Socialisten en de onafhankelijkheid van Oekraïne

 

Trotski (zelf van Oekraïne afkomstig) in Charkov in 1920

De recente gebeurtenissen in Oekraïne tonen eens te meer aan dat de arbeidersbeweging internationaal een duidelijk programma moet hebben om het recht op zelfbeschikking te waarborgen. We publiceren een uitgebreid dossier over de nationale kwestie in Oekraïne door Walter Chambers van International Socialist Alternative. 

Er is niets abstracts aan de nationale kwestie, waar en wanneer die ook aan de orde komt. Socialisten moeten de specifieke situatie begrijpen en een principieel programma verdedigen, dat niet alleen het recht van naties op zelfbeschikking verdedigt, maar dat dit doet op een manier die garandeert dat de arbeidersklasse en haar organisaties onafhankelijk blijven van de nationale burgerij. Anders gezegd: er is een standpunt nodig dat het bewustzijn van de arbeidersklasse en de klassenstrijd bevordert. De afschuwelijke situatie rond Oekraïne is de zoveelste waarin het standpunt van links over de nationale kwestie zwaar op de proef wordt gesteld.

In zijn zogenaamde ‘Oproep aan de Natie’ om aan te kondigen dat Rusland de twee republieken – de Volksrepublieken Donetsk en Loegansk (DNR/LNR) – in Oost-Oekraïne erkent, en om in feite zijn invasie van Oekraïne te lanceren, schetste Vladimir Poetin zijn reactionaire, Russisch-imperialistische visie op de geschiedenis van de Russisch-Oekraïense betrekkingen. In wezen keerde hij terug naar de oude tsaristische ideologie dat Rusland – of meer specifiek – het Russische rijk “één en ondeelbaar” was.

Hij zei:

“Ik herinner u eraan dat de bolsjewieken na de oktoberrevolutie van 1917 en de daaropvolgende burgeroorlog een nieuwe staatsvorm begonnen te creëren. Zij hadden onderling nogal ernstige meningsverschillen op dit punt. In 1922 bekleedde Stalin zowel de functie van algemeen-secretaris van de Russische Communistische Partij (Bolsjewieken) als die van Volkscommissaris voor Etnische Zaken. Hij stelde voor het land op te bouwen volgens de beginselen van autonomisering, d.w.z. dat de republieken – de toekomstige administratieve en territoriale entiteiten – ruime bevoegdheden zouden krijgen wanneer zij zich bij een eengemaakte staat zouden aansluiten.

“Lenin bekritiseerde dit plan en stelde voor concessies te doen aan de nationalisten, die hij in die tijd ‘onafhankelijken’ noemde. Lenins ideeën over wat in wezen neerkwam op een confederatieve staatsregeling en een slogan over het zelfbeschikkingsrecht van naties, tot aan afscheiding toe, werden gelegd in het fundament van de Sovjet-staat [ …]

“Dat roept nog een vraag op: waarom was het nodig om zulke royale giften te doen, die de stoutste dromen van de meest ijverige nationalisten te boven gingen, en bovendien de republieken het recht te geven om zich zonder enige voorwaarden af te scheiden van de eenheidsstaat?[ …]

“In feite was wat Stalin volledig ten uitvoer bracht niet Lenins maar zijn eigen regeringsprincipes […]”

Deze toespraak was opmerkelijk door de aanvallen op Lenin en de Bolsjewieken enerzijds en door de steun aan Stalin en de bureaucratische dictatuur anderzijds. Lenin was inderdaad een fervent voorstander van het recht van naties op zelfbeschikking. In 1914 schreef hij zijn beroemde pamflet ter verdediging van dit standpunt, waarin hij verklaarde:

“Wij komen met kracht op voor dat wat buiten twijfel staat: het recht van de Oekraïne op zulk een [onafhankelijke] staat. Wij houden dit recht hoog en wensen de privileges van de Groot-Russen tegenover de Oekraïners niet te steunen, wij voeden de massa’s op in de geest van het erkennen van dit recht, in de geest van het afwijzen van staatkundige privileges van welke natie ook.” (Lenin: Over het recht der naties op zelfbeschikking, zie: https://www.marxists.org/nederlands/lenin/1914/1914zelf.htm)

Niet alleen in woorden, maar ook in de praktijk verdedigde Lenin dit standpunt tot het einde van zijn leven. Na de februarirevolutie kwam de nieuwe voorlopige regering van liberale kapitalisten en gematigde socialisten hun beloften over onafhankelijkheid voor Finland, Oekraïne en andere naties niet na. Zij zeiden dat de beslissing zou worden genomen door de grondwetgevende vergadering, die zij ook hadden beloofd bijeen te roepen, maar waar ze vervolgens evenmin stappen namen om de beloften na te komen. Hun voorstel voor de grondwetgevende vergadering was in feite een terugkeer naar het tsaristische standpunt van ‘Rusland is één en ondeelbaar’.

Toen de Bolsjewieken na de novemberrevolutie de “Verklaring van de Rechten van het Volk van Rusland” publiceerden, verwierven zij brede steun van de niet-Groot-Russische nationaliteiten. De uitvoering ervan verliep niet zonder moeilijkheden. Na de februarirevolutie werd in Oekraïne de Tsentralnaja Rada (Centrale Sovjet) opgericht als “een regering van alle Oekraïners” en die eiste haar recht op zelfbeschikking op. De Bolsjewieken stonden niet bijzonder sterk in Oekraïne. In die tijd erkenden de meeste Bolsjewieken in Kiev het belang van de nationale kwestie niet, ze zeiden dat deze ondergeschikt was aan de klassenstrijd. Ze lieten de Tsentralnaja Rada de natievorming voortzetten – met inbegrip van de oprichting van regeringsstructuren en strijdkrachten. Na oktober namen zij deel aan een blok samen met Mensjewieken en Bundisten, die de Tsentralnaja Rada als de legitieme regering erkenden. Zij weigerden zich neer te leggen bij het standpunt van andere Oekraïense bolsjewieken dat het “noodzakelijk was een compromisloze strijd te voeren tegen de Rada.” Dit betekende dat de landkwestie op zijn minst onopgelost bleef, en het liet de leiding van de Rada over aan de Duitse staat om van Oekraïne een militair protectoraat te maken, waardoor de burgeroorlog in Oekraïne veel complexer en langduriger werd dan het geval zou zijn geweest als de Bolsjewieken van Kiev van bij het begin een consequente benadering hadden gehanteerd.

De Bolsjewieken hadden de nieuwe Poolse regering die na de revolutie was ontstaan erkend. Desalniettemin vielen Poolse troepen Litouwen binnen en sloten ze, gesteund door de westerse mogendheden, een alliantie met de Oekraïense nationalist Petlura om Oekraïne binnen te vallen en uiteindelijk Kiev in te nemen. Er was een beslissende tegenaanval van het Rode Leger nodig om hen terug naar Warschau te dwingen. Desondanks drong Lenin er tijdens de vredesonderhandelingen met Polen op aan dat: “de politiek van de Russische Socialistische Federatie ten opzichte van Polen niet gebaseerd is op tijdelijke militaire of diplomatieke voordelen, maar op het absolute en onaantastbare recht op zelfbeschikking. De Russische Socialistische Federatie erkent onvoorwaardelijk de onafhankelijkheid en soevereiniteit van de Republiek Polen en dit vanaf het moment dat de Poolse staat werd gevormd.”

