Egypte. Jarenlange arbeidersstrijd vormde de basis voor revolutie vandaag
Over 2007 stelde de Wereldbank dat Egypte de best verbeterde economie voor investeerders was. Bankiers en speculanten likten hun vingers af als ze dachten aan de toenemende winsten. Op een forum van investeringsbank Beltone Financial over “Toekomstige trends in Egypte” in juni 2008 in het exclusieve Mafair Hotel in Londen werden de belangrijkste zakenlui uit Egypte, de minister van investeringen en Britse bankiers bij elkaar gebracht. De conclusie was eensgezind positief.
Op de bijeenkomst in Londen werd bevestigd dat de buitenlandse investeringen in Egypte waren toegenomen van 407 miljoen dollar in 2004 tot 11 miljard dollar in 2008. De economische groei was met 7% een van de hoogste ter wereld. De organisatoren van het forum van de Britse investeringsbank waren optimistisch: “De fundamenten aan de basis van de snelle groei van Egypte blijven sterk overeind.”
Als ze het over “fundamenten” hadden, bedoelden ze privatiseringen, lage lonen, besparingen in de subsidies voor voedselproducten, onderwijs en huisvesting en een aanhoudende repressie tegen gelijk welke oppositie. Twee weken voor de bankiers in Londen bijeenkwamen, was er in het kuststadje Burg El-Broloos een protestactie met duizenden deelnemers nadat de lokale autoriteiten hadden beslist om de subsidies voor meel te beperken. Het protest werd op traangas onthaald en de wapenstok werd boven gehaald. De gouverneur stelde dat de actievoerders “een groepje jongeren was waarmee werd afgerekend.”
De Egyptische arbeiders vechten terug tegen de schandalige lonen en de verschrikkelijke leefomstandigheden. Sinds 2004 namen twee miljoen arbeiders deel aan zowat 3.000 stakingsacties. Deze stakingsgolf de afgelopen jaren was de belangrijkste en grootste golf van acties van de arbeidersklasse in het Midden-Oosten sinds jaren.
Het aantal stakingen, ook al zijn deze zo goed als illegaal, nam toe van 222 in 2006 tot 650 in de eerste negen maanden van 2007. Er waren 200.000 arbeiders bij betrokken. In augustus 2007 alleen waren er meer dan 100 stakingsacties. Het ministerie van arbeid controleert ook de werking van de Egyptische vakbondsfederatie. Staken betekent dus ook ingaan tegen de officiële vakbonden, naast de bazen.
Textielstaking van Mahalla
Tot december 2006 was er enkel sprake van kleine en geïsoleerde stakingsacties. Maart toen kwam er de textielstaking bij Ghazl al-Mahalla. Met 28.000 werknemers is dat het grootste textielbedrijf van het Midden-Oosten. Deze staking stond centraal in de vernieuwde militante opstelling van de arbeiders. De staking en een bezetting dwongen de bazen tot toegevingen. Vrouwen speelden een belangrijke rol in de strijd. In maart 2007 verscheurden 5.000 arbeiders hun lidkaart van de officiële vakbond en werd een nieuwe organisatie opgezet, de Textiel Arbeidersliga.
In september 2007 hadden de arbeiders de beloofde bonus nog steeds niet gezien. De bonus bedroeg zowat 150 dagen loon. Op een massabijeenkomst besloten 10.000 arbeiders om opnieuw te staken en de fabriek te bezetten. Ondanks dreigementen van politie en leger bleven 10.000 tot 15.000 arbeiders hun fabriek bezet houden. Dat aantal liep overdag makkelijk op tot meer dan 20.000. De arbeiders organiseerden hun eigen veiligheidsdienst en voedselbevoorrading.
De stakers eisten loonsverhogingen conform de inflatie, betaalbare huisvesting en het ontslag van de officiële vakbondsleiders. “We willen een verandering in de structuur en de hiërarchie van de vakbonden in dit land”, stelde Mohammed El Attar, een van de stakingsleiders. “De vakbonden zijn verkeerd georganiseerd, van de top naar de basis. Ze zijn zo georganiseerd dat het lijkt alsof onze vertegenwoordigers verkozen zijn, terwijl ze in feite worden aangesteld door de regering.”
