Stop het reactionaire opbod
De aanslagen in Parijs kostten het leven aan minstens 130 mensen en er vielen meerdere zwaargewonden. Er is een barbaarse escalatie van een conflict dat in een bloedige vicieuze cirkel van oorlog en terreur op twee weken tijd meer dan 400 doden veroorzaakte met aanslagen in Parijs, Beiroet, Bagdad, Mali en op een Russisch passagiersvliegtuig. LSP en de Actief Linkse Studenten betuigen hun solidariteit met de nabestaanden van de slachtoffers. Op het toenemende gevaar van terrorisme en haat willen marxisten een antwoord bieden op basis van solidariteit en eenheid van de werkende bevolking overal ter wereld. Opnieuw dood en vernieling in het Midden-Oosten zaaien door met hoogtechnologische raketten niet alleen IS-strijders maar ook burgerslachtoffers te raken, zal nieuwe gruwelijke aanslagen in het Westen niet voorkomen. Een dossier door MICHAEL BOUCHEZ.
Brussel in het vizier
Daags na de aanslagen in Parijs werd de terreurdreiging in ons land opgetrokken tot niveau 3. Dat betekent dat er mogelijke aanwijzingen zijn voor aanslagen in België. Toen internationaal naar de netwerken van terroristen in Molenbeek werd gewezen, trok de regering het dreigingsniveau voor Brussel op tot niveau 4. Dat wijst op een zeer ernstig en reëel risico. De metro werd stilgelegd, scholen gingen dicht, militairen patrouilleerden in de straat en er verschenen zelfs pantservoertuigen in het straatbeeld. Ondertussen werden razzia’s uitgevoerd in tientallen huizen in Molenbeek. Minister Jan Jambon (N-VA) verklaarde dat deze operatie niet zou stoppen vooraleer het volledige netwerk opgerold was.
Aanslagen zoals die in Parijs maken honderden onschuldige slachtoffers. Het is begrijpelijk dat de bevolking vreest voor gelijkaardige aanslagen in België. Over veiligheid mag niet lichtzinnig heen gegaan worden. We stellen ons dan ook vragen bij de manier waarop de regering de veiligheid organiseert. ACOD-Spoor vroeg terecht waarom de metro wel en de treinen niet werden stilgelegd. Dure hotels kregen militairen voor de deur, maar als buschauffeurs van De Lijn een gevarenpremie vragen, steigert minister Weyts (N-VA) meteen. Moet niet iedereen even sterk beschermd worden dan?
Het veiligheidsniveau 4 leidde tot schade bij de werkgevers, voor kleine zelfstandigen in Brussel was de verlamming van de stad een grote ramp. Was het de druk van de werkgevers die ervoor zorgde dat het veiligheidsniveau al snel tot 3 werd herleid? Het werpt alleszins vragen op over de waarde van de dreigingsniveaus. Werd van de gelegenheid gebruik gemaakt om af te tasten hoe ver de repressie kon gaan en hoeveel democratische rechten opzij geschoven konden worden? Werd de situatie gebruikt om de politici als kordate leiders voor te stellen?
Al wie het niet eens is met het besparingsbeleid en dat durft te tonen, wordt het zwijgen opgelegd of als onverantwoord weggezet. Dat was onder meer het geval met de stakingsacties in Henegouwen op 23 november of het protest tegen de Klimaattop van 29 november.
In sociale woestijn groeit geen veiligheid
Marc Elchardus deed in 2013 onderzoek naar de visies van Belgische jongeren. Hij kwam tot de conclusie dat jongeren “vasthangen aan de ketens van angst”. Voor Charlie Hebdo vreesde 69% van de jongeren al een toename van terreur in Europa. 83% zag de kloof tussen arm en rijk enkel toenemen. 77% stelde dat het nodig zal zijn om twee jobs te combineren in de toekomst. Slechts 16% van de jongeren rekent op de politici om antwoorden te bieden. Het onderzoek concludeerde dat jongeren individualisten zijn die niet in collectieve oplossingen geloven.
Wat vooral uit deze cijfers blijkt, is een angst voor de toekomst. Dit wordt versterkt door het besparingsbeleid. Deze regering slaagt er niet in om onze levensstandaard te beschermen. Dat geldt niet voor wie werkt en al helemaal niet voor de armste en meest vervreemde lagen van de bevolking.
