Revolutionair proces in Tunesië

Arbeiders moeten tussenkomen om te vermijden dat contrarevolutie de controle kan verwerven

Er is in Tunesië nog steeds een sfeer van massale aandacht voor politiek en betrokkenheid bij wat gebeurt. Er gaat geen dag voorbij zonder een betoging of zonder een verdachte zet van elementen van de oude elite die meteen leidt tot spontane acties op straat. De revolutie komt nu echter in meer troebel water terecht. De vreugde en het optimisme van de eerste dagen wordt deels overschaduwd door een groeiende bezorgdheid over het feit dat er vier maanden na de val van Ben Ali weinig echt is veranderd.

Aanvankelijk was de revolutionaire golf sterk genoeg om twee voorlopige regeringen neer te halen alsook om een aantal lokale leiders ten val te brengen naast bazen en managers van bedrijven en staatsinstellingen. De ontbinding van de RCD (de partij van Ben Ali) werd afgedwongen en er werden voor het eerst verkiezingen aangekondigd voor een Grondwetgevende vergadering. Door de opmars van sociale protestacties en stakingen, werden een aantal sociale verworvenheden bekomen.

Sindsdien proberen de overblijfselen van de oude heersende kliek met de hulp van het imperialisme om voordeel te halen uit het falen van de oppositie om een concrete uitdrukking te geven aan de revolutionaire verwachtingen van de massa’s. De revolutie betekende niet het einde van de ruggengraat van het machtige staatsapparaat van de dictatuur. Het vormde ook niet het einde van de economische verhoudingen waarop het oude regime groot was geworden. Er werden geen stappen ondernomen tegen de meeste verantwoordelijken voor martelingen of diegenen die schoten op de eerste betogingen tijdens de opstand. Er is ook geen enkele ernstige inspanning gedaan om Ben Ali terug naar Tunesië te halen en om de enorme rijkdommen van de heersende families in het belang van de Tunesische bevolking aan te wenden.

Het beleid van premier Beji Caïd Essebsi’s voorlopige regering bestaat uit het geruststellen van de imperialistische landen. Hij maakt hen duidelijk dat hij bereid is om aan hun eisen te voldoen. Terwijl het land meer dan 700.000 werklozen telt en volgens officiële cijfers 24,7% van de bevolking met minder dan 2 dollar per dag moet overleven, houdt de regering vast aan een programma om de miljarden buitenlandse schulden die door de heersende kliek van Ben Ali waren aangegaan af te betalen. De schuldenberg bedraagt momenteel 20 miljard euro. De dagelijkse betogingen en stakingsacties worden door het regime steeds meer afgedaan als een bedreiging voor de ontwikkeling van het land en een bedreiging voor de nationale veiligheid.

De UGTT

De houding van de nationale leiding van de UGTT (de Tunesische vakbondsfederatie) en van het uitvoerend bestuur in het bijzonder, is een erg belangrijke factor voor de impasse waar de revolutie momenteel in zit. Het is ook een sleutelelement in de tactische manoeuvres van de regering-Essebsi. De UGTT-leiders beloofden de regering dat een einde zou komen aan de stakingen. De meeste vakbondsleiders waren voorheen aanhangers van Ben Ali en hebben een lange geschiedenis van verraad achter zich. Ze hebben hun energie vooral aangewend in het stoppen van arbeidersinitiatieven van onderuit.

Maar dat is niet het enige wat moet worden vermeld over de UGTT. Deze vakbondsfederatie beschikt immers nog steeds over een enorme potentiële macht bij de gewone basisleden. De UGTT organiseert belangrijke delen van de arbeidersklasse, vooral in de publieke sector, en het is de traditionele vakbondsfederatie naar wie de arbeiders zich richten. Ook een aantal nieuwe lagen van arbeiders richten zich naar deze vakbond in een poging om in hun bedrijven en op hun werkvloer vakbondserkenning te krijgen. Er zijn tien- en misschien zelfs honderdduizenden nieuwe leden sinds januari.

Een belangrijke en dringende taak voor de beweging is om campagne te voeren voor een buitengewoon congres van de UGTT om alle elementen die verbonden waren met de dictatuur aan de kant te schuiven en om van de vakbond opnieuw een strijdbare en democratische organisatie te maken die bovendien wordt geleid door verkozen vertegenwoordigers van de arbeiders. Een dergelijke eis moet op alle niveaus van de vakbond worden besproken en verduidelijkt. Het moet worden verbonden met concrete eisen zoals een nationale campagne voor degelijke jobs en contracten. Op die manier zou zo’n campagne een enorm goede respons kunnen krijgen onder de vakbondsleden, maar ook onder de jongeren en werklozen die vandaag de UGTT negeren omwille van het rotte karakter van de leiding.

