Nieuwe bewegingen, oud dilemma. Hervorming of revolutie

oxiDe verkiezing van een regering onder leiding van Syriza in Griekenland leidde begin dit jaar tot enthousiasme onder werkenden in zowel Griekenland als de rest van Europa. Maar het draaide uit op een bittere ontgoocheling toen Syriza in juli capituleerde voor de trojka. Ongelijkheid en besparingen blijven miljoenen mensen radicaliseren. Dit leidt tot nieuwe linkse bewegingen. Iers parlementslid Paul Murphy stelt dat we lessen moeten trekken uit Griekenland om de heerschappij van de 1% te stoppen.

“De sfeer doet mij wat denken aan de periode na 1968 in Europa. Ik voel misschien niet meteen een revolutionaire sfeer, maar toch iets als breed gedeeld ongeduld. Als dit ongeduld geen individueel maar een collectief gevoel wordt, is het een aanzet tot revolutie.” (1)

Deze woorden van Donald Tusk, de voorzitter van de Europese Raad, zijn opmerkelijk. Ze wijzen op de groeiende vrees van de kapitalistische klassen doorheen Europa. De schijnbaar ongenaakbare neoliberale dominantie sinds de val van het stalinisme wordt nu steeds meer betwist in een aantal ontwikkelde kapitalistische landen. De diepe crisis van het kapitalisme vanaf eind 2007 heeft politieke gevolgen met een bocht naar links in het bewustzijn en de ontwikkeling van nieuwe linkse krachten.

Revolte in het stemhokje

De crisis heeft geleid tot politieke problemen voor de kapitalistische klasse, in het bijzonder in de periferie van Europa waar ook de crisis het scherpste tot uiting kwam. De politieke crisis is zo diepgaand en langdurig dat in de meeste landen alle mogelijke gevestigde partijen aan de macht geweest zijn. Ze voerden in essentie allemaal hetzelfde beleid van harde besparingen. Dit leidde tot een ineenstorting van de steun voor de voormalige sociaaldemocratische partijen die voorheen nog veel stemmen haalden onder de werkenden.

Een illustratie hiervan is het feit dat de gevestigde partijen in drie van deze landen uit de Europese periferie niet langer 50% van de stemmen halen. Dit is het geval in Griekenland waar de Nieuwe Democratie en PASOK met de laatste verkiezingen samen nog goed waren voor 34%. In Spanje haalden de PP en PSOE in de Europese verkiezingen van 2014 nog 49%. In Ierland haalden Fianna Fail, Fine Gael en Labour in dezelfde Europese verkiezingen minder dan 50%. In Portugal haalden de conservatieve Sociaaldemocratische Partij en de Socialistische Partij samen nog 70,9%, maar ook dit was een afname met 7,6%. De radicale linkerzijde ging met 5,4% vooruit tot 18,5%. De kapitalistische klassen in Europa worden steeds meer geconfronteerd met een crisis van hun politieke vertegenwoordiging, ze hebben het moeilijk om stabiele instrumenten voor hun heerschappij te vinden.

De crisis en de bewegingen tegen het besparingsbeleid in de periferie van Europa hebben het proces van de ontwikkeling van nieuwe linkse krachten met een significante basis versneld. Dit is natuurlijk geen nieuw fenomeen. Het is een proces dat al bezig is sinds de scherpe bocht naar rechts van de zogenaamde sociaaldemocratie rond en na de val van het stalinisme. Het is een proces dat niet rechtlijnig verloopt en reeds leidde tot de opkomst (en vaak ook de val) van de Rifundazione Comunista in Italië, Die Linke in Duitsland, Bloco Ezquerda in Portugal, de Roodgroene Alliantie in Denemarken en Syriza in Griekenland.

Het uitgerokken karakter van de crisis heeft de ontwikkeling van nieuwe linkse krachten verder aangemoedigd. Dit was erg duidelijk in de snelle groei van Syriza. Deze partij kwam begin 2015 aan de macht. Tegelijk was er een opmars van Podemos in Spanje. Ook de verkiezing van Jeremy Corbyn als voorzitter van Labour en de breed gedragen campagne van Bernie Sanders in de VS zijn uitdrukkingen van dit proces.

