Milieu: socialistische planning versus stalinistische erfenis

Temidden van de zich voltrekkende catastrofe groeit het milieubewustzijn en daarmee ook de openheid voor het idee van socialistische planning. Het argument van wat er in de Sovjet-Unie en Oost-Europa onder het stalinisme gebeurde, wordt aangegrepen om tegen het idee van socialistische planning in te gaan.

Toonde de val van het IJzeren Gordijn geen samenlevingen die gebukt gingen onder schaarste en ecologische verwoesting? Was de toestand van het milieu in het zogenaamde “communistische” Oost-Duitsland niet veel slechter dan waar ook in het Westen? Zou dit niet bewijzen dat het kapitalisme toch het betere systeem is, de enige haalbare optie? Moeten we, bij gebrek aan een beter alternatief, toch maar hopen op een marktgerichte oplossing voor de klimaatcrisis?

Marxistische erfenis op het gebied van het milieu versus stalinistische contrarevolutie

We kunnen er natuurlijk op wijzen dat arbeidersdemocratie voor een socialistische planeconomie is wat zuurstof is voor het lichaam. De Sovjet-Unie en de Oostbloklanden hadden een verschrikkelijke staat van dienst op milieugebied omdat zij geen arbeidersdemocratie kenden. Het waren misvormde arbeidersstaten, bestuurd door een bureaucratische kaste. Besluiten werden van bovenaf bureaucratisch genomen zonder democratische correctie van onderaf. Dit leidde uiteindelijk tot de verstikking van de economische ontwikkeling. Het leidde er ook toe dat de behoeften van de gewone mensen werden genegeerd of in het beste geval verkeerd werden ingeschat. Zonder democratie of verantwoordingsplicht werd ook het milieu ernstig aangetast.

Eerder publiceerden we het artikel ‘Marxisme en ecologie’ (door Per-Ake Westerlund, 2015). (1) Daarin wordt geantwoord op de laster tegen socialisme en economische planning inzake het milieu. Het artikel benadrukt hoe Marx en Engels pioniers waren in het analyseren en bekritiseren van het destructieve effect van kapitalistische industrialisatie, niet alleen op de samenleving maar ook op de natuur. Bovendien toonde het artikel hoe het dialectisch materialisme ons helpt in het analyseren en verklaren van de huidige klimaatcrisis.

Verder wees het artikel erop hoe de Oktoberrevolutie van 1917 in Rusland aanvankelijk resulteerde in baanbrekende benaderingen van de natuur, radicaal milieubeleid en de groei van een groot aantal milieuorganisaties bevorderde. De stalinistische contrarevolutie maakte deze ontwikkelingen ongedaan. Terwijl de macht van de heersende bureaucratie berustte op de genationaliseerde economie die het resultaat was van de omverwerping van het kapitalisme, had zij geen andere ideologie dan koste wat het kost aan de macht te blijven. De industrialisatie werd in een razend tempo doorgevoerd en met absolute meedogenloosheid uitgevoerd. Miljoenen werden gedood, tot slaaf gemaakt of onder wrede arbeidsomstandigheden gebracht. De natuur werd met dezelfde hardvochtige aanpak behandeld. Plaatselijke ambtenaren en managers gehoorzaamden aan centrale richtlijnen die geen rekening hielden met de plaatselijke omstandigheden. Zelfs wanneer er formeel uitstekende milieuwetten en -voorschriften bestonden, werden deze genegeerd om de productiedoelstellingen te halen. Elke vorm van onafhankelijke organisatie werd onderdrukt en zelfs de vrijheid van ideeën in de wetenschap ging verloren.

Er is een ontegensprekelijk verband tussen het stalinisme als contrarevolutionair verschijnsel en de vernietigende werking ervan op het milieu. De essentiële kenmerken van de relatie van het stalinisme tot de natuur blijven van toepassing tot de val van de stalinistische regimes vanaf 1989. Toch is het bijzonder relevant om de milieu-impact van het stalinisme te beschouwen in de context van de laatste crisisjaren van het stalinisme. De kenmerken die de ondergang van het stalinistische model betekenden, uitten zich ook in de verwoesting van het milieu. Bovendien is het niet verrassend dat de ecologische misdaden van het stalinisme die het meest tot het publieke bewustzijn zijn doorgedrongen, tot deze meer recente periode behoren. Tot deze misdaden behoren, om er maar een paar te noemen, het uitdrogen van het Aralmeer, de ramp van Tsjernobyl en de ernstige vervuiling in de ‘Zwarte Driehoek’, het grensgebied tussen Oost-Duitsland, Polen en Tsjecho-Slowakije.

Het is het dode gewicht van de bureaucratie in de Sovjet-Unie en het Oostblok die deze planeconomieën in een crisis heeft gestort. Deze crisis vormde de context voor vreselijke milieurampen die niet werden getemperd door de beperkte maar belangrijke hervormingen die in de geavanceerde kapitalistische landen werden waargenomen, hervormingen die in grote mate het resultaat waren van een opkomende milieubeweging in de jaren 1970 en 1980.

Een historische uiteenzetting belicht bovendien de vele manieren waarop de bureaucratie de vele milieuvoordelen die de socialistische planning biedt in vergelijking met het kapitalisme, teniet heeft gedaan. Deze omvatten het overwinnen van de verspilling van het kapitalisme (boom-bust cycli, overproductie, en geplande veroudering) en het gebrek aan samenwerking (concurrentie tussen ondernemingen en naties), wat ook nadelig is voor innovatie (geleid door het winstmotief en beperkt door patenten).

