Venezuela. Een nieuwe fase en enorme gevaren, welke weg vooruit?
Het aan de macht komen van Hugo Chavez in 1998 was een belangrijke verandering in de wereldsituatie. Voor het eerst kwam een regering aan de macht die zich niet neerlegde bij het neoliberalisme dat doorheen de jaren 1980 en 1990 overal dominant was geweest. Het aan de macht komen van Chavez was een belangrijke en positieve ontwikkeling. Er kwamen hervormingen in de gezondheidszorg en het onderwijs, hervormingen die we met het CWI enthousiast hebben gesteund.
Het radicale populistische beleid van Chavez kreeg al snel de toorn over zich van het VS-imperialisme en de Venezolaanse heersende klasse die het regime probeerde omver te werpen. De strijd in Venezuela heeft verschillende fasen en keerpunten ondergaan. Het bevindt zich nu in een nieuwe en kritische fase. Aanvankelijk had Chavez het enkel over een “Bolivariaanse revolutie”. Er werden een aantal belangrijke hervormingsprogramma’s opgezet: de zogenaamde “misiones” in de gezondheidszorg (Barrio Adentro) en het onderwijs (Mision Robinson) waren erg populair. Er werden een miljoen mensen uit het analfabetisme gehaald en miljoenen mensen kregen voor het eerst toegang tot een dokter. Drie miljoen mensen kregen toegang tot lager en secundair onderwijs. Meer dan twee miljoen hectare grond werd herverdeeld onder coöperatieve landbouwbedrijven. Deze hervormingen en andere aspecten van het beleid brachten het regime al snel in aanvaring met de oligarchen die voorheen aan de macht waren en het leidde tevens tot spanningen met het VS-imperialisme.
De poging tot staatsgreep in 2002 en de patronale “lock-out” van 2002/2003 werden gevolgd door een aantal sabotagedaden waarbij tekorten werden uitgelokt en tevens werd geprobeerd om via verkiezingen Chavez weg te krijgen. Alle pogingen tot contrarevolutie mislukten. Ze werden onmogelijk gemaakt door een massale, onafhankelijke en spontane beweging van de massa’s van onderuit. Het mislukken van de pogingen tot contrarevolutie vormen belangrijke overwinningen.
In 2005 moest Chavez onder druk van de massa’s van armen en arbeiders een stap verder gaan. Voor het eerst verklaarde hij dat het doel van de Bolivariaanse revolutie was om te bouwen aan een “socialisme van de 21ste eeuw”. Voor het eerst sinds de val van de Berlijnse Muur werd het idee van socialisme terug op de politieke agenda geplaatst. Dat was een erg positieve ontwikkeling.
Maar het is één zaak om over socialisme te praten, het is een andere zaak om te begrijpen welk programma en methoden nodig zijn om het te bereiken. Marxisten hebben een verantwoordelijkheid om de zwaktes, uitdagingen en gevaren aan te duiden waarmee de beweging moet afrekenen en die een hindernis kunnen vormen om het kapitalisme effectief te verslagen. Het is noodzakelijk om arbeiders en socialisten bij te staan in de zoektocht naar de juiste weg om de strijd vooruit te helpen en de socialistische revolutie mogelijk te maken. Er kan dan echt socialisme worden opgebouwd op basis van het vestigen van echte arbeidersdemocratie waarbij ook lessen worden getrokken uit de internationale en historische ervaringen van de arbeidersbeweging. Marxisten proberen de socialisten in Venezuela bij te staan door te wijzen op internationale ervaringen van arbeiders in andere strijdbewegingen. We verwelkomen uiteraard ook commentaren en opmerkingen van de arbeiders in Venezuela omtrent de strijd van arbeiders in andere landen.
Het CWI heeft de positieve stappen in Venezuela steeds gesteund, maar we hebben ook altijd gewaarschuwd voor de gevaren waarmee mogelijk moet worden afgerekend: het gevaar van contrarevolutie en verzet omwille van tekortkomingen op het vlak van programma, methode en organisatie van de arbeidersklasse. In tegenstelling tot anderen ter linkerzijde zijn wij niet in de val van het opportunisme getrapt (waarbij sommigen als adviseurs of als fanclub van Chavez optreden) en evenmin in de val om Chavez op een persoonlijke en sectaire wijze aan te vallen.
De dreiging van contrarevolutie blijft bestaan omdat het kapitalisme jammer genoeg niet is verslagen en vervangen door een democratisch socialistische planning van de productie op basis van een systeem van arbeiders- en boerendemocratie. Vandaag biedt er zich een nieuwe en kritische fase aan in Venezuela. Dit brengt nieuwe gevaren voor de strijd voor socialisme.
