Naar een electorale doorbraak van PVDA

Peilingen bevestigen een mogelijke electorale doorbraak voor de Partij van de Arbeid (PVDA). Bij de verkiezingen van 25 mei kan de partij vijf of meer verkozenen in het federaal parlement halen en tot dubbel zoveel verkozenen in de regionale parlementen. Het zou voor het eerst in dertig jaar zijn dat krachten links van de sociaaldemocratie en de groenen in het parlement vertegenwoordigd zijn. Een dossier door ERIC BYL

Discussie over ritme besparingsbeleid

In vergelijking met de belangrijkste handelspartners in de buurlanden, klagen de Belgische vertegenwoordigers van het kapitaal over de traagheid waarmee de lonen en openbare diensten worden aangepakt. Dit komt vooral door de potentiële sterkte van de arbeidersbeweging met een syndicalisatiegraad van 60% (zonder bruggepensioneerden en werklozen). De burgerij is zich daar bewust van. Iedere algemene staking, waarvan de laatste in januari 2012, heeft de bazen het zwijgen opgelegd.

Het establishment probeert traditioneel nationale en religieuze tegenstellingen uit te spelen om de klassentegenstellingen te verbergen. Het land ontwikkelde van een unitaire staat tot een complexe federatie met drie regio’s (Vlaanderen, Wallonië en Brussel) en drie taalgemeenschappen (Vlaanderen, Franstalige gemeenschap en Duitstalige gemeenschap). De crisis heeft de spanningen tussen de gemeenschappen en regio’s over de verdeling van de middelen versterkt. Een aantal werkgevers, politiek vertegenwoordigd door de nationalistische N-VA, wil verder gaan en de federale structuur omvormen tot wat zij omschrijven als een confederale structuur. Er zijn verschillende opvattingen over wat dit betekent, maar doorgaans wordt ervan uitgegaan dat het inhoudt dat het zwaartepunt van de bevoegdheden van het federale niveau naar de regio’s en gemeenschappen gaat.

Dit debat, in essentie een discussie over hoe de arbeidersbeweging het best wordt aangepakt – op nationaal vlak of eerst op regionaal vlak, verklaart waarom het 194 dagen duurde om na de verkiezingen van 2007 een regeringscoalitie van vijf partijen te vormen en na de verkiezingen van juni 2010 zelfs 541 dagen om een coalitie van zes partijen samen te stellen. De huidige regering onder leiding van Elio Di Rupo (PS) schoof een reeks bevoegdheden naar de regio’s door, maar slechts een deel van de bijhorende middelen waardoor er automatisch besparingen worden opgelegd aan de regio’s en gemeenschappen. Daarnaast werd een besparingsplan van ongeveer 20 miljard euro doorgevoerd, het zwaarste besparingsplan uit de Belgische geschiedenis. Voor de werkgevers en hun politieke schoothonden, is dit echter nog maar het begin. Na 25 mei zijn er vier jaar zonder verkiezingen en dat biedt volgens hen enorme mogelijkheden.

De aanhoudende besparingen hebben de autoriteit van de gevestigde partijen ondermijnd. Zeker in Vlaanderen heeft dit geleid tot politieke fragmentatie. De peilingen geven N-VA nu ongeveer 32%, gevolgd door CD&V (18%), sp.a (14,5%), Open VLD (13%), Groen (8,5%), Vlaams Belang (7,5%) en PVDA+ (3,7%). In Wallonië is de steun voor de gevestigde partijen nog groter. De PS haalt doorgaans tussen 35% en 40%. Ondanks deelname aan iedere federale regering sinds 1988, raakte de partij steeds weg met het beeld van een oppositiepartij binnen een regering die gedomineerd werd door rechtse Vlaamse partijen. De PS deed zich voor als een partij die de besparingen niet kon stoppen, maar toch kon afzwakken. Met Di Rupo als premier wordt dat imago ondermijnd. Volgens de peilingen zou de PS ongeveer 10% verliezen. Vooral PTB haalt daar voordeel uit met een historisch hoge score van 7% en het extreemrechtse Parti Populaire staat op iets meer dan 5%.

