Waar liep het mis in Venezuela?

Toen Chavez in 1998 aan de macht kwam in Venezuela, werd het land symbool voor hernieuwde strijd tegen het neoliberalisme. Het was de eerste keer sinds lang dat het idee van socialisme terug op de agenda kwam. Vandaag, 20 jaar later, zinkt Venezuela steeds dieper weg in crisis. Ongeveer 10% van de bevolking is het land ontvlucht. De inflatie is torenhoog en er zijn tekorten van geneesmiddelen en voeding. De rechterzijde die doorgaans niet bekommerd is om het lot van armen wrijft zich in de handen. “Wil je socialisme? Ga dan naar Venezuela,” roept rechts wereldwijd.

Veelbelovende start

Het aan de macht komen van Chavez was een belangrijke positieve ontwikkeling voor de Venezolaanse massa’s. Tussen 1998 en 2009 daalde de armoede met 43%. De kindersterfte nam met 35% af en de gemiddelde levensverwachting steeg met bijna twee jaar. De voedselconsumptie per persoon lag een kwart hoger. Er waren aanzienlijke realisaties om meer mensen toegang te verlenen tot water en elektriciteit. De werkloosheid viel terug van 11% in 1998 tot 7,5% in 2009 – met een tussentijdse opstoot tot 16,8% in 2003 als gevolg van een patronale lock-out. Er kwamen voornamelijk jobs bij in de publieke sector. Een miljoen mensen leerde voor het eerst lezen en schrijven, miljoenen mensen gingen voor het eerst naar een dokter.

Aanvankelijk sprak Chavez enkel over een ‘kapitalisme met een menselijk gezicht’. Maar voor de heersende klasse en het VS-imperialisme ging dat al te ver. Het ontbrak niet aan pogingen om het regime te destabiliseren: een poging tot staatsgreep in 2002 en een patronale lock-out in 2002-2003. Het kwam tot economische sabotage om tekorten te creëren. Ondertussen draaide de propagandamachine in de commerciële media op volle toeren.

Eén factor blokte al deze pogingen van rechts af: de spontane reactie van de massa’s. Daarmee werden niet alleen pogingen tot contrarevolutie afgeslagen, het zorgde ook voor een nieuwe wind in het revolutionair proces. Voortgestuwd door de massa’s begon Chavez openlijk te spreken over de nood aan een ‘socialisme van de 21e eeuw’. Hij deed dit voor het eerst in 2005. Vervolgens werd in 2006 de PSUV opgezet, de Eengemaakte Socialistische Partij van Venezuela.

De massale acties en het grotere klassenbewustzijn hadden de Venezolaanse patroons en hun politieke lakeien zoveel pijn gedaan dat velen dachten dat de bazen effectief de aftocht hadden geblazen. Maar het kapitalisme was niet verslagen. De dreiging van contrarevolutie bleef bestaan.

De terugkeer van rechts

Als rechts terug op het politieke toneel kon komen en zelfs sympathie won onder arbeiders in de wijken en de bedrijven, kwam dit door beperkingen en fouten van de Chavistische linkerzijde. De grootste fout bestond erin dat het regime tegen elke prijs compromissen wilde sluiten met delen van de burgerij die de economische touwtjes in handen bleef houden.

Het ‘Venezolaanse socialisme’ was in feite kapitalisme met een grotere overheidstussenkomst in de economie. Er was een forse toename van het aantal banen in de publieke sector en er kwamen significante sociale hervormingen. Maar er was geen plan van socialistische maatschappijverandering. Zelfs de ‘nationalisaties’ door de regering waren veeleer publiek-private samenwerkingsverbanden waarbij er niet onteigend werd maar bedrijven opgekocht werden door de overheid (vaak tegen een hogere prijs dan de reële waarde).

Bij gebrek aan democratische controle door de personeelsleden en de gebruikers van de publieke sector, creëerde de uitbreiding van de publieke sector een groter speelveld voor een bureaucratie die van ruime privileges genoot. Deze bureaucratie heeft zich jarenlang verzet tegen een terugkeer van rechts. De bureaucratie leefde immers op de kap van de Chavistische beweging. Maar anderzijds verzette die bureaucratie zich tegen alle vormen van arbeiderscontrole op de staat en op de productie. Dat vormde immers een bedreiging voor haar parasiterende positie. Er kwam steeds meer repressie tegen alle vormen van strijd of kritiek.

Venezuela beschikt over de grootste oliereserve ter wereld. De olie-export door staatsbedrijf PDVSA is goed voor 95% van de export en 50% van het BBP. De dalende olieprijzen hebben de inkomsten van de staat gekelderd en zorgden voor een galopperende inflatie. De Venezolanen moeten in de rij staan voor de aankoop van zowat elk basisproduct: van suiker en olie over geneesmiddelen tot toiletpapier. De staat legde een rantsoenering op. Een bevriezing van de prijzen leidde tot de ontwikkeling van een grote zwarte markt. Daar komen dan nog economische sancties door de VS bovenop.

De afgelopen maanden ging het regime over tot forse besparingen, aanvallen op lonen en duizenden afdankingen in de publieke sector. Een overwinning van de rechtse reactionaire krachten zal echter geen enkel probleem van de werkenden oplossen. Integendeel! Couppleger Guaidó is een wolf in schapenvacht. Zijn programma komt uiteindelijk neer op wraak door de bazen.

Deze crisis toont niet het falen van socialisme. Het is een mislukking van een instabiel kapitalistisch model met een burgerlijke en militaire bureaucratische kaste die er alles aan heeft gedaan om te vermijden dat het revolutionair proces een noodzakelijke stap verder ging door de vestiging van een democratisch geplande economie waarin de strategische sectoren van de economie uit de handen van het patronaat worden gehaald om ze in dienst van de bevolking te plaatsen.

Dit vind je misschien ook leuk...