Tiende verjaardag van Eurozone. Crisis zorgt voor barsten in het Europa van het kapitaal
De internationale kapitalistische crisis van de afgelopen maanden heeft het de politiek en bijhorende ideologie van de “vrije markt” gediscrediteerd. Voorheen stelden de aanhangers van de vrije markt dat het kapitalisme in een nieuwe fase van vrede en harmonie was gekomen waarbij er een steeds grotere samenwerking en integratie van nationale kapitalistische economieën en regeringen was. De Europese Unie werd aangehaald als een voorbeeld van hoe nationale rivaliteiten opzij werden geschoven. Tien jaar geleden werd de euro ingevoerd, dat moest het bewijs vormen van de nieuwe eenheid van het Europese kapitalisme.
De gebeurtenissen van de afgelopen maanden hebben heel wat zekerheden rond de euro ondergraven. Naarmate de economische crisis toesloeg, werden de “eenheid” en de “collectieve acties” die voorheen door de Europese regeringen werden geroemd, aan de kant geschoven. De verschillende nationale regeringen deden belangrijke tussenkomsten in de markt om zo hun eigen economische belangen te verdedigen. Dit vormt ook een schok voor de EU, het is een voorbode van een nieuwe periode met intense nationale rivaliteiten die ongetwijfeld zullen opleven in de periode van economische neergang.
Verdeeld en wanhopig
Op zaterdag 4 oktober 2008 was er een wereldwijde ineenstorting van de beurzen en aandelenkoersen. Dat gebeurde na de val en redding van een belangrijk deel van de Amerikaanse financiële sector. Hierop kwamen de leiders van de vier grootste EU-economieën bijeen in Parijs om een gezamenlijke reactie voor de Europese financiële sector te bespreken. De Britse premier Gordon Brown, de Duitse kanselier Angela Merkel, de Franse premier Nicolas Sarkozy en Silvio Berlusconi uit Italië hadden voordien enkele moeilijke weken meegemaakt. De beurzen leken van de ene ramp naar de andere te gaan, het leek onmogelijk om de wereldeconomie te stabiliseren. De vier Europese leiders vonden geen akkoord voor een gezamenlijk antwoord.
De vier regeringsleiders werden voordien reeds ingehaald door de eenzijdige acties van de Ierse en Griekse regeringen die een garantie aanboden voor alle bank deposito’s. Merkel stelde dat het optreden van de Ierse financieminister Brian Lenihan “onaanvaardbaar” was. Lenihan had een garantie aangeboden voor alle deposito’s van Ierse banken, maar ook van buitenlandse banken die in Ierland gevestigd zijn. Dat verstoorde de Europese markten. De eenzijdige acties van het Ierse kapitalisme vormden samen met het falen van de grote EU-landen om een gezamenlijk antwoord te vinden, een uitdrukking van de beperkingen van de Europese integratie op kapitalistische basis alsook van de verwoestende schaal van de crisis.
Deze beperkingen komen voort uit het feit dat de verschillende nationale kapitalistische klassen verschillende belangen hebben die met elkaar in conflict kunnen komen. Het imperialisme en de globalisering leidden tot een meer internationale en onderling verbonden wereldeconomie, maar de basiseenheid van de kapitalistische economie bleef de natiestaat. Nationale heersende elites kunnen samenwerken als alles goed gaat, maar in tijden van paniek en crisis hebben ze de neiging om zich elk in hun eigen hoekje terug te trekken. De Ierse bankgarantie is daar een voorbeeld van.
Dit bleek eens te meer in het falen van de EU-leiders om een Europees reddingsplan op te maken voor de hele unie. Een Europees “schild” voor de banksector had misschien wel de belangen van de kapitalisten kunnen versterken, maar het kwam niet zo ver. Peer Steinbruck, de Duitse financieminister, maakte het falen van een eengemaakte Europese reactie nog duidelijker. Hij stelde dat de Duitse regering aan het roer moet staan als het over de Duitse financiële belangen gaat. “De kanselier en ik weigeren een Europees schild omdat we als Duitsers niet aan een grote pot willen betalen als we er geen controle over hebben.” Het Europese stimuluspakket werd uiteindelijk pas twee maanden na het uitbreken van de financiële crisis goedgekeurd uit pure noodzaak.
