Sri Lanka. Een geschiedenis van verdelen om te heersen

Als internationalisten zijn we ook in ons land actief in de solidariteit met de Tamil-bevolking die door een jarenlange discriminatie en burgeroorlog uit Sri Lanka is gevlucht. We steunen hun verzet tegen nationale onderdrukking en verdedigen een programma van arbeiderseenheid, zoals dit in Sri Lanka door de United Socialist Party naar voor wordt gebracht. DOSSIER door GEERT COOL.

Deel 1. Wat voorafging

Koloniale en neo-koloniale verdeel-en-heers

De Britse kolonisatoren hebben hun traditionele verdeel-en-heerspolitiek in Azië ook in Sri Lanka gevoerd. Er werd ingespeeld op verdeeldheid tussen de Singalese en de Tamil bevolking en binnen deze verschillende bevolkingsgroepen ook op verdeeldheid op basis van kaste. De onafhankelijkheidsstrijd werd door alle lagen van de bevolking gevoerd, maar na de onafhankelijkheid in 1948 werd enkel het Singalees als taal erkend. Alle beloften om ook het Tamil als taal te erkennen, werden gebroken.

Binnen de Tamilgemeenschap was er verdeeldheid over welk standpunt moest worden ingenomen en hoe de strijd voor gelijke rechten moest worden gevoerd. Een aantal Tamilleiders stelde dat er een 50-50 vertegenwoordiging moest zijn, ook al was de verhouding onder de bevolking eerder 70-30. Een deel van de Tamil-elite, van de hogere kasten, verdedigde het idee dat aansluiting moest worden gezocht bij een deel van de Singalese elite en meer bepaald bij de rechtse United National Party (UNP) dat onmiddellijk na de onafhankelijkheid de sterkste politieke factor in het parlement was en enkel dankzij de steun van een deel van de Tamil-elite rond Ponnambalam een meerderheid kon vormen.

De arbeidersbeweging beschikte over een eigen partij met de Lanka Sama Samaja Party (LSSP), een in 1935 opgerichte partij met een brede steun onder de bevolking en een aantal trotskistische invloeden. De LSSP stond voor gelijke rechten en groeide snel aan in de onafhankelijkheidsstrijd. Colvin R de Silva verklaarde in 1956 in het parlement het standpunt van de LSSP: “Een taal, twee landen. Twee talen, één land.” Als de rechten van de Tamil-minderheid niet zouden worden erkend, dan zou dit leiden tot een onafhankelijkheidsstrijd onder de Tamilbevolking. Deze uitspraak is 55 jaar nadat ze is gedaan nog steeds brandend actueel.

De Singalese elite deed na de onafhankelijkheid steeds meer beroep op een chauvinistische positie om de eigen macht uit te bouwen en de aandacht af te leiden van de sociaal-economische problemen die niet waren opgelost door de loutere onafhankelijkheid van het land. Het openlijke kolonialisme was vervangen door neo-kolonialisme en de uitbuiting van de overgrote meerderheid van de bevolking bleef dezelfde. Dat was de voedingsbodem voor een grotere steun voor een nationalistisch Singalees standpunt. Enkel de LSSP en de Communistische Partij voerden campagne tegen de “Sinhala Only Act” in het parlement.

Een deel van de LSSP-leiding probeerde samen te werken met de gematigde linkerzijde die in 1951 van de UNP afsplitste om de Sri Lanka Freedom Party (SLFP) te vormen onder leiding van Bandaranayaka. In die partij was ook de vader van de huidige president actief. De partij wijzigde al snel haar standpunt over de Tamil-kwestie en nam midden jaren 1950 een “Sinhala only” standpunt in. De SLFP stelde zich voor als de belangrijkste verdediger van de Boedhisten tegen de christenen en de Tamils in. In 1956 werd Bandaranayaka premier met de steun van de LSSP en de CP. Er werd enkel in vage woorden over socialisme gesproken en de Tamil-taal werd niet erkend. Bij etnische rellen in 1958 (gericht tegen een congres van de radicalere Tamilpartij Federal Party in Vavuniya) vielen tientallen doden en de regering deed daar niets aan. De LSSP verloor met haar steun aan Bandaranayaka in 1956 een deel van het krediet dat ze had opgebouwd in de algemene staking van 1953. De partij zat dan wel in de oppositie en verzette zich tegen het Singalees chauvinisme, maar de steun aan de premier toonde het failliet van de oude LSSP-leiding.

