De kapitalistische ideologie verdampt – maar wat is het alternatief?

In Frankrijk behaalt de linkse kandidaat Mélenchon – die kritiek levert op het kapitalisme, verwijst naar de Franse revolutionaire traditie en als slogan “de macht grijpen” gebruikt – 14% in de opiniepeilingen. Een steile opgang die zelfs het extreemrechtse FN parten speelt. De meeste presidentskandidaten in Frankrijk hebben plots de fabrieken en de jobverliezen ontdekt. Zelfs de onder brede lagen onpopulaire president Sarkozy durft er – geflankeerd door een legertje veiligheidsagenten – wel eens zijn opwachting maken.

Maar er is niet enkel Frankrijk. In Griekenland scoren de partijen links van de regerende – en radicaal besparende – Pasok (sociaaldemocratie) hoog in de peilingen. Als voor de verkiezingen de stalinistische KKE en het linkse Syriza een strijdbare alliantie zouden vormen – wat ondanks de druk van de bewegingen op straat niet lijkt te zullen gebeuren, gezien de afzijdige houding van de KKE en de politieke onduidelijkheid bij de Syrizaleiding – dan zou “radicaal-links” de belangrijkste politieke factor kunnen worden. Een onvermogen om een sterke linkse pool uit te bouwen zou, net als met LO en LCR in Frankrijk begin de jaren 2000, tot ontgoocheling kunnen leiden en een terugval in de steun voor deze krachten.

In Nederland neemt de antineoliberale Socialistische Partij dan weer een hoge vlucht, surfend op het ongenoegen over de massieve besparingen van een diepblauwe coalitie met parlementaire steun van de rechtse populist Wilders. De SP heeft een ex-maoïstische achtergrond, maar is niet duidelijk over het afwijzen van coalities met delen van het neoliberale establishment (o.a met de Nederlandse PvdA). Ze staat vandaag wellicht rechtser dan de radicale linkerzijde in Griekenland, of het Front de Gauche van Mélenchon.

Dan is er ook Ierland. In dit land zou, volgens de wensdromen van de burgerlijke media, moeten blijken hoe je hard kan besparen en toch op weinig tegenstand stoten. Dat heeft dan meer te maken met de fatalistische en inadequate houding van de in het overlegmodel vastgeroeste vakbondsleiding. Vandaag ontwikkelt, mede daardoor, het massaverzet op een andere manier: via een brede campagne van burgerlijke ongehoorzaamheid tegen de nieuwe household tax. Op zaterdag 24 maart kwamen er 3000 activisten samen in Dublin – mede geleid door de Socialist Party, de zusterorganisatie van de LSP in Ierland – om de tactieken, structuren en het programma van de beweging te bespreken. Tienduizenden kwamen op straat om hun woede tegenover deze maatregel, en het hele besparingsbeleid, te laten blijken.

Op 31 maart had slechts iets meer dan de helft van de huishoudens zich laten registreren voor deze taks. Een nederlaag rond dit thema kan de bredere besparingsagenda van de regering – opgelegd door de EU – in het gedrang brengen, zoals ook door de Financial Times – het interne bulletin van de burgerij – werd opgemerkt. Het is een indicatie van wat zou mogelijk zijn met een partij, een leiding, tactieken en eisen die tegemoet komen aan de bereidheid bij werkende mensen om tegen de besparingspletwals in te gaan.

In België titelde de krant De Morgen enkele weken geleden op haar voorpagina: “Adam Smith en de kapitalisten hebben hun beste tijd gehad”. Voor de crisis, ingezet in 2008, zou zo’n titel onmogelijk zijn geweest. Het toont de impasse van de burgerlijke ideologie aan, ook onder een laag van kleinburgerlijke intellectuelen. Deze lagen staan niet los van de maatschappij, kunnen vanop hun Olympische berg geen mythische onafhankelijke rol spelen en worden door de crisis gedwongen om te kiezen tussen een van de doorslaggevende klassen in de maatschappij: de werkende meerderheidsklasse of de kapitalistische minderheidsklasse. In het bijhorende artikel wordt verwezen naar de toenemende rol van de overheid in de economie, daar waar de vrije markt tekortschiet. De echte tegenstelling, echter, is niet die tussen keynesiaanse staatsinterventie om de banken recht te houden en harde bespaarders (dikwijls wordt overigens een mix van beiden gebruikt). De ware tegenstelling is die tussen voor- en tegenstanders van het kapitalistische winstsysteem.

