Libië. Imperialisme probeert revolutionaire golf in haar voordeel om te zetten. Hoe moet links reageren?

Gedurende maanden stond het imperialisme aan de grond genageld wanneer ze hun blik wenden op Noord-Afrika en het Midden-Oosten. Bevriende dictators in Egypte en Tunesië werden op geen tijd door een massabeweging van de macht verdreven. Alles werd in het werk gesteld om de regimewissels in die landen te beperken tot het veranderen van marionetten aan de top zonder fundamentele sociale verandering. Maar de uitgebroken revoluties hadden als een lopend vuurtje de regio besmet met het gevoel en de overtuiging dat de onderdrukte massa’s komaf konden maken met de dictatoriale en pro-kapitalistische regimes. Een reactie door Michael B (Gent).

Een nooit geziene golf van massaprotesten breidde van week tot week uit naar landen als Jemen, Bahrein, Marokko en ook Libië en Syrië. De bewegingen in Tunesië en Egypte hadden diepe sociale wortels gebouwd onder de onderdrukte lagen, over alle mogelijke splijtzwammen (etnische en religieuze) heen. Via volkscomités in de wijken, arbeiderscomités in de fabrieken werd de massa van werkenden en de armen in al haar geledingen betrokken. Deze revoluties zijn alles behalve beëindigd, de krachten van de contra-revolutie proberen terug controle te verwerven in deze landen.

Terwijl veel, maar niet alle, Libiërs vandaag feest vieren voor het verdwijnen van het Khadaffi regime, moeten socialisten waarschuwen dat in tegenstelling tot het verdwijnen van Mubarak in Egypte en Ben Ali in Tunesië, het verdwijnen van Khadaffi ook een overwinning voor het imperialisme betekent.

Het doel van het imperialisme in Libië was veelvuldig, een nieuwe voet aan grond krijgen in de regio, in Libië een betrouwbaarder pro-Westers regime aan de macht brengen (ook al bakten de imperialistische machten zoete broodjes met Khadaffi) en een nieuw model introduceren in de regio, namelijk regimeverandering met behulp en natuurlijk ook in dienst van het Westen.

Deze elementen moeten allen in rekening gebracht worden wanneer marxisten de recente ontwikkelingen in Libië en Syrië analyseren. De aasgieren dwalen reeds rond het lijk van het oude regime. Aasgieren in de vorm van Westerse bedrijven die supervoordelige deals willen sluiten met het nieuwe regime, als wederdienst voor de rol van het Westen die hen aan de macht heeft gebracht.

Maar deze kritiek op de imperialistische interventie betekent niet dat marxisten het vorige status-quo kunnen verdedigen of illusies kunnen creëren in het karakter van het voormalige Khadaffi regime. Dat is net wat gedaan werd door de organisatoren van een manifestatie aan de Beurs te Brussel op vrijdag 2 september (1), organisaties verbonden met de PVDA die ook in haar weekblad ‘Solidair’ de verdediging van Khadaffi opneemt (2). Wij hebben het platform voor die actie niet onderschreven en willen dat motiveren.

De vijand van onze vijand is niet per definitie onze bondgenoot!

De actie van afgelopen vrijdag vond plaats onder de hoofdslogan “Voor vrede in Libië en tegen de ‘humanitaire’ bombardementen van de NAVO”. Uiteraard zijn wij voor vrede in Libië en hebben we ons verzet tegen de interventie van de NAVO omdat deze inderdaad kan leiden tot een “soort van herkolonisatie door het Westen”. Maar welke vrede hebben we voor ogen en hoe moeten we dat concreet vertalen?

Ons probleem met de pamflettekst situeert zich voornamelijk bij het alternatief dat impliciet naar voor wordt gebracht. In een reeks weetjes wordt het ongenoegen onder brede lagen van de Libische bevolking van de kaart geveegd. Er wordt voorbijgegaan aan het reële ongenoegen onder de armen, arbeiders en jongeren in bijvoorbeeld het oosten van het land, dat onder de verdeel-en-heerstactiek van Khadaffi het slechtste af was. Daarnaast insinueren de ‘weetjes’ een steun aan het oude regime van Kadhaffi dat volgens het pamflet gratis geneeskunde, gelijkheid tussen man en vrouw en een hoge levensstandaard zou hebben aangeboden.

