‘En de zwakken ondergaan wat ze moeten ondergaan?’. Varoufakis vergist zich met verdediging EU

Het nieuwe boek van Yanis Varoufakis, de voormalige minister van Financiën in Griekenland, wijst op de vreselijke rol van de EU in het afbreken van het sociaal weefsel en het opleggen van harde besparingen. Maar toch trekt Varoufakis de conclusie dat het erop aankomt om de Europese instellingen te hervormen. Wij zijn het daar niet mee eens. Een kritiek door Hannah Sell.

“Het geld in Griekenland raakt op. De regering in Athene gebruikt middelen voor de gezondheidszorg en openbare diensten om lonen en pensioenen te betalen. Zonder nieuwe financiële steun zal het moeilijk worden om de schuldaflossing in juli te betalen. Neen, dit is geen stuk uit de zomer van 2015 dat per ongeluk opnieuw geplaatst is. Griekenland is nadat het even uit de aandacht verdween terug. Er dreigt een nieuwe zomer van bedreigingen en nachtenlange toponderhandelingen.” (Larry Elliott, The Guardian, 30 april). De crisis in Griekenland is verre van opgelost, er komt stilaan een nieuw hoogtepunt in de crisis met de dreiging van een Grexit die terug opduikt. De Griekse werkenden komen opnieuw op straat in stakingsacties tegen de harde besparingen, nu opgelegd door een regering onder leiding van Syriza.

Ongetwijfeld keken veel activisten die tegen het besparingsbeleid ingaan naar Griekenland voor antwoorden. Sommigen zullen ook het nieuwe boek van Yanis Varoufakis, ‘En de zwakken ondergaan wat ze moeten ondergaan?’, lezen. Varoufakis erkent de rol van de EU in het opleggen van het lijden van mensen. Hij beschrijft hoe in juli 2015 de Griekse regering werd neergeslagen. Maar hij legt niet uit hoe de regering onder leiding van Syriza tegen de trojka van de Europese Commissie, Europese Centrale Bank en Internationaal Monetair Fonds kon ingaan. Dit boek ligt in de lijn van vorige standpunten van Varoufakis die stelde dat hij probeerde om “het Europese kapitalisme van zichzelf te redden” door voorstellen te doen om de kapitalistische EU te hervormen. (zie ook het dossier over zijn ‘onregelmatige marxisme’: https://nl.marxisme.be/2015/04/het-onregelmatige-marxisme-van-varoufakis-biedt-geen-antwoord/)

Doorheen het boek geeft Varoufakis de indruk dat de EU kon hervormd worden tot een rechtvaardige instelling, als die instellingen maar hadden geluisterd. Op een bepaald ogenblik verwijst hij naar John Maynard Keynes die voor het verzwakte Britse kapitalisme onderhandelde in de besprekingen rond Bretton Woods over het financiële kader voor het naoorlogse kapitalisme. Volgens Varoufakis kwam Keynes met “een haarscherpe analyse van het kapitalisme, een unieke kijk op de economische krachten die de grote depressie veroorzaakten, een schitterend plan om de wereldfinanciën te hertekenen en tenslotte, maar niet onbelangrijk, een poëtische aanpak van woorden en een schrijverstalent bij het vertellen.” Bij het beschrijven van de nederlaag van Keynes tegenover de machtige Amerikaanse onderhandelaars, trekt hij ongetwijfeld ook een vergelijking met zijn eigen rol in de onderhandelingen met de Europese instellingen die hij ‘rede’ probeerde bij te brengen.