Groei onder het stalinisme

Het stalinisme ontstond in de USSR in de context van een socialistische revolutie die geïsoleerd bleef in een economisch achtergebleven land dat bovendien verwoest was in WO I en de burgeroorlog. De halsbrekende industrialisatie door de bureaucratie leek vervolgens gerechtvaardigd door de gebeurtenissen, de titanenstrijd op leven en dood van de Sovjet-Unie tegen nazi-Duitsland. Terwijl de bureaucratie kon wijzen op de meedogenloze drang om het Westen in te halen als verzekering voor het overleven van de Sovjet-Unie, negeerde zij gemakshalve haar eigen rol in het onvermijdelijk maken van de oorlog. De oorlog had vermeden kunnen worden door een gunstiger krachtsverhouding tussen de klassen wereldwijd en in het bijzonder in Europa. Niet alleen had de rampzalig verkeerde politiek van het stalinisme bijgedragen aan de opkomst van het nazisme in Duitsland, maar het ergste was dat het alles had gedaan om revoluties van de arbeidersklasse in de kiem te smoren, het meest in het bijzonder in Spanje. Deze revoluties zouden, indien zij met succes waren bekroond, niet alleen een slag hebben toegebracht aan het fascisme, maar ook aan het imperialisme in het algemeen, en zouden een einde hebben kunnen maken aan het isolement van de Sovjet-Unie. De extreme verslaving van het stalinisme aan groei was dus niet alleen uit noodzaak geboren, maar ook voor een groot deel een product van zijn politiek bankroet. Dit bankroet was op zijn beurt een product van de zelfzuchtige verdediging van de macht en de privileges van deze parasitaire kaste. Naast cynische politieke manoeuvres was haar enige verdediging van de genationaliseerde eigendomsverhoudingen in de Sovjet-Unie het inhalen van de achterstand op de imperialistische mogendheden door middel van economische groei.

Het moge duidelijk zijn dat in een achtergebleven land een zeer aanzienlijke economische groei nodig was om de schaarste te overwinnen. Dit was een essentiële stap in het leggen van een materiële basis voor het socialisme. Bovendien was de concurrentie met meer ontwikkelde imperialistische mogendheden geen keuze van de bureaucratie, maar ingegeven door het falen van de socialistische revolutie om zich naar Duitsland en verder uit te breiden. De groei onder het stalinisme was echter niet gebaseerd op een plan waarbij alle elementen in rekenschap werden gebracht en waartoe op democratische wijze was besloten, maar werd gedicteerd door de behoeften van de bureaucratie van het moment. Als zodanig was het verspillend, niet alleen in zijn brutaliteit. Tijdens het interbellum waren er monsterlijke avonturistische maatregelen zoals de volledige gedwongen collectivisatie van de landbouw en de schok-industrialisatie naar het voorbeeld van “het Vijfjarenplan in vier jaar.” Zoals uiteengezet in Trotski’s ‘De Verraden Revolutie’, waren dit in wezen paniekmaatregelen die samenhingen met het plotselinge besef van de stalinisten dat er een reëel gevaar bestond van een volledig herstel van het kapitalisme, hetzij in eigen land (koelakisering) hetzij vanuit het buitenland (fascisme). In wezen bestond de geschiedenis van de bureaucratische kaste uit politieke zigzaggen tussen opportunisme en avonturisme, waardoor elke geboekte vooruitgang tegen enorme kosten werd bereikt.(2) Naast een schrikbarende tol aan mensenlevens en ellende was het resultaat economische inefficiëntie, producten van slechte kwaliteit en een totale veronachtzaming van de natuur.

Als de arbeiders in staat waren geweest deze bureaucratische kaste omver te werpen en de arbeidersdemocratie in de Sovjet-Unie te herstellen, dan zou een razendsnelle groei niet het enige of zelfs niet het voornaamste middel zijn geweest om de revolutie te verdedigen. Dan zou revolutionaire internationalistische politiek een cruciale rol hebben gespeeld. Onder een arbeidersdemocratie zou de economische groei niet in zo’n razend tempo hebben hoeven gaan om de misdadige blunders van een egoïstische onberekenbare bureaucratie te corrigeren. Samen met de democratische deelname van de arbeiders aan de planning en het beheer van de economie zou dit zeker de menselijke en ecologische tol van de industrialisatie aanzienlijk hebben verminderd.

Inhaalbeweging tegen elke prijs

Met het einde van de Tweede Wereldoorlog verspreidde het stalinistische model zich naar Oost-Europa. Het werd vervolgens ook een model voor regimes die waren voortgekomen uit antikoloniale revoluties (China, Vietnam, Cuba, enz.).

In de context van de Koude Oorlog zou de groeivereiste in de Oostbloklanden het leidende beginsel zijn, zoals het dat in de Sovjet-Unie was geweest en bleef. Historisch gezien hadden de Oostblokstaten, met uitzondering van Tsjechoslowakije en Oost-Duitsland, eveneens een economische achterstand ten opzichte van het westerse imperialisme. Bovendien hadden deze landen, net als de Sovjet-Unie, tijdens de Tweede Wereldoorlog grote verwoestingen ondergaan. In tegenstelling tot hun westerse tegenhangers konden zij niet profiteren van een injectie van buitenlands kapitaal (Marshallplan) om te helpen bij de naoorlogse wederopbouw. Als zodanig begonnen de regimes van de Sovjet-Unie en de Oostbloklanden in een economische achterstandspositie ten opzichte van de Westerse imperialistische mogendheden. Naast de wederopbouw moest ook de snelle opbouw van de industrie via centrale planning de economische en technologische kloof met het westerse imperialisme dichten. Meer nog dan voor de oorlog was dit niet alleen van strategisch-militair belang, maar ook van essentieel belang om de stalinistische bureaucratieën legitimiteit te verschaffen.