Falen van links

Begin jaren 1960 was er in de SLFP een radicalisering naar links door druk van onderuit. De regeringspartij ging over tot het nationaliseren van een aantal oliebedrijven. Dat was deels een poging om de opmars van het United Left Front (ULF), een front van de bestaande linkse partijen zoals LSSP, CP en een van de LSSP afgesplitste partij, te stoppen. Anderzijds was er ook druk van onderuit in navolging van de revolutionaire golf die door de regio trok met onder meer de Pakistaanse revolutie van 1968 en ander massaprotest als uitdrukking van een radicalisering.

Linkse leiders werden ministerposten aangeboden en in 1964 trad de LSSP toe tot een regering met de SLFP. Het failliet was nu compleet. Een minderheid was het niet eens met deze beslissing en vormde de LSSP (Revolutionary). De LSSP werd ook uit de Vierde Internationale gezet. Het eerste regeringsavontuur was van korte duur, maar kreeg navolging in 1970.

Dit was het failliet van het linkse reformisme van de LSSP-leiding die probeerde om via parlementaire weg toegevingen te bekomen en hervormen te onderhandelen en daartoe meermaals een nationalistisch standpunt innam. Een deel van de Tamil-elite dacht evenzeer vooruitgang te kunnen boeken op basis van onderhandelingen en strategische allianties met de Singalese rechterzijde van de UNP.

De “linkse” regering voerde een aantal nationalisaties door, maar bood geen antwoord op de nationale kwestie. Meer nog, met de LSSP en Colvin R de Silva als minister werd een nieuwe grondwet opgesteld waarin het boeddhisme de officiële godsdienst van het land werd. De Tamilbevolking kreeg geen rechten. Dat zorgde voor een radicalisering onder de Tamilbevolking waarbij de Singalese linkerzijde amper banden had met de jonge generatie Tamils. Onder de radicaliserende Singalese jongeren was er een brede steun voor Het Volksbevrijdingsfront (JVP) dat een marxistisch klinkende retoriek koppelde aan Singalees chauvinisme. Een opstand van de JVP in 1971 mislukte.

Een aantal Tamils ging over tot meer radicalere strijd met gewapende opstand en er was zelfs een zekere maoïstische invloed. De Tamil-elite probeerde de brokken te lijmen door een Verenigd Tamil Front te vormen, maar dat hield de radicalisering van onderuit niet tegen. Er ontstonden tal van groepen, de LTTE (Liberation Tigers of Tamil Eelam) was er een van.

Neoliberaal offensief en burgeroorlog

In 1977 werd de linkse regering weg gestemd. De UNP onder leiding van Jayawardana kwam aan de macht met een neoliberaal programma. Er werd ingespeeld op een ongenoegen tegenover tekorten in de winkels en de onderdrukking van de Tamilbevolking. Er werden beperkte toegevingen gedaan aan de Tamilbevolking, maar dat volstond niet als antwoord op de radicalisering onder de jonge generaties.

Na 1977 werd een nieuwe socialistische partij gevormd, de NSSP (Nava Sama Samaja Party). Dat gebeurde onder invloed van een aantal jonge militanten die een bewuste marxistische politiek wilden voeren en tussen 1970 en 1977 interne oppositie voerden met de Vama groep (linkse groep) binnen de LSSP. Onder hen Siritunga Jayasuriya (Siri) die vandaag een leidinggevend lid van het CWI is, maar ook leiders als Vasu en Bahu. Het falen van de oude linkerzijde en de opkomst van een nieuwe linkerzijde samen met een radicalisering onder zowel Singalese als Tamil-arbeiders en armen vormde een nieuw element.

De rechtse regering had een twee derde meerderheid in het parlement en bracht meteen een voorstel tot een repressieve grondwet naar voor. Premier Jayawardena nam eerder de rol van een burgerlijke bonapartistische dictator aan waarbij ook iedere vorm van oppositie de kop werd ingedrukt.

In juli 1980 was er een algemene staking waarin de NSSP-militanten een belangrijke rol speelden. De staking kwam er nadat de regering besliste om 60.000 ambtenaren af te danken. De regering deed beroep op nationalisten om de staking te breken en trad zelf ook bijzonder repressief op. De harde repressie maakte het moeilijk om een overwinning te bekomen. De nederlaag had zware gevolgen voor de NSSP.