Tegen deze achtergrond kan extreemrechts groeien als een schimmel op een uitzichtloos systeem. Racisme vindt ingang bij delen van de arbeidersklasse. Op een zelfde wijze kan het bijzonder conservatieve salafisme, een fundamentalistische en rechtse stroming binnen de soennitische islam, ingang vinden onder moslims. Net zomin als extreemrechts de belangen van de ‘autochtone’ Belgen verdedigt en vertegenwoordigt, doet het religieuze fundamentalisme dat niet voor de moslimbevolking.
Collectieve oplossingen zijn het beste antwoord op zowel de verdeel-en-heersretoriek van diverse rechtse stromingen als het individualiseren van de uitzichtloosheid en de verdeeldheid. Het actieplan van de vakbonden tegen het besparingsbeleid toonde in de herfst van 2014 dat het mogelijk is om verdeeldheid te overstijgen en dat veel werkenden geen vertrouwen stelden in de regering om de arbeidsvoorwaarden, veiligheid op het werk en toekomst te garanderen. Jongeren liepen voorop met twee maanden van collectieve strijd en een scholierenstaking in Gent. Ook aan de stakersposten en betogingen was er een sterke deelname van een laag jonge syndicalisten die de meest strijdbare tradities van de arbeidersbeweging vanonder het stof haalde.
De terreurdreiging leidt nu de aandacht af van de sociale agenda. De regering maakt er gebruik van om nieuwe aanvallen te lanceren. Verzet tegen de besparingen wordt afgedaan als ‘onverantwoord’, er wordt ingespeeld op de terechte angst onder brede lagen van de bevolking. Het besparingsbeleid brengt ons echter geen veiligheid, integendeel. Strijd is nodig, het kan angst, frustraties en onzekerheid plaats laten maken voor vertrouwen en solidariteit doorheen strijd. Het veegt verdeeldheid weg dankzij massamobilisaties die de gemeenschappelijke belangen onderstrepen.
Strijd is nodig, maar ook een alternatief op het besparingsbeleid. Daarmee kunnen de ‘ketens van de angst’ die eigen zijn aan het kapitalisme worden doorbroken. Het zal erop aankomen om doorheen strijd en solidariteit op te komen voor een alternatief op de kapitalistische waanzin.
Lakse linkerzijde: wel goed voor het sociale, maar niet voor veiligheid?
Links wordt vaak laksheid verweten omdat het in de jaren 1990 “niet repressief” genoeg zou opgetreden hebben. Links zou naïef geweest zijn omdat het de migranten niet genoeg controleerde en blind bleef voor de samenlevingsproblemen in de armste wijken. Het klopt dat de sociaaldemocratie laks was, vooral in het ontbreken van verzet tegen de neoliberale afbraak die van volkswijken explosieve cocktails maakte waarin reactionaire ideeën ingang vonden.
Dit is geen cultureel fenomeen en het heeft niets met religie te maken. De eerste versie van het racistische 70-puntenplan van het Vlaams Blok repte amper over de islam. Studies tonen aan dat 80% van de jongeren die radicaliseren niet eens in religieuze gezinnen opgroeiden. Het is geen kwestie van individuele verantwoordelijkheid van gezinnen, ouders of een cultuur. De verantwoordelijkheid moet gezocht worden bij een maatschappij waarin individuen vervreemden en een prooi worden voor reactionaire ideeën. Verschillende lagen van de bevolking reageren anders op dezelfde fenomenen en beïnvloeden elkaar tegelijk.
Terrorisme komt traditioneel vooral voor bij iets beter gestelde lagen, zeker wanneer die het gevoel hebben achtergesteld te worden als gevolg van etnische, religieuze of nationale onderdrukking en hun hoop op sociale promotie door de crisis afgesneden wordt. De explosieve cocktail is niet gecreëerd door een links beleid, integendeel. Het heeft ook niets met cultuur of godsdienst te maken, het is het resultaat van een asociaal neoliberaal beleid waar ook de sociaaldemocratie en de groenen volledig in meestappen en dat de huidige rechtse regering nog verder opvoert.
Linkse partijen als PVDA of de Britse Labour-leider Corbyn wijzen terecht op de sociale afbraak en ook op de hypocriete banden tussen westerse regeringen en Saoedi-Arabië. Wat wel ontbreekt, is een oproep tot gezamenlijk verzet en een offensief perspectief van een socialistische samenleving in onze dagelijkse strijd.
