Israël boycotten? Een socialistisch standpunt
Na een oproep van voorstanders van een boycot van Israël wees Stephen Hawking een uitnodiging om op een conferentie in Jeruzalem te spreken af. Hij vervoegt anderen die op de een of andere manier Israël boycotten, een campagne die zeker na de horror van de oorlog in Gaza in 2008-09, de moord op Turkse hulpverleners, de aanvallen op de hulpvloot in mei 2010 of de week van militaire aanvallen op Gaza in november vorig jaar een zekere aanhang verkreeg. Hoe moeten syndicalisten en socialisten reageren op boycot-campagnes? Een dossier door JUDY BEISHON.
Van waar komt deze boycot-campagne?
Er waren verschillende oproepen tot sancties en boycots, sommige komen van Israëli’s, na het begin van de tweede Palestijnse intifada in 2000. De beweging botste op bijzonder brutale repressie door het Israëlisch regime. Op een VN-conferentie tegen racisme in Zuid-Afrika in 2001 werd zelfs gesproken over sancties. De Amerikaanse en Israëlische afgevaardigden verlieten daarop de conferentie. In 2002 was er een oproep tot boycot door een reeks Palestijnse organisaties. En in 2004 werd in Ramallah een academische en culturele boycotcampagne tegen Israël opgezet.
Een jaar later volgde een oproep van de ‘burgersamenleving’ in Palestina voor “boycot, desinvesteringen en sancties” (BDS). Die oproep stelde dat de campagne moet gevoerd worden tot Israël “zich volledig neerlegt bij de internationale wetten” en bijgevolg de bezetting en kolonisatie van alle Arabische grond stopzet. Dat is een verwijzing naar het grondgebied dat in de oorlog van 1967 werd veroverd. Er werd ook opgeroepen voor de afbraak van de scheidingsmuur, de erkenning van de rechten van Palestijnse burgers in Israël en het respecteren van het recht van de Palestijnse vluchtelingen om naar hun huizen terug te keren.
Deze eisen werden terecht gesteund door de meeste arbeidersorganisaties en vakbonden doorheen de wereld. Velen steunen ook de oproep van BDS. Maar meestal zijn de vakbonden om begrijpelijke redenen selectief in de onderdelen van de campagne die ze steunen.
Internationale solidariteit is wellicht belangrijk voor de Palestijnen?
Dat is het zeker! De Palestijnen in Gaza en op de Westelijke Jordaanoever leven in verschrikkelijke omstandigheden en er zijn regelmatig invallen door het Israëlische leger met als doel om te moorden en te intimideren. Het leger houdt Gaza zo goed als volledig geblokkeerd, wat bijdraagt aan enorme armoede, ondervoeding, werkloosheid en frustraties in die dicht bevolkte landstrook. Er is wereldwijd onder de arbeiders een gevoel van woede en afkeer tegenover de brutaliteiten en de repressie van het Israëlische regime. Het is dan ook begrijpelijk dat velen steun willen geven aan campagnes voor een boycot of sancties indien dit effect kan hebben.
De bijzonder lage levensstandaard, de discriminatie en de niet ingeloste nationale aspiraties van de Palestijnse vluchtelingen in de omliggende landen en van de Palestijnen in Israël zelf mogen evenmin vergeten worden.
Kan een boycot een rol spelen in de Palestijnse strijd?
Een aantal vormen van boycot kunnen het bewustzijn rond het lot van de Palestijnen versterken en kunnen nuttig zijn als bijkomende campagne naast andere acties en vormen van steun. Het kan bijdragen aan het toenemende gevoel van ‘isolement’ dat de heersende klasse in Israël op wereldvlak ervaart. Het kan ook bijkomende druk zetten om toegevingen af te dwingen om het lot van de Palestijnen wat te verbeteren. Het kan in een aantal gevallen ook druk zetten op de winsten van de Israëlische kapitalisten en multinationals die winst maken op de kap van de Israëlische bezetting.