Het is in de nasleep van de nederlaag van de algemene staking van 1980 dat in juli 1983 een maand van geweld plaats vond waar de arbeidersbeweging onvoldoende op kon antwoorden. Er waren aanslagen op Tamils en dat werd ondersteund door verschillende ministers. Tamils werden levend verbrand, winkels en huizen van Tamils werden verwoest. De regering maakte van de rellen gebruik om de JVP en de NSSP te verbieden. De CP was eveneens twee weken verboden. De vervolging van de NSSP-leiders ging ver en ze moesten ondergronds werken. Het geweld tegen de Tamils versterkte de burgeroorlog, het verbod van de linkerzijde maakte het moeilijk om te reageren.

Hoe opkomen voor arbeiderseenheid?

Binnen de verzwakte NSSP was er verwarring over de houding die moest worden aangenomen in de strijd van de Tamilbevolking. Er waren pogingen om aansluiting te vinden bij de radicaliserende Tamils, maar een deel van de NSSP-leiding rond Bahu had illusies in de “progressieve” Indische kapitalisten met kritische steun aan het Indisch-Sri Lankese akkoord van 1987 en de Indische Vredestroepen. Dat leidde tot een breuk tussen de meerderheid van de NSSP en een minderheid die ook na de splitsing deel zou blijven uitmaken van het CWI, de internationale organisatie waartoe LSP in België behoort.

Het debat van de jaren 1980 blijft actueel aangezien de nationale kwestie nog steeds niet is opgelost. De militaire overwinning van de Singalese elite kan de strijd van de Tamils tijdelijk naar de achtergrond duwen, maar het ontbreken van gelijke rechten en het bestaan van discriminatie blijft een gegeven dat tot uitbarstingen kan leiden.

De minderheid in de NSSP en het CWI hebben steeds de noodzaak verdedigd van eengemaakt verzet en het koppelen van de nationale kwestie aan de strijd voor socialisme. Ontwikkeling op basis het kapitalisme zal er niet komen in neokoloniale landen als Sri Lanka. In de neokoloniale wereld is een socialistische revolutie van arbeiders en boeren nodig om de democratische taken van een revolutie tot het goed einde te brengen, de kapitalistische klasse in de neokoloniale landen is daar te zwak voor.

 

Deel 2. 30 jaar burgeroorlog

De basis voor de burgeroorlog was uiteraard de onderdrukking van de Tamil minderheid in Sri Lanka en de wijze waarop het regime gebruik maakte van de nationale tegenstellingen om de aandacht af te leiden van de sociale tegenstellingen. Het was pas na een nederlaag van de arbeidersbeweging, het bloedig neerdrukken van de algemene staking van 1980, dat een escalatie van het etnisch geweld en van een burgeroorlog mogelijk werd.

Voor de burgerij vormde de burgeroorlog een antwoord op de radicalisering onder de Singalese arbeiders en armen, maar ook onder de Tamil-jongeren. Een gezamenlijk verzet van arbeiders en armen uit alle bevolkingsgroepen stond steeds meer op de agenda en zou een bedreiging hebben gevormd voor het voortbestaan van het kapitalisme in Sri Lanka. Tegen zo’n achtergrond wordt al eens terug gegrepen naar onconventionele methoden en middelen. De burgeroorlog tussen 1983 en 2009 was zo’n middel.

Bij het geweld in 1983 vielen enkele duizenden doden en gingen tienduizenden Tamils op de vlucht. Het vormde het begin van een grote groep Tamils in de diaspora met gemeenschappen in Groot-Brittannië, Canada en andere landen. Er waren naar schatting 150.000 vluchtelingen.

Doorheen de burgeroorlog waren er periodes van relatieve vrede en zelfs van vredesonderhandelingen en wapenstilstanden. Op het begin van deze eeuw nog kwam het tot een wapenstilstand waarbij er ook contact mogelijk werd tussen de bevolking in het zuiden en de Tamils in het noorden en het oosten van Sri Lanka. Dat gebeurde nadat zowat 65.000 doden waren gevallen en miljarden werden uitgegeven aan de oorlog.