In de naoorlogse periode en met name in de jaren na de dood van Stalin begon de bureaucratische kaste de noodzaak in te zien van een koerswijziging. Dit besef kwam voor een niet onbelangrijk deel door een reeks arbeidersopstanden (Oost-Duitsland 1953, Polen 1956, Novocherkassk 1962). De conclusie was dat voortzetting van hetzelfde niveau van repressie onhoudbaar was. De arbeiders moesten meer beloning voor hun opofferingen zien. De levensstandaard moest worden verhoogd door de beschikbaarheid van consumptiegoederen en verbeterde diensten te vergroten. Op deze manier trachtte de bureaucratie de stabiliteit te bereiken die nodig was om haar bevoorrechte bestaan voort te zetten.

Mislukte overgang

De bureaucratische planning was succesvol (zij het vaak tegen een enorme prijs) in het opbouwen van economieën gebaseerd op zware industrie. De Sovjet-Unie overtrof uiteindelijk de Verenigde Staten in de productie van staal, cement, olie, enz. Reeds tegen de jaren 1960 begon de grootste uitdaging echter eerder kwalitatief dan kwantitatief te zijn. Er moest een overgang naar een meer fijnmazige consumptie-economie worden gevonden en de efficiëntie moest worden verhoogd. De bureaucratieën probeerden hervormingen door te voeren waarbij vaak werd uitgegaan van ‘marktmechanismen’ om de starheid van de planning te verminderen en problemen in verband met productiviteit en stimulansen aan te pakken. Deze hervormingen mislukten uiteindelijk. In de Sovjet-Unie bijvoorbeeld leidden pogingen om de industrie op een meer gedecentraliseerde wijze te beheren in feite tot een verdrievoudiging van de bureaucratie die zich met deze taak bezighield.(3)

Aan het eind van de jaren zestig en het begin van de jaren zeventig kregen de economieën van het Oostblok te kampen met een relatieve economische vertraging en stagnatie. Terwijl het voorheen denkbaar leek dat de Sovjet-Unie en het Oostblok het Westen zouden inhalen, begon vanaf het begin van de jaren zeventig de kloof tussen de stalinistische regimes en hun rivalen te groeien. Tussen 1973 en 1989 groeiden de planeconomieën van Oost-Europa met 0,7% per jaar, tegen 2% voor West-Europa. Intussen daalde het inkomen per hoofd van de bevolking van 49% tot 37% van het West-Europese niveau.(4)

De economische impasse waarin het stalinisme zich bevond, had niet alleen gevolgen voor het vermogen van het systeem om milieukwesties aan te pakken. Het zorgde er ook voor dat, voor zover er al aandacht aan het milieu werd besteed, het steeds lager op de prioriteitenlijst van de bureaucratie kwam te staan. Aangezien het stimuleren van de economische groei steeds meer een kwestie van overleving van de bureaucratie werd, werd gekozen voor een puur economische benadering om de steun van de bevolking te versterken. Maatregelen die een grotere beschikbaarheid van consumptiegoederen verzekerden, zouden steeds voorrang krijgen boven milieumaatregelen die nodig waren om de gezondheid van de bevolking te verzekeren, laat staan duurzaamheid.

Mislukte hervormingen: het geval van de Sovjet-Unie

De autoritaire en gecentraliseerde controle die door de bureaucratie werd uitgeoefend, resulteerde in risicomijdend gedrag bij wetenschappers en lager geplaatste bestuurders. De enige uitzondering waren grote militair-industriële projecten (met name de ruimte-, wapen-, en atoomwedloop) en enorme prestigieuze ingenieursprojecten waarin topbureaucraten persoonlijk betrokken waren. Blunders werden geheim gehouden om represailles door leidende bureaucraten te vermijden. Deze geheimhouding was echter ook een obstakel om lessen te trekken uit fouten.

De nefaste gevolgen van een roekeloos beheer van natuurlijke grondstoffen en prestigeprojecten zijn te zien in de Sovjet-landbouw. Onder Chroesjtsjovs ‘Maagdelijke-grondencampagne’ werden enorme middelen aangewend om uitgestrekte dorre steppegebieden open te stellen voor intensieve landbouwproductie. De sterk toegenomen graanoogsten (met een piek in 1956) werden spoedig gevolgd door een stofstorm. In de jaren 1960 vond er ook een enorme uitbreiding plaats van de irrigatie voor de katoenproductie in Centraal-Azië, waarbij gebruik werd gemaakt van water uit de Syr Dar’ya en de Amu Dar’ya. Tegen het midden van de jaren tachtig was de toevoer van rivieren naar het Aralmeer bijna tot nul gedaald. Waarschuwingen van een minderheid van wetenschappers uit de jaren zestig over de ernstige gevolgen voor het milieu, het klimaat en de gezondheid werden niet in acht genomen, omdat de opoffering van het Aralmeer economische voordelen zou opleveren. In plaats daarvan waren er plannen voor een niet minder destructieve technische oplossing in de vorm van een megaproject om water uit West-Siberische rivieren om te leiden naar het zuiden.(5) De groei van de landbouwproductiviteit in de Sovjet-Unie hield in de jaren vijftig en zestig gelijke tred met die in de VS, maar dit gebeurde op een uiterst onhoudbare basis. Vervolgens volgde de landbouw de koers van de rest van de economie, waarbij de Sovjet-Unie zelfs afhankelijk werd van graanimporten uit de Verenigde Staten.

