Polen. De extreemrechtse en reactionaire ideeën in Centraal- en Oost-Europa

Viering van de onafhankelijkheidsdag in Polen in 2018. Foto: Wikimedia Commons

In de laatste drie maanden van 1989 kende Polen een overgang van een stalinistisch regime naar een land onder leiding van een regering van ‘Solidarnosc’. In plaats van te leiden tot een stabiele ontwikkeling van het kapitalisme, wordt Polen nu geregeerd door de rechtse populistische partij ‘Recht en Rechtvaardigheid.’ Elk jaar op 11 november is er in Warschau de grootste extreemrechtse betoging van Europa.

Paul Smith van Alternatywa Socjalistyczna, het CWI in Polen, legt uit waarom extreemrechtse en reactionaire ideeën zo sterk konden ontwikkelen.

De racistische slogans en nazi-groeten tijdens de recente Euro 2020 kwalificatiewedstrijd tussen Engeland en Bulgarije herinneren eraan dat in veel van de voormalige stalinistische landen van Centraal- en Oost-Europa extreemrechts in opkomst is. Maar racisme is niet alleen een probleem van een paar voetbalhooligans – in Bulgarije, Hongarije, Roemenië, Slowakije en Tsjechië maken racistische mishandeling en fysieke aanvallen tegen de Roma deel uit van het dagelijks leven. De zondebokken in de regio zijn homo’s, communisten, joden, moslims, immigranten of gewoon buitenlanders.

In sommige landen, zoals de Baltische landen, voedt het anti-Russische sentiment de opkomst van rechts-nationalisme, in andere landen is dit minder het geval en is het meer een reactie op het neoliberaal beleid. Dit krijgt een uitdrukking als een anti-liberaal en anti-EU sentiment.

Tot voor kort werd Polen opgevoerd als een voorbeeld van een succesvolle omvorming naar een liberale democratie. Nu kent het land een autoritaire, rechts-populistische regering.

Elk jaar op 11 november mobiliseren de Poolse nationalisten tienduizenden mensen in de straten van Warschau om de Poolse onafhankelijkheid te vieren. Het is de grootste demonstratie van extreemrechts in Europa. Vlaggen en spandoeken dragen racistische en xenofobe leuzen en de falanga – het symbool dat door de Poolse fascisten uit het interbellum werd gebruikt. Demonstranten roepen “Vluchtelingen buiten” en “Zuiver Polen, wit Polen”. Velen dragen t-shirts met de boodschap: “Dood aan de vijanden van het vaderland”.

Net zoals Donald Trump haat en vooroordelen aanwakkert met zijn xenofobe toespraken, zo doen ook de rechtse populistische politici in Oost-Europa dat. De leiders van Polen, Hongarije en Tsjechië – Jarosław Kaczyński, Victor Orban en Andrej Babiš – hebben allemaal de anti-moslim- en anti-vluchtelingenkaart gespeeld, waarbij ze gebruik maken van de angst onder een deel van hun bevolking. In het geval van Orban en Babiš hebben ze ook anti-Roma-gevoelens aangemoedigd. Onlangs heeft de Poolse regeringspartij, de Partij voor Recht en Rechtvaardigheid (PiS), de angst aangewakkerd voor de dreiging van een “genderideologie” en de LGBT-beweging.

Maar terwijl deze leiders de vlammen van de reactie hebben aangewakkerd, zijn de wortels van de groei van de reactionaire ideeën en het rechtspopulisme veel ouder en zijn ze terug te vinden in de erfenis van het tsarisme, de regimes tussen de Twee Wereldoorlogen, de katholieke kerk en het stalinisme.

Tsarisme en het interbellumregime

Antisemitisme was vóór de Eerste Wereldoorlog in heel Europa wijdverbreid, en in het tsaristische rijk, dat zowel Oost-Europa als Polen omvatte, werd het gebruikt als een verdeel- en heerstactiek. Na de eerste Russische revolutie in 1905 richtte het tsarisme de ‘Zwarte Honderden’ op om pogroms uit te voeren tegen Joden en andere minderheden en om arbeidersorganisaties te vernietigen. Als reactie daarop organiseerden arbeiders en de joodse gemeenschap zelfverdediging.