Ondanks zijn nederlaag in de onderhandelingen met de EU, is Varoufakis voorstander om er deel van te blijven uitmaken en om de EU te hervormen. Eerder omschreef hij de EU als een “mislukte organisatie en een modderpoel vol antidemocratische krachten” (Herald Scotland, 12 maart). Maar nu trekt hij Groot-Brittannië rond om in de aanloop naar het EU-referendum op te roepen om binnen de EU te blijven. Een grote zwakte daarbij is dat hij niet aangeeft hoe een hervorming mogelijk is. Het blijft bij het idee dat “enkel een ernstige dialoog en een bereidheid om terug te keren naar de tekentafel kunnen de basis leggen waarop vrede en welvaart mogelijk zijn.” Zijn eigen ervaring als Griekse minister van Financiën geeft echter aan dat de Europese instellingen niet bereid zijn om te onderhandelen met krachten die tegen de besparingen ingaan en, meer nog, vastberaden zijn om deze krachten de kop in te drukken. Zijn eigen onderhandelingen met de EU leidden tot wat Varoufakis een “modern verdrag van Versailles” noemde, een verdrag om de strijdbaarheid van de werkenden in Griekenland en de rest van Europa te breken.

Het zinkende schip van de EU

In een recensie van het boek van Varoufakis en dat van Thomas Piketty schrijft de Britse journalist Paul Mason terecht over de benadering van Varoufakis: “Hij besluit zijn boek met een schets van zijn huidige project: Europa binnen de tien jaar democratiseren of het project laten vallen.” Mason vervolgt: “Beiden [Piketty en Varoufakis] zien zichzelf, en de linkerzijde waar ze voor staan, als de laatste verdedigers van het ware ideaal: een sociaal Europa dat de democratische waarden van de stichtende leden weerspiegelt. Tegenover hen staan twee krachten: het lamgelegde liberalisme waarvan de economische recepten niet langer werken en de rechtse xenofobie waarvan de economische recepten niet coherent zijn maar wel steun vinden.”

Een ‘sociaal Europa’ was nooit meer dan een vijgenblad om het echte karakter van de EU te verbergen: een akkoord tussen de verschillende kapitalistische klassen van Europa om de grootst mogelijke markt te creëren waarbinnen de winsten gemaximaliseerd worden. Na de ervaringen van Griekenland, Ierland, Portugal en andere landen, samen met de opeenvolging van neoliberale akkoorden die door de EU werden aanvaard, blijft er niet veel over van dit vijgenblad.

Paul Mason is terecht erg sceptisch over de kansen op succes voor Varoufakis. Hij stelt dat het opbreken van de EU mogelijk is en besluit dat “het probleem is dat het schip zinkt.” Het zou dan ook logisch zijn om “de reddingssloepen te bemannen.” Jammer genoeg trekt Mason daar zelf niet de conclusie uit dat het in Groot-Brittannië beter is om het zinkende schip te verlaten door voor een Brexit te stemmen. Hij vreest namelijk dat dit Boris Johnson (voormalige burgemeester van Londen) en Michael Gove (minister van Justitie) zou toelaten om in Groot-Brittannië alle neoliberale fantasiën te realiseren. Mason begrijpt meer dan Varoufakis, maar zijn benadering lijdt aan dezelfde fundamentele problemen. Hij wacht op een ogenblik in de toekomst – als de tijd rijp is – om op te komen voor wat volgens hem een correcte benadering van een Brexit is. Maar we helpen de strijd tegen het kapitalisme nooit vooruit door te pleiten voor een standpunt dat objectief gezien tegen de belangen van de meerderheid – de arbeidersklasse – ingaat vanuit de subjectieve vrees dat die meerderheid nog niet ‘klaar’ is om dit standpunt te horen. Een van de eerste regels voor marxisten is om de werkende bevolking steeds de waarheid te zeggen.

Dit was niet de benadering van Varoufakis toen hij minister was. Toen hij ontslag genomen had, vertelde hij over zijn bijeenkomsten met de Eurogroep: “Je brengt een argument naar voor waar je hard op gewerkt hebt, dat logisch en coherent is en je botst op lege blikken. Het is alsof je niets gezegd hebt. Wat je zegt staat los van wat zij zeggen. Je kan evengoed het Zweedse volkslied zingen, hun antwoord zou hetzelfde zijn.” (New Statesman, 13 juli 2015).