Het feit dat het kapitalisme nog steeds bestaat, leidt vandaag tot een reeks aanvallen op de hervormingsprogramma’s en op de arbeidersklasse. De nieuwe rijke elite heeft zich versterkt op de kap van de beweging en van het groter wordende bureaucratische apparaat waar corruptie schering en inslag is. De nieuwe elite komt steeds meer in conflict met de arbeidersklasse en de strijd om de revolutie vooruit te helpen. Er wordt een socialistische retoriek gebruikt, maar de bureaucratie en de nieuwe elite gebruiken intussen wel steeds meer repressieve maatregelen tegen de arbeidersklasse en diegenen die kritiek hebben op het regime.
Het CWI heeft al meermaals gewezen op de zwakheden in de Venezolaanse situatie en wees daarbij vooral op het gebrek aan een bewuste en onafhankelijke organisatie van de arbeidersklasse die zich aan het hoofd van de beweging voor een socialistische revolutie plaatst. De Bolivariaanse beweging wordt van bovenaf opgelegd zonder controle door de arbeidersklasse. Het resultaat is de mogelijkheid van de ontwikkeling van een bureaucratie die steeds meer repressieve methoden gebruikt tegen de arbeidersklasse en diegenen die vanuit een links standpunt kritieken brengen.
De afgelopen periode werden deze twee elementen – het voortbestaan van het kapitalisme en bureaucratische repressie – versterkt. Het revolutionaire proces dat vooral na de mislukte staatsgreep en lock-out ontwikkelde, komt tot stilstand. Als een revolutionair proces niet vooruit gaat, dan gaat het achteruit en wordt het volledig ondermijnd.
Jammer genoeg begint deze bedreiging vorm te krijgen in Venezuela. De steun voor Chavez wordt hierbij ondermijnd en is aan het afvlakken. Zelfs het idee van socialisme raakt gediscrediteerd onder bepaalde lagen. We stevenen af op een kwalitatieve verandering waarbij het gevaar van contrarevolutie reëel wordt. Een contrarevolutie die overigens deels wordt gestuurd vanuit de Chavista beweging zelf.
De “Boli-bourgeois”
Er is een deel van de oude elite gewoon overgegaan naar Chavez. Dit deel van de elite is zichzelf aan het verrijken en maakt enorme winsten. Ze worden aangevuld door de “nieuwe rijken” die opkomen. De term “Boli-burguesia” (Boli-bourgeois) is gemeengoed geworden in Venezuela. Het doet wat denken aan Zuid-Afrika waar een deel van het ANC zichzelf heeft verrijkt na de val van het apartheidsregime. Ze werden de nieuwe hoge middenklasse of zelfs een deel van de kapitalistische klasse. Dit proces is al ver gevorderd in het actuele Venezuela en dat in naam van het “socialisme”. Er is zelfs een organisatie van “socialistische bedrijven”, bedrijven die zichzelf socialistisch noemen maar intussen gewoon verder op kapitalistische wijze werken.
Deze laag omvat figuren als Ricardo Fernandez Barruesco die begon in de voedselindustrie maar intussen ook in andere sectoren actief is als eigenaar van Banco Canarias, Bolivar Banco en andere bedrijven. Er zijn ook leden van de nieuwe elite als Wilmer Ruperti. Tien jaar geleden was hij gewoon een zakenman. Vandaag is hij een tycoon in de scheepvaart en een miljardair. Hij is de rijkste man van het land en maakte zijn fortuin tijdens de patronale lock-out. Ruperti gebruikte zijn tankers om de “staking” van de bazen te breken en olie te vervoeren voor de regering. Sindsdien werd hij rijkelijk beloond met lucratieve contracten van het staatsbedrijf PVDSA (olie). Deze laag heeft zich verzoend met Chavez, maar andere delen van de oude elite en de rechtse krachten blijven vastberaden om Chavez neer te halen.
De groei van de Boli-bourgeois is een element dat wellicht verder zal ontwikkelen in de komende periode. Chavez krijgt af te rekenen met een krimpende economie, de industriële productie zal in het derde kwartaal van dit jaar wellicht 10,25% zijn gekrompen. Chavez heeft een oproep gedaan aan de private sector om de economie te versterken. Hij maakte een lijst van 54 maatregelen om de economie te stimuleren. Eén daarvan was een oproep aan de private banken, waaronder de grootste van het continent, om de economie bij te staan door meer krediet te geven aan de commerciële sector.
Een aantal “nationalisaties” door de regering kreeg heel wat internationale aandacht, maar de meeste nationalisaties hebben enkel geleid tot de creatie van joint venture. Het economische beleid van de regering bestaat er in dat de staatsinterventies worden opgedreven terwijl een gemengde kapitalistische economie blijft bestaan. Die wordt dan wel “socialistisch” genoemd.
Impact van de crisis
Bij het begin van de wereldwijde economische crisis stelde Chavez dat Venezuela niet zou worden geraakt. Dat argument is niet langer houdbaar naarmate de gevolgen van de dalende olieprijzen voelbaar worden in de economie. Het overheidsbedrijf in de oliesector, PDVSA, heeft in de loop van 2008 haar schuldniveau opgedreven met 146%. Het bedrijf heeft naar schatting een schuld van maar liefst 12 miljard dollar. Dit heeft een directe impact op de mogelijkheden van de regering om haar aanvankelijk erg populaire hervormingsprogramma’s aan te houden.