Meningsverschil tussen Lenin en Stalin

Poetin had wel gelijk in zijn stelling dat de posities van Lenin en Stalin lijnrecht tegenover elkaar stonden. De eerste zag de vorming van een unie van vrije en gelijke Sovjetstaten als een middel om de steun voor de revolutie onder de verschillende nationaliteiten te consolideren en als een basis om toekomstige Sovjetstaten, zoals Duitsland, in staat te stellen een alliantie met Rusland aan te gaan zonder dat één van beide machten de andere zou overheersen. Stalin was echter van mening dat de nationale kwestie van secundair belang was en bovendien dat de revolutie zich niet zou verspreiden, en dat het socialisme alleen in Rusland zou moeten worden opgebouwd. Voor hem was het bestaan van republieken een kwestie van administratief gemak. De kwestie kwam tot een kookpunt bij de discussie rond de vorming van de Sovjet-Unie.

Als Commissaris voor de Nationaliteiten stelde Stalin het oorspronkelijke document op dat de verhoudingen tussen de nieuwe Sovjetrepublieken moest bepalen. In het ontwerp stelde hij voor om de onafhankelijke Sovjetrepublieken Oekraïne, Wit-Rusland, Georgië, Azerbeidzjan en Armenië in te richten als autonome regio’s binnen de Russische Federatie. Voor alle belangrijke bevoegdheden, zoals economie, begroting, buitenlandse en militaire zaken, zouden de Russische ministeries beslissen. Alleen relatief minder belangrijke zaken zoals cultuur, justitie, gezondheidszorg en land zouden onder de verantwoordelijkheid van de ‘autonome’ regio’s vallen. Alle republieken, met uitzondering van Azerbeidzjan, verzetten zich heftig tegen dit plan. Toch loodste Stalin zijn plan door de speciale commissie die was opgericht om het voorstel goed te keuren, voordat het aan de regering werd voorgelegd.

Toen Lenin dit voorstel te zien kreeg, was hij woedend. Hij drong erop aan dat het hele idee van ‘autonomie’ zoals door Stalin voorgesteld zou geschrapt worden. Hij drong erop aan dat de Sovjet-Unie zou opgezet worden als een federatie van gelijkwaardige republieken. Stalin moest inbinden, maar hij deed er alles aan opdat de nieuwe Sovjet-Unie niet zo ver zou gaan dat de door Lenin gewenste nationale rechten werden verzekerd. (Lees hier meer over hoe de Bolsjewieken met de nationale kwestie omgingen)

De Linkse Oppositie en de nationale kwestie in Oekraïne

Naarmate de bureaucratie zich consolideerde na de dood van Lenin, schoven de stalinisten steeds verder weg van de bolsjewistische positie. De bureaucratie kreeg steeds meer macht als gevolg van het isolement van de revolutie tot Rusland, het achtergebleven karakter van de Russische samenleving en de dramatisch verzwakte positie van de werkende klasse na de burgeroorlog. Onder wat de omgeving van Stalin werd, waren er veel voormalige tegenstanders van de revolutie en zelfs vroegere tsaristische verantwoordelijken met hun Groot-Russische vooroordelen en reactionair-conservatieve benadering.

De Linkse Oppositie, de erfgenamen van Lenins benadering over de nationale kwestie, botsten op enorme repressie. Ze vochten tegen het toenemende gebrek aan democratie op elk niveau van de Sovjet maatschappij, tegen buitensporige centralisatie, tegen de onderdrukking van nationale rechten. Ze riepen op tot een effectievere economische planning om de arbeidersklasse een betere levensstandaard te bieden, en om de boeren te voorzien van landbouwwerktuigen en nieuwe collectieve boerderijen. Dit zou een gestage ontwikkeling van de landbouw mogelijk maken.

In plaats daarvan bleef de stalinistische kliek de koelakken (rijkere boeren) aanmoedigen om “zichzelf te verrijken.” De stalinisten overwogen zelfs om het land – een belangrijk fundament van de Sovjeteconomie – te de-nationaliseren. Toen drong de realiteit door: naarmate de koelakken hun economische positie versterkten, weigerden ze graan te sturen aan de door de regering geboden prijzen en werden de grote steden met hongersnood bedreigd. Stalins reactie was die van een typische dictator: in plaats van de graanprijzen aan te passen, zoals de linkse oppositie voorstelde, raakte hij in paniek en maakte hij een bocht van 180 graden.

Op 15 februari 1928 las de bevolking plotseling in de Pravda dat, in tegenstelling tot wat eerder was gezegd, de koelakken te sterk waren geworden en de economie saboteerden. Zo begon de gedwongen collectivisatie. Honger en onderdrukking verspreidden zich over de Wolga, Siberië, Wit-Rusland, de Noordelijke Kaukasus, Centraal-Azië en Oekraïne. Volgens recent wetenschappelijk onderzoek zouden er 6 à 7 miljoen mensen omgekomen zijn in deze brutale hongersnood, waarvan iets meer dan de helft in Oekraïne. Dit ondermijnt het argument dat de hongersnood specifiek tegen Oekraïne was gericht.

Oekraïense zelfbeschikking

De situatie in Oekraïne bleef ondertussen moeilijk. In de beginperiode na de revolutie nam de nationale tendens in Oekraïne af als gevolg van Lenins benadering. Naarmate de bureaucratie zich ontwikkelde, groeide de oppositie in Oekraïne. Stalin stelde hardliners aan in Oekraïne, te beginnen met Skrypnik, die in 1933 tot zelfmoord werd gedreven omdat hij de schuld kreeg van de groei van nationalistische tendensen. Hij werd vervangen door Postyrev. Omdat Stalin in Oekraïne op zo’n sterke oppositie stuitte, waren de zuiveringen en de repressie er bijzonder hevig.

Het verlaten van Lenins positie over de nationale kwestie en de brutale repressie tegen de Linkse Oppositie zorgden ervoor dat er niemand overbleef om de groeiende tendens naar rechts nationalisme te stoppen. Die tendens werd aangemoedigd door de clerus en door fascisten. Zoals Trotski uitlegde:

“De Thermidoriaanse reactie, bekroond door de Bonapartistische bureaucratie, heeft de werkende massa’s ook ver teruggeworpen in de nationale sfeer. De grote massa’s van het Oekraïense volk zijn ontevreden met hun nationale lot en wensen dit ingrijpend te veranderen.” (Zie: https://www.marxists.org/archive/trotsky/1939/07/ukraine.htm)

Trotski en de Linkse Oppositie verdedigden een “verenigde, vrije en onafhankelijke Oekraïense sovjet van arbeiders en boeren.” Trotski gaf kritiek op wie de nationale strijd negeerde. Hij stelde dat “één van de meest complexe, maar tegelijk uiterst belangrijke, vormen van klassenstrijd niet kan worden opgeschort door gewoon te verwijzen naar de toekomstige wereldrevolutie.”

Hij waarschuwde dat de kleinburgerlijke en werkende massa’s van West-Oekraïne, dat toen nog deel van Polen was, onder de invloed van reactionaire demagogie zouden komen te staan indien de internationale arbeidersklasse de groeiende steun voor onafhankelijkheid van Oekraïne niet zou opnemen. Trotski dacht dat soortgelijke processen zich ook in Sovjet-Oekraïne konden afspelen, zelfs indien dit moeilijker in te schatten was.