Een opvallend kenmerk van deze golf van nieuwe politieke bewegingen is de erg diverse wijze waarin hetzelfde fenomeen tot uiting komt in verschillende landen. Op dit ogenblik richt de zoektocht naar politieke vertegenwoordiging van de werkende bevolking zich vooral tot instrumenten die al deels bestaan in erg verschillende politieke landschappen en met diverse tradities van de arbeidersbeweging.

Zo kon Syriza, een alliantie rond een eurocommunistische kern, in Griekenland momentum krijgen. Van 4,7% in de Europese verkiezingen van 2009 groeide Syriza tot 36,3% in januari 2015 en kon het een regering vormen. In Spanje werd Izquierda Unida (Verenigd Links, een alliantie rond de Communistische Partij) in veel regio’s gezien als onderdeel van het politieke establishment. IU kende geen ontwikkeling zoals Syriza. De beweging van misnoegden, de indignado’s, kwam van onderuit in actie en vond een politieke uitdrukking in een nieuwe kracht, Podemos. Deze formatie is grotendeels opgebouwd rond de persoonlijkheid van Pablo Iglesias.

Corbyn en Sanders spelen in op groeiende radicalisering

Het Corbyn-effect in Engeland en Wales is het meest opmerkelijke van de nieuwe linkse fenomen. Hier stond Labour bekend als een wel erg rechtse sociaaldemocratische partij die sinds de dagen van Blair amper nog een actieve betrokkenheid van de arbeidersbeweging kende. Het was een partij die de rubicon had overgestoken en een volledig kapitalistische partij werd. Dat ondanks het behoud van vroegere elementen zoals de formele banden met de vakbonden en de aanwezigheid van een klein aantal socialistische verkozenen zoals Jeremy Corbyn.

Door het electorale stelsel in Groot-Brittannië waarbij in elk kiesdistrict de grootste partij de zetel binnenhaalt, ontstond er geen grote formatie links van Labour die een centraal aantrekkingspunt werd voor diegenen die een alternatief op de besparingen zochten. Toen Jeremy Corbyn zijn kandidatuur binnen Labour indiende, werd algemeen aangenomen dat hij geen kans maakte. Zijn retoriek over een consequente linkerzijde die ingaat tegen de besparingen zorgde ervoor dat zijn campagne een enorme steun kon opbouwen onder jongeren en werkenden. Zijn campagne werd een lichtpunt en er onstond een ongelofelijk momentum met meer dan 100.000 mensen die zich registreerden om voor Corbyn te kunnen stemmen, sinds de start van zijn campagne kwamen er 60.000 nieuwe leden van Labour bij.

In de VS is er ondertussen een nooit gezien momentum rond Bernie Sanders. Hij is kandidaat in de voorverkiezingen van een organisatie die nooit een arbeiderspartij was. De Democratische Partij probeert bewust bewegingen en syndicalisten rond zich te recupereren om de druk van bewegingen van onderuit tegen te gaan en om de ontwikkeling van een partij van de werkenden te vermijden. Als zelfverklaarde democratische socialist (die weliswaar Scandinavië als model aanhaalt) krijgt Sanders net als Corbyn een brede steun. De boodschap van Sanders slaat aan bij miljoenen mensen buiten de traditionele Democratische kringen. Zijn meetings trekken grote aantallen, vaak zijn er tot 10.000 aanwezigen en in Los Angeles waren het er zelfs bijna 30.000. In de peilingen haalt hij zijn achterstand op Hillary Clinton in. Online peilingen gaven aan dat Sanders als winnaar uit het Democratische debat voor de voorverkiezingen kwam.

Het is erg moeilijk voor Sanders om uiteindelijk effectief de kandidaat van de Democraten voor de presidentsverkiezingen te worden. Als hij verliest zal hij wellicht Clinton steunen en dus eens te meer proberen om de progressieve rangen achter de Democraten te sluiten. Maar zijn aanwezigheid in het debat, de discussies rond zijn ideeën en de aantallen die de campagne steunen kunnen een belangrijke stap zijn in de ontwikkeling van een klassenbewustzijn in de VS en de opbouw van een massale linkse partij.

Reformisme vandaag

Deze ontwikkelingen zijn bijzonder positief. Ze vormen een kwalitatieve stap vooruit in de richting van massale arbeiderspartijen die een belangrijk instrument kunnen zijn voor het verzet van de werkenden tegen de besparingen. Het kan een versterking zijn van massastrijd van onderuit. Deze ontwikkelingen kunnen doorheen de ervaringen van strijd en discussie ook een vruchtbaar terrein vormen voor de ontwikkeling van massale revolutionaire krachten.