De arbeiders in het textielbedrijf Kafr al-Dawwar in de buurt van Alexandrië ondernamen solidariteitsacties en er waren ook verschillende betogingen. Arbeiders doorheen het land haalden steun op voor de stakende textielarbeiders. Na een week werd een opvallende overwinning behaald. Veel arbeiders beseften dat het om een politieke staking ging. Er waren veel protestborden tegen Moebarak. Er waren slogans als: “We zullen niet worden overheerst door de Wereldbank! We willen geen kolonialisme.” Meer info over deze stakingsbeweging vind je in een artikel dat we in maart 2007 publiceerden.
Nieuwe vakbond van belastingscontroleurs
In de zomer van 2007 breidde de beweging uit naar de bedienden, ambtenaren en zelfstandigen. De grootste collectieve actie van de hele stakingsbeweging was deze van 55.000 belastingscontroleurs van de lokale autoriteiten. Zij legden in december 2007 het werk neer. Na drie maanden van staking en een 13-dagen durende protestactie van 5.000 arbeiders voor de gebouwen van het ministerie van financiën, werd aan de eisen van het personeel toegegeven. Het stakerscomité bleef samenkomen en zou nadien de eerste onafhankelijke vakbond van het land opzetten.
Abd El-Kadr Nada, de vice algemeen-secretaris van de nieuwe vakbond, stelde in 2009 aan een correspondent van LSP en CWI: “Sinds de jaren 1920 bestaan er geen vrije vakbonden in Egypte. De regering heeft steeds zelf vakbonden opgezet om de arbeiders te controleren en onafhankelijke vakbonden tegen te houden. Ze zijn bang dat onafhankelijke vakbonden succesvol zouden zijn. Ze zijn bang van een revolutie.”
Algemene stakingsoproep van 6 april 2008
In januari 2008 werd door de arbeiders van Mahalla een nieuw eisenplatform opgesteld. Er werden eisen geformuleerd voor hogere lonen, bonussen en uitkeringen. Er werd ook geëist dat het nationale minimumloon zou worden opgetrokken van 35 Egyptische pond tot 1200 pond (of 200 dollar) per maand. Het minimumloon werd niet meer aangepast sinds 1984. Er werd een algemene staking aangekondigd voor 6 april indien de eisen niet werden ingewilligd.
Enkele weken later werd door een groep activisten die tegen Moebarak campagne voerden een oproep gedaan voor een algemene staking op 6 april. Die oproep kwam niet van georganiseerde groepen van arbeiders, maar werd wel gesteund door kleine oppositiepartijen, intellectuelen, jongeren en radicalen. De oproep verspreidde snel over het internet en via sms. Op Facebook sloten 65.000 mensen zich bij de oproep aan. Het ging vooral om een beweging van jongeren uit de middenklasse die waren aangestoken door het arbeidersprotest.
De minister van binnenlandse zaken waarschuwde dat geweld mogelijk was en de bevolking werd opgeroepen om niet te betogen. Er waren uiteindelijk enkele duizenden betogers, maar geen algemene staking. In Mahalla werd de staking afgeblazen door een aantal arbeidersleiders die eerdere acties mee hadden geleid. Dat gebeurde nadat de maandelijkse bijlage voor voedselproducten was verdubbeld op 5 april. De staking moest om 7u30 beginnen, maar enkele uren voordien trokken honderden agenten in burger de fabriek binnen om iedereen die zijn mond open deed te arresteren. Desondanks bleven veel arbeiders die dag thuis.
Een dag later, op 7 april, waren er confrontaties met de politie in Mahalla. In de namiddag was er een betoging met 2.000 aanwezigen en deze betoging groeide aan tot er zowat 40.000 tot 50.000 aanwezigen waren. Er werden slogans tegen de regering geroepen en de vrijlating van alle eerder opgepakte arbeiders werd geëist. Er werd bericht dat jongeren met stenen gooiden zoals tijdens de Palestijnse intifada. Ze richtten zich tegen de ordetroepen en riepen: “De revolutie is bezig!”