Als minister vertelde Varoufakis samen met premier Tsipras een ander verhaal. Toen er op 20 februari 2015 een eerste akkoord gesloten werd, waarbij de regering van Syriza zich in het Europese besparingskader inschreef, had Varoufakis het nog over een belangrijke stap die het resultaat was van “oprechte onderhandelingen” in een “relatie tussen gelijken.” Het is mogelijk dat de nieuwe Griekse regering geen keuze had om op dat ogenblik met harde voorwaarden in te stemmen terwijl het de strijd tegen de Europese instellingen voorbereidde. Maar door de realiteit van de situatie te verdoezelen – niet alleen op dat moment, maar doorheen de onderhandelingen – was de arbeidersklasse slecht voorbereid op wat zou komen. Maar desondanks toonde de Griekse arbeidersklasse een moedige strijdbaarheid tegen de trojka.

De rechterzijde ruimte laten

Een sterke campagne vanuit de arbeidersbeweging tegen de EU zou de politieke situatie in Groot-Brittannië veranderen. Door te zwijgen – zoals Paul Mason aanbeveelt – wordt het gevaar groter dat de ‘rechtse xenofobie’ een groter voordeel haalt uit de woede tegenover de ondemocratische EU. Door de energie te richten op pogingen om de Europese instellingen te overtuigen en in de praktijk de echte rol van deze instellingen te verdoezelen, creëren ook Varoufakis en zijn medestanders de voorwaarden voor een opkomst van extreemrechtse en rechts-populistische krachten waar ze zo bang van zijn.

Beeld je in dat Labour-voorzitter Jeremy Corbyn de druk van de Blairisten had weerstaan en had opgeroepen voor een internationalistische anti-besparingsstem tegen de EU. Het zou het debat volledig veranderd hebben. Nu wordt dit gedomineerd door pro-kapitalistische krachten aan beide kanten. Het zou overigens ook de mogelijkheid van een meerderheid voor een Brexit vergroot hebben. In plaats van ruimte te creëren voor de rechtse Tories om nog verder te gaan met hun neoliberale beleid, zou het perspectief van een door Corbyn geleide Labour-regering op de agenda gestaan hebben. Maar zelfs los hiervan is het verkeerd om te denken dat de rechtse Tories vrijspel krijgen als er een Brexit komt. Jacob Rees-Mogg, een Tory die voor de Brexit is, trekt de vergelijking tussen de huidige crisis in de Tory-partij en de verdeeldheid rond de Graanwetten in de 19de eeuw: “Die verdeeldheid hield de partij 28 jaar uit de regering.” (Financial Times, 17 mei). Rees-Mogg probeert wanhopig te waarschuwen voor de gevolgen van een verdeeldheid in zijn partij.

Als Johnson premier wil worden, zou dit tegen de achtergrond van een potentieel fatale crisis in de Tory-partij zijn. Rees-Mogg beseft dat Johnson zou botsen op harde oppositie van de Cameron-vleugel. Dat is waarom hij de Tories oproept om David Cameron in het zadel te houden, zelfs in het geval van een Brexit. Maar dit is wellicht utopisch. Een meerderheid voor een Brexit zou ongetwijfeld leiden tot een aftreden van Cameron. De bijhorende onrust binnen de Tories zou de arbeidersklasse een mogelijkheid bieden om de besparingsagenda van de Tories een nederlaag toe te brengen.

Jammer genoeg zien noch Paul Mason noch Yanis Varoufakis een rol voor arbeidersstrijd weggelegd in hun analyses. Mason verwijst er wel naar en haalt er soms ook inspiratie uit, maar hij is pessimistisch over de mogelijkheid van arbeidersstrijd om een rol te spelen. In het boek van Varoufakis zijn de arbeidersklasse en massastrijd compleet afwezig.