Deze geschiedenis weerlegt de argumenten van de rechtse Oekraïense nationalisten die beweren dat de Bolsjewieken verantwoordelijk waren voor de onderdrukking van Oekraïne. Feit is dat de Bolsjewieken en de erfgenamen van de bolsjewistische benadering – met name de Linkse Oppositie – steeds het recht op zelfbeschikking verdedigden. Het waren eerst de liberalen en nationalisten die Oekraïne onder Duitse bescherming wilden plaatsen en vervolgens de stalinisten die met hun gecentraliseerde autoritaire regime de zelfbeschikking van Oekraïne afblokten.

In rechtse nationalistische kringen wordt veel nadruk gelegd op het feit dat de gedwongen collectivisatie een opzettelijke genocide van de Oekraïense bevolking vormde. Zelfs indien Stalin afkomstig was uit de Kaukasus, was hij effectief steeds meer beïnvloed door Groot-Russische vooroordelen. Maar de belangrijkste reden voor het misdadige beleid van de gedwongen collectivisatie ligt bij het falen van het economisch beleid en de paniek over het feit dat de koelakken te sterk werden.

Na de Tweede Wereldoorlog was de nationale kwestie helemaal niet opgelost in de Sovjet-Unie. Het land ontwikkelde zich economisch tot de tweede sterkste wereldmacht. Toen de stagnatie toesloeg en de Sovjetbureaucratie het land steeds meer in crisis bracht, kwam de nationale kwestie terug op het voorplan.

Ineenstorting van de Sovjet-Unie

In zijn oproep die het begin van de huidige oorlog inluidde, stelde Poetin: “Als het gaat om het historische lot van Rusland en zijn volkeren, waren Lenins beginselen van staatsontwikkeling niet alleen een vergissing; ze waren erger dan een vergissing. Dit werd overduidelijk na de ontbinding van de Sovjet-Unie in 1991.”

Hiermee zet Poetin de geschiedenis op zijn kop. Het was niet de benadering van Lenin die zorgde voor centrifugale tendensen in de Sovjet-Unie toen die in een crisis wegzakte. Het was integendeel de haat tegen de autoritaire gecentraliseerde dictatuur die door Stalin en zijn opvolgers was ingesteld.

Het is onmogelijk de nationale kwestie bij het uiteenvallen van de Sovjet-Unie te begrijpen zonder rekening te houden met de enorme littekens als gevolg van de politiek van Stalin. Onderdrukte nationaliteiten begonnen het herstel te eisen van historische gerechtigheid en de teruggave van land en eigendom dat hen eerder was afgenomen. Een bijzonder levendig voorbeeld is dat van de Krim-Tataren, die in 1944 door Stalin van de Krim naar Centraal-Azië waren gedeporteerd. Pas in 1989 kregen de Krim-Tataren de mogelijkheid terug te keren naar de Krim, waar zij nu opnieuw worden gediscrimineerd. Vele volkeren begonnen de kwestie van de wijziging van de grenzen van hun republieken aan de orde te stellen, hun status binnen de federatie in vraag te stellen, of zelfs het recht van hun Unie-republiek op afscheiding van de Sovjet-Unie op te eisen.

Op dat ogenblik was er in onze stroming (toen nog onder de naam CWI) een debat die uiteindelijk leidde tot een splitsing met een minderheid, die onder meer stelde dat de nationale kwestie in de Sovjet-Unie was opgelost. Dit was uiteraard een vergissing, die later kon rechtgezet worden. Maar ook dat gebeurde niet. Tien jaar later schreven ze nog steeds:

“Het is belangrijk in te zien dat Trotski Oekraïne als een speciaal geval zag. Hij stelde voorzichtig de slogan van een ‘onafhankelijk sovjet-Oekraïne’ voor om speciale redenen. Hij heeft nooit dezelfde slogan voorgesteld voor een andere republiek van de Sovjet-Unie. Bovendien is deze slogan niet langer van toepassing op Oekraïne. Na de ineenstorting van de Sovjet-Unie is Oekraïne – net als alle andere voormalige republieken – onafhankelijk geworden. Maar na tien jaar ervaring met de zegeningen van zowel onafhankelijkheid als kapitalisme, willen de massa’s in Oekraïne nu geen van beide. Zij hebben hun conclusies getrokken uit de beangstigende economische en culturele ineenstorting die hiervan het gevolg was. Er is nu een krachtige en groeiende stemming voor terugkeer naar de Sovjet-Unie.” (Alan Woods en Ted Grant, 25 februari 2000, https://www.marxist.com/marxism-national-question250200.htm).

De meerderheid van het CWI begreep toen het grote belang van de nationale kwestie. De poging tot staatsgreep door hardliners in 1991 tegen Gorbatsjov, was het gevolg van het akkoord van de leiders van de Wit-Russische, Oekraïense en Russische Sovjetrepublieken om de gecentraliseerde unie los te laten. Hun nederlaag opende de deur voor een snel proces van kapitalistisch herstel.

Zoals onze stroming in 1991 waarschuwde:

“De ineenstorting van de staatsgreep gaf een enorme impuls aan deze processen. De schok van de staatsgreep en de angst voor een terugkeer naar het stalinisme heeft de steun voor onafhankelijkheid onder de nationaliteiten versterkt. Maar ook de bureaucratie in de republieken baseert zich steeds meer op de pro-onafhankelijkheidsbewegingen om haar eigen positie te handhaven. Binnen enkele uren na het mislukken van de staatsgreep maakten Kravtsjoek (Oekraïne), Nazarbajev (Kazachstan) en Mutalibov (Azerbajdzjan) allemaal een politieke salto, waarbij zij zich uitspraken voor onafhankelijkheid en hun banden met de in diskrediet geraakte Communistische Partij verbraken.” (Revolution and counter-revolution in the Soviet Union)

Het eerste decennium na de val van het stalinisme was de periode van de shocktherapie. Het voormalige Sovjet-apparaat viel uiteen in 15 nieuwe kapitalistische landen. Er was een verschrikkelijke economische crisis als gevolg van de ineenstorting van de planeconomie. Er waren etnische conflicten en burgeroorlogen toen de oude heersende elite en maffiose oligarchen vochten om de buit te verdelen en om de macht over de regio’s. De imperialistische mogendheden kwamen tussen op zoek naar voordelen voor hun eigen nationale belangen.

Er waren oorlogen en conflicten in het voormalige Joegoslavië en in vele delen van de voormalige Sovjet-Unie. Dit proces ging in Rusland gepaard met de desintegratie van de Russische staat. De toenmalige president van Rusland, Jeltsin, verklaarde dat de Russische republieken zoveel soevereiniteit moesten nemen als zij wilden. Dit droeg ertoe bij dat het olierijke Tatarstan, het Verre Oosten en andere regio’s probeerden hun eigen autonomie te vestigen. De opstand in Tsjetsjenië en vervolgens de eerste Tsjetsjeense oorlog waarin het Russische leger vernederd werd, konden dit proces niet stoppen.

Tijdperk van het neoliberalisme

De ineenstorting van de Sovjet-Unie zorgde ervoor dat het kapitalisme bijzonder zelfverzekerd was. De wereld werd bijna unipolair, gedomineerd door het VS-imperialisme. Het proces van neoliberalisme, dat in de jaren tachtig was begonnen, raakte in een stroomversnelling met een toenemende globalisering, de uitbreiding van toeleveringsketens om goedkope arbeid uit te buiten, aanvallen op vakbonden, de verzorgingsstaat en de levensstandaard van arbeiders, de opheffing van handelsbelemmeringen en massale privatiseringen.

Het kapitalistische herstel in China opende nieuwe bronnen van goedkope arbeid, hoewel de elite van de CCP lessen trok uit de ineenstorting van de Sovjet-Unie door een sterke autoritaire staat te handhaven. De hoge groeicijfers hielpen de wereldeconomie in stand te houden.