Maar het is ook nuttig om de ideeën van de voortrekkers van deze bewegingen onder de loep te nemen en waar nodig kritieken te formuleren.

In essentie staan al deze figuren voor verschillende variaties van het reformisme. Reformisme houdt in dat het kapitalisme geleidelijk aan kan ontmanteld worden en dat er een socialistische samenleving tot stand kan komen zonder een beslissend breukmoment, of revolutie, met het bestaande kapitalistische samenlevingsmodel.

Het reformisme gaat eraan voorbij dat de kapitalistische klasse de heersende klasse is in deze samenleving. De kapitalistische klasse kan deze rol spelen door het bezit en de controle op de sleutelsectoren van de economie en door het volledige netwerk van het staatsapparaat waarmee het verbonden is. Het gaat onder meer om het gerecht, de “groep gewapende mannen” in de vorm van het leger en de politie, en de permanente onverkozen regering in de hoogste kringen van de ambtenarij.

De geschiedenis van de arbeidersbeweging heeft aangetoond dat de heersende klasse niet aarzelt om over te gaan tot economische sabotage of zelfs militaire staatsgrepen indien ze meent dat haar rijkdom, macht en privileges bedreigd zijn. Zo zagen we de staatsgreep van 11 september 1973 in Chili toen de verkozen linkse regering van Salvador Allende werd omvergeworpen. Linkse regeringen in Europa zullen vandaag niet alleen met deze dreiging van de binnenlandse kapitalistische klasse geconfronteerd worden, maar ook die van de prokapitalistische instellingen van de Europese Unie.

In de periode na de Tweede Wereldoorlog bestonden er stabiele massale reformistische partijen doorheen Europa. Dit was mogelijk in een periode van significante economische groei, wat vandaag niet meer het geval is. Gezien de aard van de crisis en ook door het karakter van de EU en de eurozone botst het reformisme sneller op zijn eigen beperkingen. Het kapitalisme beschikt niet langer over wat sociale marge waar sociaaldemocratische regeringen in Europa in de naoorlogse periode gebruik van maakten om hervormingen in het belang van de werkende bevolking door te voeren. Er is ook geen snelle groei van grondstoffenprijzen en inkomsten zoals die waar Hugo Chavez in Venezuela op kon rekenen om de levensstandaard van de bevolking te verbeteren zonder de controle van de oligarchen op de economie te breken.

Als nieuwe linkse bewegingen nu aan de macht komen, stelt de vraag van confrontatie of capitulatie zich heel snel. Dit is geen puur theoretisch punt, de recente Griekse ervaringen tonen het praktische belang van deze discussie. De ervaring van Syriza aan de macht moet bekeken worden, het was immers een laboratorium voor de doorvoering van een specifieke reformistische strategie in Europa. Het zal voor werkenden en linkse activisten in Europa een referentiepunt blijven bij de pogingen om een strategie tegen het besparingsbeleid en de heerschappij van de 1% te ontwikkelen.

Syriza aan de macht

Op 25 januari werd de eerste linkse regering in Europa sinds de val van het stalinisme verkozen. Het zorgde voor een schokgolf in het Europese politieke establishment en onder de kapitalisten. 239 dagen later werd dezelfde regering herkozen in verkiezingen met de laagste opkomst ooit. Nu werd de overwinning van Syriza verwelkomd door leidinggevende Europese politici en media. Tussen beide verkiezingen in was er een snelle politieke ontwikkeling, met als hoogtepunt ongetwijfeld het opmerkelijke resultaat van 61% neen-stemmen (Oxi) in het referendum over de chantage om het besparingsbeleid op te leggen. Dit werd echter gevolgd door de capitulatie van de leiding van Syriza voor de trojka.

De ervaring van Syriza bevat veel lessen voor alle bewegingen die opkomen voor socialistische verandering. Vooral de Griekse werkenden en armen betalen echter een hoge tol voor deze lessen. Doorheen de Europese en internationale linkerzijde zijn er pogingen om de duur betaalde lessen van Syriza weg te moffelen, onder meer door de fouten van de leiding van Syriza goed te praten. Dat gebeurt vooral door diegenen die het in grote lijnen eens zijn met de strategische benadering van de leiding van Syriza.