Discussies in de vakbonden

De vakbondsleiders van zowel ABVV als ACV houden vast aan hun banden met politici van de sociaaldemocratie en de christendemocratie. Ze zien dat als cruciaal om de gevolgen van afdankingen en besparingen te verzachten. Om nog meer rechtse aanvallen te vermijden, roepen ze op om voor deze partijen en voor de groenen te stemmen. In Vlaanderen heeft deze tactiek volkomen gefaald. Bij gebrek aan een links alternatief konden rechtse populistische partijen op de voorgrond komen. Langs Franstalige kant leken de banden met de PS als ‘interne oppositie’ in de regering logischer. Veel werkenden zagen (en zien) een stem voor de PS als de beste garantie om de rechtse Vlaamse partijen te stoppen.

Maar hier komt er verandering in. Na de algemene staking van januari 2012 kwam het ABVV-Gewest van Charleroi en Zuid-Henegouwen, goed voor 110.000 leden, tot de conclusie dat het genoeg had van de PS. Op de daaropvolgende 1 mei werd een publieke oproep aan de radicale linkerzijde – PTB/PVDA, PSL/LSP, LCR/SAP, PC, de linkerzijde in de PS en Ecolo (voor zover die nog bestaan) – om zich te verenigen en een nieuwe politieke formatie te vormen die de eisen van de werkenden en hun vakbonden kan vertegenwoordigen. Eind 2012 ging de PVDA sterk vooruit bij de lokale verkiezingen met 52 verkozenen in gemeenteraden en districten, tegenover 13 voorheen.

Begin 2013 nodigde het ABVV van Charleroi en Zuid-Henegouwen de buitenparlementaire linkerzijde uit om een coördinatiecomité te vormen en er werd een bijeenkomst met 400 militanten georganiseerd. Er volgden twee brochures die op massale schaal werden verdeeld. De eerste brochure komt op voor een meer strijdbare syndicale positie en stelt de politieke banden in vraag. De brochure brengt de noodzaak van een nieuwe politieke partner naar voor en roept de radicale linkerzijde op om met steun van meer strijdbare vakbonden stappen daartoe te zetten. De tweede brochure pleit voor een economisch en sociaal noodprogramma rond tien centrale thema’s.

Het ABVV van Charleroi en Zuid-Henegouwen staat voorlopig nog alleen met dit standpunt, maar er zijn gelijkaardige discussies in andere vakbonden en andere regio’s. Deze tendens zal groter worden op basis van het verzet tegen de hardere besparingen die in de vier jaar na 25 mei zullen volgen. Een electorale doorbraak zou de PVDA en haar nieuw verkozen parlementsleden in een positie plaatsen waarbij het platform in het parlement kan gebruikt worden om een front van verzet tegen de besparingen op te zetten, waarbij de linkerzijde, strijdbare syndicalisten en die werkenden en vakbonden die momenteel nog een afwachtende houding innemen, wordt bijeengebracht. Een dergelijke benadering zou de druk op de  banden tussen de vakbonden en de gevestigde partijen verder vergroten. Deze banden vormen een belangrijke rem op de ontwikkeling van strijd. Bovendien zou zo’n front van verzet de basis kunnen leggen voor een nieuwe massale arbeiderspartij in de nabije toekomst.

De oorsprong van PVDA

De PVDA komt voort uit AMADA (Alle macht aan de arbeiders), dat ontstond in de tweede helft van de jaren 1960. Tegen midden jaren 1970 bracht AMADA weekbladen in het Nederlands en het Frans uit, waren er eigen gezondheidscentra van Geneeskunde voor het Volk, controleerde het enkele basisorganisaties die ontstonden uit reactie op het verraad van de beweging van bedrijfsbezettingen begin jaren 1970 en was er een jongerenorganisatie opgezet. AMADA volgde een brutale vorm van stalinisme in navolging van de officiële Chinese theorie van de ‘drie werelden’. AMADA gaf onder meer steun aan de UNITA-beweging in Angola of de Rode Khmer in Cambodja. Er werd gepleit voor het verlaten van de officiële vakbonden om autonome rode arbeidersgroepen op te zetten.

Na de dood van Mao wilde AMADA meer worden zoals de ‘communistische’ partijen in andere landen. In 1979 werd de naam van de partij veranderd naar PVDA. De positie over de vakbonden werd afgezwakt en de partijstructuren werden wat geopend. Deze bocht kwam abrupt tot een einde in 1989 toen de PVDA de brutale repressie tegen de opstand op het Tienanmenplein ondersteunde en de verdediging van de Roemeense dictator Ceausescu opnam. De historische partijleider (die van 1971 tot 2008 voorzitter was), Ludo Martens, werd een internationaal bekende verdediger van Stalin en het stalinisme.

