Tunesië, Egypte,… Welke perspectieven en welk programma voor de massa’s?

Afgelopen weekend was er een bijeenkomst van het Nationaal Comité van LSP. Er was daarbij heel wat aandacht voor de ontwikkelingen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika. In het volgende artikel hernemen we enkele elementen die daarbij naar voor worden gebracht, maar de discussie ging breder dan enkel deze zaken. Er was ook aandacht voor enkele historische elementen (onder meer over Nasser, de Suez-crisis en het pan-arabisme) alsook voor de situatie in Jemen en Algerije.

Bewegingen komen niet uit de lucht vallen

In het document van het 10de Wereldcongres van het CWI over het Midden-Oosten en Noord-Afrika (geschreven nog voor er sprake was van de bewegingen in Tunesië of Egypte) werd gesteld: “Alle despoten en autoritaire regimes in de regio zijn bang van bewegingen en massale revolte. Er zijn bewegingen mogelijk in Iran of in Egypte en deze kunnen een inspiratie vormen voor andere bewegingen. Als de arbeidersklasse niet de leiding opneemt, kunnen die bewegingen erg verschillende richtingen uitgaan.”

De beweging in Tunesië vormde effectief een inspiratie voor de volledige regio met grote acties in Jemen, Syrië, Jordanië, Algerije,… Deze acties komen niet uit de lucht vallen, ze zijn het resultaat van een explosieve cocktail met onder meer een torenhoge werkloosheid, een breed verspreide armoede (in Egypte leeft 40% van de bevolking aan minder dan twee dollar per dag), een repressieve politiek door autoritaire regimes maar ook een traditie van strijd in de regio.

De kapitalistische crisis slaat ook hier hard toe na een jarenlange harde neoliberale politiek. Tussen 2004 en 2009 trok Egypte 42 miljard dollar aan buitenlandse investering aan. Die investeringen werden binnengehaald met de belofte dat er geen belastingen zouden verschuldigd zijn op de winsten. Een deel van de banksector werd geprivatiseerd waardoor buitenlandse banken deze konden overnemen, onder de belangrijkste aandeelhouders zitten er banken uit Italië en Griekenland. De Egyptische beurs zag haar waarde tussen 2004 en 2009 maar liefst vertwaalfvoudigen.

De crisis die zich vanaf 2009 begon te ontwikkelen zorgde voor een daling van de investeringen. Maar toch was Egypte nog steeds een van de landen waar er ondanks de crisis nog steeds een aanzienlijke economische groei was. De bevolking heeft echter weinig gemerkt van die economische groei. Er waren verschillende bewegingen de afgelopen jaren als protest tegen de slechte arbeids- en levensvoorwaarden.

Tussen 2004 en 2008 waren er jaarlijks gemiddeld 194 stakingen in Egypte, vooral in de textielsector en in Suez. Tussen 1992 en 2010 is er een privatiseringspolitiek gevoerd waarbij de bevolking hard werd getroffen. In deze 20 jaar van neoliberale politiek nam het aantal armen toe van 20% tot 44% van de bevolking. Er is een erg jonge bevolking, 66% is jonger dan 25 jaar, waardoor het gewicht van de jongeren uitzonderlijk groot is. Ook onder de werklozen is dat geval: 90% van de werklozen is jonger dan 25 jaar. Dat maakt duidelijk dat deze beweging niet uit de lucht komt vallen. De afgelopen drie jaar was er overigens al een forse toename van het aantal stakingen: er waren er 1600 op drie jaar, dat is ongeveer drie keer zoveel als in de periode daarvoor.

Er zijn heel wat multinationals aanwezig in Egypte. Zo is er de Franse multinational Lafarge (uit de bouwsector) die 10% van haar winsten uit Egypte haalt. Er zijn ook afdelingen van bedrijven als Solvay, Unilever, Société Générale, Heineken,… In Tunesië zijn er zowat 2500 multinationals aanwezig, waarvan meer dan 1.000 Franse bedrijven die samen 110.000 werknemers tellen. De 146 Belgische bedrijven in Tunesië hebben 20.000 werknemers.