Vastgelopen digitale revolutie

Hoewel de informatietechnologie grote mogelijkheden biedt voor economische planning (zij het vooral in haar democratische gedaante) was het op dit gebied dat de Sovjet-Unie er op spectaculaire wijze niet in slaagde gelijke tred te houden met het Westen, en de Verenigde Staten in het bijzonder. In 1986 beschikte de Sovjet-Unie over 10.000 mainframes en minicomputers, tegen 1,3 miljoen in de VS. Dit onvermogen om gelijke tred te houden met de IT-ontwikkelingen maakte de kloof in de horizontale informatie-uitwisseling nog groter.

Sovjetwetenschappers waren in de jaren 40 begonnen met de ontwikkeling van computers, slechts vier jaar na de Amerikanen, en tegen het eind van de jaren 1950 hadden zij hun achterstand bijna ingehaald. De bureaucratie zocht echter naar sluipwegen en besloot deze kleine kloof te overbruggen door middel van innovatie onder leiding van de KGB, dat wil zeggen industriële spionage en retro-engineering. De ontwikkeling van Sovjetcomputers werd stopgezet en IBM-modellen werden de norm. Dit technologisch conservatisme zorgde ervoor dat de Sovjet-IT-technologie afhankelijk was van het Westen en altijd enkele stappen achterliep. Dit was geen uitzondering. Het kopen of stelen van technologie werd de voorkeurswijze van de bureaucratie om technologie te verwerven.

Hoewel deze achterstand in computertechnologie misschien toeval lijkt, moet zij worden gezien in de context van nog grotere gemiste kansen. Tegen het begin van de jaren zestig had de cybernetica van de Sovjet-Unie immers grote vooruitgang geboekt op het gebied van neurale netwerkcomputers. Er was dus een duidelijke kans dat het internet eerst in de Sovjet-Unie zou ontstaan in plaats van in de Verenigde Staten. Naast militair gebruik waren de enorme mogelijkheden voor economische planning duidelijk.

Aanvankelijk steunden topbureaucraten deze ontwikkelingen in de overtuiging dat ze de informatiestromen en managementtechnieken konden verbeteren, waardoor hun controle in wezen zou toenemen zonder dat er radicale hervormingen nodig waren. Een voorstel uit 1962 voor een landelijk netwerk van computercentra voor tweeërlei gebruik, militair en civiel, leidde er echter toe dat de opsteller ervan uit de partij werd gezet en uit het leger werd ontslagen. Het was duidelijk dat de militaire autoriteiten niet bereid waren middelen te delen met civiele planners. Toen duidelijk werd dat geautomatiseerde economische planning ook een bedreiging zou vormen voor de bestaande hiërarchie van macht in de civiele economische sfeer, werden latere voorstellen vertraagd, van middelen beroofd en verzwakt. Bureaucraten vreesden overbodig te worden of middelen te verliezen aan andere agentschappen. Uiteindelijk werd een lappendeken van honderden geïsoleerde, niet-interoperabele informatiesystemen opgezet bij afzonderlijke ondernemingen en centrale agentschappen.(6)

Hoewel sommige cybernetici hadden gehoopt dat hun inspanningen zouden resulteren in meer horizontale informatie-uitwisseling, werden hun inspanningen ondermijnd door een bureaucratie die erop uit was haar institutionele eigenbelang te handhaven. De beperkte horizontale informatie-uitwisseling was inderdaad een ernstig probleem dat veel verder ging dan de beperkingen die het oplegde aan de economische planning. Het was duidelijk dat het democratisch debat dat nodig was om de economie efficiënt te controleren en te plannen, voor de bureaucratie ontoelaatbaar was. Dit was bovendien ook een belemmering voor innovatie.

Innovatie verstikt

De onderzoek- en ontwikkelingssectoren, die al relatief geïsoleerd waren van buitenlandse wetenschappelijke ontwikkelingen, werden ook nog eens van elkaar geïsoleerd door verticale bureaucratische instellingen. Binnen deze gesloten circuits was er weinig gelegenheid voor kruisbestuiving van ideeën.

Toen onder Chroesjtsjov een academische stad (Akademgorodok) werd opgericht om een aantal van deze obstakels te overwinnen, werd deze verbannen naar de Siberische wildernis. Afgelegen van de belangrijke economische centra had deze stad weinig invloed op de industrie. Bovendien werden tegen de jaren 1970, tijdens de Brezjnev-jaren, veel van de wetenschappelijke vrijheden die in de academische stad van toepassing waren, sterk beknot. Dit soort beleidszigzag weerspiegelde tegenstrijdigheden binnen de bureaucratie. De bureaucratie was zich bewust van een aantal tekortkomingen van haar bewind, maar was uiteindelijk niet bereid om haar greep op planning en informatie op te geven. De controle verliezen was uit den boze. Net als van de kapitalistische klasse kon niet worden verwacht dat deze kaste zichzelf zou opheffen. Uiteindelijk, toen alle andere wegen waren uitgeput en de gelegenheid zich voordeed, slaagde een deel van de kaste erin zich om te vormen tot kapitalisten.

Van cruciaal belang is dat, naarmate de wapenwedloop aanzwol, steeds meer middelen en onderzoek werden besteed aan bewapening, ten koste van de civiele economie. Tegen de jaren 1980 was het militair-industrieel complex in de Sovjet-Unie goed voor twee derde van de industriële productie met defensie-uitgaven rond 15-25% van het BBP (in tegenstelling tot een piek van 6,6% in de VS). Bovendien werden, als gevolg van de buitensporige geheimhouding, innovaties voor het leger, in tegenstelling tot in het Westen, zeer zelden vervolgens toegepast op andere taken. Als gevolg daarvan ging het meeste innoverende onderzoek verloren voor de civiele economie. Daardoor werden de inspanningen van Sovjetwetenschappers en -ingenieurs, hoewel talrijker in verhouding tot de bevolking dan in enig ander groot land (een voordeel van de genationaliseerde economie), eveneens op een dwaalspoor gezet.