De meeste programma’s en hervormingen werden gefinancierd door de PVDSA. De opbouw van een schuldenberg door dit bedrijf verplicht de regering om te besparen op de sociale hervormingen. De uitgaven hiervoor werden in 2008 al met 58% verminderd tegenover 2007. Er werden nog verdere besparingen uitgevoerd in 2009. Met een inflatie van zowat 30%, de hoogste in Latijns-Amerika, denken economen dat de reële waarde van de begroting voor 2009 zowat 30% lager zal liggen dan in 2007.
Bureaucratische misstappen en inefficiëntie
Naast deze besparingen zijn er ook erg negatieve gevolgen van de bureaucratische methoden, de corruptie en de inefficiëntie die de afgelopen jaren zelfs de meest populaire “misiones” hebben ondermijnd, onder meer Barrio Adentro (gezondheidszorg) en Mision Robinson (de campagne tegen analfabetisme) of de staatssupermarkt Mercal waar de overheid prijscontroles had ingevoerd op de basisgoederen.
Heel wat ziekenhuizen zijn meer dicht dan open. Er kwamen zelfs klachten van Cubaanse dokters die eens terug in Havana waarschuwden voor de crisis in de gezondheidssector. Dit bracht Castro er al toe om naar Chavez te schrijven om te waarschuwen dat het gezondheidssysteem niet functioneert. Chavez kondigde aan dat hij een brief had gekregen van Castro en dat er iets moest gebeuren. Alsof hij zelf niets met de problemen had te maken en een brief uit Cuba nodig had om te weten dat er een probleem is met de eigen gezondheidssector.
De populaire gezondheidshervormingen dreigen net als andere hervormingsprogramma’s ondergesneeuwd te geraken onder de bureaucratie en corruptie met een totaal gebrek aan algemene planning, zelfs binnen een sector. Het invoeren van een eengemaakte planning op basis van een democratische arbeiderscontrole en -beheer zou een voorbeeld kunnen stellen voor de rest van de economie.
Jammer genoeg komt de gezondheidszorg in een steeds diepere crisis terecht. Het opzetten van nieuwe ziekenhuizen om de armste lagen toegang te geven tot geneeskundige zorgen, ging gepaard met stagnatie en besparingen in de bestaande gezondheidszorg. Een bezoek aan een dokter buiten het hervormingsprogramma Barrio Adentro betekent een factuur voor een consultatie. De crisis in de gezondheidszorg begint explosieve proporties aan te nemen.
Basisfaciliteiten zoals keukens en een wasdienst zijn gesloten in één van de grootste ziekenhuizen van Caracas, het El Agodonal ziekenhuis. Dit leidt tot een toename van infecties en ziektes. Als je door het ziekenhuis dat ooit door Che Guevara werd bezocht, wandelt dan zie je overal verlaten herstellingswerken en geen enkele vooruitgang sinds meer dan een jaar. Tussen 2007 en 2009 werd door de regering voor meer dan twee miljard bolivar werken goedgekeurd voor herstellingen en infrastructuur in de ziekenhuizen. Na twee jaar is geen enkel project voor meer dan 30% gerealiseerd. Dat heeft directe gevolgen voor het functioneren van de ziekenhuizen. El Agondonal draait op 30% van haar capaciteiten.
Ondanks de aanwezigheid van Cubaanse dokters is er nog steeds nationaal een tekort van zowat 30% tegenover het aantal dokters dat nodig is.
De afwezigheid van een systeem van echte arbeidersdemocratie en arbeidersbeheer leidt tot een verdere ontwikkeling van de kanker van corruptie en bureaucratie die de efficiëntie van de hervormingsprogramma’s weg vreet. Onder Chavez was er een sterke groei van de overheidsbureaucratie. Een recente reorganisatie van de regering betekent dat Chavez nu zes vice-presidenten onder zich heeft. De staat stelt meer dan twee miljoen mensen te werk op een totale arbeidsbevolking van 12 miljoen mensen. Het aantal mensen in overheidsdienst is fors toegenomen.
Infrastructuurwerken die door de regering worden opgezet, blijven vaak onafgewerkt als gevolg van wanbeleid en corruptie. In het centrum van Caracas is er een nieuwe rijstrook voor bussen aangelegd naast overvolle wegen. Dit moet het voor bussen mogelijk maken om sneller in de stad te geraken, maar de rijstrook werd niet afgewerkt en wordt nu ingenomen door wagens en bromfietsen. Het Russische bedrijf dat de busstrook moest afwerken is met het geld en de noorderzon verdwenen. Verder moeten we ook nog wijzen op de stroomonderbrekingen en het tekort aan water dat soms optreedt. Dat is deels het gevolg van een gebrek aan investeringen in de infrastructuur en deels door bureaucratisch wanbeleid.