Op het begin van deze eeuw was het duidelijk dat de LTTE (Tamil Tijgers) er niet in zouden slagen om puur op militaire basis tot een eigen staat te komen, een onafhankelijk Eelam. De LTTE controleerde het grootste deel van het Tamilgebied en genoot een brede steun, maar op militair vlak slaagde geen enkele kant er in om fundamentele overwinningen te boeken. De vredesonderhandelingen van 1994-95 waren mislukt, maar in 2002 leek het beter te lukken. De internationale druk op het Sri Lankese regime om tot een akkoord te komen, was groot. Er werd een hard neoliberaal beleid opgelegd door de Wereldbank en het imperialisme wilde tegelijk een vorm van akkoord of vrede zodat de nationale kwestie geen hindernis zou vormen voor de internationale winsthonger. Zonder conflict en burgeroorlog waren er meer mogelijkheden op het vlak van privatiseringen en besparingen ten voordele van de grote bedrijven.

Marxisten stellen dat de zwakke kapitalistische klasse van Sri Lanka niet in staat is om een oplossing te bieden voor de nationale kwestie. De kapitalisten slagen er zelfs niet in om tot een tijdelijke oplossing te komen. De Singalese kapitalisten zijn immers afhankelijk van de Singalese kiezers die jarenlang werden opgehitst met nationalistische retoriek. De arbeidersklasse kan op dat vlak een verschil maken als het een linkse regering met een socialistisch beleid voert. Dat is iets anders dan de medewerking die in het verleden werd geboden aan burgerlijke regeringen. De politiek van klassencollaboratie heeft de traditionele linkerzijde zware klappen toegebracht. De steun van de traditionele linkse partijen aan het akkoord tussen India en Sri Lanka tussen 1987 en 1989 zorgde er zelfs voor dat links op een zelfde lijn werd gezet als de rechtse UNP-regering.

De afgelopen jaren hebben de linkse socialisten zich steeds verzet tegen de oorlog en tegen het Singalese chauvinisme. We verdedigen het recht op zelfbeschikking van de Tamils als basis voor vredesonderhandelingen. Dergelijke onderhandelingen maken enkel kans indien de arbeiders en armen in het noorden en het oosten van Sri Lanka hun strijd voor gelijke rechten koppelen aan een strijd om het kapitalisme omver te werpen en daarbij kunnen rekenen op de solidariteit van de arbeiders en armen in de rest van het land en de regio. Siritunga Jajasuriya stelde hierover in een interview uit 2003: “USP is altijd duidelijk geweest over de nationale kwestie. We eisen zelfbeschikkingsrecht voor de Tamilbevolking, ook voor de moslims die Tamil spreken. Het aanvaarden van een Tamil Eelam van zowel het noorden en het oosten is van essentieel belang. Als ze dat willen, moeten de moslims een vorm van zelfbewind hebben binnen Tamil Eelam als afzonderlijke gemeenschap. De Singalezen in het oosten moeten het recht hebben om zich te verbinden met Singalese districten waarmee ze aansluiting willen. De Tamils op de plantages vormen een afzonderlijke groep, diegenen die uit het zuiden van India komen moeten onmiddellijk de Sri Lankese nationaliteit kunnen krijgen en gelijke rechten hebben met andere etnische groepen. Als ze geen volledige gelijke rechten hebben, kan dat in de toekomst tot nieuwe conflicten leiden.”

Wij hebben steeds een kritische positie ingenomen tegenover de Tamil Tijgers (LTTE). Aanvankelijk hadden heel wat van de Tamilgroepen een socialistische retoriek en onder jongeren was er een grote interesse in socialistische opvattingen. Maar de leiders hebben nooit vertrouwen gehad in massastrijd van onderuit en beperkten zich tot een autoritaire benadering. Ook in de periode van wapenstilstand tussen 2002 en 2004 werd geen poging ondernomen om de discussies binnen de Tamilgemeenschap te stimuleren en te bouwen aan een brede democratisch functionerende partij. er werden geen pogingen ondernomen om banden aan te gaan met de arbeidersbeweging in het zuiden van het land, de belangrijkste bondgenoot voor de Tamil bevolking in de strijd tegen nationale onderdrukking. In de plaats van een dergelijke benadering aan te nemen, had de LTTE illusies in een kapitalistische ontwikkeling van het Tamilgebied naar het model van Singapore of Maleisië. Nochtans maakt het lot van de Tamilbevolking in de Indische deelstaat Tamil Nadu duidelijk dat nationale rechten op zich niet volstaan om een einde te maken aan onderdrukking en miserie.