De volgende dag trok premier Ahmed Nazif naar de fabriek om er een bonus van 30 dagen loon aan te kondigen. Hij verklaarde er: “We weten dat Mahalla moeilijkheden kent en dat jullie heel wat crisissen hebben gekend.” Het regime deed een evenwichtsoefening tussen repressie en toegevingen bij iedere golf van arbeidersverzet. Na dit incident in Mahalla was het regime minder zelfvertrouwd in de repressie tegen arbeiders. Tegenover studenten was er voorheen wel heel wat geweld en repressie.
De jongerenbeweging van 6 april, een van de initiatiefnemers van de “dag van de woede” op 25 januari 2001, dankt haar naam aan deze gebeurtenissen. Er was op 4 mei 2008 een poging om het succes te herhalen op de 80ste verjaardag van Moebarak. Er waren evenwel geen belangrijke stakingsacties op die dag en het straatprotest werd tegengehouden door de veiligheidsdiensten.
Nood aan onafhankelijke arbeidersorganisaties
In 2009 waren er stakingen in het onderwijs en dat zorgde ervoor dat opnieuw stappen werden gezet om onafhankelijke vakbonden op te zetten. Maar het was pas in december 2010 dat een tweede nationale onafhankelijke vakbond werd opgezet, een vakbond van technisch personeel in de gezondheidssector.
Op 30 januari 2011 kondigden de leiders van de twee onafhankelijke vakbonden en activisten uit verschillende steden en sectoren op het Tahrirplein aan dat een nieuwe vakbondsfederatie werd opgezet. Het is nog niet duidelijk wat deze vakbond voorstelt, maar het potentieel is erg groot.
De gebeurtenissen van de afgelopen jaren toonden het groeiende zelfvertrouwen van de Egyptische arbeiders in de strijd voor goede lonen en een degelijke levensstandaard. Er waren regelmatig massabijeenkomsten en er werd gediscussieerd over een eigen democratische leiding. Dat was het geval bij de stakingen van zowel de arbeiders van Mahalla als bij de belastingcontroleurs. Het feit dat het regime aarzelde over hoe het zou optreden tegen deze strijd, heeft het zelfvertrouwen van de arbeiders en andere lagen van de samenleving versterkt. Dat was zeker het geval onder jongeren.
Nu zal het er op aankomen om snel onafhankelijke en democratische vakbonden op te zetten in ieder bedrijf, waarbij deze vakbonden nationaal met elkaar verbonden zijn en geleid worden door vertegenwoordigers die aan een gemiddeld arbeidersloon leven.
Internationale arbeiderssolidariteit is belangrijk bij het opzetten van onafhankelijke vakbonden in het land. De arbeiders in Egypte moeten echter wel voorzichtig zijn indien rechtse vakbondsleiders uit het Westen proberen om pro-kapitalistische en bureaucratische structuren op te leggen in Egypte. Dat kan een hinderpaal zijn in de uitbouw van echte onafhankelijke en strijdbare bonden.
De arbeiders moeten hun eigen vakbonden organiseren om werkplaatsen en bedrijven over te nemen. De boekhouding van de bedrijven moet worden geopend zodat de arbeiders kunnen zien naar waar de winsten van de afgelopen jaren zijn gegaan. Er is een democratische arbeiderscontrole nodig om de industrie te plannen en openbare diensten op te zetten die tegemoet komen aan de belangen van de arbeiders en hun families en de armen.
Samen met een regering van arbeiders en armen zou dat de basis kunnen leggen voor de socialistisch omvorming van Egypte waarbij een einde komt aan een samenleving die wordt gekenmerkt door een enorme ongelijkheid en harde repressie. Zo’n regime zou een inspiratie zijn voor gelijkaardige bewegingen doorheen Noord-Afrika, het Midden-Oosten en de rest van de wereld.
Artikel door David Johnson