Het genationaliseerde elektriciteitsbedrijf stelt 42.000 arbeiders te werk, maar die worden ingedeeld in meer dan 200 departementen met elk een eigen management.
Dit is een land met een potentiële capaciteit om veel energie uit hydro-elektriciteit te halen aangezien er veel rivieren en toegang tot water is. Chavez stelt dat het watertekort het gevolg is van veranderende weerpatronen. In werkelijkheid is dit het gevolg van een gebrek aan investeringen in infrastructuur. Het antwoord van Chavez is nogal beperkt: hij roept op om maar drie minuten te douchen, één minuut om je te wassen, één om je in te zepen en een derde minuut om af te spoelen.
Zelfs de beperkte landbouwhervormingen werden aangetast door de groei van de bureaucratie en het gebrek aan investeringen in machines die betaalbaar zijn voor de boeren en landarbeiders. Sinds 1999 heeft de staat zowat 2,5 miljoen hectare grond overgenomen. In 1999 werd maandelijks 17,4 kilo vlees per persoon geproduceerd, dat was genoeg om de interne markt te bedienen. De productie zal dit jaar teruggevallen zijn tot slechts 7,8 kilo per maand of slechts 38% van de lokale vraag. Dit verplicht de overheid ertoe om meer dan 50% van het vlees te importeren.
De arbeidersklasse zou bereid zijn om opofferingen te doen en zelfs tijdelijk in te leveren op de levensstandaard, indien dit noodzakelijk zou zijn onder bepaalde omstandigheden. We zagen dit bijvoorbeeld na de Russische revolutie van 1917 toen de revolutie geïsoleerd stond en werd bedreigd door 21 buitenlandse legers die de revolutie de kop wilden indrukken. Opdat de arbeidersklasse een dergelijke moeilijke periode zou aanvaarden, moet ze wel overtuigd zijn van de noodzaak om de socialistische revolutie te verdedigen en moet ze weten dat de leiding ook bereid is om gelijkaardige opofferingen te doen. Bij een toename van de ongelijkheid, corruptie en verrijking door een deel van de bevolking, zullen de arbeiders geen aanval op hun levensstandaard aanvaarden.
Het CWI heeft de hervormingen gesteund als een positieve stap vooruit. We waarschuwden daarbij echter ook dat het kapitalisme moest omver geworpen worden om een systeem van arbeidersdemocratie in te voeren om de hervormingen verder te kunnen ontwikkelen of zelfs maar te behouden. Vandaag worden de hervormingen terug geschroefd als gevolg van de dieper wordende economische crisis.
De prijzencontrole die door Chavez werd ingevoerd, is nu al terug afgeschaft. Zelfs de populaire Mercal supermarkten hebben de prijzen voor basisgoederen sterk opgetrokken. De prijs voor rijst ging met 29% omhoog, die van melk met 68% en die van pasta met 78%. De prijzen in de publieke supermarkten zijn nog steeds lager, maar de prijsstijgingen hebben toch een directe impact op de armste delen van de bevolking. 20 jaar na de val van de Berlijnse Muur doen de tekorten, lege rekken en lange rijen een bezoek aan een Mercal supermarkt denken aan wat er vroeger bestond in Oost-Europa en de vroegere Sovjetunie. Het is niet ongewoon om vier of vijf winkels te moeten aflopen om zelfs gewoon maar melk te vinden. Zonder een democratische planning van de economie zijn dergelijke tekorten onvermijdelijk.
De tekorten zijn deels het resultaat van economische sabotage door delen van de rechtse kapitalistische bedrijven. Maar anderzijds is het ook deels het gevolg van de bureaucratie, het wanbeleid en de corruptie.
Tijdens het bewind van Allende in Chili tussen 1970 en 1973 was er een tekort aan bepaalde goederen als gevolg van sabotage en boycots door het patronaat die de voorwaarden wilden creëren voor een militaire staatsgreep tegen de regering. De gevolgen van de tekorten werden in Chili deels overkomen door de democratische arbeidersorganisaties die toen bestonden. De fabriekscomités, Cordones, en de comités in de sloppenwijken organiseerden voedselbedelingen op basis van behoefte en beschikbaarheid. De prijzen werden gecontroleerd door deze comités. Jammer genoeg bestaan er geen dergelijke organisaties in Venezuela, deze zijn nochtans nodig als antwoord op voedseltekorten als gevolg van patronale sabotage en corruptie en wanbeleid.