In 2004 kwam er een belangrijk keerpunt met de tsunami die voor dood en vernieling zorgde in Sri Lanka. Dat werd door het establishment gebruikt om de LTTE verder te verzwakken. De enorme middelen voor de hulpoperaties werden door de regering en het establishment gebruikt om zichzelf te verrijken en een grotere economische machtsbasis uit te bouwen. Ook werd verdeeldheid binnen de LTTE uitgespeeld. In het oosten van Sri Lanka stapte een groot deel van de LTTE onder leiding van de commandant Karuna over naar de regeringstroepen. Een ander nieuw gegeven was de groeiende rol van China dat in Sri Lanka voet aan grond begon te krijgen en ook daar een uitvalsbasis wilde opbouwen.

Het was tegen deze achtergrond dat vanaf 2006 een vernieuwd en grootschalig offensief werd ingezet tegen de Tamilbevolking. Dat gebeurde door de zogenaamd progressieve regering van de ‘People’s Alliance’ (rond de SLFP en met wat overbleef van de LSSP en de CP) van eerst Chandrika en nadien Mahinda Rajapakse. Rajapakse probeerde zijn positie te versterken door een alliantie te sluiten met chauvinistische krachten zoals de JVP.

Het opdrijven van het geweld werd oogluikend toegestaan door de imperialistische mogendheden die vreesden dat een verzet tegen het geweld de positie van China in Sri Lanka zou versterken. Dat was ook de reden waarom het Indische regime, ondanks forse tegenkantingen door de Tamilbevolking in het zuiden, steun verleende aan het offensief van Rajapakse tegen de Tamilbevolking. Deze Indische steun aan de anti-Tamilrepressie bevestigde meteen het failliet van diegenen die eind jaren 1980 illusies hadden in een Indische tussenkomst in het conflict.

Het opdrijven van de oorlog tegen de Tamilbevolking ging gepaard met een groeiende repressie tegen al wie zich in het zuiden van het land tegen de oorlog verzette en de ontwikkeling van een politiedictatuur onder Rajapakse. De bevolking in het noorden werd uitgehongerd, viel ten prooi aan enorme prijsstijgingen voor voedsel en vervolgens aan bloedig geweld. Er vielen tienduizenden doden en honderdduizenden werden opgepakt om in kampen te worden opgesloten. De regering was vastberaden om een einde te maken aan de burgeroorlog door de Tamilbevolking af te slachten. Het volledige noorden werd heroverd en belangrijke leiders van de LTTE werden vermoord.

Dit betekent echter niet het einde van de problemen. Er kan geen echte overwinning worden bereikt indien er geen steun is van zowel de Singalezen, Tamils, moslims als andere minderheden in het land. Rajapaksa wil een eenheidsland opzetten, maar dan wel naar zijn normen en voorwaarden. Dat betekent dat er geen democratische maatregelen zijn en dat de gewone bevolking en de armen niets te zeggen hebben. De militaire overwinning van de nationalisten maakt geen einde aan de nationale kwestie en leidt tot nieuwe verdeeldheden. Dit zal vroeg of laat tot uitbarsten komen.

 

Deel 3. Naar een politiedictatuur

De economische positie van de familie-Rajapakse is sterk verbeterd door de tsunami van eind 2004. Toen werden internationale hulpcampagnes opgezet om de slachtoffers van de natuurramp bij te springen. De middelen werden misbruikt, er was sprake van grootschalige corruptie. Na twee maanden had amper een derde van alle slachtoffers enige vorm van hulp gekregen. De omvang van de ramp was enorm: zowat 1.000.000 families werden getroffen in Sri Lanka. Rajapakse werd nadien vervolgd omdat hij bijna 1 miljoen dollar hulp zou hebben verduisterd.

De grootste schade werd aangericht in het oosten en het noorden van het land, maar de meeste hulp ging naar het zuiden. Meer bepaald werden heel wat middelen gestoken in de heropbouw van Hambantota, de thuisbasis van Rajapakse en de plaats waar nu met Chinese hulp een grote haven wordt gebouwd. De internationale kapitalistische instellingen gaven ‘hulp’ aan de regering maar eisten neoliberale hervormingen in ruil daarvoor. Het kwam tot een volledige privatisering van water, elektriciteit, olie en een deel van de mijnbouw.