Het volstaat niet om te zeggen dat we “ons niet bang mogen laten maken”. Uiteraard moeten we er rekening mee houden dat de meeste arbeiders in shock zijn. Gelukkig zijn we hier, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Turkije of Noord-Ierland, nog niet gewoon aan dit type geweld. We begrijpen dat links in die omstandigheden haar antwoorden eerst biedt op de werkvloer, via algemene vergaderingen. Zodra het ergste gevaar geweken is, moeten we echter ook uitpakken met massabetogingen die een programma tegen de besparingen en voor een toekomst verdedigen.
Op die manier kan de hoop op een betere toekomst het debat domineren, waardoor de wanhoop van geweld, terrorisme en religieus fundamentalisme de pas wordt afgesneden. Doorheen mobilisaties waarin de gemeenschappelijke belangen van de werkende bevolking, los van religie, afkomst, vakbonds- of huidskleur, worden verdedigd, kunnen we de predikers van terreur en haat isoleren en ontmaskeren als aanstokers van een reactionair opbod.
Terrorisme versterkt verdeeldheid en tegenstellingen
Fundamentalisten beweren dat ze door middel van geweld de belangen van de gewone moslimbevolking verdedigen. Ze beweren op te komen voor de miljoenen armen en ontheemden in het Midden-Oosten door een oorlog te voeren tegen de buitenlandse bezetters. De agenda van de terroristen heeft echter niets te maken met de belangen van de gewone bevolking. Het zijn integendeel steeds opnieuw gewone werkende mensen die het slachtoffer zijn van het geweld, zowel in Europa, Azië, Afrika, de VS of het Midden-Oosten. Het is de permanente dreiging voor soortgelijke aanslagen en ander willekeurig geweld in het Midden-Oosten die zorgt voor een vluchtelingenstroom naar Europa.
De wereldwijde arbeidersklasse betaalt de prijs driedubbel. Eenmaal als slachtoffers van aanslagen. Een tweede maal – zoals de reactie van de Franse president Hollande opnieuw illustreerde – door de toename van imperialistische interventies en bombardementen in het Midden-Oosten of de toename van repressie in de Westerse landen. En een derde maal doordat het terrorisme de solidariteitsbanden breekt, de arbeidersklasse verweesd achterlaat, de onmacht doet overheersen en een collectief antwoord ondermijnt. Diegenen die voor IS op de vlucht zijn in Europa, krijgen hier op de koop toe te maken met toegenomen wantrouwen en extreemrechtse wraakacties zoals de brandstichting in asielcentra in Duitsland.
In dat opzicht is het terrorisme een reactionair antwoord op het imperialisme, de keerzijde van een en dezelfde reactionaire medaille. Socialisten moeten daar een antwoord op bieden. Als we het zieke systeem dat dit reactionaire opbod mogelijk maakt niet van antwoord dienen met een programma dat ingaat tegen de imperialistische politiek en tegen de terreur, dan ligt de weg open voor extreemrechtse, fundamentalistische en asociale krachten om op de angst en verwarring te groeien. Daarom pleiten socialisten voor de uitbouw van onafhankelijke massapartijen over religieuze grenzen heen, met een programma voor de nationalisatie onder democratische arbeiderscontrole van de oliesector en andere sleutelsectoren in het Midden-Oosten, de uitbouw van diensten, de creatie van jobs en het recht op zelfbeheer van volkeren.
Een spiraal van oorlog en terreur sinds Irak
Marxisten proberen te kijken naar de grondslagen van religieus extremisme, naar de diepere oorzaken die bepalen of een religie al dan niet wordt gebruikt om terreur te prediken. De media ontkennen niet dat het fenomeen van rechts islam-radicalisme vooral de laatste decennia groeide maar weigeren daar conclusies uit te trekken. De sociale ruïnes die imperialistische oorlogen om olie, grondstoffen en controle hebben achtergelaten, worden amper aangeraakt.
De invasie in Irak in 2003 was nochtans een sleutelmoment in de recente geschiedenis van het Midden-Oosten. Die oorlog kon wereldwijd op verzet van miljoenen rekenen. LSP gaf geen enkele steun aan het beleid van Saddam maar maakte duidelijk wat de reële inzet was: controle over oliebronnen, de kwakkelende economie herstellen en wapenbedrijven spijzen. Democratie en vrijheid brengen, was slechts retoriek en de “war on terror” zou enkel meer terreur opwekken. Hoe pijnlijk accuraat waren die waarschuwingen!