Algemeen gesteld zijn er grenzen aan wat een boycot kan realiseren. De centrale kracht in de Palestijnse bevrijdingsstrijd moet bestaan uit massa-actie van de Palestijnen zelf. Als dit gebeurt onder leiding en democratische organisatie van de Palestijnse arbeiders, kan dit onvergelijkbaar effectiever zijn voor de Palestijnse strijd dan gelijk welke actie van buitenaf.
De Palestijnen hebben massale acties georganiseerd tijdens de eerste intifada vanaf 1987. Dat leidde tot een reeks toegevingen in het vredesproces van Oslo waarbij de Palestijnse Autoriteit in 1994 werd opgezet. Toen dat proces geen concrete verbeteringen opleverde en er nog steeds Joodse nederzettingen bijkwamen, ontwikkelde de tweede intifada. Jammer genoeg baseerde die strijd zich niet op massale acties. Er waren geheime groepen en organisaties die vanuit wanhoop overgingen tot zelfmoordaanslagen en andere aanvallen op Israëlische burgers.
In de afgelopen jaren kwam een nieuwe generatie van Palestijnen in de strijd. Deze generatie werd beïnvloed door de fantastische beweging van 2010-2011 in Tunesië en Egypte. Er waren grote betogingen van Palestijnen in de bezette gebieden en ook in Israël zelf waren er massale acties, onder meer protestbetogingen uit solidariteit met de Palestijnen die vast gehouden worden in Israëlische gevangenissen maar er waren ook stakingen tegen het besparingsbeleid.
Deze bewegingen hebben nood aan een plan om uit te breiden met een escalatie van de beweging tegen het besparingsbeleid en de bezetting. Democratisch geplande massastrijd kan tegen vele elementen gericht zijn, onder meer de scheidingsmuur, het inpikken van grond, de blokkades of de gewelddadige acties van het Israëlische leger.
De Tunesische en Egyptische werkenden en armen hebben aangetoond hoe efficiënt massale acties kunnen zijn, zelfs indien hun revoluties nog geen einde stelden aan het kapitalisme. Internationale campagnes voor een boycot of sancties zouden de dictators in die landen niet aan de kant geschoven hebben, een lange periode van sancties door de westerse kapitalistische machten tegen het regime van Saddam Hoessein in Irak maakte geen einde aan dat regime. De Westerse imperialistische sancties hebben ook nog geen einde gemaakt aan het Iraanse regime. Integendeel, dat regime gebruikt die sancties om de eigen steun te versterken en gewone mensen in Iran betalen ondertussen de zwarte tol die deze sancties inhouden.
Eerst en vooral moeten de arbeiders internationale steun geven aan de Palestijnen in de opbouw van hun eigen onafhankelijke arbeidersorganisaties die los staan van NGO’s, bedrijven of pro-kapitalistische politici. Enkel dan kunnen de Palestijnse massa’s zelf beslissen hoe ze hun strijd willen voeren en organiseren. Syndicalisten kunnen internationaal banden aangaan met georganiseerde Palestijnse arbeiders en hen materiële hulp aanbieden. Zorgvuldig uitgekozen boycotcampagnes kunnen dat ondersteunen, maar het mag niet in de plaats komen van actieve steun aan massastrijd en aan het verkeerde idee dat een boycot – een relatief passieve actievorm – van buitenaf tot bevrijding van Palestina kan leiden.
In de strijd tegen de bezetting, hebben de Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook ook de taak om hun prokapitalistische politieke leiders aan de kant te schuiven om zo de basis te leggen voor een totaal andere samenlevingsvorm: een samenleving gebaseerd op een socialistisch programma dat de belangen van de meerderheid van de bevolking dient en niet die van een kleine elite aan de top.
Hoe komt het dat een meerderheid van de Israëlische arbeiders wel voor een Palestijnse staat is, maar niet voor de boycotcampagnes?