In 2008 kondigde de PVDA aan dat Martens ziek was, hij overleed in 2011. Peter Mertens werd de nieuwe partijvoorzitter. Hij begon een herpositionering van de partij op een ‘vernieuwingscongres’ in 2008. Volgens Mertens was deze vernieuwing een kwestie van politiek overleven. Hij stelde dat PVDA “afstand neemt van dogmatisme en sectarisme en naar voor wil komen met concrete oplossingen voor concrete problemen, waarbij het de term ‘opkomend links’ verkiest boven ‘radicaal links’.” Met betrekking tot de vakbonden stelde Mertens: “Gedurende lange tijd hebben we een confrontatiekoers met de vakbondsleiding gevaren. We verweten hen deel uit te maken van het establishment. Dat was verkeerd.” Sindsdien wordt iedere publieke kritiek op de vakbondsleiding vermeden, ook al komen heel wat PVDA-leden regelmatig in aanvaring met de vakbondsleiding.

Concrete oplossingen voor concrete problemen?

De eerste ‘concrete oplossing’ werd in 2004 naar voor gebracht en was gericht op goedkopere medicijnen. De PVDA stelde het ‘kiwimodel’ voor, een verwijzing naar het stelsel in Nieuw-Zeeland waar met openbare aanbesteding wordt gewerkt waarbij de sociale zekerheid enkel de medicijnen met de beste prijs-kwaliteitsverhouding terugbetaalt. Toen de federale regering dit stelsel gedeeltelijk invoerde, ontstonden er tekorten bij net deze medicijnen. LSP was nooit voorstander van dit voorstel omdat de farmaceutische industrie het systeem onvermijdelijk zou aanwenden om druk te zetten op de lonen en arbeidsvoorwaarden. Enkel de nationalisatie van de farmaceutische sector onder de controle van het personeel en de gebruikers kan leiden tot betaalbare prijzen en voldoende aanvoer van geneesmiddelen zonder de arbeidsvoorwaarden te ondermijnen.

Als antwoord op de toenemende werkloosheid stelt PVDA voor om collectieve afdankingen in winstgevende bedrijven te verbieden en sancties op te leggen aan werkgevers die deze regel niet naleven. Uiteraard is LSP voorstander van iedere legale beperking van afdankingen. De bestaande wetten volstaan niet. Maar terwijl alle middelen, waaronder wetten en rechtbanken, moeten gebruikt worden om de arbeiders te verdedigen, kunnen deze geen alternatief vormen op de uitbouw van een sterke beweging van onderuit waarbij ook solidariteit van andere werkenden wordt georganiseerd.

Een andere centrale eis van de PVDA is deze van een miljonairstaks van 1% op fortuinen van meer dan 1 miljoen euro, 2% op fortuinen van meer dan 2 miljoen en 3% op meer dan 3 miljoen. Hiermee wil de partij 8,7 miljard euro ophalen voor publieke investeringen. Op basis van de bestaande vermogensbelasting in Frankrijk stelt de PVDA dat de kapitaalvlucht beperkt zou zijn. Maar de Franse belasting is slechts goed voor 4,4 miljard euro per jaar, de helft van wat de PVDA wil ophalen en in een economie die 5,5 keer zo groot is als die van België. Ook hier zal enkel de nationalisatie van de financiële sector en de grote bedrijven onder democratische controle en beheer van de werkende bevolking en de gemeenschap in staat zijn om de nodige middelen te voorzien om de dringende nood aan investeringen in schoolgebouwen, spoorwegen, ziekenhuizen, bejaardenzorg, sociale huisvesting, energieneutrale publieke gebouwen, bescherming van het milieu,… aan te vatten.

Voor een verenigd front tegen besparingen

Voor nieuwe linkse formaties is de kwestie van coalities belangrijk. Bij de lokale verkiezingen van 2012 haalde PVDA 17% in het Antwerpse district Borgerhout. De partij vormde een coalitie met de sociaaldemocraten, groenen en een voormalige christendemocraat die als onafhankelijke ging zetelen. Peter Mertens verklaarde op de PVDA-website: “We gaan ook Borgerhout niet nog eens overlaten aan de N-VA. Bart De Wever heeft Antwerpen uitgekozen als proefproject voor de onafhankelijke republiek Vlaanderen (…) Wij gaan vanuit ons programma, in de mate van het mogelijke, in Borgerhout mee helpen om een sociaal project op de kaart te zetten. (…) Dat is ook wat al die mensen die voor ons hebben gestemd in Borgerhout, van ons verwachten.”