Deze beweging gaat niet enkel om democratische eisen, het is ook een uitdrukking van de wereldwijde crisis en van het feit dat een hele generatie jongeren geen enkel toekomstperspectief heeft. De kapitalistische crisis heeft alle hoop op een betere toekomst verbrijzeld. De illusie van een betere toekomst onder het kapitalisme was voorheen sterker aanwezig, maar is nu van tafel geveegd.

Er zijn revolutionaire bewegingen in de regio met een meerderheid van de bevolking die op een actieve wijze deelneemt aan de bewegingen met als doel om het status-quo te veranderen in hun voordeel en om het beheer van de samenleving uit de handen van de elite en de heersende klassen te halen. De betogingen zijn massaal en erg volks samengesteld. Er zijn veel arbeiders die op straat komen, maar ook armen en middengroepen. De aanvankelijke oproepen werden gelanceerd via de nieuwe media, dat is een uitstekende manier om van die nieuwe mogelijkheden gebruik te maken. Maar het zou overdreven zijn om dit een Facebook-revolutie te noemen. Slechts 6% van de Egyptische bevolking zit op Facebook.

Doorheen de discussies over deze gebeurtenissen wordt vaak vergeleken met revolutionaire bewegingen uit het verleden, zoals de kleurrevoluties van het afgelopen decennium. De uitbarstingen van woede doen effectief aan die bewegingen denken, maar wat er nu gebeurt in Noord-Afrika en het Midden-Oosten gaat verder. Het bewustzijn van de massa’s is sterker ontwikkeld en er is een element van klassenbewustzijn aanwezig. Hierdoor is het moeilijker voor de burgerij om de beweging te recupereren. Er wordt soms verwezen naar de Iraanse revolutie van 1979, maar er zijn uiteraard veel verschillen met die revolutie. Ook wordt soms gesproken over de val van het stalinisme in 1989-91. Alle vergelijkingen hebben beperkingen, iedere revolutie heeft eigen kenmerken en een eigen dynamiek.

De beweging in Tunesië heeft snel geleid tot een eerst overwinning. Andere regimes trekken daaruit de conclusie dat het gevaarlijk is om snel veel toegevingen te doen, dat kan de beweging versterken. Iedere toegeving van Ben Ali versterkte het zelfvertrouwen van de massa’s en het toonde telkens opnieuw de kracht van de beweging aan. De vlucht van Ben Ali heeft niet geleid tot het einde van de beweging, ook de herschikking van de regering of het ontslag van de ministers van de UGTT vakbondsfederatie volstonden niet om de beweging te stoppen. De mobilisaties gaan voort maar soms met een ander karakter.

Er zijn stakingen in verschillende sectoren. Ook daar wordt geprobeerd om het protest te stoppen door toegevingen te doen. De afvalophalers kregen een loonopslag van 60%. Er zijn sociale programma’s die worden doorgevoerd. Het regime is geïmplodeerd en dat vormde een belangrijke katalysator voor de beweging in Egypte.

Egypte

Er zijn grote economische en politieke verschillen tussen Egypte en Tunesië. Egypte weegt economisch veel zwaarder door en kent ook de grootste bevolking uit de regio. Het regime is een belangrijke steunpilaar van het VS-imperialisme. Dat wordt onder meer duidelijk in de verhoudingen met Israël, het regime daar is vandaag nog zowat het enige dat koppig blijft vasthouden aan een uitgesproken publieke steun aan Moebarak. Voor het Israëlische regime moet Moebarak gewelddadig optreden tegen de beweging. De heersende klasse in Israël is bang van de impact van de Egyptische beweging op de Palestijnse massa’s. En er is uiteraard ook de blokkade van de Gazastrook waar het regime van Moebarak aan meewerkt. Die politiek is erg onpopulair in Egypte, wat er na een regimewissel zal gebeuren is bijgevolg niet duidelijk.