Dit is niet alleen het geval voor de meer recente gebeurtenissen, maar ook in de historische verwijzingen. Zo neemt Varoufakis de tijd om op de val van Margaret Thatcher in te gaan, maar daarbij wordt niets gezegd over de rol van de 18 miljoen mensen sterke niet-betalingsbeweging tegen de Poll Tax, een campagne geleid door Militant, de voorloper van de Socialist Party. Deze campagne was van groot belang in de val van Thatcher. Maar het is schokkender om te zien dat de heldhaftige Griekse massa’s nog geen voetnoot waard zijn in de ogen van Varoufakis. De meer dan 30 algemene stakingen tegen het besparingsbeleidkomen niet eens aan bod.

In plaats daarvan trekt hij volgend besluit uit de gebeurtenissen van juli 2015: “De Eurogroep slaagde erin om onze regering omver te werpen door ons zodanig uit te putten dat premier Tsipras toegaf… en onze samenleving de wil tot hervormingen verloor en, nog erger, de Europese democratie sterk gewond raakte.” Alsof de volledige samenleving niet anders reageerde dan de regering-Tsipras. De Griekse samenleving – in het bijzonder de werkenden en armen – toonden hun bereidheid om tegen de Eurogroep in te gaan toen ze ‘oxi’ (neen) stemden in het referendum over het besparingsprogramma van de trojka. Er was niets noodzakelijk of automatisch aan de beslissing van Tsipras om te capituleren voor de Eurogroep. Het was evenmin een kwestie van beschadiging van de ‘Europese democratie’ zoals Varoufakis het beschrijft, de gebeurtenissen toonden het ondemocratische karakter van de EU.

Varoufakis omschrijft zichzelf als een ‘onregelmatige marxist’ maar er is weinig marxisme te vinden in zijn boek. Het startpunt van Karl Marx was een analyse van de realiteit van het kapitalisme. Van daaruit trok hij algemene conclusies over hoe het kapitalisme functioneerde en, van cruciaal belang, ook hoe het kon omvergeworpen worden. Een van de fundamentele tegenstellingen van het kapitalisme waar Marx op wees was het feit dat het systeem enerzijds op natiestaten gebaseerd was terwijl er anderzijds een wereldmarkt ontwikkelde. Ondanks de globalisering in de decennia voor de crisis van 2008 was het kapitalisme niet in staat om zich van de nationale basis te bevrijden. Voor Varoufakis kunnen deze en andere tegenstellingen van het kapitalisme overkomen worden door de kracht van redelijke argumenten.

Een utopisch standpunt

Na een lang eerste deel in het boek waarin Varoufakis terugblikt op de totstandkoming van de EU en vooral op de banden met de VS, gaat hij over tot de crisis in de EU sinds 2008 en zijn (beperkte en vage) ideeën om tot oplossingen te komen. Zijn centrale eis voor een “degelijk politiek surplus recyclage mechanisme.” Dit idee van iets als een ‘transfer unie’ werd ook door anderen naar voor gebracht, onder meer de gouverneur van de Bank of England, Mark Carney. Het uitgangspunt is dat landen van de eurozone belastinginkomsten over de grenzen kunnen transfereren zodat middelen van rijkere naar armere landen kunnen. Maar dit wordt afgeblokt door Duitsland, Nederland en andere rijkere landen. Varoufakis erkent dit, maar begrijpt niet waarom. Hij stelt: “De grote vraag is: waarom? Waarom wordt dit verworpen terwijl de VS het in de jaren 1940 realiseerde en het essentieel is om een asymmetrische monetaire unie te behouden?”

Varoufakis houdt geen rekening met de verschillende krachtsverhoudingen na de Tweede Wereldoorlog toen het stalinisme een bedreiging vormde voor het kapitalisme in Europa. Deze dreiging vormde de lijm die de westerse kapitalistische machten samenbracht. Hij begrijpt ook het verschil niet tussen de VS, een federale natiestaat, en de eurozone als bundeling van verschillende naties met een gemeenschappelijke munt. Een federale natiestaat kan middelen relatief eenvoudig herverdelen, maar in de eurozone is dit moeilijker omdat de kapitalistische klassen van de verschillende naties tegenstrijdige belangen he bben. Zelfs in de periode van globalisering voor de crisis van 2008 was het, ondanks alle druk op de kapitalistische klassen van Europa om samen efficiënter de concurrentie met de VS en nadien China aan te gaan, niet mogelijk om de grenzen van de natiestaat te overstijgen. De productiekrachten hadden de nationale en tot op zekere hoogte zelfs de continentale grenzen overstegen, maar het kapitalisme bleef gebaseerd op naties die niet alleen economische eenheden zijn maar ook politieke en sociale entiteiten.