De revolutionaire comités

De vele lokale revolutionaire comités die ontstonden na het vertrek van Ben Ali vormden een concrete uitdrukking van het feit dat miljoenen mensen besloten hadden om het lot in eigen handen te nemen en daartoe onafhankelijke organen op te zetten. Tegen de achtergrond van een toenemend geweld en onveiligheid in heel wat regio’s, en de reële mogelijkheid van nieuw politiegeweld, moeten de massa’s beroep doen om hun eigen krachten om zichzelf en hun wijken te beschermen. Daartoe is het nodig om de revolutionaire comités opnieuw te vestigen. Via dergelijke comités kunnen goed georganiseerde veiligheidskrachten van gewone mensen worden opgezet om de taken uit te voeren die democratisch zijn beslist.

Dergelijke initiatieven moeten ook worden bediscussieerd in de fabrieken en op de werkvloer. Er zijn al verschillende stakingen die fysiek werden aangevallen door milities van de bazen of geïntimideerd door de politie. Het is nodig om de arbeiders ook fysiek te organiseren om de verdediging van de acties op te nemen. Alle betogingen en andere acties moeten nauwgezet worden georganiseerd en verdedigd vanuit de beweging. Ook vakbondsgebouwen moeten op dergelijke wijze worden verdedigd.

Algemeen gesteld moeten de revolutionaire comités aan de basis en alle collectieve verdedigingsorganisaties in stand worden gehouden, geconsolideerd en gestructureerd. Waar deze organen zijn stil gevallen, moeten ze opnieuw geactiveerd worden. Een revival van deze comités en een uitbreiding ervan op werkplaatsen en wijken waar er nog geen comités waren, is van cruciaal belang om te vermijden dat de revolutionaire beweging de kop wordt ingedrukt en tevens om democratische discussie met een brede betrokkenheid mogelijk te maken. Het is ook noodzakelijk om te kunnen discussiëren over de doelstellingen van de revolutie en over hoe de strijd tegen de reactie kan worden gevoerd. Bovendien moeten deze comités toelaten om massastrijd te coördineren.

Dergelijke comités kunnen ook worden gebruikt om een reële controle van onderuit uit te oefenen op het electorale proces. De organisatie van en het toezicht op de verkiezingen mogen niet worden overgelaten aan de leugenaars die vandaag nog steeds het staatsapparaat controleren. Er mag geen enkel vertrouwen worden gesteld in de zogenaamde ‘onafhankelijke’ waarnemers van de internationale gemeenschap, die vertegenwoordigen internationale instellingen die in het verleden instemmend toekeken op de verkiezingen onder het regime van Ben Ali. De comités moeten ook de discussie aangaan over wat in de nieuwe grondwet moet staan en over de toekomst van het land. Zo kunnen ze vermijden dat het politieke debat wordt gemonopoliseerd door de gevestigde media, de ‘professionals’ en andere opportunistische kandidaten.

Eenheid opbouwen

Tegen de achtergrond van toenemende sociale marginalisering en een explosief niveau van werkloosheid, kunnen verschillende vormen van verdeeldheid ontwikkelen. Reactionaire krachten zullen iedere mogelijkheid daartoe aangrijpen. De dodelijke stammentwisten in de regio van Gafsa, de gewelddadige aanval op het vluchtelingenkamp Choucha (in het oosten van Tunesië aan de grens met Libië), of de acties van sommige werklozen die een werkplaats binnen vallen om er de arbeiders te verdrijven en werk op te eisen, zijn allemaal voorbeelden van wat mogelijk is indien er geen eenheid onder de arbeidersklasse wordt opgebouwd. De arbeiders en de armen moeten samen strijden tegen het kapitalisme, imperialisme en grootgrondbezit.

De stevige algemene staking die de regering van Tataouine (in het zuiden) eind mei drie dagen lang deed sidderen, was een concreet voorbeeld van hoe zo’n eenheid in de praktijk kan worden opgebouwd. De algemene staking bracht werkloze jongeren, arbeiders uit de publieke sector, kleine winkeliers, ambachtslieden,… bijeen en combineerde sociale met politieke eisen. De kracht van de staking bleek toen zelfs de rechtse krant ‘La Presse’ op de tweede dag van de staking moest schrijven: “De dagelijkse activiteit viel gisteren stil in Tataouine. Er waren sit-ins in alle delen van de regio. Er was een grote meeting aan het hoofdkwartier van de lokale regering, waar de gouverneur niet aanwezig was.”