Internationale instellingen, bedoeld om het neoliberale beleid te ondersteunen, zoals de Wereldhandelsorganisatie en de Wereldbank, dicteerden het economisch beleid. Het VS-imperialisme en de NAVO, aanvankelijk opgericht als een militair blok ter verdediging van het kapitalisme tijdens de eerste koude oorlog, breidden zich uit over Oost-Europa. Er waren de brutale Golfoorlog, het conflict in Afghanistan en de ‘oorlog tegen het terrorisme’, naast de oorlogen in het voormalige Joegoslavië, het bombarderen van Belgrado, Syrië, Libië, Jemen en vele andere. De Europese Unie breidde zich uit, de euro werd ingevoerd als een neoliberaal project waarin de deelnemende staten werden gedwongen hun begrotingstekorten op een laag niveau te houden.

Dit was in het algemeen een periode waarin de verschillende imperialistische en kapitalistische belangen nauwer probeerden samen te werken, uiteraard ten koste van de werkende mensen en de armen.

In 1998 was Rusland zo goed als failliet. De financiële crisis leidde tot een devaluatie van de roebel, waardoor de invoer beperkt werd en de binnenlandse productie winstgevender werd. Bovendien zorgden de stijgende olieprijzen voor meer inkomsten. De tweede Tsjetsjeense oorlog was nu een succes voor het Russische leger. In deze context kwam Poetin aan de macht en begon hij met zijn streven om de macht van de Russische staat te herstellen, eerst in eigen land en vervolgens bij de ‘naaste buren’ van Rusland.

De brutaliteit van de Tsjetsjeense oorlog maakte geen einde aan de samenwerking tussen de nieuwe kapitalistische staat Rusland en het imperialisme. De Verenigde Staten waren op dat ogenblik vastbesloten om hun ‘oorlog tegen het terrorisme’ door te zetten, zelfs indien er bijna een miljoen doden en tientallen miljoenen vluchtelingen waren. Toen hij pas verkozen was als president, sprak Poetin over mogelijke toetreding van Rusland tot de NAVO. De NAVO beschikte zelfs over een basis in Rusland.

De wereldwijde crisis van 2007-8

De wereldwijde economische crisis van 2008-08 vormde een keerpunt in dit proces. Dit viel samen met de Russisch-Georgische oorlog. De wereldeconomie werd gered door onder meer grote liquiditeitsinjecties om de banken en kredietverstrekkers overeind te houden. Deze operatie werd voor een groot deel wereldwijd gecoördineerd. Het werd gevolgd door pogingen van kapitalistische mogendheden, in het bijzonder de EU, om strenge besparingen op te leggen. China speelde een grote rol bij het overeind houden van de economie. In het daaropvolgende decennium groeide de mondiale schuldenberg. Het neoliberale beleid was echter niet langer zo doeltreffend om de kapitalistische winstniveaus te handhaven. Geleidelijk aan verloren aspecten van het neoliberalisme aan kracht.

Er ontstonden nieuwe tegenstellingen tussen de verschillende kapitalistische machten. In plaats van de markt vrij te laten beslissen zonder rekening te houden met de belangen van de afzonderlijke staten, nam de concurrentie tussen de staten toe, zodat de politieke conflicten meer uitgesproken werden. China begon zijn belangen uit te breiden. Rusland begon zijn spierballen te laten zien in de voormalige Sovjet-regio en zelfs nog verder weg in Libië, Syrië en de Centraal-Afrikaanse Republiek. De Russische militaire expansie lag in het verlengde van de politiek die het al sinds de val van de Sovjet-Unie voerde: hybride oorlog waarbij gebruik gemaakt werd van ‘ontkenbare middelen’ (zoals huurlingen) om het ongenoegen van de Russische of Russischsprekende bevolking op te zwepen, de Russische belangen te verdedigen of de expansie van de westerse invloed tegen te gaan, zoals dit bijvoorbeeld in Georgië het geval was.

Oekraïense bevolking tussen hamer en aambeeld

Het nieuwe kapitalistische Oekraïne bevond zich in deze periode als een gijzelaar van het stalinistische verleden, tussen het groeiende Russische imperialisme en de uitbreiding van de EU/NAVO, met zijn eigen corrupte en niet-geconsolideerde kapitalistische klasse, waarvan de verschillende vleugels bereid waren etnische verdeeldheid te zaaien om hun eigen belangen te bevorderen. Deze conflicten kwamen aan het licht tijdens de ‘Oranjerevolutie’ van 2004 na de presidentsverkiezingen waarbij de pro-Russische zittende president Janoekovitsj zijn pro-Westerse rivaal Viktor Joesjenko nipt versloeg, wiens aanhangers beweerden dat er fraude was gepleegd.

Dit was meer dan slechts een conflict tussen twee kandidaten met verschillende politieke programma’s. Omdat er in Oekraïne geen sterk alternatief was voor de arbeidersklasse om tegen het kapitalisme te strijden, was Oekraïne een arena geworden voor een strijd tussen verschillende imperialistische belangen. De Russische elite steunde Janoekovitsj. De VS/EU steunden Joesjenko. De Russische kapitalisten wilden hun overheersing over de Oekraïense economie behouden en het land als betrouwbare strategische partner binnen de eigen alliantie houden. De regering-Bush daarentegen wilde de economie openbreken voor het VS-kapitalisme en de banden van Oekraïne met de NAVO versterken, zodat het land als buffer tegen Rusland zou fungeren.

Janoekovitsj was een vertegenwoordiger van die vleugel van de Oekraïense burgerij die afhankelijk was van de verkoop van grondstoffen en basisproducten. Hij nam actief deel aan uitverkoop van staatseigendommen begin jaren ’90 en had twee gevangenisstraffen uitgezeten voor gewelddadige aanvallen op zijn tegenstanders. Dat geeft aan hoe dicht hij stond bij de bendes van de staatsmaffia die de industrie overnamen via privatisering. Zijn clan was er meer dan alle andere in geïnteresseerd de lonen op een laag peil te houden. Joesjenko’s alternatief was de Russische eigenaars eruit te duwen en westers kapitaal toe te laten, wat zeker zou leiden tot minder jobs en lagere lonen.

Alle pro-kapitalistische partijen die verwikkeld waren in de strijd om macht en invloed gebruikten, en gebruiken nog steeds, de explosieve nationale kwestie om hun doelen te bevorderen. De ‘Partij van de Regio’s’ van Janoekovitsj eiste de federalisering van Oekraïne. In de omstandigheden van de markteconomie in Oekraïne zou een poging tot federalisering niet meer zijn dan een verdere poging om macht en rijkdom te herverdelen tussen verschillende delen van de heersende elite. Dit ging gepaard met propaganda over hoe de rijke industriële regio’s uit het oosten van Oekraïne de armere en meer nationalistische regio’s in het westen niet langer moesten ‘subsidiëren’.

De taalkwestie

Dit conflict vond zijn weerslag in de discussie over de taalkwestie, met het geschil over Oekraïense en Russische taalrechten. De regering Joesjenko, die beweerde de “democratische waarden” te steunen, probeerde de ‘Oekraïnisering’ van de samenleving door te drukken, ook al bleek zij niet in staat de echte ontwikkeling van de Oekraïense cultuur te garanderen. Zijn regering probeerde de Oekraïense taal te versterken door de Russische taal te verdringen. Nationalisten van beide partijen proberen de taalkwestie aan te grijpen om de nationale en taalkundige verdeeldheid binnen Oekraïne te vergroten. Geen van de belangrijkste partijen geeft een duidelijk antwoord op de vraag: “Hoe kunnen de Oekraïense taal en cultuur worden ondersteund zonder de Russische taal te schaden en vice versa?”