Sinds vorige week blijkt hoe een revolutionaire beweging in Egypte complex is. Tot begin vorige week waren de protestacties in Cairo en de rest van Egypte erg vreedzaam, soms zelfs uitgelaten. Dinsdag waren er meer dan een miljoen betogers in Cairo. De wijze waarop de gebeurtenissen waren ontwikkeld in Tunesië creëerde de illusie dat het makkelijk zou zijn om het regime omver te werpen. Het regime heeft duidelijk gemaakt dat dit niet zo evident is. De krachten van de contra-revolutie werden ingezet en daarvoor werd een sociale basis gevonden bij het lompenproletariaat van Cairo maar ook bij de functionarissen van het regime die uiteraard veel te verliezen hebben. Het doet wat denken aan de wijze waarop het tsaristische regime zich in 1905 tegen de revolutie in Rusland keerde. Zal de beweging nog sterk genoeg zijn om tegen de macht in te gaan? De betogingen van vrijdag bevestigden de kracht van de beweging en het feit dat de beweging nog in een opgaande fase zit. Het potentieel wordt echter niet gebruikt: er kwam bijvoorbeeld nog geen mars op het presidentieel paleis. Vrijdag was “vertrekdag”, maar er werd weinig gedaan opdat Moebarak ook effectief van het toneel zou verdwijnen.

Om het regime een fundamentele nederlaag toe te brengen, is het noodzakelijk dat de arbeidersklasse als klasse tussenkomt. Net zoals in Tunesië zijn er sterke banden tussen de vakbondsleiding en het regime. Alle leiders van de vakbond zijn lid van de partij van Moebarak. Het regime heeft een grote mate van controle op de vakbondsfederatie. Maar doorheen de strijdbewegingen van de afgelopen jaren hebben de basismilitanten zich meermaals verzet tegen de leiding. De vakbond van belastingscontroleurs is zelfs uit de vakbondsfederatie gestapt om een nieuwe syndicale structuur op te zetten die onder meer opkomt voor een minimumloon, sociale zekerheid,… Het is moeilijk in te schatten wat de omvang van deze nieuwe federatie is, maar wel staat vast dat ze betrokken is bij de verschillende wijkcomités.

De beweging moet in het offensief gaan om te vermijden dat de VS een ‘overgang’ organiseren die enkel ten goede komt aan de kapitalisten en de elite. De sociale eisen moeten centraal staan zodat de beweging ook de meer passieve lagen kan bereiken en betrekken.

De Moslimbroederschap heeft lang getwijfeld over deelname aan de beweging. Anderzijds blijkt dat er bij diegenen die tegen de harde repressie in het Tahrirplein verdedigden heel wat militanten van de Moslimbroederschap zaten. De kaders van die formatie waren tegen de beweging, het was de druk van onderuit en vooral van de jongeren die dat standpunt deed keren. Een scenario zoals in Iran is weinig waarschijnlijk, maar het is wel mogelijk dat de Molsimbroederschap een deel van het politieke vacuüm zal opvullen. Welk regime er ook aan de macht zal komen na Moebarak, het is duidelijk dat de huidige samenwerking met Israël sterk onder druk zal staan. Zowel Hamas als Fatah in Palestina verzetten zich overigens tegen een steun aan de beweging, zij zien die beweging als een bedreiging van hun eigen positie. Iedere regimeverandering in Egypte zal leiden tot radicale veranderingen doorheen het Midden-Oosten.

De Moslimbroederschap kan een rol spelen, maar dat is vandaag nog niet echt het geval. Voor de leiding van deze formatie wordt het model eerder in het Turkije van Erdogan en diens AKP gezocht en niet zozeer in Iran. Dat is uiteraard enkel wat ze zeggen, maar het is mogelijk ook een uitdrukking van wat ze zelf vaststellen op straat: daar leeft het idee van een islamistische samenleving niet. De Moslimbroederschap weet dat het in een moeilijke situatie zal terechtkomen als ze het politieke vacuüm probeert op te vullen. Dat is de reden waarom de Broederschap nu El Baradei naar voor schuift opdat hij met het regime zou gaan onderhandelen.

Het leger probeert tijd te winnen om vervolgens met de VS de elite en de eigen positie te redden. Woensdag was het voor veel betogers duidelijk dat het leger ruimte liet aan de voorstanders van het regime. De chaos kan het leger versterken en dat kan de roep naar orde en stabiliteit doen aangroeien. Maar het leger is zeker niet homogeen. Er was sprake van verschillende gevallen van verbroedering tussen soldaten en betogers. Voor de betogers is het cruciaal om een benadering te hebben waarmee ze de gewone soldaten kunnen meekrijgen en hen losweken van de legerleiding.