Verslaving aan fossiele brandstoffen en verspilling

Een terrein waarop de systeemcrisis sterk tot uiting kwam, was de groeiende afhankelijkheid van olie en gas in de jaren 1970 en 1980. In plaats van haar economie te moderniseren werd de Sovjet-Unie steeds meer een exporteur van grondstoffen die onderhevig waren aan internationale prijsschommelingen. Dit verminderde de behoefte aan meer efficiëntie bij de energieopwekking. Het uitblijven van de ontwikkeling daarvan betekende een extra belasting voor zowel de economie als het milieu. In het algemeen hadden de bureaucratische planeconomieën van Oost-Europa en de Sovjet-Unie tegen de jaren tachtig 30 tot 50% meer energie nodig dan hun kapitalistische rivalen om een gelijkwaardig BBP te bereiken.(7)

Naast de eerder genoemde belemmeringen voor technische innovatie betekende de uitgestrektheid en de vermeende overvloed aan natuurlijke grondstoffen in de Sovjet-Unie ongetwijfeld dat de bureaucratie geen prioriteit gaf aan het efficiënte gebruik van natuurlijke grondstoffen bij het halen van economische doelstellingen. De ecologische schuld van slecht doordachte plannen bleef zich opstapelen zonder rekening te houden met de toekomst.

Op dit punt moet het door neoliberale ideologen zo geliefde “tragedy of the commons”-argument kort worden genoemd. Volgens dit argument zal gemeenschappelijk bezit, of het nu pre-kapitalistisch, socialistisch of anderszins is, vanwege de menselijke aard altijd leiden tot verspilling van grondstoffen. Particulier eigendom is te verkiezen, privatisering de enige remedie, zeggen ze. Dit is natuurlijk een mythe. Zoals Engels treffend beschreef, bestonden er in pre-kapitalistische samenlevingen systemen van gemeenschapszelfregulering die eeuwenlang zeer succesvol bleken. Moderne democratische socialistische planning zou in veel opzichten op dezelfde manier werken, maar op een hoger niveau.(8)

Hoewel bureaucratische planning zonder verantwoording aan plaatselijke gemeenschappen roekeloos middelen verkwist voor kortetermijndoeleinden, is de realiteit van het model dat door de “tragedy of the commons”-theorie wordt verkondigd net zo schadelijk: winsten worden geprivatiseerd terwijl sociale en milieukosten worden gesocialiseerd.

Autarkische inefficiëntie – verschillende keren “socialisme in één land”

Het stalinistische fenomeen was van meet af aan tegengesteld aan echte internationale solidariteit. In de naoorlogse periode had dit tot gevolg dat de economieën van het Oostblok werden geconfronteerd met de extra last van een vrij beperkte economische integratie. Dit verhinderde onder meer het ontwikkelen van schaalvoordelen. Stalin eiste aanvankelijk dat de Oostblok-regimes de autarkische koers van de Sovjet-Unie volgden. Niettemin richtte de Sovjet-Unie in 1949 de Comecon (Raad voor Wederzijdse Economische Bijstand) op om de handel en de nationale plannen van haar cliëntstaten te coördineren. Deze structuur was allesbehalve een uiting van internationalisme, maar was bedoeld om de politieke dominantie van één bureaucratie, die van de Sovjet-Unie, over de andere bureaucratieën te verzekeren.(9)

Bilaterale ruilhandel was de voornaamste vorm van handel tussen de Comecon leden. Dit bleek uiterst inefficiënt en een rem op de toename van de handel. Onder deze omstandigheden bleef men afhankelijk van de Sovjet-Unie, die de grootste economie en de overvloedigste natuurlijke grondstoffen had. Ondertussen betekende dit dat de Oostblokstaten economisch relatief geïsoleerd van elkaar bleven. Oproepen van sommige Oostblok-regimes om converteerbare munten in te voeren werden door Moskou afgeweerd, dat vreesde voor elk verlies van controle.

Hoewel de Sovjet-Unie na de oorlog Oost-Europa aanvankelijk plunderde als “herstelbetalingen”, waren de economische voordelen van deze ongelijke relatie op lange termijn minder duidelijk. Het lijkt er veeleer op dat Moskou zich concentreerde op het creëren van economische (en dus ook politieke) afhankelijkheid, ook al ging dit soms ten koste van de economie. Tegen de laatste jaren van de Sovjet-Unie klaagde de bureaucratie steeds meer over het subsidiëren van haar cliëntstaten. Dit was vooral het geval vanaf 1973, door de levering van natuurlijke grondstoffen, met name olie, onder de wereldmarktprijzen. Deze betrekkingen weerspiegelen het feit dat de Sovjet-Unie geen imperialistische mogendheid was in de klassieke zin van het woord; zij streefde er niet naar kapitaal uit te voeren, buitenlandse markten te veroveren, of buitenlandse grondstoffen veilig te stellen. Het doel van de Sovjet-bureaucratie was het in stand houden van volgzame bufferstaten om zich te isoleren van het Westerse imperialisme.