Tijdens de revolutionaire omwentelingen aan het einde van de Eerste Wereldoorlog en na de ineenstorting van de tsaren en de Oostenrijks-Hongaarse rijken probeerde de arbeidersklasse de macht te grijpen in verschillende landen in de regio en zich aan te sluiten bij Sovjet-Rusland. Het mislukte, niet vanwege een gebrek aan vastberadenheid, maar omdat er geen revolutionaire leiding was opgebouwd die de revolutie tot een succes kon brengen. In plaats daarvan won de burgerij de overhand en werden onafhankelijke kapitalistische landen opgericht.

De ontwikkelingen verschilden van land tot land, maar vroeg of laat kwam het overal tot de oprichting van nationalistische en conservatieve regimes. In Polen werd de herovering van de onafhankelijkheid in 1918 na 123 jaar door de Poolse arbeiders gezien als een stap voorwaarts, ondanks het kapitalistische karakter van de nieuwe staat. Dit zette de revolutie op een zijspoor door de vaderlandslievende gevoelens van de arbeiders te versterken. Na een korte periode van parlementaire democratie en chaos, vestigden Piłsudski en zijn beweging “Sanacja” (‘genezing’) een autoritaire regime in 1926.

In Hongarije vestigde Horthy zijn autoritaire nationalistische regime op de rug van de pogroms die werden uitgevoerd om de arbeidersbeweging te vernietigen nadat de kortstondige Hongaarse Sovjet Republiek in 1919 was ingestort. De nationale conflicten die de regio vóór de eerste oorlog hadden gedomineerd, bleven onopgelost en er ontstonden nieuwe conflicten, terwijl de nationale burgerij in deze landen te zwak was en de economieën te onderontwikkeld waren om de problemen van de arbeiders in de regio op te lossen.

In de jaren dertig van de vorige eeuw nam het reactionaire bonapartistische Poolse regime steeds meer toevlucht tot antisemitisme als methode van verdeel en heers. Het stond het bestaan van segregatie in de Poolse universiteiten toe in de vorm van de zogenaamde getto ławkowe (“gettobanken”). De nog meer rechtse nationaaldemocraten en de katholieke kerk propageerden het idee van żydokomuna (“Judeo-Communisme”).

Net als in andere landen in de regio in die tijd, was er druk van zowel de ontwikkeling van het stalinisme in de Sovjet-Unie als van het fascisme in Duitsland. Dit maakte de organisatie van het verzet tegen deze giftige ideeën zowel moeilijk als gevaarlijk. Maar er zijn veel voorbeelden van hoe vakbonden en linkse organisaties, evenals de Joodse gemeenschap zelf, zich organiseerden om zich te verdedigen tegen de aanvallen.

Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, waren er Polen die samenwerkten met de nazi-bezetters, die de ondergedoken Joden chanteerden en uiteindelijk verraden. Maar er waren ook talrijke voorbeelden van Polen die hun leven riskeerden om Joden te verbergen en te redden. Veel Joden weigerden hun lot eenvoudigweg te accepteren, tienduizenden in Oost-Europa vormden partizaneneenheden en vochten terug. In 1943 was er in het getto van Warschau een heroïsche opstand tegen de nazi-plannen om de Joodse bevolking naar de concentratiekampen te deporteren. Later organiseerde de Poolse ondergrondse de opstand van Warschau in 1944, die schandalig genoeg werd verraden door het Rode Leger, dat weigerde het verzet te hulp te komen en wachtte tot het Duitse leger het verzet had vernietigd.

Erfenis van het stalinisme

De stalinistische regimes in Oost-Europa die na de Tweede Wereldoorlog werden gevormd, waren noch socialistisch, noch communistisch, maar waren vanaf het begin vervormd. In de landen die bezet waren door het zegevierende Rode Leger werd het kapitalisme en het grootgrondbezit afgeschaft, maar er werd een economisch systeem opgezet naar het beeld van het ontaarde Sovjet-Rusland – een bureaucratisch geplande, genationaliseerde economie met een meedogenloos, repressief staatsapparaat in handen van partijbureaucraten.