Zwaktes van de euro
De euro werd destijds enthousiast onthaald door de meeste EU-landen. Op de tiende verjaardag van de invoering ervan bij elektronische betalingen, blijkt nu dat deze munt helemaal niet zo stabiel is. De waarde van de munt viel snel naar beneden op het ogenblik dat de leiders niet in staat waren om de markten te stabiliseren. Er waren zelfs geruchten dat een aantal niet-officiële geldwisselaars verschillende tarieven gebruikten voor eurobiljetten uit verschillende landen. In Duitsland trok een groot aantal mensen rechtstreeks geld terug op de bank en niet via een geldautomaat omdat in de bankfilialen kon gecontroleerd worden of het wel degelijk Duitse biljetten waren. Simon Derrick, muntverantwoordelijke van de Bank of New York Mellon, stelde in de Daily Telegraph: “Iedereen is bezorgd omdat er geen eengemaakte regering in de Eurozone is. Ik vrees dat dit erg snel een sneeuwbaleffect kan vormen die de monetaire unie bedreigt.” Deze onzekerheid over de toekomst van de Euro is zeker gerechtvaardigd.
De euro en de Europese Monetaire Unie (EMU) vormen onstabiele experimenten waarbij werd geprobeerd om nationale economieën samen te brengen, ook al is het niet mogelijk om ze kunstmatig te verbinden. De euro werd gevestigd op een ogenblik dat het Europese kapitalisme kon genieten van een positieve economische golf, de invoering van een gezamenlijke munt werd daarbij als een nuttig instrument gezien. De vestiging van deze munt heeft de economieën van de EMU-landen echter niet eengemaakt. Die economieën blijven in essentie een nationaal karakter hebben. Een ineenstorting of crisis in één EMU-land kan wel gevolgen hebben voor de munt op zich waarbij sterkere staten niet makkelijk overtuigd kunnen worden om maatregelen te nemen in het belang van kleinere geraakte buren.
Deze ontwikkelingen ondermijnen ook het argument van verschillende commentatoren en politici dat een aantal EU-landen buiten de Eurozone beter bij de euro waren aangesloten om te genieten van de “stabiliteit” die daarmee gepaard gaat. Moest Groot-Brittannië de eurozone willen vervoegen, dan zouden Duitsland en Frankrijk wellicht protesteren tegen de mogelijkheid dat deze crisiseconomie in de EMU zou worden opgenomen. De EMU moet al rekening houden met de problematische economieën van Ierland, Griekenland en Spanje. Voor andere economieën, die EU-lid werden na het verdrag van Nice maar zonder de invoering van de euro, of andere meer gevestigde EU-leden zoals Zweden en Denemarken (die besloten buiten de Eurozone te blijven), is het perspectief om aan de euro gebonden te zijn niet erg aantrekkelijk.
De tegenstellingen en nationale zelfbelangen speelden in de reacties van de Europese regeringen en leiden tot de vraag wat de basis voor een gemeenschappelijke Europese munt eigenlijk was. Naarmate de crisis ontwikkelt en economieën in de problemen komen, zoals Italië met haar gekende grote tekort (wat bijna leed tot een muntcrisis in 2006) of Spanje (dat in 2009 een tekort van meer dan 6% zou kennen), kan de euro ook meegesleurd worden met een negatieve impact op alle EMU-landen. Het zogenaamde Stabiliteitspact bepaalde dat het nationale begrotingstekort niet meer dan 3% per jaar mag bedragen. Dat is nodig om de stabiliteit van de munt te bewaren. Vandaag is die doelstelling niet realistisch.
In de afgelopen dagen werden vier landen van de Eurozone (Spanje, Griekenland, Ierland en Portugal) gewaarschuwd dat de snel verslechterende toestand van hun overheidsfinanciën ertoe kan leiden dat ze een slechtere internationale kredietrating krijgen. Dat zou ernstige gevolgen hebben met een stijging van de prijs om te lenen in deze landen. In de huidige crisis proberen overheden een uitweg uit de recessie te vinden door geld uit te geven, dat moet op basis van leningen. Als dat moeilijker of duurder wordt, komen deze landen nog meer in de moeilijkheden. In het geval van Ierland wordt het totale bedrag van de leningen dit jaar op 20 miljard euro geschat, zowat de helft van de bestaande nationale schuld.