Uiteindelijk was de bureaucratie van de Sovjet-Unie altijd van plan haar eigen belangen voorop te stellen. Hun wanbeheer van de Sovjet-landbouw zorgde voor een groeiende behoefte aan harde valuta om de import te betalen. De export van gas was steeds meer voorbehouden aan het Westen, terwijl de Oostbloklanden vasthielden aan bruinkool als voornaamste energiebron. Het gevolg was een verslechtering van de luchtverontreiniging, niet alleen plaatselijk, maar door de wind ook in de Europese delen van de Sovjet-Unie.(10)

Hoewel de Oostblok-bureaucratieën soms probeerden de ketenen die hen aan Moskou bonden los te maken (Joegoslavië en Albanië braken in feite met het laatste), was hun visie even bekrompen en zelfzuchtig. Elke bureaucratie waakte angstvallig over haar machtsbasis (en dus over haar privileges) tegen inmenging van haar collega’s in de socialistische ‘broederstaten’.

Op deze manier miste het Oostblok een voordeel dat het had moeten hebben ten opzichte van zijn kapitalistische rivalen en hun op concurrentie gebaseerde kapitalistische systeem. Anders dan in het interbellum toonden de op nationale staten gebaseerde kapitalistische klassen in het Westen een grotere openheid voor internationale samenwerking. Met name de integratie in de EU was bedoeld om de positie van de West-Europese kapitalistische klassen ten opzichte van grotere kapitalistische concurrenten en hun rivalen met een ander systeem in het Oosten te versterken.

Blik op het Westen

Veel Oostblok-regimes zagen een normalisering van de betrekkingen met westerse kapitalistische landen als een uitweg uit zowel de economische stagnatie als de afhankelijkheid van de Sovjet-Unie. In sommige gevallen zagen de bureaucraten ook nieuwe mogelijkheden voor zichzelf in nauwere banden met de kapitalistische wereldmarkt. Overigens vond deze toenadering plaats op een moment dat ook in het Westen de gouden jaren van de naoorlogse economische expansie ten einde liepen.

In de jaren zeventig, toen er oliedollars in overvloed waren, leenden Joegoslavië, Roemenië, Polen, Hongarije, Bulgarije en Oost-Duitsland allemaal veel geld van het Westen. Het doel was de groei te versnellen door ofwel import-vervangende industrieën op te bouwen, ofwel een op harde valuta’s verdienende exportgerichte productie. Ook hier lag de nadruk op het verwerven van westerse technologie. Het inefficiënte gebruik van deze investeringen (en dus hun lage rendement) in combinatie met een stijging van de rentetarieven had tot gevolg dat deze landen tegen het begin van de jaren tachtig in een schuldenval terechtkwamen. Hierin deelden zij de hachelijke situatie van een groot deel van de neokoloniale wereld in die tijd.

Joegoslavië werd overeind gehouden door een omvangrijke IMF-lening, omdat het Westen hoopte te voorkomen dat het land onder de invloed van Moskou zou vallen. Desondanks kende het land hyperinflatie en massale jeugdwerkloosheid. Polen kwam in gebreke en het regime probeerde verschillende besparingsprogramma’s door te voeren. Ceaucescu slaagde erin de schuld van Roemenië terug te betalen door de bevolking bijzonder draconische besparingen op te leggen.(11) Hongarije begon staatsbedrijven aan buitenlandse investeerders te verkopen. De DDR werd in 1981 en 1988 geconfronteerd met een crisis van de betalingsbalans en als gevolg daarvan verminderden de staatsinvesteringen.

Opkomst van milieubewegingen in geavanceerde kapitalistische landen

In de onmiddellijke naoorlogse periode zou het moeilijk zijn geweest om te beweren dat het kapitalisme het superieure systeem was in termen van milieubescherming. Men hoeft maar te denken aan de Londense smog of het massale gebruik van DDT in de VS. Pas onder druk van een ontluikende milieubeweging werden er meer voorschriften ingevoerd.

Historisch gezien was de arbeidersklasse altijd het segment van de samenleving dat het meest te lijden had onder de milieurisico’s, zowel op het werk als in hun gemeenschap. De arbeidersbeweging, die de strijd voor veiliger werk- en leefomstandigheden opnam, speelde een voortrekkersrol in de strijd voor milieuregelgeving. In 1899 bijvoorbeeld voerde de Britse Women’s Trade Union League (WTUL) met succes campagne tegen het gebruik van lood bij de vervaardiging van borden en kopjes.(12) In de VS waren de goedkeuring van de Clean Air Act (1970) en de Clean Water Act (1972) het werk van een coalitie tussen vakbonden uit de olie-industrie, de chemische industrie, de atoomenergiesector, de staalindustrie en de landarbeiders met enkele milieu-organisaties.(13)

De sociale omwenteling van het einde van de jaren 1960, met inbegrip van de kracht van de georganiseerde arbeid in die tijd, vormde de achtergrond voor de opkomst van een krachtige milieubeweging die vaak ook overlapte met de vredes- en anti-nucleaire bewegingen. Politiek gezien resulteerde dit in de oprichting van de eerste groene partijen aan het begin van de jaren zeventig. In 1979 werd in Zwitserland het eerste groene parlementslid ter wereld verkozen. Ook in andere welvarende westerse landen behaalden groene partijen al snel zetels: België (1981), West-Duitsland (1983), Oostenrijk (1986), enz. Hoewel deze partijen aanvankelijk vaak overkwamen als radicale protestpartijen, ontbrak het hen aan een oriëntatie op de arbeidersklasse en aan kritiek op het kapitalisme. Dit zorgde voor een reformistische koers. Niettemin heeft het succes van deze partijen en de bredere beweging die hen heeft voortgebracht, milieuvraagstukken op de agenda geplaatst.