Hoewel Joesjenko president was in de jaren na de oranjerevolutie (2005-2010), benoemde hij Janoekovitsj tot premier. Hij bekleedde die post van 2006-2010, toen hij vervolgens tot president werd verkozen. Ondanks zijn eerdere eisen voor de federalisering van Oekraïne, werd er geen vooruitgang geboekt in die richting.

In een land als Oekraïne steunen socialisten het standpunt van Lenin over de taalkwestie. Hij bekritiseerde de Russische liberalen die stelden dat de Russische taal een essentieel onderdeel van de Russische cultuur en de natie was en daarom verplicht moest zijn. Hij betoogde:

“De Russische marxisten zeggen dat er geen verplichte officiële taal moet komen, dat de bevolking voorzien moet worden van scholen waar het onderwijs wordt gegeven in alle nationale talen en dat er een regel in de grondwet moet worden opgenomen, die alle voorrechten van de ene natie boven de andere ongeldig verklaart, tezamen met alle schendingen van de rechten van nationale minderheden.” (Lenin: Is een verplichte nationale taal nodig? Zie: https://www.marxists.org/nederlands/lenin/1914/1914taal.htm)

Alle partijen hebben in debatten over de taal in het onafhankelijke Oekraïne echter een zekere mate van staatsdwang gesteund. Tot 2012 werd enkel het Oekraïens erkend als de officiële staatstaal, ook al spraken veel Oekraïners die taal niet. In 2012 nam de regering-Janoekovitsj een nieuwe wet aan, waardoor Russisch de tweede staatstaal werd in de regio’s waar de meerderheid die taal sprak. Roemeens en Hongaars werden ook erkend. Door de manier waarop de nationale kwestie in het vorige decennium zo gepolariseerd was, werd deze stap echter gezien als een manier om het gebruik van het Oekraïens te ondergraven. Beide partijen bespaarden op middelen voor onderwijs en cultuur, waar beide talen onder te lijden hadden.

EuroMaidan

Oekraïne heeft zwaar geleden onder het herstel van het kapitalisme en dat nog werd verergerd door de wereldwijde crisis. Het bbp van het land bereikte een hoogtepunt in 2008, waarna het in 2009 met 15% afnam. Tot vandaag heeft het zijn niveau van 2008 nog niet opnieuw behaald. In 2014 was het bbp per hoofd van de bevolking het op twee na laagste in Europa, na Kosova en Moldavië. Dit is de echte onderliggende oorzaak van de nieuwe golf van protesten die bekend is geworden als EuroMaidan. Ondanks zijn pro-Russische geloofsbrieven had Janoekovitsj geprobeerd een ‘associatieovereenkomst’ met de EU te sluiten. Dit was een vrijhandelsovereenkomst, die zou hebben betekend dat de gas- en verwarmingstarieven voor de bevolking met 40% werden verhoogd, de lonen bevroren en de btw verhoogd, naast andere aanvallen op de werkende bevolking. Dit zou hebben betekend dat de EU haar eerdere leningen zou herfinancieren.

Op het laatste moment veranderde Janoekovitsj echter van gedachten, en stemde hij met het Kremlin in met een reddingsoperatie ter waarde van 15 miljard dollar. Voor velen was dit een enorme schok, omdat zij de slechte economische situatie associeerden met de nauwe banden met de Russische economie. Zij zagen Janoekovitsj en de zijnen als corrupt, en maakten zich zorgen over de toenemende aantasting van democratische rechten. Menigten begonnen zich te verzamelen op het Onafhankelijkheidsplein in Kiev (Maidan Nezalezhnosti).

Zoals we toen rapporteerden:

“Het lijkt nu moeilijk te geloven, maar tijdens de eerste dagen van Euromaidan heerste er een vakantiestemming. Veel studenten zagen het als een grote picknick en stelden dat ze geen enkel specifiek politiek idee steunden. Op een grote meeting op 24 november was er veel steun voor de toespraken van de centrale oppositiepartijen. De betogers riepen: ‘Weg met de kliek’, waarmee ze verwezen naar de kliek van Janoekovitsj. Een aantal nationalistische sprekers probeerde de tegenstellingen tegen de ‘Moskali’ (een beledigende omschrijving voor Russisch-sprekenden) op te drijven.” (‘Bloedbad in Kiev. Achtergrond bij de crisis in Oekraïne’)

Extreemrechts steekt de kop op

Deze sfeer duurde echter niet lang. In het begin waren de protesten sterker in West-Oekraïne, dat zowel het armste deel is, als het deel met de sterkste Oekraïense identiteit. Een groot deel van West-Oekraïne had voor de Tweede Wereldoorlog bij Polen gehoord. Wat ontbrak was een arbeiders- of linkse organisatie die het verzet tegen het corrupte en ondemocratische kapitalistische regime kon kanaliseren.

Geleidelijk aan begonnen de extreemrechtse groeperingen Svoboda en Rechtse Sector te wedijveren met de liberale burgerij om de protesten te domineren. Extreemrechts kreeg de reputatie bereid te zijn de politie uit te dagen. De reactie van het regime was repressie. Half december werd Maidan aangevallen door de oproerpolitie Berkut, waarbij verschillende gewonden vielen. Het regime haastte zich een reeks dictatoriale wetten erdoor te drukken. Dit deed de crisis alleen maar escaleren. Tegen midden februari hadden de protesten zich over het hele land verspreid, onder meer in Charkov, Donetsk, Loegansk, Odessa, en zelfs op de Krim. Op 18-20 februari probeerden duizenden mensen naar het parlement in Kiev te marcheren, waar ze werden beschoten door de politie, met meer dan 100 doden tot gevolg. Omdat hij de situatie niet onder controle kon houden, werd Janoekovitsj gedwongen te vluchten.

Zoals wij vlak na EuroMaidan schreven:

“De uitkomst van Maidan stond niet van tevoren vast. Soortgelijke bewegingen, vaak ‘kleurrevoluties’ genoemd, ontstaan als gevolg van de massale ontevredenheid met de sociale en politieke omstandigheden. Het bewustzijnsniveau van de deelnemers zeer laag is en de ideeën zijn echter zeer verward. Er zijn vele voorbeelden wanneer dergelijke bewegingen, die beginnen met verwarde en zelfs reactionaire ideeën, vervolgens in revolutionaire richting kunnen omslaan. In 1905 droeg een massademonstratie onder leiding van pastoor Gapon portretten van de tsaar mee [bij het begin van de eerste Russische revolutie]. Vervolgens waren de sociaaldemocraten [zoals de revolutionaire marxisten toen werden genoemd], in het bijzonder diegenen die zich rond Trotski hadden georganiseerd, in staat om de beweging in een revolutionaire algemene staking om te zetten. Dat kon omdat ze tussenkwamen met een duidelijk klassenprogramma. Hoewel de betogers op EuroMaidan geen portretten van de tsaar droegen, maar EU-vlaggen, werden zij gedreven door dezelfde verarmde levensstandaard, corruptie en de groeiende tendens naar autoritarisme. Ze werden tot woede gedreven door het geweld van de Berkut en de op 16 januari aangenomen dictatoriale wetten. Als er een sterke linkse organisatie was geweest, gebaseerd op de arbeidersklasse en met duidelijke antwoorden [op de problemen van] corruptie, voor democratische en nationale rechten, dan had de woede die op Maidan werd getoond zich tegen de oligarchen kunnen keren.”