De lessen van de geschiedenis: de arbeidersklasse moet de leiding nemen
Het regime van Chavez moet een antwoord bieden op de onverzoenlijke tegenstelling tussen een poging om hervormingen in te voeren en te behouden terwijl tegelijk het kapitalisme niet wordt omver geworpen en vervangen door een democratisch socialistische geplande economie. Onder het kapitalisme staan alle verworvenheden en hervormingen van de arbeiders en armen onder druk en wordt steeds geprobeerd deze terug te schroeven. Het kapitalistisch systeem laat niet toe om een permanent programma van hervormingen te aanvaarden. Dat werd aangetoond tijdens de massale revolutionaire bewegingen in Mexico in 1910-1920 en in Bolivia in 1952. Het falen om het grootgrondbezit en het kapitalisme af te schaffen leidde in beide gevallen tot een periode waarbij er wel enorme verworvenheden en hervormingen werden afgedwongen, maar waarbij deze ook snel terug afgeschaft en vernietigd werden. Hetzelfde proces is ook nu bezig in Venezuela.
Deze tegenstelling wordt in Venezuela versterkt door de methoden die van bij het begin van deze “revolutie” werden toegepast. Het proces wordt van bovenaf geleid waarbij administratieve, bureaucratische methoden worden gebruikt terwijl er geen bewuste onafhankelijke organisatie van de arbeidersklasse en de massa’s is om van onderuit controle uit te oefenen.
Deze methoden werden van bij het begin door Chavez toegepast en komen voort uit zijn militaire verleden en de afwezigheid van een sterke georganiseerde, onafhankelijke en bewuste beweging van arbeiders en armen. De beste tradities van de arbeidersklasse in elk land moeten deel uitmaken van een revolutionaire beweging die nood heeft aan een programma en methoden waarmee het kan ingaan tegen het kapitalisme. Tegelijk is het nodig om een antwoord te bieden op de zwakheden en tekortkomingen die aanwezig zijn. Een socialistische revolutie kan niet succesvol worden doorgevoerd als de bestaande problemen over het hoofd worden gezien of genegeerd.
In tegenstelling tot Chili, Bolivia of Brazilië stond de onafhankelijke arbeidersbeweging traditioneel erg zwak in Venezuela en dat zowel op syndicaal als op politiek vlak. De eerste echte vakbond, de CTV, werd pas in 1936 gevormd en begon pas in de jaren 1950 echt te functioneren. De Communistische Partij werd pas in 1931 opgezet in de ondergrondse bewegingen. Het was van meet af aan een stalinistische formatie. Er waren geen historische arbeidersleiders zoals Luis Recabarren in Chili, die een centrale rol speelde in de opbouw van een onafhankelijke arbeidersbeweging, het opzetten van tal van arbeiderskranten, het organiseren van vakbonden en van de communistische partij en die naar Rusland trok voor de bijeenkomsten van de Comintern waarbij hij Lenin en Trotski ontmoette.
De zwakheden waren een belangrijke factor die het mogelijk maakten voor Chavez en zijn aanhangers om de leiding van de beweging op te nemen en het karakter van de beweging te bepalen sinds begin jaren 1990. Dit punt werd ook naar voor gebracht door Douglas Bavo, een historische guerrillaleider uit Venezuela die jarenlang met Chavez samenwerkte. De Britse schrijver Richard Gott heeft het in zijn boek “In de schaduw van de bevrijder” over Douglas Bavo die een ontmoeting met Chavez aanhaalde. Bavo stelde dat hij de kwestie van een algemene staking en een opstand tegen het oude regime besprak met Chavez. Volgens Gott zou Chavez hebben geantwoord dat hij dat absoluut niet wilde, dat hij niet wou dat burgers als een actieve kracht zouden deelnemen. “Bavo vertelde dat een verhitte discussie ontstond waarbij Chavez op een bepaald ogenblik stelde dat burgers toch enkel maar in de weg lopen.”
Bij recente discussies met deze schrijver ging Bravo nog verder en stelde hij dat Chavez er alles aan deed om een actieve betrokkenheid van de massa’s te vermijden. In 1992 werd een radicale populistische militaire rebellie opgezet door Chavez, maar deze opstand mislukte. Volgens Bravo hadden verschillende organisaties van studenten, arbeiders en andere groepen zoals lagere militaire officieren zoals Chavez op een bijeenkomst beslist om op 8 februari een gezamenlijke burgerlijke en militaire opstand te laten plaatsvinden. Om een betrokkenheid van de “burgerbevolking” te vermijden, trad Chavez vroeger in actie en werd zijn mislukte staatsgreep uitgevoerd op 3 februari.
De ervaringen van Bravo met de guerrilla en de nationale en internationale ontwikkelingen hebben hem jammer genoeg afstand doen nemen van het “marxisme-leninisme” waarop hij nu een “links humanisme” als alternatief naar voor brengt.
De top-down benadering van de Bolivariaanse beweging was van bij het begin een kenmerk van het regime van Chavez. Het CWI heeft daar meermaals voor gewaarschuwd. In 2004 schreven we reeds: “… zonder een democratische controle van de arbeidersklasse, zullen die delen van het leger die een leidinggevende rol spelen onvermijdelijk een administratieve of bureaucratische tendens ontwikkelen waarbij alles van bovenaf wordt opgelegd. Zonder een duidelijk begrip van de rol van de arbeidersklasse in de revolutie en zonder een onderwerping aan een democratische controle, zullen zelfs de officiers met de beste bedoelingen een dergelijke tendens ontwikkelen en hun eigen wil aan de arbeidersklasse van bovenaf opleggen.” (Revolutionaire socialisten en de Venezolaanse revolutie, 2004).