De milieubeweging in de Sovjet-Unie

De ontwikkeling van vergelijkbare bewegingen in het Oosten werd afgeremd door materiële tekorten, informatiebeperkingen en repressie. In de jaren 1960 kwam het milieu-activisme op gang, maar dit bleef grotendeels beperkt tot het indienen van petities door individuele personen, vaak wetenschappers. In 1986 werden de beperkingen op het debat versoepeld onder de Glasnost. De kernramp van Tsjernobyl in datzelfde jaar wakkerde het milieubewustzijn aan en bracht de al lang sudderende bezorgdheid over het milieu in de hele Sovjet-Unie samen. De ongevoelige veronachtzaming van de bureaucratie voor veiligheid kwam aan het licht. Bovendien ondermijnde de poging tot doofpotoperatie na Tsjernobyl de geloofwaardigheid van de hervormingen onder Gorbatsjov. Volgens officiële overheidsstatistieken was in 1987 83,5% van de Sovjetburgers “zeer sterk” of “vrij sterk” begaan met het milieu.(14)

Te midden van een dalende levensverwachting en toenemende geboorteafwijkingen was er inderdaad veel om bezorgd over te zijn: slechts 30% van het rioolwater werd naar behoren gezuiverd, de lucht in vele steden was ernstig vervuild, en het vele gebruik van pesticiden maakte 30% van de voedselketen gevaarlijk voor de menselijke gezondheid. Het Baikalmeer en de Kaspische Zee waren gevuld met industrieel afval. Het Aralmeer in Centraal-Azië, ooit het op drie na grootste meer ter wereld, was praktisch verdwenen, waardoor de regio in een giftige woestenij was veranderd.

Een landelijke anti-nucleaire beweging organiseerde protesten om de bouw van nieuwe kerncentrales te verhinderen. Als gevolg daarvan werd een dergelijk project op de Krim geschrapt. Protestbewegingen kwamen ook op de been om andere vervuilende en milieuverwoestende projecten tegen te houden.

Door het wantrouwen in de centrale besluitvorming raakten delen van de beweging verweven met opkomende nationale bewegingen. Er waren ook grote verschillen tussen de republieken. In Moldavië bijvoorbeeld was het gebruik van pesticiden 20 tot 40 maal hoger dan het Sovjet-gemiddelde, met alle gevolgen van dien voor de plaatselijke kinderen. In de drie Baltische staten werden milieuprotesten (tegen fosfaatwinning in Estland, een hydro-elektrische dam in Letland, en rond een nieuw reactorblok in Litouwen) brandpunten van nationalistische sentimenten.(15) In alle drie de republieken werden in de verkiezingen van 1990 groenen verkozen.

De milieubeweging was misschien wel de eerste massabeweging in de Sovjet-Unie sinds tientallen jaren. Lang tegengehouden door een dictatoriaal bewind, stuitte zij op een systeem dat niet in staat was om zelfs maar in de basisbehoeften te voorzien, een systeem van voedseltekorten en onbetaalde lonen. De westerse mogendheden daarentegen beschikten op dat moment over veel meer financiële en technische mogelijkheden om beperkte milieuhervormingen door te voeren.

Een oneerlijke vergelijking

Tenslotte is het van belang erop te wijzen dat het, wat economische prestaties en het milieu betreft, in feite oneerlijk is om landen die door stalinistische regimes werden gedomineerd, één op één te vergelijken met hun westerse kapitalistische rivalen. Dit is geenszins bedoeld als excuus voor de groteske mislukkingen en misdaden van het stalinisme. Maar omdat zij imperialistisch waren, profiteerden de westerse kapitalistische regimes ook van de uitbuiting van de neokoloniale wereld, zowel op het gebied van arbeid, natuurlijke grondstoffen als het milieu in het algemeen. In sommige gevallen ging deze uitbuiting eeuwen terug.

Kapitaalstromen naar het Noorden droegen bij tot massale kapitaalaccumulatie in de imperiale centra, waardoor milieuvoorschriften een minder bittere pil waren om te slikken. Bovendien konden kapitalisten, geconfronteerd met binnenlandse milieubewegingen en verhoogde milieubescherming, vervuilende industrieën en zelfs een groot deel van hun afval naar andere delen van de wereld exporteren.

De verwoestingen die westerse oliemaatschappijen hebben aangericht, zoals Shell in de Nigerdelta en Chevron in de Ecuadoriaanse jungle, moeten worden geteld als misdaden van het westerse kapitalisme. Volkswagen is ook een interessant geval. Het bedrijf kreeg belastingvoordelen van de Braziliaanse dictatuur voor het opzetten van een 140.000 hectare grote veeboerderij aan de grens van het Amazonegebied, buitte arbeidskrachten uit en stak op grote schaal bossen in brand.(16) Moet dit niet op het conto van de West-Duitse industrie worden geschreven?

Naast de rol van de in de leidende kapitalistische landen gevestigde multinationals is er de nog veel ingrijpender invloed van de financiële wereldmarkten en hun handhavers, dat wil zeggen instellingen als de Wereldbank en het IMF. Deze hebben een belangrijke rol gespeeld bij het aanvuren van de race naar de bodem. Dit was met name het geval in de jaren tachtig, te midden van de schuldencrisis in de neokoloniale wereld en de opkomst van het neoliberalisme. Dit had onnoemelijke gevolgen voor de arbeidersklasse en de armen, alsook voor het milieu.

Voor zover de regimes van de Sovjet-Unie en het Oostblok een negatieve invloed hadden op het milieu van hun cliëntstaten in de neokoloniale wereld, was dat vooral via het economische model dat zij boden en via de aanvaarding van de handelsvoorwaarden die door de kapitalistische wereldmarkt werden vastgesteld.