Het klopt dat Khadaffi een zekere levensstandaard voor de bevolking heeft kunnen aanbieden. Khadaffi kwam in 1969 aan de macht nadat de oude monarchie aan de kant werd gezet. Op dat ogenblik beriep hij zich op het zogenaamde ‘Arabische socialisme’. Dat was geen democratisch socialisme, maar een poging om tussen het imperialisme en het stalinisme te schipperen. Er werden heel wat industrieën, waaronder de oliesector, genationaliseerd. Hierdoor gingen de opbrengsten niet naar een multinationale en westerse kliek, maar naar de Libische staat. Dit stelde Khadaffi in staat om een zekere gezondheidszorg, onderwijs en in het algemeen een welvaartstaat aanbieden. Het leverde het regime een zekere steun op onder de bevolking.

De pamflettekst lijkt echter te gratuit aan te nemen dat dit een verwezenlijking is die alle lof en eerbetuiging verdient. Kadhaffi, als halve monarch, halve militair, wist heel goed hoe je het best van twee walletjes eet en hoe je zwalpt tussen wal en schip, het is te zeggen tussen het behoud van de steun van de bevolking enerzijds en het behoud van imperialistische banden anderzijds. Nu eens aanleunend bij de Sovjetunie en later bij het westen. Af en toe “communistisch” uit de hoek komen, maar nooit het verbod op vakbonden en vrije organisatie van arbeiders afschaffen. In 1971 stuurde Kadhaffi bovendien een groot aantal Soedanese communisten een gewisse dood tegemoet door hen vanuit Libië naar Soedan terug te sturen waar ze in handen van dictator Jafaar Numeiri vielen. Is dat de vrijheid die we de Libiërs ‘terug’ willen geven?

Na de val van de Sovjetunie zocht Libië toenadering tot het westen. Dit leidde tot het geven van handjes aan Sarkozy en Obama; een overeenkomst met Berlusconi over het tegenhouden van Afrikaanse vluchtelingen; het openstellen van de oliebronnen voor multinationals; tal van privatiseringen. Libië is ook een befaamde investeerder in Europa. Het nationale investeringsfonds van Libië (LIA) zou 70 miljard dollar aan investeringen beheren. Kadhaffi bezit een deel van de grootste Italiaanse bank (UniCredit), voetbalclub Juventus, Fiat en 3% van het bedrijf dat de grootste krant ter wereld bezit, de Financial Times. Hij heeft ook aandelen in Russische en Turkse bedrijven, etc… Kadhaffi was dus in woorden een vijand van het imperialisme, maar zoals zo vaak verschillen woorden danig van daden. Men spreekt over desinformatie: wanneer een SP.a-burgemeester tal van zitjes heeft in aandeelhoudersvergaderingen en dit toedekt met rode praat, staat men (terecht) op de achterste poten, maar wanneer het om Kadhaffi gaat, is het plots een daad tegen het imperialisme.

We zijn het uiteraard eens als de Europese en Amerikaanse steun aan de rebellen op zijn minst hypocriet wordt genoemd. De imperialistische machten hebben geleerd uit de revoluties in Noord-Afrika en wilden er als de kippen bij zijn. Maar de hypocrisie vloeit eveneens voort uit het feit dat ze belangen hadden in het Kadhaffi-regime. Niet altijd even betrouwbaar, maar toch: Berlusconi, die, voor zover ons duidelijk is, een stevig brokje kapitalistisch vlees lust, riep zelfs op tot een staakt-het-vuren. Noch het imperialisme, noch Kadhaffi verdedigen de belangen van de Libische bevolking. We kunnen niet zomaar steun geven aan iedereen die zich in woorden (en zelfs al ware het in daden) afzet tegen het Westerse imperialisme, terwijl tegelijk een reactionair beleid wordt gevoerd. Zo kunnen we toch geen enkele steun geven aan een reactionaire dictator als Ahmadinejad in Iran? De vijanden van onze vijanden zijn niet noodzakelijkerwijs onze vrienden of bondgenoten. Toegegeven: de wereld en de politieke standpunten zouden er een stuk gemakkelijker op worden, maar helaas…