Vandaag worden deze methoden op directe wijze ingezet tegen delen van de arbeidersklasse die in actie zijn gekomen om hun lonen, arbeidsvoorwaarden en democratische rechten te verdedigen.
Repressie en “stalinistische” methoden
De staatsmachine onder leiding van Chavez begint spijtig genoeg steeds meer stalinistische vormen van repressie te gebruiken tegen de arbeidersklasse en diegenen die een linkse kritiek brengen. Onder het mom van de verdediging van de “socialistische reveolutie” worden alle kritieken afgedaan als “contrarevolutionair” en diegenen die ze brengen als “agenten van het imperialisme” of “CIA-agenten”. Binnen de PSUV zijn er regelmatig dergelijke aanvallen van een deel van de bureaucratie op diegenen die pleiten voor arbeiderscontrole, ingaan tegen corruptie of verwijzen naar Trotski. Een lid van het CWI werd door een woordvoerder van de PSUV verteld dat er enkel mocht worden gesproken over “Chavez, Fidel, Che en Mao maar niet over die contrarevolutionair Trotski.” Nochtans verwees Chavez eerder naar Trotski in een toespraak. Gewone leden van de PSUV hebben zich al meermaals uitgesproken tegen corruptie, maar worden hierop eveneens als “contrarevolutionair” bestempeld.
Er zijn quasi-stalinistische methoden die doen denken aan wat de leiders van de Communistische Partij deden tijdens de Spaanse burgeroorlog. De Spaanse arbeidersklasse kwam in opstand tegen de fascistische rebellie onder leiding van Franco. De arbeiders deden er alles aan om de revolutie vooruit te brengen en controleerden op een bepaald ogenblik zelfs vier vijfden van het land. De oude burgerlijke staat lag in de touwen naarmate de arbeidersklasse een opmars kende met de revolutie. De arbeiders slaagden er evenwel niet in om een eigen staat te vestigen en de macht volledig zelf in handen te nemen. De politiek van de stalinisten speelde daar een rol in, de revolutie werd tegen gehouden door een akkoord te sluiten met een deel van de “progressieve” kapitalisten. Als gevolg van deze politiek slaagde de burgerlijke staat er in om zichzelf opnieuw te vestigen en de revolutie een nederlaag toe te brengen. Diegenen die tegen het beleid van de communistische partij ingingen, werden afgeschilderd als contrarevolutionairen en werden soms zelfs geëxecuteerd.
Dat is niet het geval in Venezuela vandaag, maar het gebruik van quasi-stalinistische methoden doet denken aan wat er in Spanje gebeurde toen het kapitalisme en de burgerlijke staat niet definitief omver werden geworpen.
Er worden nu steeds meer repressieve maatregelen genomen tegen de arbeiders die in strijd gaan of opkomen voor hun rechten. Dit jaar was er een opvallende toename van het aantal arbeiders dat in staking ging rond looneisen, arbeidsvoorwaarden of ter verdediging van hun rechten. Volgens bepaalde schattingen waren er meer dan 400 collectieve arbeidsgeschillen in de 12 maanden voor augustus 2009. Er waren onder meer acties in de staalsector, elektriciteit, staal, aluminium, transport, gezondheidszorg en andere sectoren. Het antwoord van de overheid was vaak beperkt tot repressie.
Toen arbeiders van de metro in Caracas een staking begonnen voor te bereiden om hun collectieve arbeidsvoorwaarden te verdedigen, dreigde Chavez ermee om de metro onder militair bewind te plaatsen en het stakingsrecht af te schaffen. Wetten inzake de “nationale veiligheid” worden gebruikt om het stakingsrecht in bepaalde sectoren zoals de metro of de gezondheidszorg te verbieden.
In de staat Zulia was er een stakingsactie van arbeiders uit de petroleumsector die eisten dat ze deel zouden uitmaken van een collectief akkoord. 40 leden van de veiligheidsdiensten vielen de arbeiders aan en arresteerden de vakbondsleiders die zeventien uur lang werden vast gehouden.
Er was wereldwijd heel wat aandacht voor de nieuwe “socialistische” GSM die door Chavez werd gelanceerd, de “Vergatario” die vanaf 1 mei 2008 wordt geproduceerd. Wat er niet bij werd vermeld, waren de arbeidscondities waaronder de arbeiders werken in het bedrijf dat deze GSM’s produceert, Vtelca. De lonen worden niet altijd betaald en de directie gebruikt alle mogelijke repressiemiddelen tegen de arbeiders. Op een bepaald ogenblik werd de Nationale Garde ingezet tegen de arbeiders en tegen alle arbeidsregels in werden zestig arbeiders aan de deur gezet wegens een “gebrek aan toewijding” aan hun job.