Verder zien we nog de grotere openheid in de media voor een partij als de PVDA, de goede verkoop van het boek van spreekbuis Peter Mertens,… Dit boek geeft een goed beeld van wat er fout loopt in dit systeem, maar is helaas kort van stof over het socialistische alternatief. De PVDA geeft ook niet het beeld van een partij die bereid is het vrije debat rond ideeën en een alternatief met verschillende stromingen en individuen in haar rangen toe te laten. Voornamelijk omdat ze zelf niet klaar is over haar stalinistische verleden (of haar steun aan het huidige Chinese regime). Eens actie de boventoon voert, zal er echter meer nodig zijn dan een linkse stem in de verkiezingen of het bewust vermijden van kritiek op de vakbondsleiding.

Hier is er een rol voor een nieuwe, brede, strijdbare arbeiderspartij weggelegd. Vandaar allicht ook de oproep van verschillende syndicale ABVV-delegaties aan ABVV-kopman Rudy De Leeuw, gestart vanuit de Antwerpse chemie maar nu ook aangevuld met ondertekenaars uit andere sectoren, om niet alleen volledig te breken met de SP.a, maar ook om een stap verder te gaan: om als vakbondsmilitanten bij te dragen tot een bredere linkse eenheid tussen de linkse organisaties, strijdbare vakbondsdelegaties en -militanten,… maar dan los van de besparingspartijen SP.a en Groen.

Een brede pluralistische partij, gestart vanuit een belangrijke laag van vakbondsmilitanten, liefst vanuit beide grote vakbonden, zou een enthousiasme kunnen creëren over hoe de strijd te voeren tegen de besparingsregering Di Rupo, en de regionale en lokale varianten, in het oneindige tijdperk van kapitalistische besparingen. Het zou ook de oppositie niet langer enkel overlaten aan rechts (NVA, Vlaams Belang) of door het establishment binnengehaald links (Groen).

Nieuwe linkse formaties – oude reformistische beperkingen?

Wat opvalt als je nieuwe linkse formaties in Europa bekijkt – de SP in Nederland, Syriza in Griekenland, het Links Blok in Portugal, Die Linke in Duitsland, de NPA tot voor haar interne crisis in Frankrijk – is dat er een hunkering is naar het herinstellen van de sociale verworvenheden van vlak na Wereldoorlog 2, maar een ontbreken van een duidelijk pleidooi en eisen die breken met het kapitalisme. De materiële basis voor de welvaartstaat en de sociale zekerheid is sinds de crisis van de jaren ’70 stelselmatig ondermijnd. Het kapitalisme is vandaag onverenigbaar met het voortbestaan van een degelijke sociale zekerheid, goede lonen, werkzekerheid, etc.

Van Die Linke kan je nog zeggen dat de leiding daar wordt gedomineerd door gewezen sociaaldemocratische krachten die niet uit een antikapitalistische traditie komen. Maar ook bij die bredere formaties die door gewezen radicaal-linkse groepen werden gelanceerd, ontbreekt dikwijls een offensieve houding om het socialisme en democratische planning van de economie te koppelen aan directe eisen zoals niet-afbetaling van de schuld aan de banken, een verdediging van onze jobs, koopkracht, sociale rechten, enz.

De nieuwe linkse formaties gaan gebukt onder de erfenis en de ideologische effecten van de val van het stalinisme. Op een moment dat de zwaarste crisis in 70 jaar het kapitalisme treft, zijn ze gezwicht onder de druk van de burgerlijke idee dat een socialistisch alternatief niet werkbaar, mogelijk of haalbaar zou zijn. Ondanks het feit dat Mélenchon in Frankrijk los van de radicale taal soms weinig concrete voorstellen doet, is het positief dat hij in sommige interviews een pleidooi lijkt te houden voor “economische planning”, als alternatief voor de chaos en achteruitgang van het mislukkende kapitalisme. Maar afhankelijk van zijn publiek geeft hij nu eens een quasi-revolutionaire en dan weer een reformistische invulling aan zijn pleidooi voor “ecologische planning”.