Een staatsgreep?

Na de vlucht van Janoekovitsj werd een “interim-regering” gevormd – een coalitie tussen het rechtse Volksfront, de pro-Europese neoliberalen van Batkivsjtsjna en de extreemrechtse partij Svoboda (Vrijheid). Deze laatste bekleedde de posten van vice-premier voor humanitaire zaken, minister van Ecologie, minister van Landbouw en, gedurende één maand, minister van Defensie. Het duurde minder dan zes maanden omdat, in de woorden van premier Jatsenjoek, de leden niet gezien wilden worden “als besparingspolitici en daarmee politieke belangen boven het lot van het land hadden gesteld.” Bij de daaropvolgende verkiezingen in oktober 2014 haalden de extreemrechtse partijen Svoboda en Rechtse Sector respectievelijk 4,7% en 1,8%.

Het Kremlin beschrijft wat er gebeurde als een staatsgreep, georkestreerd door het VS-imperialisme. We mogen niet anders verwachten van deze rechtse autoritairen, die denken dat zij het door God gegeven (uiteraard Russisch orthodox) recht hebben om te dicteren hoe landen als Oekraïne leven. We verwachten niet anders te horen van de Russische chauvinistische ‘Communistische’ Partij. Maar in de afgelopen periode hebben organisaties die beweren ‘marxistisch’ te zijn, deze uitleg overgenomen. Zo lazen we: “De staatsgreep vond plaats op 22 februari 2014” (In Defence of Marxism website) of nog: “Sinds een bloedige staatsgreep een pro-westers regime aan de macht bracht in 2014” (Socialistworld website). Door mee te stappen in het Russische narratief kiezen deze groepen eigenlijk kant in de strijd tussen imperialistische blokken.

Het resultaat van EuroMaidan opende echter nog meer problemen. Net zoals het imperialisme was tussengekomen in de EuroMaidan protesten [net zoals de imperialistische machten altijd probeerden in te grijpen in revolutionaire opstanden, niet in het minst tijdens de Russische revolutie zelf], probeerde ook het Russische imperialisme te redden wat het kon uit de nederlaag van hun Janoekovitsj.

De annexatie van de Krim

De eerste stappen werden gezet op de Krim. Velen rechtvaardigen de overdracht van de controle aan Rusland met het argument dat dit van oudsher een Russische regio was. Dit is historisch niet juist en het is evenmin een marxistische benadering. De Krim was historisch gezien een deel van het Ottomaanse Rijk. De Russische bevolking werd pas in 1944 een meerderheid, toen Stalin en masse meer dan 200.000 Tataren deporteerde, en minstens 50.000 anderen, waaronder Bulgaren, Grieken en Armeniërs. Na de dood van Stalin droeg zijn opvolger Nikita Chroesjtsjov de Krim over van de Russische Sovjet Federatie naar de Oekraïense. De overdracht rechtvaardigen met een verwijzing naar de “historische traditie” is het aanvaarden van de stalinistische, ondialectische, definitie van een natie, waarbij een natie wordt voorgesteld als “een historisch gevormde stabiele gemeenschap van mensen, op basis van een gemeenschappelijke taal, grondgebied, economisch leven en psychologische samenstelling, gemanifesteerd in een gemeenschappelijke cultuur.”

Wij zijn het eens met Lenins benadering die een natie niet zag als een starre historische entiteit, maar als iets wat zich kan ontwikkelen in de loop van de tijd, door gebeurtenissen … Zonder dergelijk inzicht is het bijvoorbeeld niet mogelijk om de kwestie Israël-Palestina te benaderen.

Pas na 1989, toen Gorbatsjov het regime begon te liberaliseren, konden veel Tataren naar hun vroegere vaderland terugkeren. Toen Oekraïne in 1991 onafhankelijk werd, had de Krim in Oekraïne een speciale status als ‘Autonome Regio’. In 2014 bestond de meerderheid van de Krimbevolking (68%) uit etnische Russen, de rest was hoofdzakelijk Oekraïens en Tataars. Hoewel een deel van de jonge Krimbevolking in Oekraïne werd geassimileerd, de taal leerde enzovoort, gebruikten bijna alle Krimbewoners in het dagelijks leven de Russische taal.

Toen tijdens de eerste dagen van de nieuwe post-Euromaidan regering werd voorgesteld om de wet van 2012 in te trekken en zo de status van de Russische taal te degraderen, werden veel Krimbewoners ongerust. Hun bezorgdheid werd niet zozeer gevoed door de vrees voor het neoliberale beleid van de nieuwe regering, maar omdat zij bang waren voor discriminatie van hun taal en nationale rechten.

President Poetin onthulde later dat hij in de nacht waarin Janoekovitsj zijn nederlaag aanvaardde en Oekraïne ontvluchtte, 22-23 februari 2014, een vergadering van de Russische Veiligheidsraad had voorgezeten en had aangekondigd dat “we moeten beginnen te werken aan de teruggave van de Krim aan Rusland.” Tot dan toe was de grootste betoging op de Krim pro-EuroMaidan geweest, voornamelijk door Krim-Tataren. Op 26 februari werd een pro-Russische betoging voor het parlement van de Krim in aantal overtroffen door de betoging die door de Tataarse gemeenschap werd georganiseerd. De toenmalige Krimpremier Anatolii Mohyliov de nieuwe regering in Kiev erkende en beloofde dat zijn regering eventuele nieuwe wetten zou uitvoeren, eisten de betogers nieuwe verkiezingen.

In Sebastopol was zich echter een ander proces aan het ontwikkelen. Hoewel het toen een Oekraïense stad was, had de Russische Zwarte Zeevloot er zijn hoofdkwartier. Naast de tienduizenden Russische marinemensen waren nog veel meer mensen in de stad voor hun werk afhankelijk van de vloot. Er ontstonden betogingen tegen de regering in Kiev met een sterke betrokkenheid van pro-Russische krachten. Sprekers spraken over de “fascistische regering” in Kiev en richtten “verdedigingseenheden” op.

In de hoofdstad Simferopol werd op 27 februari het parlement binnengevallen door gewapende soldaten zonder insignes, Mohyliov werd uit zijn ambt ontheven en een nieuwe premier werd verkozen door de parlementairen die door soldaten bedreigd werden. De nieuwe premier was Sergej Aksjonov, een radicale pro-Russische zakenman die, naar verluidt, aan het hoofd stond van de maffia op het schiereiland en zijn eigen paramilitaire troepenmacht had opgebouwd om zijn zakelijke belangen te bewaken. Of de soldaten nu, zoals algemeen wordt aangenomen, ‘ontkenbare elementen’ waren onder leiding van het Kremlin, of leden van de strijdkrachten van Aksjonov maakt weinig verschil: deze regeringswisseling opende de weg naar het referendum dat iets meer dan twee weken later werd gehouden en waarin de Krim een eenvoudige keuze werd geboden: aansluiting bij Rusland.

Socialistisch Alternatief, ISA in Rusland, nam op dat moment een zeer duidelijk standpunt in. Wij waren volledig gekant tegen de pogingen van de nieuwe regering in Kiev om de taal- en nationale rechten in te perken en haar neoliberale beleid voort te zetten. Maar we waarschuwden ook dat het recht op zelfbeschikking alleen kan volgen op een echt democratisch en open proces, zonder pogingen om de rechten van nationale minderheden te beperken.