Helaas zijn de traumatische ervaringen met repressie onder deze wrede regimes en het feit dat zij er soms niet in slagen om zelfs de basisbehoeften te garanderen, de reden waarom veel Polen en andere mensen uit Centraal- en Oost-Europa vandaag nog steeds sterke anticommunistische gevoelens hebben. De anti-joodse campagne van de stalinisten in Rusland zelf, ondersteund door het feit dat enkele prominente leden van de Poolse communistische partij tijdens de stalinistische tijd van joodse afkomst waren, hebben de steun voor deze reactionaire ideeën gevoed. De impact hiervan is tot op vandaag voelbaar in Polen.

Aanvankelijk groeiden de economieën in deze landen snel, ondanks de enorme verspilling als gevolg van de rol van de bureaucratie. Nadat de eerste wederopbouw van deze door oorlog verscheurde landen was voltooid, werden de taken van de economische ontwikkeling complexer. Het was nodig om over te schakelen van uitgebreide (kwantitatieve) ontwikkeling – bestaande uit het verhogen van de productie door bijvoorbeeld het bouwen van meer fabrieken en het in dienst nemen van meer mensen van het platteland – naar intensieve (kwalitatieve) ontwikkeling, die een groei van de arbeidsproductiviteit vereiste door het toepassen van nieuwe technieken en technologie. Zoals Trotski echter zei: “In een genationaliseerde economie vereist kwaliteit een democratie van producenten en consumenten, vrijheid van kritiek en initiatief – omstandigheden die onverenigbaar zijn met een totalitair regime van angst, leugens en vleierij.”

En zo begon de economie tot stilstand te komen omdat de opgeblazen bureaucratie niet in staat was de economie verder te ontwikkelen. Zonder de noodzakelijke zuurstof van arbeidersdemocratie werd de planning steeds meer het tegenovergestelde: chaos met willekeurige bureaucratische beslissingen, diefstal, maar vooral grootschalige corruptie onder de partijfunctionarissen.

De ontevredenheid nam toe en massale protesten en bewegingen probeerden de stalinistische bureaucratieën in Polen, Hongarije, Tsjecho-Slowakije en andere landen in de regio omver te werpen. Zie: https://nl.socialisme.be/80348/

Kapitalistisch herstel

In Polen werd in 1981 de Krijgswet ingevoerd na het falen van de Solidarnosc-beweging om het regime omver te werpen. De militaire politiedictatuur slaagde er echter niet in de economie uit het moeras te halen. In plaats daarvan verergerde de economische ineenstorting, waren er tekorten voor zelfs de meest elementaire zaken die nodig waren voor het dagelijks leven, en enorme urenlange rijen bij vrieskou. Deze ervaring versterkte de anticommunistische gevoelens en heeft nog steeds een invloed op het bewustzijn in Polen.

Zowel de oppositie als de bureaucratie, maar ook de arbeidersklasse zagen steeds marktoplossingen steeds meer als een uitweg uit de ramp. Tegen het einde van de jaren tachtig zag de bureaucratie in dat zij niet in staat was de crisis op te lossen en zag zij in markthervormingen een oplossing. Maar het ontbrak aan steun in de samenleving en er werd besloten tot een overeenkomst voor machtsdeling met ‘Solidarnosc’. Dit bracht echter gebeurtenissen op gang die buiten de controle van de bureaucratie vielen.

In 1989 werd een ‘Solidarnosc’-regering gevormd die onmiddellijk met schoktherapie het kapitalisme herstelde. De hyperinflatie greep het land met maar liefst 600 procent, de productie stortte in toen de fabrieken werden gesloten en de werkloosheid steeg tot 20 procent. De bezittingen van de staat werden geplunderd door het internationale kapitaal, door de voormalige stalinistische bureaucratie, die zichzelf heruitvond als een nieuwe kapitalistische klasse, en door een deel van de top van ‘Solidarnosc’. Wat geacht werd winst te kunnen maken, werd geprivatiseerd en de rest werd als onrendabel afgeschreven en gesloten.

Het Poolse BBP daalde in het eerste jaar van het herstel van het kapitalisme met 10% en in het tweede jaar met nog eens 7%. De gevolgen van het kapitalistische herstel waren vergelijkbaar en in sommige gevallen nog dramatischer in de andere landen van de regio.