In een interview met de Belgische PVDA lardeert Mélenchon verwijzingen naar deze “ecologische planning” met het rondstrooien van de naam van Marx en lijkt hij een fundamentele verwerping van het kapitalisme voor te staan. In een interview met het Franse zakenblad Les Echos klinkt het al helemaal anders. Daarin krijgt de “ecologische planning” een bedrijfsvriendelijk en zuiver reformistisch jasje aangemeten: “De ecologische planning is een wetenschappelijke en technische uitdaging voor onze gehele industrie. Ze geeft haar een te volgen lijn. … Laat ons een groene regel toepassen die eruit bestaat al onze krachten te mobiliseren voor het uitzuiveren van onze ecologische schuld. De investeerders hebben geen enkele reden om schrik te hebben.” (Les Echos, 16/3/2012) Niet bepaald de taal van een gezworen tegenstander van het establishment, de staat en haar lakeien. Mélenchon weet hoe hij de radicalen gunstig kan stemmen, zonder de deuren voor het kapitaal dicht te slaan. Toch kan een actieve en, bovenal, democratisch georganiseerde basis dit soort links-populistische tendenzen, onder impuls van de aanvallen van het kapitaal, verder naar links duwen dan ze zelf voor ogen of zelfs voor wenselijk hielden.

De campagne van Mélenchon kan een nieuwe eenmakende focus bieden voor het broeiende vakbondsverzet in Frankrijk in tal van bedrijven. Maar om meer te doen dan te enthousiasmeren met retoriek – om daadwerkelijk de macht van het getal en gezamenlijke strijd te laten doorwegen – is een massale, democratisch werkende arbeiderspartij nodig.

Verbaal radicalisme en maximumeisen als vervangmiddel voor actievoorstellen, directe eisen en een concreet perspectief?

In Griekenland gebruikt de KKE “revolutionaire” slogans om niet te spreken over hoe we van hier een stap verder zullen zetten. Verbaal radicalisme en een verdelende houding tegenover andere linkse krachten moeten het probleem omzeilen van het overtuigen van de nog niet-overtuigden onder de werkenden en de jeugd. Via een ultra-linkse omweg beland men op die manier, helaas, bij een afwijzing om de concrete problemen van vandaag adequaat te beantwoorden met eisen, een programma, tactieken en een strategie voor de arbeidersbeweging.

De campagne van Mélenchon in Frankrijk zet links weer op de kaart, maar stelt de vraag naar welk type van eisen, slogans en programma er nodig zijn om bewegingen een te maken en het socialistische bewustzijn aan te scherpen en opnieuw op te bouwen. Het is positief om een verhoging van het minimumloon te bepleiten zoals Mélenchon doet. Er zijn vandaag ook investeringen, en massale investeringen, nodig in het onderwijs en de publieke sector in het algemeen. De privatisering van voormalige nutsbedrijven moet via een brede vakbonds- en politieke campagne worden teruggeschroefd. Maar al die pogingen botsen op de verhoogde concurrentiestrijd in tijden van crisis en het keurslijf van de EU en haar fiscaal pact. Bovendien zou het willekeurig bijdrukken van geld om sociaal te investeren op kapitalistische basis – net als eind jaren ’70 – leiden tot prijsstijgingen en inflatie. Keynesianisme om de vraag te stimuleren is net zomin een oplossing als harde neoliberale besparingen.

Algemene stakingen, breed verzet en de rol van slogans en programma

Bij een aantal linkse stromingen zie je een kloof tussen de directe eisen en het maximumprogramma van socialisme en een andere maatschappij. In de dagelijkse propaganda probeert men zich te beperken tot “realistische eisen” die – ook een terugkerend fenomeen – zo weinig mogelijk kiezers voor het hoofd moeten stoten. Dit weerspiegelt enerzijds de terugval van een breder socialistisch bewustzijn na de val van het stalinisme. Het wijst ook op een gebrek aan vertrouwen om op basis van een overgangsbenadering ook meer radicale eisen te stellen. Maar partijen die hun taal naar buitenuit hoofdzakelijk beperken tot terechte minimumeisen – voor de verdediging van openbare diensten, voor investeringen in die publieke diensten, voor een vermogensbelasting, een minimumloon,… – en dit niet koppelen aan socialistische eisen rond controle van de werkende klasse over de bedrijven, de nood van democratische economische planning en arbeidersdemocratie, zullen in actie botsen op de beperkingen van een zuiver reformistische benadering om onze jobs en diensten te redden.

Een schijnbare minimumeis als het behoud van onze openbare diensten botst vandaag op de nood om de staatsschuld terug te dringen en de eurocrisis het hoofd te bieden. De eis van een degelijk minimumloon botst op de algemene race naar de bodem om investeerders aan te trekken via extreem lage lonen en hoge flexibiliteit. In een periode van structurele kapitalistische crisis wordt elke directe eis meer en meer een eis die botst op wat haalbaar is binnen het kapitalisme. Dit is wat Trotski ook al vaststelde in zijn Overgangsprogramma van 1938.