Dergelijke voorbeelden moeten ook in de rest van het land worden besproken en navolging krijgen. Steeds meer mensen trekken de conclusie dat de levensstandaard amper is veranderd onder het ‘nieuwe’ regime. Dat drijft velen tot het idee dat er nood is aan een “tweede revolutie”. Daarvoor is er nood aan een plan voor een nationale algemene staking die goed wordt voorbereid en de massa’s opnieuw samen brengt in strijd. Het is nodig om de strijd voor de doelstellingen van de revolutie voort te zetten: een degelijke job en goede lonen voor iedereen, een massaal programma van publieke investeringen om sociaal nuttige jobs te creëren, degelijke openbare diensten en de ontwikkeling van de afgelegen regio’s, de weigering om de schulden van de dictator af te betalen, voor het stopzetten van alle inbreuken op de vrije meningsuiting en de vrijheid van vergadering, voor het ontwapenen en berechten van alle contrarevolutionaire criminelen, voor een revolutionaire Grondwetgevende Vergadering verkozen onder democratische controle van de revolutionaire massa’s en hun comités, voor de nationalisatie van de sleutelsectoren en de banken onder arbeiderscontrole en –beheer te beginnen met eigendommen van Ben Ali en de familie Trabelsi. Om tot een blijvende overwinning te komen, zal deze strijd internationaal moeten worden gevoerd met de steun van de arbeidersbeweging in de hele regio en de rest van de wereld.

 


De kwestie van Ennahdha

De groeiende populariteit van de islamistische partij Ennhdha, ondanks het feit dat deze partij geen actieve rol speelde in de revolutie, is een groeiende bekommernis voor vele linkse activisten. De organisatorische sterkte van Ennahdha, de financiële middelen waarover de partij beschikt en het politieke vacuüm zijn belangrijke factoren in de groei ervan. De konvooien met humanitaire hulp die de partij naar de armste regio’s van het land stuurt, is een uitdrukking van een andere factor: de groeiende sociale frustratie onder de armsten. Ennahdha probeert daar op in te spelen. De afgelopen twee maanden organiseerde de partij soms erg geslaagde meetings in verschillende delen van het land. Een aantal peilingen suggereren dat de partij goed zou zijn voor 20-25% van de stemmen.

Dat verklaart waarom delen van het imperialistische kamp na decennia van steun aan Ben Ali in de strijd tegen de “dreiging van de islam” nu plots een meer pragmatische houding aannemen tegenover die krachten die voorheen zo hard werden veroordeeld. De Franse minister van buitenlandse zaken, Alain Juppé, verklaarde bijvoorbeeld: “Jarenlang zijn we zo stom geweest dat we geen dialoog met de islamisten aan gingen.”

Wij denken dat bovenal de sociale onderdrukking, armoede en werkloosheid, samen met de zwakte van een linkerzijde die geen antwoorden biedt op deze brandende kwesties, de basis vormen voor een opmars van Ennahdha. De houding van sommigen ter linkerzijde kan spijtig genoeg leiden tot een versterking van Ennahdha in de plaats van een verzwakking. Het recente initiatief van een breed “Front van progressieve en moderne krachten” met als impliciet doel om de invloed van Ennahdha te bestrijden, is daar een voorbeeld van. Een aantal linkse krachten neemt aan dit initiatief deel, naast pro-kapitalistische krachten. Een dergelijke ‘brede’ benadering is fout.

Heel wat revolutionaire activisten, arbeiders en jongeren zullen lang moeten zoeken naar iets “progressief” of “modern” bij een aantal partijen in dit front. Zo is er ‘Ettajdid’, de ex-stalinistische Communistische Partij die door sommige activisten uit de revolutie wordt gezien als een partij van “verraders die het bloed van de martelaren hebben verkocht”. Deze partij pleit nu openlijk voor een vrije markt koers en ze staat de heersende elite bij in de poging om haar heerschappij te stabiliseren in het revolutionaire stormtij.

De strijd tegen de invloed van de rechtse politieke islam mag zich niet beperken tot abstracte oproepen voor een “seculiere” of “moderne” benadering. Uiteraard beschouwen marxisten religie als een persoonlijke zaak en staan we voor de scheiding tussen staat en godsdienst. Maar een seculiere grondwet op zich biedt geen antwoord op de situatie en doet het gevaar van Ennahdha niet wijken. Door het hele debat rond deze kwestie te organiseren en het los te zien van de sociale en economische bekommernissen van de meerderheid van de bevolking, ontstaat er een polarisatie rond het godsdienstdebat waarbij de aandacht wordt afgeleid van de onderliggende klassenkwestie. Enkel door te bouwen aan klasseneenheid op basis van een programma dat beantwoordt aan de sociale noden van de massa’s en de roep naar echte democratische rechten, is het mogelijk om het echte karakter van Ennahdha en andere islamistische stromingen te ontmaskeren en hun invloed te ondermijnen. Het is uiteindelijk het kapitalisme waartegen de linkerzijde moet strijden, los van de vraag of dat kapitalisme zich voordoet als “modern” of als “religieus”.

Dit vind je misschien ook leuk...