Uit opiniepeilingen van februari 2014 bleek nog steeds dat slechts een minderheid van de Krimbevolking voorstander was van hereniging met Rusland, maar als marxisten begrijpen wij dat het bewustzijn snel kan veranderen naarmate de gebeurtenissen zich voordoen. Het lijdt geen twijfel dat veel Krimbewoners tegen de tijd van het referendum hun mening hadden bijgesteld.

Dit was echter geen democratisch referendum. Het was een twee weken durende campagne waarin de mogelijkheid om voor de status quo te stemmen ontbrak, de onderdrukking van elke vorm van oppositiecampagne wijdverbreid was met maatregelen tegen elke tegenstander en, het meest dramatisch, een ongelooflijk eenzijdige campagne die werd gedomineerd door beweringen van het Kremlin dat Oekraïne een naziregime was geworden. Dit was een voorbeeld van de ondemocratische verkiezingen die de norm zijn in Poetins Rusland. Het Kremlin beweerde dat bij een opkomst van 83% maar liefst 97% voor aansluiting bij Rusland had gestemd. De werkelijke situatie bleek later toen een intern verslag per ongeluk op de site van het Kremlin werd geplaatst: 60% stemde voor aansluiting bij Rusland bij een opkomst van 50%. Dat lijkt een veel realistischer inschatting, gezien het feit dat 30% van de Krimbevolking op dat moment Tataars of Oekraïens was.

Wij staan volledig achter het recht van de bevolking van de Krim om over de eigen toekomst te beslissen, maar verzetten ons tegen een aansluiting bij de Russische Federatie. We waarschuwden dat zo’n aansluiting bij het kapitalistische en autoritaire Rusland de nationale kwestie niet zou oplossen en, indien het tijdelijk economische voordelen opleverde, deze voordelen slechts erg tijdelijk zouden zijn. We waarschuwden dat het zou leiden tot een patriottische golf en een versterking van het autoritarisme in Rusland zelf, en ook op de Krim. In de nasleep van het referendum werden oppositieleden inderdaad uit de Krim verdreven en veel Oekraïners en Tataren die tegen Rusland gekant bleven, verlieten de regio. Voor het referendum was twee derde van de Krimbevolking etnisch Russisch. Tien jaar later was dat al drie kwart van de bevolking omdat Oekraïners en Tataren vluchtten. Linkse activisten, feministen, LGBTQI+ activisten en anderen kregen te maken met toenemende repressie.

De Donbas

De situatie in Zuid- en Oost-Oekraïne was veel complexer. Donbas is het gebied dat de regio’s Donetsk en Loegansk omvat [niet te verwarren met de huidige republieken Donetsk en Loegansk]. Bij de laatste volkstelling vóór EuroMaidan waren 58% van de bevolking van Loegansk en 57% van de bevolking van Donetsk etnische Oekraïners, minder dan 40% waren etnische Russen. Toch sprak respectievelijk 69% en 75% Russisch als eerste taal.

Het Kremlin en zijn aanhangers presenteren hun acties in de regio als het verdedigen van de rechten van de Russische bevolking, maar in werkelijkheid hebben zij de kwestie gebruikt in een poging om voet aan de grond te krijgen in Oekraïne, om te voorkomen dat het land en de belangrijke industriële basis in Donbas onder westerse invloed zouden komen te staan. De aanvankelijke bezorgdheid van een deel van de bewoners van Donbas over de mogelijke aantasting van hun taalrechten sloeg in 2014 al snel om in de vrees dat Russische interventie tot oorlog zou leiden. Zij verwezen naar de nachtmerrie van de oorlog van het voormalige Joegoslavië.

Het Kremlin en zijn medestanders gebruikten de volkomen begrijpelijke angst van de inwoners van Donbas voor het agressieve beleid van de regering in Kiev om een militaire operatie te rechtvaardigen, niet om de rechten van de Russische bevolking te verdedigen, zoals zij beweerden, maar in een poging om de gewapende inname van heel Zuid- en Oost-Oekraïne te voltooien, misschien ook van Moldavië, met andere woorden die regio die in de tijd van de tsaren ‘Novorossija’ werd genoemd.

Voor de eenheid van de arbeiders om hun rechten te verdedigen

Zoals meermaals gezegd zijn wij tegen elke beperking van taalrechten en steunen we de rechten van regio’s als Donetsk en Loegansk op autonomie, als de meerderheid van de werkende bevolking dat wil en tot uitdrukking brengt in een democratische stemming.

Wanneer de rechten van een groep arbeiders worden bedreigd vanwege hun nationaliteit, in dit geval met pogingen om de Russische taal te discrimineren, en vanwege de dreiging van fascistische groeperingen zoals de Rechtse Sector, bestaat de enige echte bescherming uit eengemaakte multi-etnische actie van de werkende klasse. Dat moet indien nodig gepaard gaan met het oprichten van comités voor zelfverdediging onder de democratische controle van de arbeidersklasse. Als dat in Donbas was gebeurd, zou dat een krachtig voorbeeld zijn geweest voor de arbeiders in de rest van Oekraïne, en de basis hebben gelegd voor een echte politieke strijd van de arbeidersklasse om een einde te maken aan de heerschappij van de oligarchen, en om de imperialistische en kapitalistische krachten te verdrijven die de nationalistische conflicten in Oekraïne aanwakkerden.

Het potentieel hiervoor bestond zeker in Donbas: honderdduizenden mijnwerkers en andere industrie-arbeiders hadden een trotse geschiedenis van verzet tegen het fascisme en tegen pogingen om hen op te splitsen langs nationale scheidslijnen. Helaas werd de vakbond op dat ogenblik geleid door een Oekraïense nationalist die stelde dat de vakbond zich niet met politiek mocht bezighouden.

Het Kremlin komt tussen

Hierdoor kon het Kremlin de strategie van ‘hybride oorlog’ toepassen, die het voor het eerst in Tsjetsjenië had gebruikt. Het maakte gebruik van de ontevredenheid van een deel van de bevolking in de Donbas-regio over de omverwerping van de regering Janoekovitsj en over de politiek van het nieuwe regime in Kiev. Dit kwam tot uiting in betogingen die begin maart 2014 uitbraken. De grootste daarvan bracht 10.000 mensen bijeen in Donetsk. Toen de spanningen toenamen, namen pro-Russische activisten gebouwen van de lokale overheid in beslag en kondigden de vorming van een militie aan. Soortgelijke gebeurtenissen vonden plaats in Loegansk en enkele andere steden. Leden van de anti-oproerpolitie Berkut, die in Kiev zovelen had gedood, werden geprezen en namen deel aan deze processen.

De nieuwe regering in Kiev gaf blijk van haar reactionaire aard: medio april stuurde de Nationale Veiligheids- en Defensieraad troepen om de regio terug te nemen, te beginnen met de slag om de luchthaven van Kramatorsk en Slavyansk. Ook de pro-Russische strijdkrachten mobiliseerden zich en de oorlog over Donbas begon. Donbas werd in tweeën gesplitst, zowel geografisch als qua bevolkingsaantal, toen de ‘Volksrepublieken’ Donetsk en Loegansk werden opgericht.