Mahinda Rajapakse heeft de positie van zijn familie in de regering uitgebouwd. Zelf is hij niet alleen president maar ook minister van defensie, financiën en planning, havens, luchthavens en snelwegen. Zijn oudere broer Chamal is parlementsvoorzitter. Zijn jongere broer Gotabaya is vice-minister van defensie en tevens verantwoordelijk voor het leger, de politie, migratie en het ontwikkelen van overheidsgrond in Colombo. De jongste broer Basil is minister van economische ontwikkeling en verantwoordelijk voor het toerisme en investeringen. En verder zijn er nog enkele neven van de president actief in de regering of als ambassadeurs in onder meer de VS en Rusland. De president en zijn broers controleerden in 2010 70% van de totale begroting van het land.

Wie het aandurft om tegen Rajapakse in te gaan, botst op repressie. Dat heeft ook legerleider Fonseka mogen ondervinden. Fonseka stond aan het hoofd van de militaire operatie tegen de Tamils en vond dat hij onvoldoende eer voor deze militaire rol kreeg, de president trok alle eer naar zich toe. Fonseka besloot mee te doen aan de presidentsverkiezingen van januari 2010, hij werd de centrale kandidaat van de oppositie rond de UNP. Rajapakse maakte het Fonseka bijzonder moeilijk en liet hem uiteindelijk zelfs gevangen zetten.

De media worden aan banden gelegd. In 2008 stelden “Journalisten zonder grenzen” dat Sri Lanka inzake persvrijheid 165ste was op een lijst van 173 landen. Tegen 2010 steeg Sri Lanka tot de 158ste plaats en daarmee kwam het in de buurt van Saoedi-Arabië waar alle media in handen van de Koninklijke familie zijn.

Rajapakse mag van het imperialisme gewoon zijn gangen gaan. Het feit dat algemeen geweten is dat hij mede verantwoordelijk was voor oorlogsmisdaden vormt daarbij geen probleem. Uit documenten van Wikileaks blijkt dat de Amerikaanse ambassadeur in Sri Lanka op de hoogte was van oorlogsmisdaden, de ambassadeur stelde: “Er zijn geen gekende voorbeelden van een regime dat een grondig onderzoek doet naar de eigen troepen of eigen verantwoordelijken inzake oorlogsmisdaden, op een ogenblik dat dit regime nog aan de macht is. Dit is in Sri Lanka nog complexer door het feit dat de verantwoordelijkheid voor heel wat van de beweerde misdaden bij de burgerlijke en militaire leiding van het land ligt, met inbegrip van president Rajapakse en zijn broers en oppositiekandidaat generaal Fonseka.” En nog: “De regering houdt duizenden ex-LTTE strijders vast voor een toekomstige rehabilitatie en/of gerechtelijke vervolging. Het is onduidelijk of dergelijke vervolging aan de internationale standaarden zal voldoen.”

De reden waarom Rajapakse onbelemmerd kan doorgaan en daarbij op VS-steun kan blijven rekenen, is het feit dat de VS niet wil dat Sri Lanka een al te openlijke en exclusieve bondgenoot van China zou worden. Nu al is er een groeiende Chinese betrokkenheid in het land, onder meer bij de bouw van een nieuwe haven in Hambantota in het zuiden van het land. Rajapakse verrijkt zichzelf, onder meer door jaarlijks 11,7 miljoen dollar uit te geven aan ‘adviseurs van de president’. De Tamilvluchtelingen die nog vast zitten, worden door Rajapakse achter de hand gehouden als goedkope werkkrachten. Ook vanuit India en Maleisië wordt in Sri Lanka geïnvesteerd. In vroeger Tamilgebied wil Rajapakse daartoe vrijhandelszones opzetten.