Steeds meer Israëlische joden stellen de bezetting van de Palestijnse gebieden in vraag. Op dit ogenblik is ongeveer twee derden van de joodse bevolking voor het idee van een Palestijnse staat gewonnen. Maar er is een intense propaganda van de Israëlische regering en de media om de greep op deze gebieden te rechtvaardigen met het argument dat dit essentieel is voor de veiligheid van het land. Raketaanvallen vanuit Gaza op Israëlische steden worden als reden gebruikt om de repressie op te voeren, de scheidingsmuur te bouwen of beperkingen op te leggen op het vrije verkeer van mensen en goederen. Officieel is dat om de Israëlis te beschermen. Dat wordt versterkt door de angst voor aanvallen vanuit andere landen in de regio, Iran in het bijzonder. Als onderdeel van deze reactionaire propagandacampagne wordt de BDS-campagne door de meeste Israëlische politici voorgesteld als anti-semitisch en een verwerping van het democratische debat.
Veel Israëlische joden vrezen oprecht voor hun veiligheid en willen daarom het land beschermen. Samen met de constante propaganda zorgt dit ervoor dat een groot deel van de Israëlische bevolking meent dat de voorstanders van een BDS-campagne de situatie in Israël niet begrijpen. Veel Israëlische joden staan erg kritisch tegenover het geweld van hun regering tegenover de Palestijnse bevolking, maar tegelijk zien ze niet waarom de Israëlische arbeiders daarvoor moeten gestraft worden met de gevolgen van een boycot.
We moeten er dus rekening mee houden dat een boycot-campagne de propaganda van de Israëlische regering in eigen land goed kan uitkomen en dat het een kloof kan slaan tussen de arbeiders in Israël en die in de rest van de wereld. Die negatieve gevolgen moeten afgewogen worden tegenover de voordelen.
Moeten we dan iedere vorm van boycot vermijden omwille van het standpunt van de Israëlische arbeiders?
Niet noodzakelijk. Bepaalde vormen van selectieve boycot of sancties kunnen de Palestijnse zaak helpen en tegelijk onder Israëlische arbeiders gezien worden als minder vijandig tegenover hen dan een algemene boycot van alles wat uit Israël komt. ‘Selectief’ kan bijvoorbeeld inhouden dat de export van wapens naar Israël wordt geviseerd of bedrijven die winst halen uit de bezetting door goederen die in Joodse nederzettingen geproduceerd worden te boycotten. Het is ook mogelijk om acties te ondernemen tegen de Ariel universiteit in de bezette gebieden of tegen Israëlische ministers die buitenlandse bezoeken brengen. Er zijn dus tal van mogelijkheden waarmee de Israëlische arbeiders duidelijk kan gemaakt worden dat de acties gericht zijn tegen het Israëlische establishment en niet tegen de gewone werkenden. Dat zou nog versterkt worden indien het gepaard gaat met een positieve benadering tegenover de arbeidersstrijd in Israël zelf.
In 2011 werd een campagne om de Ariel universiteit te boycotten ondertekend door 145 academici in Israël. Sindsdien is dat aantal nog opgelopen. Internationale steun van academici voor die campagne is erg nuttig en is beter dan alle Israëlische academici zonder onderscheid te boycotten.
Er zijn ook campagnes mogelijk tegen niet-Israëlische bedrijven die een rol spelen. Zo produceert Caterpillar bulldozers die met machinegeweren kunnen uitgerust worden. Het Franse bedrijf Veolia voorziet ook diensten voor Joodse kolonisten. In mei 2011 moest het Duitse spoorbedrijf Deutsche Bahn afzien van de aanbesteding om sporen te leggen voor de lijn tussen Tel Aviv en Jeruzalem waarbij een deel van de lijn over door de VN als Palestijns erkend gebied zou gaan.
Het is belangrijk dat de Palestijnse arbeidersorganisaties worden geraadpleegd bij iedere oproep tot boycot. Een algemene oproep treft immers ook bedrijven die Palestijnen tewerkstellen. De Israëlische regering kan bovendien wraak nemen door sancties op te leggen tegen de Palestijnse Autoriteit of doorheen andere maatregelen. Maar op dit ogenblik steunen veel Palestijnen de boycot ondanks de mogelijke gevolgen.