Leo Panitch, een van de redacteurs van het linkse magazine ‘Socialist Register’, is een van de activisten die de verdediging van Syriza opneemt. Kort nadat Syriza instemde met een besparingspakket van 13 miljard euro, schreef hij: “Hopelijk kan Syriza verenigd blijven als de meest effectieve nieuwe socialistische politieke formatie van de Europese linkerzijde de afgelopen decennia. Het is de taak van een verantwoordelijke internationale linkerzijde om dit te steunen, terwijl tegelijk kritiek mogelijk is op de zwaktes van de partij bij het bouwen op de solidariteitsnetwerken (…) Gezien onze eigen zwaktes op dat vlak, moet de internationale linkerzijde zich geduldig en bescheiden opstellen terwijl het drama zich verder ontplooit in Griekenland.”(2)

In essentie komt dit erop neer dat je andere linkse krachten in de wereld niet mag bekritiseren indien je zelf geen gelijkaardige invloed in de samenleving hebt. Dit is een bijzonder niet-internationalistische benadering die doet denken aan de benadering van de stalinistische Communistische Partijen vanaf de jaren 1920.

Als we deze benadering zouden aanvaarden, dan is de internationale linkerzijde gedoemd om telkens weer de fouten van anderen te herhalen. Het is helemaal niet misplaatst om de strategische benadering van andere linkse krachten te analyseren en een kritiek erop te formuleren, ook al is er uiteraard steeds een bescheidenheid en gevoel voor proportie nodig.

Falen van ‘links Europeanisme’

Wat we in Griekenland zagen met een door linkse krachten geleide regering die het mandaat van de kiezers en het eigen programma verraadt, is een nederlaag voor alle werkenden en de volledige linkerzijde in Europa. Rechtse politici en media doorheen Europa grepen hun kans meteen aan om het argument van TINA (There Is No Alternative) kracht bij te zetten. Dit argument was ondermijnd door de verkiezing van Syriza.

De capitulatie van Syriza is een nederlaag voor de volledige linkerzijde, maar het is het niet het resultaat van een falen van linkse ideeën in het algemeen. Het is het dramatische falen van het reformisme, en in het bijzonder de dominante vorm van reformisme vandaag in Europa, het zogenaamde ‘linkse Europeanisme.’

De strategie van het linkse Europeanisme komt neer op een geleidelijke reformistische benadering met betrekking tot de Europese Unie. Er wordt van uitgegaan dat de EU doorheen overwinningen van de linkerzijde in verschillende landen kan omgevormd worden tot een meer sociaal project. Het is een stroming die de klassenhaat en brutaliteit van de trojka en Merkel zwaar onderschat.

Meer fundamenteel wordt het karakter van de EU verkeerd begrepen. Dit karakter werd in de verf gezet  door de crisis en de reactie van de leidinggevende instellingen op die crisis. De EU is structureel neoliberaal. Het neoliberalisme vormt het DNA van de EU en wordt opgelegd door onder meer het Verdrag van Maastricht, het Fiscaal Verdrag, het Six Pack en Two Pack. Het is de essentie van hoe de euro en de Europese Centrale Bank functioneren.

De EU is fundamenteel ondemocratisch. De macht is in handen van onverkozen instellingen die geen verantwoording moeten afleggen. Denk maar aan de Europese Commissie of de Europese Centrale Bank. De regels worden zo opgesteld dat gelijk welke linkse regering die tegen het besparingsbeleid wil ingaan, een boete kan oplopen en het recht verliest om mee te stemmen rond belangrijke kwesties. Dit is niet gewoon een formele legale situatie, de werkelijkheid is nog ondemocratischer. De ECB stond voorheen aan het hoofd van twee stille staatsgrepen in Griekenland en Spanje. Nu volgde in de praktijk een nieuwe staatsgreep tegen de Griekse bevolking, maar deze keer was Tsipras medeplichtig. De ECB gebruikte de mogelijkheid van een bankrun om Tsipras tot capitulatie te dwingen.

Er zijn binnen de EU steeds meer imperialistische verhoudingen tussen de dominante kapitalistische klassen in de kern van de EU, in het bijzonder het Duitse kapitalisme, en de landen in de periferie. Zo zit Griekenland in de praktijk in een schuldendwangbuis.

