Tunesië: is de revolutie voorbij?

De verkiezingen voor een Grondwetgevende Vergadering die op 29 oktober in Tunesië werden gehouden, waren het resultaat van een enorme strijd met revolutionaire massamobilisaties op het begin van het jaar. Zeker na de tweede bezetting van het Kasbah-plein was de omvang van de mobilisatie immens.

Het grote merendeel van de verkozenen in de Grondwetgevende Vergadering speelde geen enkele rol in de revolutie, velen waren er zelfs tegen tot op het laatste moment. Het enthousiasme van de massa’s voor de verkiezingen was eerder beperkt en dat terwijl ze voor het eerst ‘echte’ verkiezingen kenden, voorheen waren er slechts zorgvuldig geregisseerde verkiezingen waarvan het resultaat op voorhand vast lag.

In vergelijking met wat de bevolking de afgelopen decennia kende, waren het uiteraard “transparante” verkiezingen. Dat was niet moeilijk. Maar uiteindelijk domineerden toch de macht van het geld, de steun uit de zakenwereld, de praktijk om stemmen te kopen en de activiteiten van het netwerk van de oude machthebbers. De media zitten eveneens nog steeds in de zak van het oude regime.

De Westerse media hadden het over een “spectaculaire” opkomst. Begin dit jaar keken de imperialistische leiders stilzwijgend toe als de bloedige repressie tegen de betogers toesloeg. Nu stonden ze allen te applaudisseren voor dit “feest van de democratie”. Er verschenen zelfs cijfers van een opkomst van meer dan 90%.

Het doel van die propaganda was duidelijk: de verkiezingen voorstellen als een eindpunt van het revolutionaire hoofdstuk. Hierna moet de macht in handen komen van een ‘legitieme’ en ‘democratische’ macht. De massa’s hebben wat ze wilden, iedereen moet terug aan het werk en de acties stoppen. Wat is daarvan aan?

Een niet zo spectaculaire opkomst

Het klopt dat een groot deel van de kiezers naar de stembus trok om gebruik te maken van het recht dat hen steeds werd ontzegd. De verkiezingsresultaten tonen echter ook aan dat een belangrijk deel van de bevolking het zelfs niet nuttig vond om te stemmen.

De algemene opkomst was slechts 52%. Bovendien zag 31,8% van wie wel stemde zijn of haar stem verloren gaan omdat voor een kleine lijst werd gestemd die niet boven de kiesdrempel geraakte. Dat relativeert het sociale gewicht van de Grondwetgevende Vergadering en van de regering die daaruit zal voortkomen. Onder de lagen die aan de kern van de revolutionaire mobilisaties lagen (onder de jongeren en in de armste regio’s van het binnenland), is de opkomst nog beperkter. Dat is een boodschap van wantrouwen tegenover het volledige politieke establishment.

Ennahda, een vat vol tegenstellingen

De islamistische partij Ennahda haalde 41% van de stemmen, goed voor 89 van de 217 zetels. De overwinning van deze partij is het resultaat van de wijze waarop ze tussenkomt in de volkswijken en de moskeeën. De partij heeft het imago van ‘martelaar’ wegens de vervolging onder het oude regime. De algemeen-secretaris van de partij, Hamada Jebali, de toekomstige premier, zat 14 jaar in de gevangenissen van Ben Ali. Ennahda werd gezien als een partij die zou breken met de partijen die voortkwamen uit de oude heersende RCD-partij van Ben Ali. Ennahda kon een zekere steun uitbouwen en kon daarbij gebruik maken van de vele fouten van links.

De partij kreeg enorme financiële steun, onder meer vanuit het rijke regime van Quatar. De partij heeft een groot netwerk van liefdadigheidsgroepen opgezet onder de armen. Dat dienstbetoon werd een campagnemethode.

Daar moet aan worden toegevoegd dat werd ingespeeld op religieuze gevoelens onder een deel van de bevolking. Dat werd versterkt door de campagne van de burgerlijke seculiere partijen die campagne voerden rond “identiteit”. De nadruk op het seculiere argument deed velen denken aan de elite van de dictatuur, aan de repressieve maatregelen van Bourguiba en Ben Ali maar ook aan de racistische campagnes van onder meer Sarkozy tegen de moslims in Frankrijk.

De partijleiding probeert momenteel de imperialistische machten gerust te stellen met een operatie “schone handen” inzake de houding tegenover vrouwenrechten en op ethisch vlak. Anderzijds is er een druk van meer radicale islamitische stromingen binnen de partij. Die radicalen voelden zich versterkt door de verkiezingsoverwinning van de partij. Ze hebben hun zichtbaarheid en hun activiteiten de afgelopen periode opgevoerd. Begin november was er een staking van het personeel van de universiteit van Tunis tegen het geweld waar sommige vrouwelijke docenten en studenten het slachtoffer van zijn omdat ze geen hoofddoek dragen.