Een algemene boycot van alles wat uit Israël komt, heeft niet alleen als risico dat een kloof wordt geslagen met Israëlische arbeiders maar het kan ook de aandacht afleiden van wat het meest efficiënte is. Een aantal producten zijn overigens moeilijk te vermijden, sommige goederen worden als onderdeel in Israël geproduceerd om vervolgens in andere landen geassembleerd te worden waarbij het niet duidelijk is dat er een band met Israël is. Veel Israëlische bedrijven proberen hun afkomst op het internationale terrein te verbergen door goederen van het ene naar het andere land te brengen om de afkomst ervan te verdoezelen en een mogelijke boycot of andere kritiek voor te zijn.
Een consumentenboycot is bovendien moeilijk om op te volgen en uit te bouwen. Zo’n campagne is immers afhankelijk van beslissingen van diverse individuen, waarbij velen onvoldoende informatie hebben om de campagne zomaar te steunen. Het is ook niet dat de gevestigde media veel aandacht aan de campagne schenken. Het blijft dus vaak beperkt tot campagnes van kleine groepen die vooral op het internet verspreid worden en niet altijd democratisch worden gevoerd.
Een syndicale campagne heeft potentieel meer mogelijkheden. Vakbonden hebben de structuren om democratische discussie toe te laten, een actie te plannen en ze beschikken over de leden om het ook effectief te doen. In 2009 toonden Zuid-Afrikaanse dokwerkers in Durban een mogelijke actievorm toen ze weigerden om een Israëlisch schip te lossen.
Een ander groot probleem met een algemene boycot is dat het vaak uitgaat van groepen of organisaties die alle Israëlis afdoen als kolonisten en die erg vijandig staan tegenover gewone werkenden in Israël. Die worden maar al te gemakkelijk afgedaan als zionisten die een racistische ideologie aanvaarden en niet in staat zijn om een progressieve rol te spelen. Een aantal organisaties erkennen zelfs niet dat er in Israël een arbeidersklasse is. Een BDS-campagne kan de woede tegenover de brutaliteiten tot uiting laten komen en een aantal belangen van Israëlische kapitalisten raken, maar syndicale acties door Israëlische arbeiders kunnen de winsten van die kapitalisten veel harder raken. Een boycot is vervelend voor de ISraëlische heersende klasse, maar vastberaden acties door de Israëlische arbeiders zijn een veel grotere bedreiging voor hun winsten en uiteindelijk ook voor hun heerschappij.
Maar zullende Israëlische arbeiders wel iets doen tegen de bezetting?
Er zijn regelmatig strijdbewegingen tegen afdankingen, lage lonen, besparingen in de diensten of rond kwesties die met de werkplaats verbonden zijn. In 2011 was er een omvangrijke beweging van een ‘tentenstad’ die werd opgezet tegen het chronische tekort aan huisvesting, de hoge huurprijzen en ‘sociale onrechtvaardigheid’ in het algemeen. Er waren bijzonder grote betogingen met honderdduizenden deelnemers. In 2012 was er een algemene staking van vier dagen om verbeteringen voor contractuele arbeiders af te dwingen. De afgelopen drie jaar waren er onder meer stakingsacties in de ziekenhuizen, van de sociaal assistenten, bij Haifa chemicals, bij het spoor, de luchtvaartmaatschappij en tal van andere plaatsen.
Bij heel wat conflicten vechten de Joodse arbeiders samen met hun Israëlisch Palestijnse collega’s tegen de aanvallen van hun bazen. Dit versterkt de eenheid op een basisniveau, ook al proberen de vakbondsleiders deze kwestie zoveel mogelijk te vermijden en gaan ze niet in tegen de specifieke discriminatie waarmee Palestijnse arbeiders worden geconfronteerd.