Zelfs in een periode van sterke economische groei waren de Europese kapitalisten slechts noodgedwongen met elkaar verbonden en waren er regelmatig botsingen tussen nationale belangen. In zo’n situatie de euro als gemeenschappelijke munt aannemen, moest vroeg of laat leiden tot enorme problemen voor de EU. Nu het kapitalisme op wereldvlak en in Europa in crisis is, worden de confrontaties intenser. De neokoloniale aanpak van Griekenland toont dit duidelijk aan. De factoren die de Europese kapitalisten tot samenwerking veroordelen zijn er nog steeds en dit zorgt ervoor dat ze zullen strijden om de eurozone te redden. Maar tegelijk zijn er centrifugale krachten die op een bepaald ogenblik zo sterk zullen worden dat de eurozone en mogelijk zelfs de EU breken.

Varoufakis denkt echter dat het kapitalisme in staat is om de beperkingen van de natiestaten te overstijgen enkel en alleen door dit te willen. Hij pleit voor het “totstandkomen van een overkoepelende Europese identiteit die de verschillende nationale identiteiten omvat maar niet opslorpt.” Hij maakt geen onderscheid tussen de bestaande natiestaten en de EU. “Als een gemeenschappelijke Europese identiteit en een supranationaal gevoel niet mogelijk is, dan moet de Europese Unie maar ontbonden worden en moeten de Schotten en Catalanen onafhankelijkheid krijgen van Londen en Madrid. Als er anderzijds een supranationale Europese identiteit mogelijk is en er een Europees soeverein volk kan ontstaan, dan is een democratische Europese Unie mogelijk.”

Varoufakis stelt terecht dat hij voorstander is van het recht op zelfbeschikking, met inbegrip van onafhankelijkheid voor zowel Schotland als Catalonië. Maar hij vergist zich door dit te verbinden met zijn utopische visie van een kapitalistische en democratische EU. Enkel op basis van een breuk met het kapitalisme en de opbouw van een socialistische geplande economie zal het mogelijk zijn om een echt democratische federatie van Europa met een vol recht op zelfbeschikking voor alle nationaliteiten tot stand te brengen, mogelijk kan dit aanvankelijk op basis vna een confederatie van onafhankelijke socialistische staten.

Onmiddellijk na de Russische revolutie van 1917 – de eerste breuk van de arbeidersklasse met het kapitalisme – kon de nieuwe democratische arbeidersstaat de muren van de tsaristische “gevangenis van naties” in Rusland neerhalen. Er werd gebouwd aan de Republiek van Socialistische Sovjet Federaties waarbij heel wat onderdrukte nationaliteiten voor het eerst vrijheid kregen. Deze geschiedenis werd nadien terug opgeborgen door de stalinistische misdaden tegen onderdrukte volkeren, maar het blijft een belangrijke indicatie van wat mogelijk is op basis van een breuk met het kapitalisme.

Kapitalistische landen

Het kapitalisme was nooit minder in staat om de eisen voor nationale bevrijding of de creatie van nieuwe onafhankelijke en welvarende naties in te willigen. De voorbeelden van Schotland en Catalonië tonen integendeel aan dat er niet alleen tussen de EU-landen grote tegenstellingen bestaan, maar ook in deze landen. Het is een indicatie van het steeds meer door crisis gekenmerkte kapitalisme. Groot-Brittannië was een pionier van het kapitalisme en werd een van de machtigste imperialistische landen op de planeet. Na de opkomst van het Britse kapitalisme werden Schotland en Engeland met de Act of Union van 1707 samengevoegd op basis van brutale repressie tegen de Schotten, waar een meerderheid tegen de unie was. Een tijdlang stond Schotland centraal in de ontwikkeling van het Britse kapitalisme omdat het de ‘fabriek van de wereld’ vormde. Zo werd tegen de jaren 1880 maar liefst 85% van het Britse ruwe ijzer in Schotland geproduceerd.