De leiding van Ennahda is tot een spreidstand veroordeeld. Rached Ghannouchi, de belangrijkste leider van Ennahda, lanceerde recent een heuse aanval op de Franse taal die in Tunesië wordt overgenomen en hij noemde dat “vervuiling”. Anderzijds probeert de partijleiding de Franse elite te vriend te houden. De partij stelt zich voor als een partij van het “volk”, anderzijds wordt het ultraliberale Turkse model naar voor geschoven met privatiseringen en systematische aanvallen op de rechten van de arbeidersklasse.

“Het kapitaal is welkom”

Het is één zaak om de verkiezingen te winnen, het is een andere zaak om de eisen in te willigen van een bevolking die net een revolutie heeft gemaakt. Op dat vlak staat Ennahda op een keerpunt. De partijleiders hebben sinds de verkiezingen vooral hun steun aan de markt, aan de private investeerders en de zakenlui betuigd. Ze wilden aantonen dat islamisme en big business goed kunnen samengaan. Abdelhamid Jelassi van de leiding van Ennahda verklaarde: “Het nationale en buitenlandse kapitaal is welkom”. Ennahda zal de belangen van de kapitalistische klasse verdedigen en moet daarbij botsen op de roep naar verandering die aanwezig blijft onder brede lagen van de bevolking.

Die roep naar verandering werd duidelijk bij de rellen in Sidi Bouzid in de dagen na de verkiezingen. Er waren rellen omdat het resultaat van de lijst ‘El Aridha’ in zes regio’s werd geschorst wegens onregelmatigheden. Die lijst werd geleid door een miljonair die voorheen het regime van Ben Ali steunde en die campagne voerde via zijn satellietzender vanuit Londen. De miljonair zette geen voet in Tunesië tijdens de campagne. Maar hij richtte zijn retoriek naar de armen en hun problemen. Dat leverde hem 26 zetels in de Grondwetgevende Vergadering op. Dat was het resultaat van een reeks beloften zoals een werkloosheidsuitkering, gratis gezondheidszorg, gratis openbaar vervoer voor ouderen,…

Dit toont eigenlijk aan dat er een enorme ruimte is voor radicaal-links. Maar dan moet die zich wel ontwikkelen met een programma dat aansluiting vindt bij de sociale bekommernissen van de arbeiders, de werklozen en de armen. De sociale eisen moeten worden verbonden met een consequente strijd voor een fundamentele verandering van de samenleving. Jammer genoeg was er onder de 110 lijsten bij de verkiezingen geen enkele lijst met een dergelijk duidelijk socialistisch programma. Dat verklaart waarom de partijen van radicaal-links, de PCOT en de MPD slechts drie en twee zetels behaalden.

Geen echte verandering

De enorme woede blijft onder de oppervlakte aanwezig. Een jaar nadat Mohamed Bouazizi zichzelf in brand stak, is de sociale situatie voor de meerderheid van de bevolking er nog slechter op geworden. Bouazizi krijgt postuum de “Sacharov-prijs voor de vrijheid” van het Europees Parlement, maar anderzijds wordt gezwegen over de situatie die Bouazizi tot zijn wanhoopsdaad heeft aangezet en die nog steeds de realiteit is voor de meeste jongeren in het land. “Werk of de dood”, was een slogan bij een recente stakingsactie bij de raffinaderij van Bizerte in het noorden van het land. De werkloosheidsgraad neemt fors toe, het land telt officieel meer dan 700.000 werklozen. Wellicht zijn er in werkelijkheid bijna een miljoen werklozen.

De voedselprijzen nemen een hoge vlucht en intussen kent de Eurozone, waar het grootste deel van de Tunesische export naar toe gaat, een nooit geziene crisis. Tal van objectieve redenen die de Tunesiërs tot een revolutie hadden aangezet, zijn vandaag ook nog aanwezig. Er wordt steeds meer gezegd dat er niets is veranderd en dat er nood is aan een “tweede revolutie”. De democratische vrijheden worden nog regelmatig in vraag gesteld met geweld vanwege de veiligheidsdiensten. In de politiecommissariaten is er nog steeds sprake van martelingen. Het enorme politieapparaat blijft als een zwaard van Damocles boven de revolutie hangen.

Op de vooravond van de verkiezingen heeft de politie een actie voor de regeringsgebouwen gewelddadig uit elkaar geslagen. Het ging om een actie die werd georganiseerd door jongeren die gewond waren geraakt tijdens de opstand en die eisten dat de autoriteiten hun medische kosten zouden betalen. De jonge helden van de revolutie werden als honden behandeld, terwijl de moordenaars en andere marionetten van het oude regime nog steeds vrij rondlopen.