De Israëlische regering heeft de aanvallen op de democratische rechten van de Israëlische Palestijnen versterkt, maar ook tegen die van de joodse bevolking. Zo was er in 2011 een nieuwe wet waarbij werd bepaald dat al wie oproept tot een boycot van Israël kan vervolgd worden door het doelwit van de boycot, zelfs indien geen ‘schade’ werd veroorzaakt.
Wat met de bezetting? Er is nog geen grote Israëlische arbeiderspartij die een programma kan ontwikkelen waarin zowel de huidige strijd van de Israëlische arbeiders als de Palestijnse strijd voor het recht op zelfbeschikking wordt opgenomen. Vandaag is er geen duidelijkheid over hoe de bezetting kan gestopt worden. Een verdere ontwikkeling van arbeidersstrijd langs beide kanten van de nationale verdeeldheid en uiteindelijke stappen in de richting van nieuwe arbeiderspartijen kunnen daar verandering in brengen.
Bij de verkiezingen van januari 2013 haalde een nieuwe partij, Yesh Atid, 17 zetels. Deze partij beweert de gewone mensen te vertegenwoordigen. Het is een pro-kapitalistische partij onder leiding van de miljonair Yair Lapid. De partij breekt haar beloften nu al. Lapid werd minister van financiën en voert een hard besparingsbeleid. Maar de snelle opkomst van deze partij geeft aan hoe sterk de kiezers zoeken naar een alternatief op de gevestigde politici.
De gewone Israëlische bevolking heeft niets te winnen bij het nationale conflict. Het is hun heersende klasse die op dat conflict toeziet en er ook belang bij heeft dat het blijft bestaan. De woede tegenover het bewind van de ‘tyconen’ in Israël – wat recent nog tot uiting kwam in straatprotest tegen de nieuwe begroting – kan leiden tot een ontwikkeling van het bewustzijn rond de noodzaak om een links alternatief op te bouwen tegenover de gevestigde politieke partijen.
Als de Palestijnen in de bezette gebieden hun strijd eveneens versterken en als er een positieve benadering is van zowel de Joodse als de Palestijnse arbeiders voor elkaars strijdbewegingen, dan kunnen banden worden gesmeed en kan de solidariteit worden versterkt. Beide arbeidersbewegingen zouden daar voordeel uit halen. Als onderdeel van dat proces kan de steun voor socialistische ideeën een bredere verspreiding vinden. Dat kan de basis leggen voor de enige oplossing voor de nationale problemen die onder het kapitalisme onoplosbaar zijn, met name door twee naast elkaar bestaande socialistische staten in Palestina en Israël.
Kan de oproep tot desinvesteringen iets opleveren?
De linkse auteur Naomi Klein stelde dat de oproep tot desinvesteringen het belangrijkste deel van de BDS is omdat grote bedrijven de ‘echte macht’ hebben en individuen niet. De multinationals hebben potentieel de mogelijkheid om sancties op te leggen. Maar hun belangrijkste drijfveer is de winst, niet de mensenrechten of de levensstandaard van de werkenden. Doorgaans zijn grote bedrijven bereid om zelfs met de meest onderdrukkende regimes te werken indien dit goed is voor hun boekhouding.
Het is dan ook weinig zinvol om beroep te doen op de goedheid van de grote bedrijven of om hen te smeken om iets te doen. De enige manier om hen tot iets aan te zetten, is door het af te dwingen. Daartoe moet het gewicht van de campagne in de samenleving voldoende groot zijn. De enige kracht in de samenleving die potentieel veel krachtiger is dan de grote bedrijven vinden we bij de georganiseerde arbeidersbeweging.
Er kunnen successen geboekt worden door druk te zetten op bedrijven om te desinvesteren, maar dit soort campagnes kan slechts van bijkomende aard zijn. Het kapitalisme is wereldwijd een chaotisch systeem. Als een bedrijf desinvesteert, staan er anderen klaar om de plaats in te nemen. Voor het vredesproces van Oslo speelden heel wat multinationals in op de boycot-oproep tegen Israël. Ze deden dat niet uit principiële redenen maar omdat de Arabische markt zo belangrijk was. Een grootschalige boycotcampagne maakte overigens geen einde aan de repressie van de Palestijnse bevolking.