Onder de arbeidersklasse bleef er altijd een Schots bewustzijn bestaan, ook al werd dit een tijdlang gecombineerd met een Brits bewustzijn. Maar de Schotse heersende klasse integreerde volledig in de Britse kapitalistische klasse. Vandaag is er een deel van de Schotse kapitalisten voorstander van onafhankelijkheid, maar het Britse kapitalisme op zich is daar compleet tegen. Het wordt immers gezien als een nieuwe grote stap in de Britse neergang. Ook de kapitalistische klassen van andere Europese landen, niet in het minst Spanje, zijn bang dat Schotse onafhankelijkheid een momentum zou vormen voor strijdbewegingen van andere minderheden die opkomen voor zelfbeschikking binnen hun staten. De crisis van het Britse kapitalisme heeft samen met het harde besparingsbeleid van de conervatieven geleid tot een sterke steun voor onafhankelijkheid onder een groeiend aantal werkenden in Schotland. Er is geen vergelijking mogelijk tussen Groot-Brittannië waar een grotendeels eengemaakte kapitalistische klasse zich verzet tegen onafhankelijkheid voor Schotland, en de EU waar 28 kapitalistische klassen elk hun eigen belangen hebben.

Toch denkt Varoufakis dat het mogelijk is om hen onder het kapitalisme te verenigen. Hij stelt dat de 19e eeuw bol stond van de voorbeelden van hoe de opgang van het kapitalisme en de triomf van kapitaalsaccumulatie over de feodale autoriteiten leidden tot het wegnemen van interne grenzen en verschillende regionale identiteiten werden samengevoegd om nieuwe nationale identiteiten te vormen. Zo verwijst hij naar de Duitse eenmaking die opgelegd werd door de harde Pruissische hand. Op deze basis kan er volgens Varoufakis ook een Europese identiteit ontstaan. Hij merkt zelfs op; “Europese democraten vestigden veel hoop in het idee dat de democratie onopvallend in de Europese Unie zou binnenglippen zoals het dit eerder deed in de instellingen van natiestaten als Groot-Brittannië of Frankrijk.”

Democratie is niet ‘binnengeglipt’ in die landen. De kapitalistische democratie werd in beide landen afgedwongen op basis van revolutie en burgeroorlog, hoe hard de kapitalisten dit vandaag ook willen vergeten. In de eerste periode van haar ontwikkeling speelde het kapitalisme een historisch progressieve rol in het omverwerpen van het feodalisme en het uitvoeren van de taken van de kapitalistische democratische revolutie, met inbegrip van de vestiging van natiestaten. Onder leiding van een opkomende kapitalistische klasse kwamen revolutionaire bewegingen die de onderdrukte massa’s achter zich mee kregen voor nationale bevrijding. Eens het kapitalisme gevestigd was, kwam daar verandering in.

Kapitalistische klassen die later op het toneel van de geschiedenis verschenen, waren bang dat bewegingen van de arbeidersklasse en de onderdrukten hun eigen heerschappij zou bedreigen. Die angst was groter dan de wil om de historische rol in het vestigen van moderne natiestaten te spelen. Dit was zelfs 170 jaar geleden al het geval, toen het kapitalisme nog in een opkomende fase zat. In de revoluties van 1848 bijvoorbeeld durfde de kapitalistische klasse van Duitsland, in de vorm van het Frankfurter Parlement, niet de revolutionaire stappen zetten die nodig waren om een eengemaakte staat te creëren vanuit de verschillende feodale staatjes in wat vandaag Duitsland is. Dit was in een situatie met een duidelijk nationaal bewustzijn, een gemeenschappelijke taal en cultuur – allemaal erg verschillend van de EU vandaag. Het Frankfurter Parlement leed een nederlaag, de Duitse eenmaking werd decennia later uitgevoerd door de ‘ijzeren hand’ van Pruisen. Het resultaat was geen kapitalistische democratie maar een absolute monarchie waarin het parlement (de Reichstag) slechts symbolische bevoegdheden had.