De mobilisatie voor Occupy Tunis op 11 november in solidariteit met de internationale beweging, was de grootste betoging in de straten van Tunis sinds augustus. Ook nu was er een gewelddadige aanval door de politie en dit zonder directe aanleiding. Het doel was intimidatie tegenover wie actief op straat blijft komen.

Het straatprotest is nochtans niet verdwenen. Sinds het einde van de verkiezingen is er een nieuwe stakingsgolf in verschillende sectoren. Dat is onder meer het geval in de toeristische sector, onder de mijnwerkers van Kef, de brouwerij Celtia, het spoorpersoneel, de ambtenaren van de sociale zekerheid. Ondanks de aanhoudende propaganda om de stakers als “onverantwoordelijk” voor te stellen, moest een rapport van de Internationale Arbeidsorganisatie in september 2011 bevestigen dat “de Tunesische lonen erg laag liggen ondanks stijgende winsten.”

De stakingsbewegingen blijven kampen met een gebrek aan coördinatie door de systematische weigering van de leiding van de vakbondsfederatie UGTT om de strijd in handen te nemen en ze een meer algemeen karakter te geven met duidelijke ordewoorden.

De nationale leiders waren gisteren de vrienden van Ben Ali en waren betrokken bij tal van pogingen van het overgangsregime om de economische crisis en de schulden van het oude regime op de arbeiders en de armen af te wentelen. Ze doen er alles aan om een gunstig klimaat voor de kapitalisten en de multinationals te creëren.

Het feit dat de nationale vakbondsleiding de arbeiders een mes in de rug wil steken, ondanks de enorme inzet van basismilitanten, en het gebrek aan kritiek van radicaal-links daarop, maakt dat het volledige gewicht van de UGTT nog niet in de weegschaal kan worden geworpen. Dat speelt in het voordeel van de islamisten die een brede waaier aan mogelijkheden hebben om tussen te komen onder de armen en de werklozen. Die lagen worden al maandenlang genegeerd door de leiding van de UGTT.

Voor een regering van arbeiders en armen

Er kunnen een aantal illusies bestaan in de nieuwe machthebbers, maar de Grondwetgevende Vergadering zal de hoop van de bevolking niet inlossen. Iedere partij die zich baseert op een voortzetting van het kapitalistische systeem zal de meerderheid van de bevolking niets positief aan te bieden hebben.

Geen enkele partij die betrokken is bij de regeringsvorming (Ennahda, Congres voor de Republiek en Ettakatol) stelt vragen bij het feit dat de Tunesische economie volledig onderworpen is aan de grote kapitalisten. Geen enkele van die partijen stelt de afbetaling van de schulden aan de internationale financiële instellingen in vraag. Ze bereiden zich voor om het economische beleid van het vorige regime door te trekken.

De situatie in Tunesië blijft explosief. De combinatie van verschillende crises die het land doorkruisen en de ervaring die de massa’s het afgelopen jaar hebben opgedaan – waarbij het verdwijnen van de angst de belangrijkste was – zal onvermijdelijk leiden tot nieuwe uitbarstingen van strijd. Die strijd zal nood hebben aan een politiek verlengstuk, een massale partij die opkomt voor een regering van arbeiders, armen en jongeren.

In de plaats van de aandelen die voorheen in handen van maffiafamilies waren en de beurskoers van de bedrijven te verdedigen, zoals Ennahda suggereert, zou een dergelijke regering meteen overgaan tot de nationalisatie van die bedrijven onder democratische controle van de arbeiders en de gemeenschap. Dat zou een vertrekpunt zijn voor een uitgebreide planning om de productie te herorganiseren en de economie ten dienste te stellen van de ontwikkeling van het land en de verbetering van de levensstandaard van de massa’s.

De kiemen van een socialistische samenleving, gebaseerd op samenwerking en solidariteit onder de arbeiders en waar noties als uitbuiting, winst en corruptie verdwijnen, worden bevestigd doorheen de revolutionaire beweging in Tunesië. Het is een prioriteit om een partij op te bouwen die in staat is om die lagen te organiseren die zich in zo’n doelstelling kunnen vinden, zodat de kiemen verder kunnen rijpen en groeien. Dat is ook noodzakelijk om te vermijden dat opnieuw een stap achteruit wordt gezet om de winsten van een handvol kapitalisten centraal te stellen zodat deze verder kunnen profiteren van de miserie en de werkloosheid van de meerderheid van de bevolking.

 

Artikel door een correspondent

Dit vind je misschien ook leuk...