Een aantal arbeiders wordt tot wanhopige acties gedwongen om hun eisen te kunnen kenbaar maken. Zo waren er 27 arbeiders die deel uitmaakten van een groep van 1400 arbeiders die een conflict hadden met PDVSA. De arbeiders wilden deel uitmaken van een collectieve overeenkomst in de plaats van een onzeker statuut bij een onderaannemer. De 27 arbeiders hadden geen vertrouwen in de vakbondsleiding en gingen over tot een hongerstaking. Ze naaiden hun lippen dicht zodat ze zeker niet zouden kunnen eten.
Intussen waren er betogingen van de rechtse studenten tegen de beperkte hervormingen die de regering wou doorvoeren in het onderwijs. Een aantal van deze studenten ging eveneens in hongerstaking, waarop de regering de arbeiders op gelijke voet stelde met de rechtse studenten en stelde dat ze door hen werden gemanipuleerd.
De aanvallen op de arbeiders en de pogingen om acties van de arbeiders voor te stellen als “contrarevolutionair” leiden tot nieuwe gevaren. De rechtse en reactionaire krachten die eerder al probeerden om Chavez omver te werpen, proberen zich nu voor te doen als “vrienden” van de arbeidersklasse.
Een deel van de oude elite heeft zich verzoend met Chavez, onder hen ook een deel van de oude rechtse vakbondsleiding. Bij recente verkiezingen binnen de olievakbond FUTPV haalde de lijst van Wills Rangel het. Deze groep kreeg de steun van de regering en de PSUV. Rangel is een voormalig lid van de sociaal-democratische partij Acion Democratica, één van de partijen die deel uitmaakte van het establishment voor Chavez aan de macht kwam.
Vandaag worden in Venezuela arbeiders die in actie komen verweten van “contrarevolutionair” te zijn en dat in naam van het socialisme, terwijl de voorstanders van het kapitalisme zich voordoen als verdedigers van arbeidersrechten en als vrienden van de arbeidersklasse.
Bij een onderaannemer van het genationaliseerde bedrijf SIDOR werden honderden arbeiders buiten een collectief akkoord geplaatst. Er volgde een stakingsactie die op brutale repressie vanwege de politie botste. Daarbij vielen heel wat arrestaties. Een vakbondsleider verklaarde naar aanleiding hiervan: “Het socialisme in de 21ste eeuw betekent blijkbaar dat arbeiders in de handboeien worden geslagen.”
Deze ontwikkelingen ondermijnen de steun voor Chavez en het regime. Uiteraard trekken verschillende lagen van de arbeiders en armen verschillende conclusies uit wat er gebeurt. Een groeiend aantal arbeiders raakt vervreemd van het regime, terwijl een ander deel van de armste lagen harder de verdediging van het regime opneemt. Deze lagen organiseren zich in bepaalde regio’s in de nieuwe “socialistische patrouilles” die als lokale wijkafdelingen van de PSUV werden opgezet.
Deze groepen kunnen bij gelegenheden worden gemobiliseerd door het regime om op te treden tegen arbeidersacties. Het gaat soms om groepen met daarin de meest onderdrukte lagen die fanatiek de verdediging van Chavez opnemen en die steeds opnieuw te horen krijgen dat de arbeiders die in actie gaan eigenlijk gepriviligieerde lagen zijn die de contrarevolutie steunen.
Het zou verkeerd zijn om deze tendens te overdrijven, maar het is een fenomeen dat zich in bepaalde regio’s voordoet en dat een belangrijke waarschuwing moet vormen omdat het een splitsing van de arbeidersbeweging kan inhouden. Er was een versnelling van dergelijke methoden in de PSUV en de staatsmachine in het algemeen. De PSUV beweert over vijf miljoen leden te beschikken. Er zijn drie categorieën: volledig lidmaatschap, sympathisanten en de grootste groep: “reserve”. Een dergelijke indeling is een uitdrukking van hoe ver de militarisering zich doorzet.
Een aantal ideeën kwamen uit Cuba, maar nu lijkt het alsof er steeds meer naar het Chinese voorbeeld wordt gekeken. De invloed van het Chinese regime neemt toe naarmate er meer gezamenlijke projecten zijn, onder meer op het vlak van infrastructuur. De Chinezen zijn een reeks hogesnelheidsverbindingen aan het bouwen in Venezuela. Recent sprak Chavez over de “revolutionaire regering” van China en hij stuurde 100 topfunctionarissen van de PSUV naar China voor een “ideologische vorming”. China lijkt steeds meer het “model” te worden. De regering plaatste zelfs officiële advertenties in de kranten om de verjaardag van de Chinese revolutie te vieren en de Chinese regering van Hu Jintao daarbij te feliciteren.