Internationale arbeidersstrijd

Socialisten kunnen het Europees Parlement gebruiken als platform om de stem van de arbeidersklasse te laten horen, maar dit parlement heeft slechts erg beperkte bevoegdheden. Varoufakis erkent dit, maar legt niet uit hoe het kan veranderen. De macht in de EU zit vandaag heel sterk geconcentreerd in de Europese Raad met de regeringsleiders van de kapitalistische natiestaten van de EU. Zij hebben er geen belang bij om meer macht aan het parlement over te dragen. Het klopt dat een Europese massabeweging die meer macht voor het parlement eist, hen kan dwingen om toegevingen in die richting te doen. Maar indien er zo’n beweging tot stand zou komen, is het onwaarschijnlijk dat ze zich zou beperken tot de eis van meer macht voor het Europees Parlement. Het zou snel uitdraaien op een strijd tegen alle kapitalistische regeringen van Europa en de vestiging van een socialistische samenwerking over heel het continent.

Momenteel nemen bewegingen doorheen Europa de eis van meer macht voor het Europees Parlement niet op. Er is integendeel een groeiende woede en afkeer tegen de EU, dit bleek recent nog in het Nederlandse referendum. Dit is weinig verrassend als regering na regering – van Griekenland tot Ierland – beweert dat er geen andere keuze is dan harde besparingen opleggen omdat de EU dit nu eenmaal vereist. Als socialisten zich in deze omstandigheden opwerpen als verdedigers van de EU, dan wordt alle ruimte gelaten aan extreemrechts. Wij aanvaarden niet dat regeringen besparingen moeten doorvoeren. Er zijn inderdaad Europese dictaten, maar die regeringen kiezen ervoor om daar niet tegen in te gaan.

Als de regering van Syriza vorige zomer evenveel moed had als het Griekse volk en was ingegaan tegen de pogingen van de EU om het besparingsbeleid hardhandig op te leggen, dan was Griekenland wellicht uit de eurozone en mogelijk zelfs uit de EU gezet. Syriza had hierop kunnen reageren met een socialistisch programma om het lijden van de Griekse bevolking te verzachten. Dit zou een inspiratie geweest zijn voor werkenden en jongeren doorheen Europa. Een socialistisch plan zou onder meer weigeren om de schulden terug te betalen, de banken nationaliseren en een kapitaal- en handelscontrole vestigen. Maar het zou verder moeten gaan. Een noodprogramma om Griekenland te redden, zou alle grote bedrijven onder publieke controle en bezit plaatsen als onderdeel van een noodplan van publieke werken om de infrastructuur van transport, ziekenhuizen, huisvesting, … herop te bouwen en de economie terug vooruit te stuwen.

Syriza koos ervoor om deze weg niet te volgen en te capituleren. De Griekse schuldenberg is onbetaalbaar, hoeveel ellende de bevolking ook opgelegd krijgt. Het Griekse lidmaatschap van de eurozone wordt eens te meer in vraag gesteld. De harde lessen van het voorbije jaar tonen dat de droom van Varoufakis om de EU te hervormen een hersenschim is. De groeiende arbeidersstrijd tegen het kapitalistische besparingsbeleid doorheen het continent – van het neerhalen van de Ierse watertaks tot de beweging tegen de regering van Hollande in Frankrijk – tonen het potentieel voor een beweging die opkomt voor een echt democratisch Europa, een socialistisch Europa.

Dit vind je misschien ook leuk...