Internationale uitbreiding

Een belangrijk element in deze golf van revolte en revolutie is de internationale verspreiding. Dat is een belangrijk element, maar het is niet nieuw. Ten tijde van de Suezcrisis in 1956 speelde de oproep van Nasser voor een algemene staking in de hele regio eveneens een belangrijke rol in het toebrengen van een nederlaag voor het imperialisme. Het Arabisch nationalisme van Nasser heeft overigens zijn beperkingen getoond. Vandaag is de Libische leider Khadaffi een van de laatste vertegenwoordigers van die golf van Arabisch nationalisme die een belangrijke rol speelde in de regio.

De ontwikkelingen in Egypte blijven niet beperkt tot de regio. Ook in China wordt iedere verwijzing naar de gebeurtenissen gecensureerd. De officiële media hebben het over hooligans die rel schoppen in Cairo. Het Chinese regime is bang van gelijkaardige protestacties en censureert ook de zoekwoorden Egypte en Tunesië op het internet. Hetzelfde zien we in Iran waar Khamenei wel probeerde om de “beweging voor moslimbevrijding” te feliciteren, maar intussen toch vooral bang is dat de revolte ook in eigen land terug aanwakkert. Met zijn standpunt staat Khamenei overigens op eenzelfde lijn als de Tea Party in de VS, ook daar wordt gesteld dat de Egyptische beweging zal leiden tot het vestigen van een islamistische staat. Een verdere ontwikkeling van de beweging is zeker mogelijk. Een belangrijk element daarin zijn de stijgende voedselprijzen. Het Voedselagentschap van de VN publiceerde een rapport waarin het stelde dat veel mensen maar drie opties hebben: revolteren, vluchten of sterven. Het is waarschijnlijk dat er nog meer elementen van revolte zullen ontwikkelen.

Imperialisme onder vuur

Niemand zag de beweging in Tunesië aankomen. Ben Ali is op een maand tijd alles verloren. De snelheid waarmee hij in het defensief werd gedreven en de snelheid waarmee het leger afstand nam van het regime of waarmee bedrijfscomités werden opgezet die hun directie of management aan de deur zetten, is fenomenaal. Het regime probeert intussen de situatie van dubbelmacht in haar richting te laten gaan. Het probleem voor de burgerij en het imperialisme in Tunesië is dat ze daar niet over een El baradei of een Amr Moussa beschikken.

Blair had het over Moebarak als een moedige leider die voor het goede opkomt. Obama was minder direct maar nam een gelijkaardig standpunt in. Sinds 1979 kreeg Egypte jaarlijks gemiddeld 1,3 miljard dollar militaire steun vanuit de VS. Dat is ongeveer evenveel als werd gegeven aan Pakistan of Israël. Het Egyptische leger is het tiende grootste ter wereld en speelt een centrale rol in de verdediging van de belangen van het imperialisme in de regio.

Het imperialisme zoekt nu naar figuren die in staat zijn om de stabiliteit te herstellen. Maar de beslissende factor vandaag blijft de beweging die zich op straat afspeelt.

Dubbelmacht en de rol van een revolutionaire leiding

De beweging was totnutoe vooral een spontaan gegeven zonder veel organisatie. Er zijn belangrijke ontwikkelingen van zelforganisatie die vaak indrukwekkend zijn, dat was onder meer het geval met de verdediging die op het Tahrirplein werd georganiseerd of de wijkcomités die werden opgezet in Tunesië of Egypte als bescherming tegen de plunderingen. Er werden ook bedrijfscomités opgezet en dat kan de basis vormen voor een regering van de arbeiders en de kleine boeren.

Een revolutionair proces ontwikkelt niet op een lineaire manier. In Tunesië is er een zekere terugslag voor de beweging, ondanks onder meer een stakingsbeweging bij de metro na de overwinning van de afvalophalers. Het protest is echter niet even sterk als de algemene staking tegen het regime en de acties van de afgelopen weken.

De afgelopen periode werd gekenmerkt door de eerste elementen van een situatie van dubbelmacht waarbij de wijkcomités en bedrijfscomités een tegenmacht vormden en de macht van het regime betwistten. Er is nu een reëel gevaar dat de Tunesische revolutie aan de massa’s wordt ontnomen en dat met de medeplichtigheid van de internationale instellingen. De leiding van de vakbondsfederatie UGTT steunt de regering van Ghannouchi die wordt gedomineerd door buitenlandse patroons. Er is een uitzonderlijk congres van de UGTT nodig om vertegenwoordigers van de basis te verkiezen en de leiding te veranderen.