Wat te doen als het kapitaal simpelweg wegvlucht eens een ernstige vermogensbelasting wordt opgelegd? Dit stelt de kwestie van controle op de boekhouding door vertegenwoordigers van de werknemers en het openen van de boeken. Niet door burgerlijke politici die de bedrijven toch niet willen laten betalen, maar door democratisch verkozen comités van de werknemers, de arbeidersbeweging en een arbeidersregering.

De periode die we ingaan zal toelaten om directe eisen te verbinden met eisen die de logica van het kapitalisme doorbreken, maar door brede lagen als noodzakelijk zullen worden aangevoeld. In Spanje was er op donderdag 29 maart een massieve algemene staking met 10 miljoen deelnemers tegen de hervorming van de arbeidsmarkt. In Portugal en Griekenland zal massastrijd, met periodes van opgang en neergang, de enige manier zijn om te vermijden dat de meerderheid van de bevolking in de armoede terechtkomt. In India was er op 28 februari een historisch grote staking met meer dan 100 miljoen deelnemers.

Ook in de noordelijke Europese landen zal het tijdperk van “oneindige kapitalistische besparingen” en achteruitgang het besef doen groeien dat volgehouden actie en meer radicale eisen nodig zijn om jobverliezen, dalende koopkracht en de afbraak van openbare diensten tegen te houden.

Qua het behoud van jobs moeten eisen voor degelijke minimumlonen en werkzekerheid worden gekoppeld aan de eis van een arbeidsherverdeling met loonbehoud – betaald door de bonussen van de managers en een herverdeling van de winsten ten gunste van de 99%. Linkse vakbondsmilitanten zouden zich kunnen aaneensluiten, in een syndicale linkervleugel en een strijdbare, brede arbeiderspartij, om de eis te populariseren van de nationalisatie van bedrijven die de crisis afwentelen op de werkers door massa-ontslagen aan te kondigen. Die eis niet naar voren brengen, zou betekenen dat de arbeidersbeweging meegaat in de afbraak van onze levens- en werkcondities.

Een vermogensbelasting kan enkel efficiënt worden doorgevoerd op basis van een opening van de boeken en controle van de werkende bevolking op de banksector. Deze probeert de maatschappij, op straffe van een nieuwe bankencrisis die de rest van de economie de dieperik in dreigt te sleuren, te laten opdraaien voor haar eigen gokschulden. Bankiers die na 2008 bleven gokken zouden eerder voor de rechtbank dienen te verschijnen, dan ze verder te pamperen met overheidssteun. Geld dat de doorsnee belastingbetaler zal moeten ophoesten! De volledige bankensector dient in gemeenschapsbezit te komen onder de democratische controle van het personeel, vertegenwoordigers van de werkende klasse uit de sector, en een regering die echt in dienst staat van de meerderheid, de arbeidersklasse.

Socialistische democratie is geen hersenspinsel maar vloeit voort uit de strijdorganen die de werkende klasse en de jongeren spontaan opwerpen in hun verzet tegen het systeem. Rationele collectieve planning, het democratiseren van de economische sfeer, is het enige logische antwoord op het vandaag destructieve karakter – voor mens en milieu – van private productie voor de winst van de 1%. In elke beweging die een zekere omvang en diepte aannam, werd overgegaan tot de oprichting van democratisch verkozen comités op basis van massale vergaderingen op de werkplaatsen, in de scholen, de wijken,… (Parijse Commune, Russische revolutie, elementen daarvan in mei ’68, de Portugese Anjerrevolutie,…). Een aaneensluiten van dit soort organen – flexibel, permanent afzetbaar en verantwoordelijk, onderhevig aan een maximale loonspanning (maar in een situatie van algemene stijging van de levensstandaard en -kwaliteit), met verschillende partijen die de massa’s vertegenwoordigen – zou vele malen democratischer en rationeler zijn dan de huidige afgrond van kapitalistisch wanbeheer. Strijd voeren voor socialisme en een democratische planning van de economie is ook de enige manier om een terugkeer naar de levenscondities en de politieke conflicten van de jaren ’30 uit de vorige eeuw te vermijden.

 

Analyse door Peter Delsing

Dit vind je misschien ook leuk...