Irak werd niet heropgebouwd. Dat was geen prioriteit. De dictatuur van Saddam was verdwenen, maar de sociale puinhoop bleef en werd erger. Irak werd één van de meest bewapende landen van de regio en in de maanden na de invasie staken tal van conflicten de kop op waarin bevolkingsgroepen streden om de tekorten, achtergelaten door Saddams regime en de oorlog. Het conflict tussen de soennieten en sjiieten barstte in alle hevigheid los. Daar liggen de wortels voor het ontstaan van het soennitische ISIS.
Sinds de oorlog in Irak is de regio in een permanente situatie van instabiliteit verzeild geraakt. De laatste strohalmen van het Westerse imperialisme waren te vinden in landen met bevriende dictaturen: golfstaten als Saoedi-Arabië, maar ook Tunesië, Egypte, … Democratie was van geen tel, het waren steunpunten van stabiliteit voor de belangen van de Europese en Amerikaanse regeringen. Die dictaturen werden echter meer en meer gehaat door de bevolking.
De revolutionaire golf in het Midden-Oosten en Noord-Afrika die met deze dictaturen komaf maakte, passeerde ook in Syrië. De massa’s kregen vertrouwen om hun toekomst in eigen handen te nemen. In verschillende van deze revoluties werden de sektarische of etnische tegenstellingen tijdelijk naar de achtergrond geduwd omdat de bevolking besefte dat ze ondanks religieuze verschillen dezelfde belangen had en dat ze samen sterker stond. Tijdens de bezetting van het Tahrirplein in Egypte bijvoorbeeld beschermden christenen en moslimdemonstranten elkaar tijdens pauzes om te bidden, tegen aanvallen van de agressieve politie. Dit toont aan dat religie een secundaire rol speelt wanneer de massa’s zich bewust worden van hun klassenbanden en klassenpositie.
Het imperialisme en onder andere Saoedi-Arabië – die vreesden voor een besmetting van de revolutie – bogen de volksopstand in Syrië snel om in een uitzichtloos moeras door religieuze tegenstellingen te stimuleren. Dat Saoedi-Arabië het religieuze conflict in Syrië deed oplaaien door te investeren in jihadistische en soennitische oppositie tegen Assad en zo de opkomst van IS in de hand werkte, stond een wapendeal van 10 miljard dollar tussen Frankrijk en Saoedi-Arabië niet in de weg. De VS steunde dan weer het Al-Nusra front (Al Qaeda) in de strijd tegen Assad terwijl Rusland Assad ondersteunde. Syrië is het slagveld van wereldmachten, de rol van de gewone bevolking is beperkt tot die van slachtoffer.
Het ontbreken van een klassenalternatief
Naast de bepalende rol van het imperialisme gedurende de laatste drie decennia, speelt ook het ontbreken van een antwoord van de linkerzijde in de regio een rol. De marionettendictaturen in de regio braken heel veel van de bestaande arbeidersorganisaties – dat was een van de redenen waarom het westen hen steunde. Kort na die revoluties in 2011 werden honderden vakbonden opgericht maar geen onafhankelijke massapartijen met een duidelijk klassenperspectief. Toch waren er deze zomer nog verschillende massaprotesten tegen de regeringen in Irak en Libanon, bewegingen die opkwamen tegen werkloosheid, afbraak van diensten en privatiseringen. Wat er echter ontbreekt is een programma, een methode en een organisatie om die strijd naar een hoger niveau te tillen.
De rol van een klassenstandpunt is vandaag het duidelijkst te illustreren door de vergelijking te maken tussen Tunesië en de andere landen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten. De sterke en invloedrijke vakbond UGTT in Tunesië beperkte de impact van sektarische conflicten in Tunesië na de val van Ben Ali. Hoewel de nieuwe regering geen alternatief is op het regime van Ben Ali en islamfundamentalisme ook daar aan een opmars bezig is door de onveranderde sociale voorwaarden van armoede en uitzichtloosheid, ontaardde de situatie er niet in een religieuze burgeroorlog. Dat kwam door de impact van de vakbonden. Indien de vakbonden in Tunesië verder de strijd aangaan met de nieuwe regering en echte sociale strijd op de agenda zetten, zouden reactionaire groeperingen zoals IS er minder ruimte vinden om te recruteren onder jongeren.
De positieve en negatieve lessen van de revolutionaire golf in het Midden-Oosten en Noord-Afrika, de rol van een klassenperspectief, de strijd in België en de nood aan een programma van nationalisaties en arbeiderscontrole, dat ingaat tegen zowel het imperialisme als de reactionaire fundamentalisten, geven indicaties van hoe de grootst mogelijke eenheid gecreëerd kan worden in de strijd voor een socialistische samenleving.