Het ontbreekt aan een revolutionaire leiding. Het grootste gevaar van die afwezigheid, is dat er ruimte is voor burgerlijke figuren. Intussen zijn er wel ontwikkelingen in de vakbonden die het moeilijk zullen maken voor het regime om binnenkort gewoon terug over te gaan naar de oude methoden en werkwijzen waarmee de elite haar macht oplegde in Egypte en Tunesië. Het resultaat van de bewegingen zal worden bepaald door de massa-organisaties. Het is daarom van essentieel belang dat de basiscomités worden versterkt en dat deze in het offensief gaan tegen de regering.

Het feit dat de arbeiders in verschillende bedrijven in Tunesië hun directie aan de deur hebben gezet of weigeren dat de vroegere managers terug komen. Dat stelt de vraag: wie heeft de macht over de bedrijven? Is het de regering, zijn het de arbeiders of zijn het andere kapitalisten? Er is nood aan comités op de werkvloer, in de scholen,… om de basis te leggen voor de toekomstige socialistische samenleving. Het volstaat niet om tegen de liberale politiek in te gaan zonder de kwestie van arbeiderscontrole naar voor te brengen. Dat is immers een cruciaal punt in de ontwikkeling van de huidige bewegingen.

Het volstaat niet om op te roepen tot de ontbinding van de RCD (de partij van Ben Ali) en te pleiten voor vrije meningsuiting en syndicale vrijheden. Het is goed om de ontwikkeling van basiscomités aan te moedigen. Maar we moeten verder gaan en de kwestie van de machtsovername door deze comités stellen. We moeten de comités uitbreiden en verzamelen in een revolutionaire grondwetgevende vergadering op basis van democratisch verkozen vertegenwoordigers van de basiscomités. Wij staan niet voor het vage ordewoord van het opzetten van een voorlopige regering die het vertrouwen van de bevolking geniet, we moeten de noodzaak stellen van arbeidersdemocratie op basis van de comités in de bedrijven en de wijken en de arbeidersbeweging.

De eis van een politie die de wet doet naleven en de mensenrechten respecteert, is een illusie. Het volstaat niet op een ogenblik dat bendes contrarevolutionairen overgaan tot fysieke aanvallen op vakbondslokalen, militanten,… De verdediging van de beweging moet zich baseren op de uitbreiding van de comités, dat geldt ook voor diensten als de politie. Er moeten ook in het leger comités worden opgezet om die soldaten die de revolutie steunen te organiseren. Dat kan de basis vormen om het staatsapparaat te breken. De legerleiding heeft Ben Ali laten vluchten, maar deze leiding wil niet dat de beweging verder gaat.

In onze tussenkomsten op protestacties moeten we een grote aandacht hebben voor de bestaande gevoeligheden rond de nationale kwestie. Het volstaat niet om te roepen over een revolutie van de ‘Arabische wereld’, de kwestie gaat veel verder. Zo zijn er de Berbers die niet Arabisch zijn en onderdrukt worden in onder meer Marokko. Er zijn ook Berbers in Algerije, Libië, Tunesië en Egypte. De term ‘Arabische wereld’ sluit ook Iran uit, terwijl we ons uiteraard de machtige bewegingen van 2009 herinneren.

Het is onmogelijk te voorspellen hoe de zaken verder zullen ontwikkelen. Maar deze bewegingen bevestigen het vertrouwen van LSP in de capaciteiten van de massa’s om de strijd voor hun levensvoorwaarden aan te gaan. Deze bewegingen tonen een enorme vastberadenheid en doorheen de bewegingen worden de traditionele methoden van de arbeidersklasse bevestigd, soms zelfs op een spontane wijze.

De huidige situatie vormt tenslotte ook een enorme bevestiging van de noodzaak van een revolutionaire organisatie die in staat is om de energie van dergelijke bewegingen in te zetten in de strijd voor een samenleving waarin de belangen van de meerderheid van de bevolking centraal staan. Dat betekent een samenleving waarin de sleutelsectoren van de economie uit de handen van de winsthonger worden gehaald om democratische te worden gepland. Dat is een socialistische samenleving.

 

Artikel door Nicolas Croes

Dit vind je misschien ook leuk...