Dubieuze vrienden
Chavez zoekt niet alleen steun bij het Chinese regime. Zijn regime heeft als internationale strategie om een blok te vormen met ieder regime dat in conflict ligt met het VS-imperialisme. Een oprechte revolutionaire socialistische regering in gelijk welk land kan tijdelijk geïsoleerd bestaan naarmate de revolutie ontwikkelt in andere landen. Onder dergelijke omstandigheden is er niets mis met handelsakkoorden die worden opgedrongen. Het uitbuiten van verdeeldheid tussen verschillende imperialistische machten is legitiem op zo’n ogenblik. Ook de Bolsjewieken van Lenin en Trotski sloten dergelijke akkoorden toen de Russische revolutie geïsoleerd stond.
Maar er is een verschil tussen een formeel handelsakkoord en commerciële banden aan de ene kant en kritiekloze steun aan brutale regimes aan de andere kant. Het is niet omdat er handelsovereenkomsten worden gesloten dat het nodig is om figuren als Ahmadinejad de lucht in te prijzen als een revolutionaire leider. De massale beweging tegen dit regime was volgens Chavez een imperialistische samenzwering. Op een recente top van Latijns-Amerikaanse en Afrikaanse staatshoofden maakte Chavez nog een andere nieuwe vriend: de Libische leider Khadaffi.
Het Venezolaanse regime was net zomin als dat van Cuba bereid om in de Vereningde Naties te protesteren tegen de afslachting van de Tamils in Sri Lanka. Het steunen van regimes als dat van Iran of Libië door een regering die beweert op te komen voor een “revolutionair socialisme” is onverdedigbaar en doet meer kwaad dan goed aan het beeld dat arbeiders hebben van wat socialisme inhoudt.
De toekomst van het regime is onzeker. De methoden en de beperkingen van het programma van de regering ondermijnen de steun voor het regime. Er zullen nieuwe parlementsverkiezingen plaats vinden in 2010. Chavez wil daarbij een twee derde meerderheid halen, maar dat lijkt nu onwaarschijnlijk. Om alsnog aan een dergelijke meerderheid te geraken, wordt nu voorgesteld om de verkiezingsregels aan te passen en de proportionele vertegenwoordiging af te schaffen. Dat zal de steun voor het regime enkel verder ondermijnen en het speelt in de kaart van de rechterzijde. Het gevaar van een oprukkende contrarevolutie blijft bestaan en neemt toe naarmate de ontgoocheling in het huidige regime groeien.
Tegelijk moeten we er op wijzen dat het vooruitzicht van meer strijd en zelfs grote sociale uitbarstingen tegen de aanvallen van de regering ook een mogelijkheid vormen. Tegen de achtergrond van een scherpe economische recessie is het niet uitgesloten dat Chavez opnieuw verder gaat met zijn radicale populistische maatregelen en meer nationalisaties doorvoert en ingaat tegen de “Boli-bourgeois” en de corruptie. Dat zou wel een breuk vereisen met de huidige toenadering tussen Chavez en de nieuwe burgerij en bureaucratie.
Nood aan een programma voor socialistische revolutie
Er kan maar een verdere ontwikkeling komen indien het gebaseerd is op de bewuste onafhankelijke beweging van de arbeidersklasse met een programma tot socialistische revolutie. Zelfs indien het kapitalisme volledig van de kaart wordt geveegd, zou het ontbreken van een echte arbeidersdemocratie een hindernis zijn in de ontwikkeling van het socialisme.
Een programma voor socialistische revolutie in Venezuela moet onder meer volgende elementen omvatten.
- De invoering van een systeem van arbeiderscontrole door middel van comités van verkozenen vertegenwoordigers die permanent afzetbaar zijn en de controle uitoefenen op de dagelijkse werking van de productie.
- Het openen van de boeken van alle bedrijven, ook de genationaliseerde bedrijven, om controle door de arbeiders mogelijk te maken en om te kunnen ingaan tegen corruptie en bureaucratie
- Deze comités moeten onderling verbonden zijn op lokaal, regionaal en nationaal vlak. Overheidsbedrijven moeten geleid worden op basis van een democratisch verkozen arbeidersbeheer van verkozen vertegenwoordigers van de arbeiders in de fabriek en de sector, bredere lagen van de arbeiders en armen en vertegenwoordigers van de arbeiders- en boerenregering
- Alle verkozenen moeten permanent afzetbaar zijn en mogen niet meer verdienen het gemiddelde loon van een geschoolde arbeider
- Onteigening van de banken, multinationals en de rijkste 100 families die vandaag de Venezolaanse economie controleren. Invoering van een democratische planning van de productie.
- Voor het opzetten van onafhankelijke vakbondscomités en federaties met een verkozen leiding die verantwoording verschuldigd is aan de basis.
Deze elementen zijn van cruciaal belang om de Venezolaanse revolutie een nieuwe dynamiek te bezorgen en te vermijden dat er een stagnatie komt met uiteindelijk de dreiging van contrarevolutie.
Analyse door Alejandro Rojas