Omwille van de strategische concepten van het linkse Europeanisme van de leiding van Syriza en de politieke adviseurs van die leiding, was er een zware onderschatting van de vijand. De leiding van Syiza dacht dat de angst voor economische besmetting zou leiden tot toegevingen van de zogenaamde schuldeisers. Ze verbonden Syriza ertoe om ten alle prijze binnen de eurozone te blijven. Toen bij wijze van spreken een geweer tegen het hoofd van Syriza werd geplaatst met het dreigement dat Griekenland effectief uit de eurozone zou gezet worden, dacht de leiding van Syriza dat capitulatie de enige optie was.

Xekinima, de Griekse afdeling van het CWI, had gewaarschuwd dat de Europese kapitalistische klasse vooral bang was voor politieke besmetting en niet zozeer voor economische besmetting. Dit bleek correct te zijn. De Europese 1% wilden het risico van economische besmetting nemen om Syriza omver te werpen of te vernederen en om zo een voorbeeld te stellen voor andere linkse krachten.

De ervaring van Syriza bevestigt op een negatieve wijze alle centrale elementen van een revolutionaire benadering. Het bevestigt de noodzaak van een linkse regering die breekt met de regels van de eurozone, de EU en het kapitalisme; de noodzaak van een strategie van confrontatie in plaats van compromissen met de EU; de noodzaak van voorbereiding van een breuk met de eurozone in plaats van er alles aan te doen om binnen die eurozone te blijven; en dit alles moet deel uitmaken van een socialistisch programma gebaseerd op mobilisatie van onderuit om de macht van de lokale heersende klasse te breken, te strijden voor de verwerping van de overheidsschulden, de invoering van kapitaalcontroles en het vestigen van publiek bezit van de banken en andere sleutelsectoren van de economie onder democratische arbeiderscontrole. Er is een internationalistische benadering nodig die een breuk binnen Europa beoogt en de ontwikkeling van een confederatie van democratisch socialistische staten als stap naar een socialistisch Europa.

Reacties op de nederlaag van Syriza

De capitulatie en nederlaag van Syriza heeft tot heel wat discussie onder de Europese linkerzijde geleid. Het antwoord van het Spaanse Podemos bestond jammer genoeg uit een bocht naar rechts met Iglesias die de capitulatie van Syriza bleef verdedigen als ‘realistisch’.

Deze bocht werd mogelijk door het bewust vage programma van Podemos sinds het begin van die beweging. De benadering vertrekt van het werk van de post-marxist Ernest Laclau en de notie dat er geen klassenbeweging moet opgebouwd worden maar een sociale meerderheid kan verworven worden door “lege betekenaars” – zoals het begrip ‘de onderste lagen’ tegen de ‘politieke kaste’. Sommigen binnen Podemos gebruiken dit om te zeggen dat wat ze opbouwen niet links of rechts is. Er is een grote politieke onduidelijkheid. Het antwoord van de leiding van Podemos op de capitulatie van Syriza was een belangrijke reden voor de dalende steun voor Podemos in de peilingen. Van het hoogtepunt van ongeveer 30% viel de partij terug tot 15%.

Anderzijds is er ook een bocht naar links, naar standpunten die kritischer zijn tegenover de EU en de eurozone zonder fundamenteel te breken met de logica van het reformisme. De bocht naar links en een meer eurokritische houding door de leiding van het Portugese Linkse Blok is een voorbeeld van deze tendens en speelde een rol in het verdubbelen van het stemmenaantal van deze formatie bij de laatste parlementsverkiezingen. Een ander voorbeeld is de van Syriza afgesplitste ‘Volkseenheid’ onder leiding van Panagiotis Lafazanis die met 2,9% van de stemmen nipt buiten het parlement terechtkwam.

Deze ontwikkelingen op nationaal vlak worden ook weerspiegeld in de discussies binnen de Europese linkerzijde. Een open brief onder de titel “Een plan B voor Europa” werd naar voor gebracht door Jean-Luc Mélenchon van de Franse Parti de Gauche, Oskar Lafontaine van Die Linke, de voormalige Griekse financieminister Yanis Varoufakis en de voormalige Griekse parlementsvoorzitster Zoe Konstantopoulou. De drie parlementsleden van de Anti-Austerity Alliance hebben deze oproep nadien ondertekend. De  brief trekt de conclusie dat ten alle prijze vasthouden aan de euro elke mogelijkheid van verzet tegen de dominantie van het neoliberalisme ondergraaft.