Conclusie

De Russische revolutie had wetenschappers voortgebracht als Vernadsky, die het concept van de ‘biosfeer’ populair hadden gemaakt en bijdroeg tot het leggen van de basis voor de moderne milieuwetenschap. Onder het stalinisme kromp de horizon helemaal tot de grenzen van de nationale grenzen en rivaliserende bureaucratische instellingen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat deze context niet bevorderlijk was voor het nemen van geharmoniseerde beslissingen die rekening hielden met de noodzaak om het milieu als één geheel te behandelen.

Het valt niet te ontkennen dat onder het stalinisme de economische planning mijlenver verwijderd was van haar volledige potentieel. In feite ontbraken tal van voordelen van planning in de bureaucratisch geplande economieën. Hoewel een aantal van de oorzaken van verspilling die we onder het kapitalisme zagen, werden vermeden, was een afschuwelijke verspilling van natuur, mensenlevens en talent ook inherent aan dit systeem. Er gingen enorm veel middelen naar prestigeprojecten of bewapening. Planning volgde de grillen en scherpe bochten van bureaucratisch eigenbelang. Het gebrek aan echt internationalisme betekende dat het stalinisme er niet in slaagde economische integratie tot stand te brengen in het Oostblok, toen het zich buiten de Sovjet-Unie had uitgebreid. Zelfs in het binnenland belemmerde de jaloerse controle over informatie niet alleen het publieke debat en de verantwoordingsplicht, maar ook innovatie. Hoewel de bureaucratie koste wat kost groei moest realiseren om haar positie te behouden, maakte hun systeem dit steeds moeilijker.

Als een in wezen parasitaire kaste op het lichaam van genationaliseerde economieën, waren de stalinistische bureaucratieën niet in staat om de taak van de socialistische wereldrevolutie te bevorderen. Zolang zij in functie bleven, konden geen hervormingen of technische verbeteringen de economische en ecologische impasse waarin de centraal geplande economieën zich bevonden, doorbreken. In plaats daarvan stelden de stalinistische bureaucratieën steeds meer vertrouwen in westerse kapitalistische modellen en technieken, terwijl zij steeds meer, in een ondergeschikte afhankelijke positie, in de kapitalistische wereldmarkt werden geïntegreerd.

Uiteindelijk bleef het kapitalisme, ook al bestond er nog steeds een alternatief voor het kapitalisme in de vorm van de misvormde arbeidersstaten, wereldwijd het dominante systeem, waarbij het imperialisme de te volgen norm bepaalde. Het antropoceen was toen, net als nu, in feite de kapitalosfeer.

Een socialistisch alternatief daarentegen staat voor een democratische planning op basis van het in gemeenschappelijk bezit nemen van de productiemiddelen. Met verkiezingen voor raden op de werkplaatsen, permanente afzetbaarheid, een maximale loonspanning, politieke vertegenwoordigers die niet meer verdienen dan het gemiddelde loon … kan de basis hiervoor gelegd worden. Vertegenwoordigers kunnen bovendien per regio, sector en nationaal verkozen worden om de planning verder uit te werken. Het fundament van de planning moet een systeem van arbeidersdemocratie en -controle op de werkplaatsen en de productiemiddelen zijn.

  1. Zie: https://nl.marxisme.be/2016/01/24/marxisme-en-ecologie/
  2. Zie: https://www.marxists.org/nederlands/trotski/1936/verraden-revolutie/2.htm
  3. https://www.researchgate.net/publication/242223228_InterNyet_Why_the_Soviet_Union_did_not_build_a_nationwide_computer_network
  4. https://library.oapen.org/bitstream/id/d4d3c439-1252-4b91-b602-67af1b066ea0/9781000210330.pdf   p12
  5. http://www.ciesin.org/docs/006-238/006-238.html
  6. https://www.researchgate.net/publication/242223228_InterNyet_Why_the_Soviet_Union_did_not_build_a_nationwide_computer_network https://aeon.co/essays/how-the-soviets-invented-the-internet-and-why-it-didnt-work
  7. https://publikationen.uni-tuebingen.de/xmlui/bitstream/handle/10900/77679/Bachelorarbeit%20Leitz%2C%20Tilman_final.pdf?sequence=1&isAllowed=y
  8. https://climateandcapitalism.com/2008/08/25/debunking-the-tragedy-of-the-commons/
  9. https://scholarworks.wm.edu/cgi/viewcontent.cgi?article=4696&context=etd
  10. https://www.multinationalmonitor.org/hyper/issues/1990/09/ridgeway.html#James
  11. https://www.globalpolicyjournal.com/blog/03/06/2021/how-china-escaped-and-eastern-europe-was-felled-volcker-shock
  12. https://www.theguardian.com/environment/2019/oct/11/a-working-class-green-movement-is-out-there-but-not-getting-the-credit-it-deserves
  13. http://www.interfacejournal.net/wordpress/wp-content/uploads/2012/11/Interface-4-2-Barca.pdf
  14. https://www.ssoar.info/ssoar/bitstream/handle/document/52813/ssoar-2007-caspell-Beyond_the_Iron_Curtain_The.pdf?sequence=1&isAllowed=y&lnkname=ssoar-2007-caspell-Beyond_the_Iron_Curtain_The.pdf
  15. https://internationalsocialist.net/en/2019/09/history
  16. https://cadmus.eui.eu/handle/1814/53544
0
    0
    Je winkelwagen
    Er zit niets in je winkelwagenKeer terug naar de winkel