Pas in de tweede helft van de jaren negentig begon de economie te groeien en herstelde zij zich langzaam tot het niveau van voor het kapitalisme. De kosten waren echter enorm. Met de kapitalistische groei namen ongelijkheid en uitsluiting toe, vooral in het oosten van het land werden deze bijzonder acuut.

Ontwikkeling van het Poolse kapitalisme

Het kapitalisme was niet in staat om alle economieën van de voormalige stalinistische landen te ontwikkelen. Sommige, zoals in het voormalige Joegoslavië, werden door nationale verdeeldheid verscheurd en raakten in een bloedige burgeroorlog verzeild, waarbij gangster-‘zakenlieden’ enorme fortuinen maakten. Anderen maakten jaren van economische crisis en stagnatie door of werden geclassificeerd als “mislukte staten”.

De landen die gunstiger gelegen waren ten opzichte van de West-Europese en vooral Duitse economie, zoals Polen, de Tsjechische Republiek, Slowakije en Hongarije, begonnen zich vanaf het midden tot het einde van de jaren negentig te ontwikkelen. Naarmate deze nieuwe kapitalistische economieën groeiden, werden ze meer geïntegreerd in het wereldwijde kapitalisme, en in het bijzonder in de toeleveringsketen van de Duitse industrie.

In Polen ontwikkelde zich vooral het westen van het land, terwijl het oosten stagneerde. Er werden speciale economische zones ingesteld die het buitenlandse kapitaal ten goede kwamen en goedkope, geschoolde arbeidskrachten en belastingvoordelen vlak aan de grens met Duitsland boden. Hoewel niet officieel, werden de vakbonden in de praktijk in veel van deze fabrieken verboden, iets wat tot op vandaag het geval is.

Het buitenlandse kapitaal stroomde naar Polen en begon al snel de banksector te domineren. In 2015 had buitenlands kapitaal een aandeel van 70% in de Poolse banksector. Ter vergelijking: het EU-gemiddelde bedraagt slechts 30%. De dominantie van het buitenlandse bankkapitaal is in de hele regio vergelijkbaar.

Groeiende onrust

Tussen 2001 en 2007 zijn Polen en de andere opkomende economieën van de regio vrij snel gegroeid, waarbij de groei van het BBP in Polen maar liefst 7% bedroeg. In die periode zijn vele landen tot de Europese Unie toegetreden en hebben zij een verdere impuls gekregen in de vorm van EU-fondsen, die voornamelijk zijn besteed aan de verbetering van de weg- en spoorweginfrastructuur ten behoeve van westerse kapitalisten die in de regio investeren.

De wereldwijde economische crisis van 2007-2008 was echter bijzonder ernstig voor Centraal- en Oost-Europa. De economieën van Roemenië, Hongarije en Tsjechië zijn sterk teruggelopen. Besparingsmaatregelen leidden tot grote straatprotesten en in Letland zelfs tot rellen.

Omdat geen enkele arbeiderspartij in staat was een socialistisch alternatief te bieden voor de kapitalistische crisis, kon de rechtervleugel in sommige landen aan de macht komen. In Hongarije kwam in 2009 de autoritaire rechts-populistische Fidesz-partij onder leiding van Victor Orban aan de macht. Tegelijkertijd won de extreemrechtse Jobbik-partij, met fascistische elementen en een paramilitaire organisatie, 16% van de stemmen bij de parlementsverkiezingen, en vervolgens 20 en 19% bij de verkiezingen van 2014 en 2018.

Terwijl alle andere economieën van de regio zijn gekrompen, was Polen het enige land in Europa dat een recessie heeft voorkomen. Desalniettemin heeft Polen te lijden gehad onder een sterke vertraging, en de Poolse werkenden werden ook gedwongen de broekriem aan te halen. De lonen werden bevroren en de regering van het neoliberale burgerplatform van Donald Tusk verhoogde de pensioenleeftijd. Flexibel werken met zogenaamde ‘vuilniscontracten’ werd de norm voor miljoenen Poolse werknemers.

In het najaar van 2013 organiseerden de drie belangrijkste vakbondsfederaties een gezamenlijke betoging van meer dan 250.000 tegen het beleid van de regering. Er was een boze stemming tegen de regerende partij – het Burgerplatform – maar ondanks de brede steun voor het idee van een 24-uurs algemene staking, slaagden de vakbondsleiders er niet in om de beweging vooruit te helpen.