 

Het is overigens vreemd om in een pamflettekst van linkse militanten, verbonden met een partij die zich op het socialisme beroept, te lezen dat er in Libië onder Khadaffi gelijkheid tussen mannen en vrouwen bestond. Op het vlak van seksisme kon Khadaffi het goed vinden met zijn Italiaanse vriend Berlusconi. Het is belangrijk om de zaken in beweging te zien. Er was een zekere emancipatie onder Khadaffi met scholing, stemrecht, afschaffing van het uithuwelijken van kinderen,… Maar dit ging zeker niet verder dan pakweg in Europa. De werkloosheidsgraad lag overigens op zowat 10%, maar voor vrouwen werd deze in 2006 op 27% geschat (een stijging van 6% sinds 2000).

Het is niet met een dictatoriaal regime dat gelijkheid zal worden bekomen. Daartoe zal strijd nodig zijn: in de revoluties in Noord-Afrika en het Midden-Oosten zagen we hoe vrouwen een actieve rol hebben gespeeld. De revoluties moeten versterkt worden om de vrouwen een reële vooruitgang te bieden. De interventie van het westen en de door haar gesteunde overgangsregering gaat niet in deze richting.

Een marxistische kijk op de Libische revolutie

Zoals in de inleiding gesteld werd, vervallen wij evenmin in de illusie dat het westen een beter alternatief voorhanden heeft. Bovendien heeft de platformtekst voor de actie van afgelopen vrijdag gelijk dat de actuele situatie heel erg eenzijdig wordt belicht. Heel wat factoren bepalen vandaag de Libische impasse. We proberen een samenvatting te geven van onze analyse van het verloop van de Libische situatie.

Vandaag is de situatie in Libië bijzonder gepolariseerd en gecompliceerd. Enerzijds heeft de spontane massabeweging tegen Kadhaffi aangetoond dat het Libische regime onder brede lagen van de bevolking gehaat werd. Die beweging is, in tegenstelling tot wat de pamflettekst beweert, niet ontstaan op basis van een terroristische en islamitische rebellengroep en evenmin op basis van oudgedienden van Kadhaffi. Het was een massabeweging in het Oosten van het land (de beelden van de bezetting van Benghazi spreken voor zich). Anderzijds heeft de initiële beweging enorm veel van haar potentieel verloren.

De spontane beweging werd, bij gebrek aan een georganiseerde arbeidersklasse en een duidelijke revolutionaire weg vooruit, al snel gekaapt door een zelfverklaarde leiding van de rebellen. Die zelfverklaarde leiding bestaat dan weer uit voormalige gedienden van Kadhaffi, uit militairen en uit voorstanders van de oude monarchie die door Kadhaffi opzij gezet werd. Bijgevolg heeft de beweging heel snel van haar massale karakter verloren en verloor ze eveneens de steun die ze in het begin genoot.

Anders dan in Egypte en Tunesië was er geen uitbreiding van volkscomités en –vergaderingen noch werden er algemene stakingen gelanceerd. De kracht die de bewegingen in Tunesië en Egypte hadden, ontbrak in Libië. Dit komt deels door een heel erg verspreide bevolking, die bovendien genoot van verschillende privileges onder het Khadaffi-regime en een heel zwak georganiseerde arbeidersklasse. In plaats van een geloof in een verbetering van de levensomstandigheden, een standpunt dat onvervalste volkscomités zouden kunnen opwerpen, kwam het reeds voor de NAVO-interventie tot een clash tussen pro en contra-Kadhaffisten. De pro’s zagen bijvoorbeeld in de monarchistische vlag een afbraak van de sociale verworvenheden die de Libische bevolking in de eerste decennia onder Kadhaffi had verkregen (zie hierboven). De zelfverklaarde rebellenleiding rekende op de NAVO-interventie om haar slag thuis te halen. In ruil voor hulp, materiële steun en een diplomatische erkenning als legitieme vertegenwoordigers van het Libische volk, zou het imperialisme haar plaats krijgen in het “vernieuwde” Libië. De Nationale Overgangsraad verkreeg zo deze steun in ruil voor concessies van olieexploitatie (bv. 33% voor Frankrijk).