Recent kwam de PVDA onder vuur te liggen van de rechtse academicus Pascal Delwit (ULB) die stelde: “Inhoudelijk veranderde er weinig. Het ideologische uitgangspunt van de partij blijft het marxisme-leninisme, met als einddoel de socialistische heilstaat zonder privé-eigendom.” Mertens reageerde: “Dit is een groteske absurditeit. Wij baseren ons niet op het marxisme-leninisme en wij zijn niet voor een systeem zonder privé-eigendom. Wij zijn een moderne marxistische partij, zoals de SP in Nederland of Die Linke in Duitsland.” (De Tijd, 3 maart)

Ondanks onze kritieken erkent LSP dat PVDA een integraal onderdeel zal zijn van het proces om de arbeidersbeweging opnieuw te organiseren. We hebben tal van voorstellen voor verschillende vormen van samenwerking gedaan aan PVDA en dit in de geest van eenheid in actie. Zo neemt LSP net als PVDA deel aan het comité dat door het ABVV van Charleroi is opgezet.

De meerderheid van de PVDA-kiezers hebben niets te maken met de oude stalinistische bagage. Ze zien de PVDA als de partij van de dokters voor het volk, de partij die de excessen van het kapitalisme aanklaagt en in de media een heel ander geluid laat horen dan de andere partijen. Ze zien PVDA als een partij die een links project vertegenwoordigt in een politiek landschap dat door rechts wordt gedomineerd.

Langs Franstalige kant vormde PVDA een eenheidslijst onder de naam PTB-GO (Gauche d’Ouverture, linkse opening), langs Nederlandstalige kant werd voor PVDA+ geopteerd. Enkele onafhankelijke linkse militanten, academici, artiesten,… staan op deze lijsten net als kandidaten van LCR/SAP en de PC. We hadden met de PVDA een gesprek over de mogelijkheid van LSP-kandidaten op hun lijsten. Maar ze waren duidelijk: “LSP wil zich net als ons opbouwen, dat is een probleem. LCR en PC hebben kandidaten, maar hebben die ambitie grotendeels opgegeven. LSP zal niet nalaten om pamfletten te verdelen en kranten te verkopen. PVDA heeft veel nieuwe leden die het programma nog niet volledig begrijpen. Aanwezigheid van LSP zal voor ons meer energie vragen om de verschillen uit te leggen dan dat we aan de verkiezingscampagne kunnen besteden.” De PVDA aanvaardt dus enkel individuen en organisaties die het programma van de partij niet in vraag stellen. Toch roept LSP op om in Wallonië voor PTB-GO te stemmen en in Vlaanderen voor PVDA+, zeker daar waar ze een echte kans op verkozenen hebben.

In Brussel nemen we aan de verkiezingen deel met Gauches Communes, een alliantie met de kleine radicaal-linkse Humanistische Partij en enkele onafhankelijke linkse individuen. De verkiezingsregels laten verschillende lijsten toe om zich aan elkaar te verbinden zodat het resultaat wordt samengeteld om aan de kiesdrempel te geraken. Jammer genoeg heeft de PVDA wel een akkoord gesloten met de kleine regionalistische lijst Pro-Bruxelles en de unitaire Belgique Unie België, twee rechtse partijen, terwijl vooralsnog een akkoord met Gauches Communes wordt afgewezen.

Het verkiezingsgewoel en de begrijpelijke hoop op een mogelijke linkse verkiezingsdoorbraak mogen ons niet verblinden voor het aanhoudende besparingsbeleid. Het zou bijzonder nuttig zijn om linkse parlementsleden te hebben die de belangen van gewone mensen niet enkel op straat en tijdens meetings naar voor brengen, maar ook in de media. Tegelijk zullen we het verzet moeten opbouwen.

De PVDA kan na 25 mei haar parlementaire platform gebruiken om het idee van een front van verzet tegen besparingen en sociale aanvallen te populariseren. Zo’n front van verzet zou nood hebben aan een actieplan met regionale betogingen, stakingen en bezettingen tegen sluitingen en herstructureringen. Als de PVDA haar verkozen functies zou gebruiken om samen met anderen hiervoor te pleiten, dan zou zo’n front van verzet een cruciaal instrument kunnen worden in de verdediging van de werkenden en armen.

Dit vind je misschien ook leuk...