnen betrekking hebben op verschillende vormen van staten: een arbeidersstaat kan naargelang de omstandigheden meer of minder democratisch zijn. In de eerste jaren na de revolutie kende Sovjet Rusland een van de meest democratische systemen ooit: duizenden arbeiders, soldaten en boeren namen deel aan de bijeenkomsten van de raden (sovjets) waar gediscussieerd en beslist werd. Er waren raden op de werkplaatsen, in de wijken, in stedelijke en landelijke gebieden, in legerafdelingen, op scholen, op niveau van districten, provincies maar ook op nationaal en federaal niveau. De samenleving was uiteraard verre van gelijk. Volledige gelijkheid kan enkel gevestigd worden op basis van een internationaal socialistisch systeem waar iedereen heeft wat nodig is.
De consolidatie van de stalinistische bureaucratie veegde bijna alle sporen van democratische praktijken weg. De planning was gebaseerd op een genationaliseerde economie met een monopolie op buitenlandse handen, maar het werd van bovenaf opgelegd. Het werd een brutaal totalitair regime. De dictatuur van de burgerij kan eveneens een hele reeks vormen aannemen: van parlementaire systemen met relatieve vrijheid van meningsuiting tot fascistische regimes.
Voor marxisten is de staat in laatste instantie een instrument van repressie. Zowel fascistische als parlementaire staten gebruiken in verschillende mate repressie om de belangen van de grote bedrijven te dienen en dit door massabewegingen en revolutie te stoppen. De kapitalistische staat verdedigt de belangen van een kleine minderheid tegen de grote meerderheid van de bevolking. Een arbeidersstaat is ook een instrument van repressie. De arbeidersklasse die de macht nam in Rusland moest zich verdedigen tegen de krachten die de oude tsaristische macht wilden herstellen en daarin gesteund werden door imperialistische legers. De arbeiders moesten de staat gebruiken om de belangen van de meerderheid te verdedigen.
De boeren
Een grote meerderheid van de Russische bevolking bestond uit arme boeren. Maar de arbeidersklasse was de enige sociale kracht die de revolutie kon leiden. Dit kwam omdat ze de noodzakelijke economische macht had door haar rol in de productie en distributie, en de collectieve kracht doorheen de arbeids- en levensvoorwaarden met een politiek bewustzijn en bijhorende organisatie.
Na de Februarirevolutie gingen de overheidsinstellingen over op de Voorlopige Regering die naast de sovjets bestond. Zelfs toen de Voorlopige Regering ‘socialistische ministers’ omvatte – vooral mensjewieken die vandaag zouden omschreven worden als ‘gematigde’ of ‘centrumlinkse’ socialisten, en Sociaal-Revolutionairen die over massale steun onder de boeren beschikten – werden de beloften om het lot van de boeren te verbeteren niet nagekomen.
In de maanden na maart 1917 waren er ook in de sovjets van arbeiders, soldaten en boeren grote meerderheden van de mensjewieken en de sociaal-revolutionairen. Maar ook daar faalden ze om de grond aan de boeren te geven. Dit was een groot verraad. De ontgoocheling in de sociaal-revolutionairen en de consequente opstelling van de bolsjewieken in solidariteit met de arme boeren en acties van inbeslagname van de grond, zorgden ervoor dat de boeren in de loop van 1917 steeds meer naar de bolsjewieken keken. Het is dan ook compleet verkeerd om te stellen dat de bolsjewieken zich tegen de boeren keerden. De enige manier om de boeren te bevrijden, was doorheen socialistische revolutie waarbij hun ‘lot’ verbonden werd met de arbeidersklasse en een internationale uitbreiding van de revolutie.
Eerherstel voor Trotski en de bolsjewieken
Sam Philips, redacteur van het magazine van de Royal Academy, schreef: “De kunst in het Rusland van na de revolutie onderging een weg van individuele expressie, collectieve hoop en daaropvolgende onderwerping aan de staat. Als we dergelijke ontwikkelingen in al hun complexiteit willen begrijpen, is er nood aan kunstgeschiedenis.” Dat argument wordt terecht gebruikt om de besparingen van de Britse regering op kunstonderwijs aan te klagen. We zijn het daar volledig mee eens, maar kunnen enkel betreuren dat de visie van de Royal Academy op de Russische Revolutie enorm tekortschiet.
We verwezen al naar Leon Trotski om de complexiteit van de Russische Revolutie te begrijpen. Reeds in 1906 schreef hij een analyse van de eerste Russische Revolutie van 1905 in ‘De Permanente Revolutie.’ Daarin had hij het over de aard van de Russische samenleving, de rol van de arbeidersklasse en de boeren, de noodzaak van internationalisme. Zijn verklaring van het contrast tussen de meest moderne productietechnieken in de steden en de vreselijke armoede op het platteland, werpen een licht op artistieke ontwikkelingen. Het was geen toeval dat Russische artiesten al voor 1917 verantwoordelijk waren voor enkele van de meest moderne uitdrukkingen van kunst in de wereld. Dit was een weerspiegeling van de dynamiek in de samenleving met de confrontatie tussen oud en nieuw.
Trotski’s gedetailleerde analyse van het stalinisme (‘De Verraden Revolutie’) verwees naar een “concentratiekamp voor de kunst” waar elk vernieuwend werk moest buiten gesmokkeld worden omdat het strafbaar was. Hij beschreef de contrarevolutie van de bureaucratie: de aanvallen op de partijdemocratie, vrouwenrechten en artistieke vrijheden, het economisch beleid, … In 1938 werkte hij samen met André Breton, een van de oprichters van de surrealistische beweging, en de Mexicaanse artiest/revolutionair Diego Rivera aan een internationale beweging van artiesten die campagne voerden tegen censuur en repressie onder het fascisme en het stalinisme. Dit was onderdeel van het opzetten van de Vierde Internationale.
Trotski en waar hij (net als Lenin en de bolsjewieken) voor stond, was een groot gevaar voor het stalinisme: het idee dat de arbeiders de bureaucratie konden omverwerpen en een democratisch stelsel herinvoeren. Oprecht socialisme – in eerste instantie een arbeidersstaat die een democratisch georganiseerd productieplan opmaakt met internationale banden – is ook het enige leefbare alternatief op het winstgedreven kapitalisme.
Socialistische ideeën worden onder vuur genomen in het kader van de 100ste verjaardag van de Russische Revolutie. Het artistieke establishment draagt hieraan bij. Wij blijven echter het idee verdedigen dat het mogelijk is om te komen tot een wereld zonder armoede, racisme, oorlog en terreur. Een duurzame en leefbare planeet is mogelijk. Een socialistisch systeem zou de nodige tijd vrijmaken zodat iedereen betrokken kan zijn bij het beheren van de samenleving, maar ook in het ontwikkelen van kunst, wetenschap en tal van andere sociale activiteiten waarbij het culturele niveau tot een nieuwe hoogte kan groeien.