De USP heeft zich steeds verzet tegen Rajapakse, maar ook tegen de rechtse oppositie van Fonseka. Een deel van de Tamil-elite (een meerderheid van de parlementsleden van de Tamil National Alliance) is zo ver gegaan dat steun werd gegeven aan Fonseka om Rajapakse te bestrijden. Maar Fonseka was de generaal die verantwoordelijk was voor het militaire offensief tegen de Tamil-bevolking. Hoe kan hij op geloofwaardige wijze als een “minder” kwaad worden gezien? De UNP haalde de generaal binnen en bleef pleiten voor een neoliberaal investeringsvriendelijk klimaat. Het verschil met het beleid van Rajapakse was bijzonder klein. Slechts een Tamil parlementslid weigerde Fonseka te steunen, maar dat betekende niet dat dit parlementslid (Sivajilingam) niet de UNP zou steunen, bij de Indische verkiezingen riep hij nog op om de rechtse Hindoe-nationalistische BJP te steunen.

In de verkiezingen van januari 2010 heeft Rajapakse laten zien hoe ver hij gaat. De politie werd ingezet om affiches voor de president te plakken. Agenten moesten rondbellen om iedereen steun voor Rajapakse te vragen. Ook na het einde van de oorlog wordt steeds meer aan defensie uitgegeven, in 2010 liep dit op tot 925 miljoen dollar. Het leger telt 200.000 manschappen en is groter dan het Israëlische leger. De minister van defensie verklaarde dat wie niet met het regime was, tegen het regime was. Al wie zich tegen de oorlog had verzet, waren volgens hem verraders. De journalist Tissanayagam bijvoorbeeld werd na kritiek op de regering tot 20 jaar gevangenisstraf veroordeeld, de journalist Lasanthe Wikramatunga werd vermoord.

De United Socialist Party verzet zich tegen oorlog en onderdrukking. De partij nam deel aan het opzetten van de Civil Monitoring Commission (CMC) dat onderzoek voert naar ontvoeringen en moorden vanuit het regime. Ook blijft de partij opkomen voor democratische rechten, ook voor de Tamil-minderheid. De Tamils kunnen geen vertrouwen stellen in hun elite, ze zullen zelf de strijd voor hun rechten moeten aangaan.

 

Deel 4. Waar wij voor staan

De zogenaamde “oorlog tegen het terrorisme”, in werkelijkheid een afslachting van een hele bevolkingsgroep, zal niet leiden tot stabiliteit en vrede. De rechtse regering wil de kost van de oorlog op de kap van de arme Singalese massa’s afschuiven. Er zal een strijd nodig zijn tegen het asociale beleid en voor de verdediging van alle democratische rechten die nu onder vuur worden genomen.

De aanhoudende investeringen in defensie en het opvoeren van de repressie maken duidelijk dat de regering niet zal investeren in de broodnodige openbare diensten en infrastructuur voor de bevolking. Er wordt enkel geïnvesteerd in infrastructuur voor de grote bedrijven en de buitenlandse machten.

Het bloedbad onder de Tamilbevolking maakt het moeilijk om te zien hoe massabewegingen onder de Tamilbevolking kunnen ontwikkelen. De oorlog heeft meer dan 300.000 slachtoffers gemaakt: doden, gewonden, vluchtelingen, gevangenen,… Een strijd voor fundamentele rechten en democratische rechten blijft noodzakelijk en is een belangrijk onderdeel van de arbeidersstrijd in alle delen van het land.

Wij eisen de sluiting van alle gevangenenkampen, ook die kampen die ten onrechte “rehabilitatiekampen” worden genoemd. Alle vluchtelingen moeten worden vrijgelaten en over hun eigen toekomst kunnen beslissen. Er is een massale investering nodig om huisvesting en openbare diensten uit te bouwen. Dat is niet alleen het resultaat van de oorlog, maar ook nog steeds van de tsunami in 2004. Die natuurramp zorgde voor enorme verwoestingen, maar een groot deel van de hulp verdween in de zakken van de elite rond Rajapakse. Dat maakt duidelijk dat hulp en heropbouw enkel mogelijk is indien dit gebeurt onder de democratische controle van de slachtoffers zelf die vertegenwoordigers moeten verkiezen om de hulp te besteden en de heropbouw te coördineren.

In het noorden en oosten van Sri Lanka moet de bevolking in staat zijn om hun eigen leven opnieuw op te bouwen. Daartoe is huisvesting nodig, werkgelegenheid, infrastructuur,… Er moet ook hulp worden geboden aan de oorlogsslachtoffers die door traumatische ervaringen zijn gegaan. Gelijk welke politieke oplossing die door de regering wordt opgelegd, zal geen blijvende oplossing zijn. Er moet immers een antwoord worden geboden op de fundamentele behoeften van de meerderheid van de bevolking en dat kan niet onder het kapitalisme.