De brief stelt: “Geconfronteerd met dit soort chantage, hebben we ook een plan B nodig om het plan B van Europa’s meest reactionaire en anti-democratische krachten te bevechten. We hebben een plan B nodig tegenover een beleid dat het lot van de meerderheid wil opofferen ten gunste van dat van een kleine minderheid. We hebben bovendien ook een plan B nodig om te herbevestigen dat Europa er moet zijn voor de Europeanen. We moeten benadrukken dat een munt dient om gemeenschappelijke voorspoed te bewerkstelligen, en geen middel is om de democratie te verstikken. Als de euro niet gedemocratiseerd kan worden, als zij de euro blijven gebruiken om ons te wurgen, dan zullen we opstaan, Europa in de ogen kijken en zeggen: haal de ergste middelen boven. De bedreigingen schrikken ons niet meer af. We zullen een manier vinden om te verzekeren dat de Europeanen een monetair systeem hebben dat ten gunste van hen werkt en niet ten koste van hen.” (3)

Dit zijn belangrijke ontwikkelingen. Ze gaan in tegen de dominantie van het linkse Europeanisme binnen de Europese linkerzijde. Het biedt meer ruimte voor kritiek op die benadering en het wijs op een bocht naar links. Maar er blijven ernstige beperkingen. In essentie vormt het standpunt van Varoufakis en co immers geen breuk met het reformisme.

Fouten van de linkerzijde binnen Syriza

Het is ook nuttig om terug te kijken naar de ervaring van Syriza en de linkerzijde binnen die partij om een linkser en meer eurokritisch reformisme in actie te zien. Formeel gezien had het Links Platform, dat ‘Volkseenheid’ werd, een programma dat veel gelijkenissen vertoonde met het programma van Xekinima in Griekenland. Het riep op om een uitstap uit de euro voor te bereiden, voor de weigering om de schulden af te betalen, voor het publieke bezit van de banken en voor een programma van heropbouw van de economie met nadruk op publieke investeringen. De afwezigheid van een oproep tot socialistische verandering is een belangrijk gebrek.

Het perspectief van een leidinggevende figuur binnen deze groep, Costas Lapavitsas, in een boek dat hij samen met Heiner Flassbeck schreef en net voor het aan de macht komen van Syriza uitkwam, werd volledig gerealiseerd: “Er is een vorm van ‘onmogelijke driehoek’ waar elke linkse regering in de periferie mee geconfronteerd wordt. Het is onmogelijk om alle drie de volgende zaken te hebben: ten eerste het effectief herschikken van de schulden, ten tweede het stoppen van besparingen en ten derde het blijven werken binnen het institutionele kader van de EU en in het bijzonder de EMU (…) Een linkse regering die denkt dat de EU bluft rond kwesties als de schuld en het besparingsbeleid zou naïef zijn. (…) Indien een linkse regering blufpoker zou spelen, dan zal ze snel mislukken.” (4)

Ondanks dit perspectief was de linkerzijde binnen Syriza niet voorbereid voor de snelheid en de omvang van de uitverkoop door de leiding van Syriza. De verwijten van het Links Platform aan Syriza deden wat denken aan de verwijten van Syriza aan de EU. Tsipras had Syriza niet voorbereid op een harde confrontatie met de Europese instellingen en de nood van een breuk met de euro. Lafazanis had het Links Platform niet voorbereid op de voorspelde capitulatie van Tsipras, een strijd met Tsipras en een breuk met Syriza.

Een resultaat hiervan was dat de meeste verkozenen van het Links Platform bij de eerste stemming over besparingsmaatregelen niet verder kwamen dan een onthouding. Dit heeft geleid tot verwarring. De retoriek bleef nadruk leggen op de eenheid van de partij, ook toen het al duidelijk was dat Tsipras de linkerzijde uit de partij zou zetten om Syriza om te vormen tot een betrouwbare besparingspartij.

Waar kwamen deze fouten vandaan? Zoals met Tsipras is het geen kwestie van individuele beperkingen of zwaktes. Het is een politieke kwestie. Deels heeft het te maken met de methoden van het Links Platform dat niet functioneert zoals een revolutionaire organisatie moet functioneren, namelijk met een gevormd kader dat democratisch over perspectieven, programma en strategie discussieert. In de plaats daarvan hanteerde het Links Platform een cultuur van een leidinggevende kring zoals deze ook in Syriza bestond. Het Links Platform was innig verbonden met Syriza en met het parlement, er was onvoldoende aandacht voor wat buiten het parlement en buiten Syriza gebeurde.