In elk geval kan er enkel kritische steun gegeven worden aan boycot-campagnes door kapitalisten uit de Arabische wereld. Hun motieven zijn immers niet in essentie bepaald door de belangen van de gewone Palestijnen. Met dergelijke campagnes en propaganda hopen ze hun eigen lokale steun te vergroten, terwijl ze in feite meer gemeen hebben met de Israëlische kaptialisten dan met de arbeiders en armen van hun eigen landen. Het zijn de arbeidersorganisaties en dus vooral de vakbonden die zouden moeten beslissen over welke vormen van boycot worden gehanteerd.
Maar de boycot tegen de apartheid in Zuid-Afrika was toch efficiënt?
De boycot tegen Zuid-Afrika was onderdeel van een wereldwijde campagne tegen apartheid, maar het was niet de beslissende factor in het omverwerpen van het regime. De apartheid kwam ten val door de massale acties van de zwarte arbeidersklasse, onder meer met stakingen en burgerlijke ongehoorzaamheid. De Zuid-Afrikaanse economie kenden in de jaren van de boycot overigens een groei, net zoals de Israëlische economie sinds het begin van de BDS-campagne is blijven groeien.
Onder het apartheidsregime in Zuid-Afrika steunde een overweldigende meerderheid van de zwarte arbeiders in Zuid-Afrika de boycot tegen de blanke elite. In Israël is er geen meerderheid van de arbeidersklasse die oproept tot een boycot van Israël. We moeten dat erkennen, ook al wil het niet zeggen dat er hierom geen vormen van boycot kunnen gevoerd of gesteund worden. Het betekent wel dat socialisten en arbeidersorganisaties wereldwijd inspanningen moeten leveren om aan de Israëlische arbeiders uit te leggen dat zij niet het doelwit zijn en om te bouwen aan een benadering die vooral ingaat op de klassentegenstellingen in Israël.
Kunnen internationale vakbonden eigenlijk wel banden aangaan met de Israëlische vakbondsfederatie Histadrut?
De leiding van Histadrut heeft altijd goede banden gehad met de Israëlische elite. Ze spelen een gelijkaardige rol als de rechtse vakbondsleiders in andere landen. Ze proberen zoveel mogelijk om arbeidersstrijd te vermijden en om akkoorden met de bazen te sluiten terwijl die akkoorden niet overeenstemmen met wat de arbeiders – zowel Joden als Palestijnen – willen.
De leiding van Histadrut steunde de brutale oorlog van het Israëlische leger in Gaza in 2008-09 en de aanvallen op Gaza en de hulpvloot in 2010. De verklaringen van de vakbondsleiders kwamen er echter niet na democratische discussie en debat onder de leden van de bond. Verschillende delen van de Israëlische arbeidersklasse brengen regelmatig kritieken op de Histadrut-leiders omdat ze de belangen van de leden niet verdedigen. Zo kwam er kritiek van de sociale werkers tijdens en na hun staking in 2011. In 2012 besloot een meerderheid van het spoorpersoneel om Histadrut te verlaten na een strijd tegen de privatisering. Velen voelden zich nadien verplicht om terug aan te sluiten omdat een rechter besliste dat enkel Histadrut de spoorarbeiders kon vertegenwoordigen.
Het is belangrijk dat de leden van Histadrut de leiders van deze vakbondsfederatie aan de kant schuiven en hen te vervangen door leiders die onder de democratische controle van de leden staan. Het behouden van banden tussen de internationale vakbonden en de leden van Histadrut – goed voor 700.000 leden, de overgrote meerderheid van de georganiseerde arbeiders in Israël, waaronder ook Palestijnen en migranten – is nuttig. Het is gemakkelijker om de basis te bereiken indien de formele banden met de leiding nog bestaan. Dat moet niet als doel hebben om de leiders van Histadrut te ondersteunen, maar wel om een dialoog en band te hebben met de georganiseerde Israëlische arbeidersklasse.