We verdedigen democratische rechten zoals persvrijheid en het recht van de mensen om zich te organiseren, ook in vakbonden en arbeidersorganisaties. Dergelijke organisaties moeten worden heropgebouwd doorheen het hele land. De arbeidersbeweging moet zich onder alle gemeenschappen van het land organiseren om de rechten van alle arbeiders en armen te verdedigen.

De USP verdedigt de strijd van de Tamil-sprekende bevolking tegen onderdrukking en we verdedigen het recht op zelfbeschikking. De LTTE was deels verantwoordelijk voor haar eigen nederlaag omdat een verkeerde politiek werd gevoerd door zich niet te baseren op een brede betrokkenheid van de Tamilbevolking en door geen samenwerking met arbeidersorganisaties in het zuiden van het land aan te gaan in een gezamenlijke strijd tegen het kapitalisme.

Marxisten roepen arbeiders en armen in alle delen van het land op om samen te strijden voor democratische rechten en tegen het kapitalisme. We staan voor arbeiderseenheid los van afkomst, religie, taal, kaste,… en we pleiten voor een socialistisch alternatief dat een einde maakt aan het kapitalisme en de overblijfselen van feodale structuren (zoals het kastenstelsel en het feodaal grootgrondbezit).

We zijn niet enkel in Sri Lanka actief maar voeren internationaal campagne met Tamil Solidarity. Die campagne werd in maart 2009 opgericht in Chennai, Tamil Nadu, India. Op de eerste publieke bijeenkomst waren er 600 aanwezigen en werd onder meer een steunbericht voorgelezen dat de schrijfster Arundhati Roy aan de campagne richtte. Er werden diverse internationale actiedagen gehouden en er wordt geprobeerd om in de diaspora campagne te voeren.

Ook in ons land voeren we campagne met Tamil Solidariteit. De centrale slogans van deze campagne zijn:

 

  1. Terugtrekking van de troepen!
    Voor het onmiddellijke einde van de militaire operaties in Sri Lanka. Terugtrekking van het leger uit alle Tamil gebieden. Stop het feit dat Tamils ‘verdwijnen’
  2. Geen detentiekampen!
    Voor de onmiddellijke sluiting van de militaire detentiekampen. Voor de verdeling van voedsel, onderdak en gezondheidsfaciliteiten onder de Tamil bevolking. Dit moet gebeuren onder de controle van de eigen verkozen vertegenwoordigers die steeds verantwoording verschuldigd zijn.
  3. Geen roepee, geen kogel voor het Rajapakse-regime
    Voor de onmiddellijke stopzetting van de militaire en commerciële steun aan Sri Lanka door het Westerse imperialisme en door India, China, Pakistan, Israël, Iran, Japan en andere landen. Geen leningen van het IMF en andere instellingen. Steun aan acties zoals een arbeidersboycot van wapentransporten.
  4. Democratische rechten voor iedereen!
    Voor vrije meningsuiting en vrije media, vrijheid om zich te organiseren en het recht op vrije en eerlijke verkiezingen, voor het recht om te stemmen zonder bemoeienissen van bovenaf, voor het recht om bij verkiezingen op te komen. Voor gelijke rechten voor iedereen, los van nationaliteit, religie, kaste of geslacht. Steun aan het werk van groepen zoals het Civil Monitoring Committee dat onderzoek doet naar ontvoeringen, verdwijningen en buiten-gerechtelijke moorden.
  5. Steun aan onafhankelijke vakbonden
    Voor volledige vakbondsrechten los van iedere intimidatie of overheidstussenkomsten. Steun aan campagnes van onafhankelijke vakbonden voor arbeidersrechten, lonen en voorwaarden opdat alle arbeiders zich kunnen organiseren los van hun etnische, religieuze of andere onderscheiden. Alles wat ons verdeelt, verzwakt ons.
  6. Verdedig het recht op zelfbeschikking!
    Steun aan een massabeweging van Tamil-arbeiders en armen om zelf over de eigen toekomst te beslissen. Voor het erkennen van volledige gelijke rechten voor alle minderheden in alle gebieden.

Werk mee met deze campagne. Contacteer ons via tamil@socialisme.be

Dit vind je misschien ook leuk...