Rechtspopulisme

De gemiste kans om de actie te escaleren en de afwezigheid van een arbeiderspartij die een politieke leiding kon geven, hebben een politiek vacuüm gecreëerd. Dit stelde Jarosław Kaczyński’s ‘Recht en Rechtvaardigheid’ in staat om deze stemming achter haar nationalistische, rechtse populistische agenda te kanaliseren, door gebruik te maken van de oppositie tegen het neoliberalisme, de woede over de manier waarop de transformatie was uitgevoerd en de rol die het westerse kapitaal had gespeeld.

Vanwege de geschiedenis van Polen en de neokoloniale aard van de aanwezigheid van het Europese kapitalisme in de economieën van de voormalige stalinistische landen van Centraal- en Oost-Europa, viel deze nationalistische propaganda op vruchtbare bodem, met name onder de jongeren, de gefrustreerden en de uitgeslotenen, maar ook onder veel werkenden.

Deze vruchtbare bodem werd ook voorbereid door de ideologische aanval van de afgelopen dertig jaar. Vanaf het begin van de transformatie injecteerde het kapitalisme in de Poolse samenleving een giftige mix van nationalisme en religieus fundamentalisme om de onderliggende oorzaken van de sociale problemen als gevolg van het kapitalistische herstel te verbergen. De katholieke kerk kreeg een sleutelrol toebedeeld en deze rol werd versterkt toen in het begin van de jaren negentig godsdienstonderwijs (meestal onderwezen door een katholieke priester of non) in de scholen werd geïntroduceerd.

Maar ondanks de nationalistische kaart en het uitbuiten van anti-immigrantengevoelens, was een van de belangrijkste factoren achter het electorale succes van ‘Recht en Rechtvaardigheid’ in 2015 de belofte van hervormingen ten gunste van de Poolse arbeiders. Sinds de machtsovername heeft ‘Recht en Rechtvaardigheid’ zijn steun versterkt door de invoering van een nieuwe kinderbijslag, die de levensstandaard van veel arbeidersgezinnen aanzienlijk heeft verbeterd, en door het verlagen van de pensioenleeftijd. Bovendien heeft de zogenaamde ‘repolonisatie’ van de banksector, bestaande uit de overname van buitenlandse banken in Polen door overheidsinstanties en het Nationaal Ontwikkelingsfonds, het belang van het Poolse kapitaal in de banksector verhoogd tot meer dan 50%.

Dit jaar heeft de regering, geconfronteerd met een vertraging van de belangrijkste exportmarkt van Polen – de EU – en met parlementsverkiezingen medio oktober, een fiscale stimulans ter waarde van ongeveer 10 miljard euro (2% van het BBP) doorgevoerd. Deze bestaat uit een uitbreiding van de kinderbijslag en extra betalingen voor gepensioneerden. Daarnaast heeft de regering onlangs beloofd het minimumloon geleidelijk te verhogen, vanaf begin volgend jaar, om tegen 2023 een aanzienlijk beter bedrag van 4.000 zloty per maand (ongeveer 900 euro) te bereiken.

Maar ondanks de invoering van sociale hervormingen die de arbeidersklasse ten goede komen, is ‘Recht en Rechtvaardigheid’ nog steeds pro-kapitalistisch en fel anticommunistisch. Het probeert te leunen op een deel van de ongeorganiseerde en landelijke arbeidersklasse, om de krachtsverhouding tussen nationaal kapitaal enerzijds en internationaal kapitaal anderzijds in evenwicht te brengen.

Autoritarisme

Tegelijkertijd evolueert ‘Recht en Rechtvaardigheid’ in de richting van meer autoritaire vormen van heerschappij. Het heeft de ‘onafhankelijkheid’ van de rechtbanken ondermijnd, ngo’s en particuliere media aangevallen (onder het voorwendsel dat zij onder controle van buitenlands kapitaal staan) en het gebruikt de staatstelevisie- en radiostations als doorgeefluik voor de partijstandpunten.