Deze organisatorische structuur is verbonden met de politieke koers van het Links Platform. De politieke standpunten van deze stroming en centrale strategen ervan komen voort uit de linkse eurocommunistische traditie. Het eurocommunisme was een stroming die in de West-Europese Communistische Partijen een dominante positie innam in de jaren 1970 en 1980. Het was deels een reactie op de horror van het stalinisme, maar tegelijk was het ook een aanpassing aan de kapitalistische druk in eigen land. Het leidde ertoe dat de communistische partijen in Italië en Frankrijk openlijk reformistische partijen werden.

Nood aan een socialistisch beleid

Binnen het Links Platform en de Europese linkerzijde in het algemeen is er een algemeen gedragen standpunt dat er nood is aan “antibesparingsregeringen”. Dit wordt naar voor geschoven in plaats van een oproep tot socialistische maatschappijverandering. Zelfs een antibesparingsregering die bereid is om met de euro te breken, zou nog steeds met hetzelfde dilemma geconfronteerd worden en moeten kiezen tussen confrontatie of capitulatie. Zoals Rosa Luxemburg in 1900 in ‘Hervorming of revolutie’ al uitlegde, is dit geen keuze tussen twee verschillende wegen die tot hetzelfde resultaat leiden. Ze leiden tot compleet andere resultaten.

De gevestigde krachten in de EU zouden de aanvallen niet stoppen omdat een land buiten de eurozone valt. De binnenlandse heersende klasse zou de aanvallen opvoeren. In Griekenland zagen we dit met de geruchten die de ronde deden over de mogelijkheid van een militaire staatsgreep indien het land de eurozone zou verlaten. Een regering die consequent tegen de besparingen ingaat, zou onvermijdelijk moeten overgaan tot socialistische maatregelen om in staat te zijn de economie en de belangen van de 99% te verdedigen tegen de aanvallen van de binnenlandse en internationale 1%.

Niet erkennen dat de strijd om te breken met het besparingsbeleid een beweging voor socialistische verandering vereist, was niet gewoon een theoretische fout. Het zorgde ervoor dat Volkseenheid in de verkiezingen kon weggezet worden als anti-euro. Na de verkiezingen moest ‘Volkseenheid’ erkennen dat het moeilijk was om een breuk met de EU naar voor te brengen in een verkiezingscampagne waarin alle gevestigde krachten zich daartegen verzetten. ‘Volkseenheid’ erkent dat dit een belangrijke reden was waarom de partij de kiesdrempel van 3% niet haalde en dus uit het parlement verdween.

De Griekse bevolking was bereid om Neen te stemmen ondanks scherpe waarschuwingenover de gevolgen van een breuk met de euro. De optie van een terugkeer van de drachme was niet meteen een enthousiasmerend idee voor de meerderheid van de bevolking. Een breuk met de euro verbinden met een fundamentele socialistische verandering is nodig om uit te leggen hoe zo’n verandering zou werken. Het zou ook in een context van een Europese strijd voor revolutionaire verandering geplaatst moeten worden.

Het establishment doorheen Europa hoopte dat de nederlaag van Syriza de linkerzijde voor een langere tijd in het defensief zou duwen. Maar de kapitalistische crisis is zo diepgaand dat dit beoogde effect er niet kwam. In de plaats daarvan gaan de ontwikkelingen in de richting van nieuwe linkse formaties gewoon door en is er zelfs een versnelling van het proces. Na een periode van nederlagen en stappen achteruit, is het uittesten van de dominante ideeën binnen deze linkse krachten op basis van gebeurtenissen een onvermijdelijk onderdeel van het proces van politieke opheldering en de opbouw van massale revolutionaire krachten.

Noten

  1. Financial Times, 16 juli 2015
  2. http://www.socialistproject.ca/bullet/1140.php
  3. In het Nederlands verschenen op: http://www.dewereldmorgen.be/artikel/2015/09/16/melenchon-konstantopoulou-fassina-varoufakis-en-lafontaine-presenteren-hun-plan-b-voor-europa
  4. Heiner Flassbeck en Costas Lapavistas: “Against the Troika: Crisis and Austerity in the Eurozone”, Verso, Londen, 2015

Dit vind je misschien ook leuk...