Heel wat landen zullen onvermijdelijk de Europese fiscale reguleringen overtreden. Daarom werd beslist dat de regels tijdelijk wat flexibeler zouden worden toegepast. De recente gebeurtenissen wijzen er steeds meer op dat een flexibelere aanpak niet zal volstaan. Een aantal landen zal ongetwijfeld een slechtere kredietwaardigheid worden toegekend waardoor de interne tegenstellingen binnen de unie nog verder zullen worden opgedreven. Het is maar de vraag of de “fiscaal voorzichtige” EMU-landen zoals Duitsland, België en Nederland dat zullen aanvaarden. Tony Barber en David Oakley stelden in de Financial Times (14 januari 2009) dat er mogelijk scherpe meningsverschillen kunnen ontstaan: “Duitsland heeft een enorme inspanning geleverd om de afgelopen drie jaar orde op zaken te stellen in zijn fiscaliteit. Het land zal niet alleen staan in haar bezorgdheid rond een flexibele aanpak en de lange termijn gevolgen ervan op de Europese monetaire unie. Dat is een prijs die de Duitsers liever niet betalen.” In de komende periode van economische turbulentie is het mogelijk dat landen als Italië, Griekenland of Spanje uit de EMU of de Eurozone worden gezet.
Wij hebben altijd gesteld dat er tegenstellingen zijn tussen de verschillende nationale economieën en dat deze niet zomaar zullen verdwijnen onder het kapitalisme. De periode na de val van het stalinisme in Rusland en Oost-Europa zorgde voor een zekere opgang in West-Europa, wat een grotere eenmaking mogelijk maakte. De EU gaf de Europese patroons de mogelijkheid om sterker te staan in de concurrentie met de Amerikaanse en Chinese economieën. Voor de gewone arbeiders stond de EU voor het Europa van de bazen en uitbuiters die verenigd waren in hun steeds verregaandere aanvallen op de arbeiders en hun gezinnen.
Europa van het kapitaal
Het asociale karakter van de EU werd duidelijk met de rol die de EU-instellingen speelden tijdens de laatste periode van economische groei. Dan werd een Europees neoliberaal offensief gestimuleerd. De winsten bereikten recordhoogten en toch deed het Europese establishment er alles aan om de lonen te ondermijnen, de arbeidstijd op te drijven en het aantal privatiseringen te vergroten.
De EU speelt een belangrijke rol in het verdedigen van de neoliberale aanval op de openbare diensten. Het verdrag van Lissabon, de hervormde Europese “grondwet”, werd in juni 2008 door de Ierse kiezers weg gestemd. Dat verdrag stelt expliciet dat er nood is aan “uniformiteit in haar liberaliseringsmaatregelen.” Het gaat om uniformiteit in het plunderen van de gemeenschapsmiddelen, met inbegrip van gezondheidszorg en onderwijs.
Een socialistisch Europa
De verwerping van het Lissabon-verdrag door de Ierse kiezers in juni 2008 is een voorbeeld van hoe arbeiders en jongeren in Europa naar het EU-establishment kijken. De Socialist Party in Ierland zal opnieuw opkomen voor een Neen-stem als het verdrag terug wordt voorgelegd aan de Ierse bevolking. Stemmen bij een referendum zal echter niet voldoende zijn om de arbeiders te beschermen tegen werkloosheid, aanvallen op de levensstandaard,… die gepaard gaan met economische crisis. De regeringen van de EU-landen zullen proberen om de arbeiders en hun gezinnen de crisis te laten betalen.
De aanvallen van regeringen en patronaat zullen leiden tot een nieuwe radicalisering onder arbeiders en jongeren. Het zal belangrijk zijn dat er overal in Europa massale strijdbare arbeiderspartijen ontstaan of verder ontwikkelen. Het enige haalbare alternatief op de kapitalistische crisis is een socialistische geplande economie waarbij het lot van onze jobs, huisvesting en levens niet wordt bepaald door de casinomarkt van het kapitalisme. Een democratisch geplande Europese economie zou de belangen van de meerderheid centraal stellen. De strijd van de Europese arbeiders moet zich richten tegen de dictatuur van de grote bedrijven en haar politieke vertegenwoordigers in de EU-elite. Op de basis van een democratische arbeiderscontrole over de economie en de samenleving is echte solidariteit mogelijk tussen de Europese arbeiders van alle landen om zo te kunnen komen tot de verenigde socialistische staten van Europa.