In een reeks van anticommunistische aanvallen zijn delen van links door de autoriteiten lastiggevallen en zijn enkele linkse websites gesloten. Nadat een particuliere televisiezender berichtte dat een fascistische groep Hitlers verjaardag had gevierd in een bos in Polen, reageerde de regering door “communisten” aan te vallen met het argument dat het noodzakelijk was om het totalitarisme aan beide zijden te bestrijden. Als gevolg daarvan zijn er nu plannen om het bezit van marxistische literatuur te verbieden.

Stakende vakbondsleden werden het slachtoffer geworden van represailles en zijn door de regerende partij en de staatsmedia belasterd. Tegelijkertijd werd de vakbond ‘Solidarnosc’, waarvan de leiding de regering steunt, gebruikt om stakingen te breken, zowel bij de lerarenstaking als die bij vliegtuigmaatschappij PLL LOT was dit het geval. In het geval van de lerarenstaking namen honderden leraren ontslag uit ‘Solidarnosc’ en sloten zich aan bij ZNP, de vakbond die de staking organiseerde.

De plannen om een totaal verbod op abortus in te voeren en de toegang tot voorbehoedsmiddelen te bemoeilijken, leidden drie jaar geleden tot grote protesten. Hoewel de regering de plannen moest intrekken, werden vrouwenrechtenactivisten het slachtoffer van repressie wegens “het beledigen van religieuze gevoelens.”

Als gevolg van de aanvallen op abortus en andere reproductieve rechten en de massabeweging om deze te stoppen, schuiven vrouwen steeds meer naar links op. Dit is met name het geval bij jonge vrouwen, die vrezen dat zij de controle over hun lichaam verliezen en dat Polen een theocratische staat aan het worden is. Aan de andere kant zullen jonge mannen op dit moment eerder bezwijken voor reactionaire propaganda en de rechtse populisten of extreemrechts steunen.

Opgang van extreemrechts

In Polen was extreemrechts al enkele jaren aan het groeien voordat ‘Recht en Rechtvaardigheid’ aan de macht kwam. Dit kwam als gevolg van de jaren van nationalistisch vergif en religieus fundamentalisme, de groeiende ontevredenheid in de samenleving en het ontbreken van een echte linkse arbeiderspartij die een alternatief kon bieden voor het kanaliseren van die boosheid tegen het kapitalisme.

In de afgelopen periode hebben de retoriek tegen migranten, de homofobie en het seksisme van politici van ‘Recht en Rechtvaardigheid’ en de katholieke bisschoppen dit proces versneld. Het aantal aanvallen op buitenlanders en LGBT-activisten neemt toe. Dit jaar keek de politie gewoon toe hoe extreemrechts verschillende Pride-marsen aanviel. Tegelijkertijd zijn antifascistische demonstranten op brute wijze door de politie aangevallen.

Net als in Hongarije en andere landen in de regio is antisemitisme vrij wijdverbreid en historisch diepgeworteld in de Poolse samenleving. Het afgelopen jaar hebben Kaczyński en ‘Recht en Rechtvaardigheid’ echter gebruik gemaakt van deze diepgewortelde vooroordelen om het antisemitisme meer ingang te doen vinden.

Er is ook een cultus ontstaan rond de zogenaamde “vervloekte soldaten” – de reactionaire, anticommunistische Poolse partizanen die na het einde van de Tweede Wereldoorlog tegen de nieuwe Poolse autoriteiten vochten en daarbij vaak burgers vermoordden. Dit jaar legde premier Morawiecki zelfs bloemen op de graven van extreemrechtse partizanen die tijdens de oorlog met de nazi’s hebben samengewerkt! Tegelijkertijd probeerde de regering de vrijheid van meningsuiting in te perken met een nieuwe wet die iedereen die suggereert dat Polen misdaden tegen de menselijkheid begingen of medeplichtig waren aan de Holocaust, met een gevangenisstraf kunnen worden bestraft.