Onze slogan luidde: “Steun de massa’s en hun revolutie! Geen enkel vertrouwen in de imperialistische interventie !”

Om af te sluiten wenst de pamflettekst blijkbaar een Libisch nationalisme te propageren: de soevereniteit van het land. Wat bedoelen ze hiermee? De soevereiniteit van elke dictator om te doen met zijn bevolking wat hij wil? Om soeverein te beslissen welke banden hij aangaat met het imperialisme? Moet de Libische bevolking de dictatuur van Kadhaffi ondergaan omdat er andere kapers op de kust zijn? Wij denken van niet. Wij zijn voor het zelfbeschikkingsrecht van de volkeren en naties, maar dit heeft niets te maken met een keuze tussen westerse dominantie of inlandse dominantie. De reële soevereiniteit van een bevolking of een natie ligt in de klasse van arbeiders en jongeren die zich loswrikken van de belangen van een kapitalistische elite – inlands en buitenlands.

De terugkeer in een soort van “Restauratie” is reactionair; de NAVO-inmenging is contra-revolutionair. Dus kunnen we de slogan voor elk land in revolutie vandaag uitbreiden tot: “Steun de massa’s en hun revolutie! Geen enkel vertrouwen in de imperialistische interventies en hun marionettenregeringen! Voor democratische arbeiders- en volkscomités ter ondersteuning en uitbreiding van de revolutie!”

Wij zijn niet principieel tegen een vreedzame oplossing, maar een vreedzame oplossing mag geen terugkeer van de “orde” met Kadhaffi betekenen. Als we simpelweg een “pacifistische” oplossing eisen, ondermijnen we ook de kracht van de bevolking om zich te bewapenen en te verzetten tegen de dominantie van hun eigen elite (Kadhaffi én de overgangsregering). Als de Libische bevolking zich van het juk van Kadhaffi en van het westerse kapitaal wil ontdoen, moeten we de revoluties steunen. Comités van arbeiders, jongeren etc. kunnen op basis van algemene stakingen en betogingen de revolutie verder vorm geven.

Zoals blijkt, is dit geen lineair proces. Zelfs in Tunesië en Egypte ondervinden deze comités moeilijkheden om een degelijke oppositie ter verdediging van de revolutie uit te bouwen. Maar het is de enige methode die de verworvenheden kan garanderen en uitbouwen. Wij zijn voor de volledige hernationalisatie van de belangrijkse sectoren in Libië. Maar ditmaal onder democratische arbeiderscontrole, en niet onder controle van een elite zoals het geval was onder Khadaffi. Enkel volks- en arbeiderscomités kunnen opwerpen dat op die manier de sociale verworvenheden behouden en uitgebreid kunnen worden. Door middel van stakingen en betogingen kunnen ze het verzet tegen de Kadhaffi-kliek én de NAVO-kliek verder uitbreiden en echte vrijheid en democratie verkrijgen.

Een voortzetting van de revoluties in Tunesië en Egypte om niet enkel de dictators opzij te schuiven, maar het volledige systeem op te ruimen en te vervangen door een democratisch socialistisch alternatief, kan een inspiratiebron vormen om samen met een hernieuwde beweging van arbeiders en armen in Libië op te komen voor reële verandering.


Noten

  1. Intal en Comac-ULB. Zie de oproep:
  2. “Libische rebellen tonen hun terroristische aard”, en meer bepaald het stukje onder de titel “Zal Nationale Overgangsraad het beter doen dan regering-Khaddafi?” op

Dit vind je misschien ook leuk...