Alsof de Oekraïense troepen nog niet erg genoeg waren, behoorden veel van degenen die gingen vechten tot de neonazistische groeperingen die tijdens EuroMaidan een rol hadden gespeeld. Terwijl de NAVO en de EU de mond vol hebben van hun steun aan het Oekraïne van Zelenski, negeren zij het feit dat deze neonazi’s zijn opgenomen in het officiële leger. Extreemrechts haalt nu bij verkiezingen lage scores van slechts een paar procent, maar ondertussen zijn er volledige regimenten, waaronder het neonazistische Azov-bataljan, die wapens en training kregen van Europese mogendheden. Tijdens de oorlogszucht die tot het huidige conflict heeft geleid, berichtten de westerse liberale media over de militaire training van burgers in Kiev zonder ook maar iets te merken van de rol die deze fascistische groeperingen speelden.

Terwijl Kiev deze extreemrechtse groepen tegen Oost-Oekraïne stuurde, was de situatie aan de pro-Russische kant niet beter. Het verzet tegen het beleid van de regering van Kiev werd overgelaten aan gewapende groepen met verborgen, of soms zelfs openlijke steun van het Russische regime. Hoewel deze groepen uit ‘vrijwilligers’ bestonden, waren er veel Russische soldaten “met verlof”, huurlingen en leden van extreemrechts in Rusland bij. Elke twijfel over de aard van deze groepen wordt weggenomen door hun namen: “Russisch-Orthodox bataljon”, de Bulgaarse “Orthodoxe Dageraad”, het “Dodenbataljon”, de “Kozakken Nationale Garde” of door de loyauteit van anderen tegenover het Hongaarse Jobbik, de Servische Tsjetniks etc.

Soms wordt Aleksej Mozgovoj voorgesteld als leider van een links bataljon, maar veel van zijn leden kwamen uit extreemrechtse Europese groeperingen, en hij wilde het herstel van de glorieuze dagen van de Kozakken, als onderdeel van het Russische keizerrijk! Vlak voor zijn dood zei hij bijvoorbeeld: “Als ik morgen in een bar of café een jonge vrouw zie, zal ze worden gearresteerd. Een vrouw moet een moeder zijn, beschermster van het huis. Wat voor moeder zullen ze zijn als ze in bars rondhangen? … Een vrouw moet thuis zitten, taarten bakken en 8 maart vieren. Tijd om je te herinneren dat je een Rus bent. Tijd om de Russische ziel te herstellen!”

Net zoals het Russische regime waar ze marionetten van zijn, kennen de twee ‘republieken’ een pro-kapitalistisch, rechts autoritair regime waar iedereen die zich tegen de autoriteiten uitspreekt wordt vervolgd. De leiding wordt niet door verkiezingen aangesteld, maar door vervanging na moordaanslagen. Als gevolg van de loopgravenoorlog in Donbas, die vóór de escalatie van het conflict in februari acht jaar heeft geduurd en 14.000 doden heeft geëist, zijn meer dan twee miljoen inwoners van Donbas de regio ontvlucht. Het optreden van de pro-Russische milities en het lobbyen voor Russische belangen heeft het resterende deel van de Oekraïense bevolking van zich vervreemd, wat voor een groot deel verklaart waarom er zelfs onder etnische Russen en Russischtaligen nu geen noemenswaardige steun voor de Russische interventie bestaat. Tegelijkertijd heeft de oprichting van de twee republieken in de beginperiode na 2014 het Kremlin geholpen om een massale patriottische golf te ontwikkelen, waardoor het de Russische arbeidersklasse kon afleiden van de veelheid aan problemen waarmee zij werd geconfronteerd.

Een socialistisch standpunt

In de omstandigheden van het kapitalisme van de 21e eeuw kunnen noch in Oekraïne, noch op de Krim, noch in Donetsk en Loegansk de nationale rechten of de rechten van minderheden gewaarborgd worden. Dat was ook al zo voor de huidige oorlog. Deze rechten worden stelselmatig opgeofferd aan de belangen van het grootkapitaal, de corrupte bureaucratie, de belangen van de militairen, bandieten en krijgsheren. Dit wordt nu nog scherper duidelijker in het conflict tussen de verschillende imperialistische machten.

De cynische, brutale manier waarop het imperialisme te werk gaat is in deze oorlog duidelijk gebleken. Het Russische imperialisme moet onmiddellijk al zijn troepen en militaire middelen uit heel Oekraïne terugtrekken.

De VS en de NAVO zijn maanden bezig geweest met het opbouwen van de sfeer waarin oorlog onvermijdelijk werd. De NAVO is niet, zoals zij beweert, een “defensieve alliantie”, maar heeft sinds haar oprichting op agressieve wijze deelgenomen aan vele oorlogen. Zij heeft de oorlog gebruikt om haar militaire uitgaven drastisch te verhogen, klaar voor nieuwe confrontaties met Rusland, en uiteindelijk met China. Het is best bereid landen als Oekraïne op te offeren zolang zijn imperialistische belangen maar gediend zijn.

In de begindagen van de oorlog hadden velen de illusie dat de NAVO Oekraïne zou beschermen. Dit is een fatale vergissing. Dergelijke imperialistische krachten zullen nooit de rechten van de gewone werkende mensen verdedigen. De arbeidersklasse mag geen vertrouwen hebben in deze imperialistische krachten, en militaristische allianties zoals de NAVO moeten ontbonden worden. Alle buitenlandse strijdkrachten moeten worden teruggetrokken en de begrotingen moeten drastisch worden herschikt om te investeren in zorg, onderwijs en de levensstandaard in het algemeen in plaats van in oorlog.

Als er één les is die uit de huidige oorlog getrokken moet worden, dan is het wel dat in de huidige wereldsituatie, waarin de wereld steeds meer gepolariseerd en gemilitariseerd wordt tussen de verschillende imperialistische belangen, een werkelijk onafhankelijk Oekraïne alleen mogelijk zal zijn als de economie en daarmee alle democratische structuren ontdaan worden van de invloeden van de verschillende kapitalistische machten. Alle natuurlijke grondstoffen van het land, de grootschalige industrie en de banken moeten in publieke handen komen, democratisch gecontroleerd en gepland worden door hen die erin werken en hun producten gebruiken.

Zolang er echter kapitalistische en dus imperialistische krachten in de wereld bestaan, zullen zij, zoals Rusland nu doet, proberen inbreuk te maken op het recht op onafhankelijkheid van andere landen. Geen enkel land kan in zo’n situatie werkelijk onafhankelijk zijn en daarom moet elke onafhankelijkheidsstrijd een internationale strijd zijn – een verenigde strijd van de arbeidersklasse tegen kapitalisme en autoritarisme in alle landen is nodig.

Een door de arbeidersklasse geleide strijd voor bevrijding zou de rechten van alle naties en groepen verdedigen. Als in een land als Oekraïne de bewoners van een bepaalde regio een zekere mate van autonomie of zelfs onafhankelijkheid willen, zouden er niet langer economische of reactionaire hindernissen zijn die dit verhinderen. Dit zou het mogelijk maken een minnelijke en wederzijds aanvaardbare overeenkomst te bereiken. Op dezelfde manier zullen taal- en culturele rechten niet alleen bevrijd worden van beperkingen, maar zullen er ook middelen beschikbaar worden gesteld voor de ontwikkeling van regionale en nationale culturen.

Na het wegnemen van de oorzaken van armoede, uitbuiting en oorlog, namelijk het kapitalisme, zal deze verenigde strijd van de arbeidersklasse de basis leggen voor een nieuwe wereld, gebaseerd op een vrijwillige, gelijkwaardige en democratische federatie van socialistische staten in Europa en over de hele wereld.

 

0
    0
    Je winkelwagen
    Er zit niets in je winkelwagenKeer terug naar de winkel