In Polen geniet extreemrechts niet zo’n sterke electorale steun als het Hongaarse Jobbik. Dit is deels te danken aan de populistische hervormingen van de regering van ‘Recht en Rechtvaardigheid’, die de ontevredenheid heeft gekanaliseerd, en ook aan het ultraliberale programma dat extreemrechts steunt. Toch heeft Konfederacja – een coalitie van fascisten en ultraliberalen – 6,8% van de stemmen en 11 zetels in het parlement gehaald. Het grootste gevaar van extreemrechts in Polen op dit ogenblik is dat het als hulpwapen van de staat gebruikt wordt om links te verpletteren, arbeiders te verdelen en mogelijk in de toekomst de arbeidersbeweging aan te vallen.

Onlangs eiste de VN van Polen een gedetailleerd verslag over wat het doet in de strijd tegen racisme en riep het Polen op om groepen die racistische en nationalistische discriminatie bevorderen, zoals de ONR en de Al-Poolse Jongeren, te verbieden. Ondertussen geeft de kerk juist deze groepen haar zegen. Dit jaar heeft zij speciale missen en pelgrimstochten georganiseerd voor leden van deze groepen. Bovendien prijzen vele bisschoppen en priesters extreemrechtse groepen in het openbaar en moedigen ze agressie, homofobie en discriminatie aan.

‘Recht en Rechtvaardigheid’ heeft bewust de ontwikkeling van extreemrechts aangemoedigd. De extreemrechtse organisaties waarvoor de Verenigde Naties waarschuwen, worden als “goede patriotten” behandeld en in de scholen toegelaten om zich onder de jeugd te bewegen. Extreemrechts krijgt steeds meer invloed in het staatsapparaat, vooral bij de politie en de strijdkrachten. Een nieuw territoriaal leger is opgericht door het Ministerie van Defensie, voornamelijk gebaseerd op “patriottische” groepen en individuen. Zij worden nu opgeleid, bewapend en betaald door de staat. Naast de taak om het Poolse grondgebied te verdedigen, kondigde het ministerie van Defensie aan dat ze in de toekomst ook kunnen worden gebruikt om betogers uit elkaar te verdrijven, mogelijk met behulp van scherpe munitie.

Klassenstrijd

Met brede electorale steun dankzij de sociale hervormingen laat ‘Recht en Rechtvaardigheid’ momenteel extreemrechts op de zijlijn staan. Maar met de wereldwijde economische crisis in het verschiet zal de klassenstrijd de komende periode waarschijnlijk intensiever worden. De protesten van leraren en van de zorgsector worden dit najaar voortgezet. In het nieuwe jaar zullen er nieuwe arbeidersprotesten en stakingen uitbreken.

Ondanks de fiscale stimulans van de regering zal het voor Polen moeilijk zijn om de komende storm te doorstaan. Zelfs als het erin slaagt een recessie te voorkomen, zoals de vorige regering van het Burgerplatform in 2009, zal ‘Recht en Rechtvaardigheid’ gedwongen worden om te besparen. Het verminderen of afschaffen van het “500 plus” kinderbijslagprogramma zou de steun van de regering ondermijnen. Evenzo zou het herstel van de pensioenleeftijd naar het vorige hogere niveau leiden tot een terugslag die aanleiding kan zijn tot een algemene beweging van de arbeidersklasse.

Tegelijkertijd bestaat het gevaar dat, zonder een arbeiderspartij die een alternatief voor het kapitalisme verdedigt, extreemrechts blijft groeien. Daarom moet de antifascistische beweging campagne voeren rond de sociale kwesties die de ontevredenheid creëren die het fascisme en nationalisme voeden en deze campagnes verbinden met werkenden in de strijd. Het gebruik van morele argumenten volstaat niet in de strijd tegen extreemrechts. Alternatywa Socjalistyczna stelt dat er een alternatief voor privatisering en werkloosheid moet worden verdedigd, een alternatief dat opkomt voor jobs en betaalbaar wonen in plaats van nationalisme en haat. We hebben een programma nodig dat een fatsoenlijke en gratis gezondheidszorg en onderwijsstelsel kan garanderen, en een grootschalig programma van bouw van sociale woningen. Op die manier kunnen werkenden en jongeren van de verkeerde weg van het nationalisme worden afgewend. Vooral in Polen en in heel Centraal- en Oost-Europa heeft de arbeidersklasse wanhopig behoefte aan een partij die haar belangen behartigt, een partij van de werkenden gebaseerd op een strijdbaar socialistisch programma.

Dit vind je misschien ook leuk...