Snelle winstzucht leidt tot olieramp in de Golf van Mexico

De ramp als gevolg van de explosie van het onderwaterboorplatform Deepwater Horizon in de Golf van Mexico is het resultaat van beslissingen van de oliebedrijven en de Amerikaanse regering. Een jaar geleden was er een studie naar de ecologische risico’s bij het boren naar olie op grote diepte in de zee. De conclusie van de onderzoekers kon op voorhand al worden bepaald: er was zogezegd bijna geen kans op een groot verlies aan olie met een lek.

Dit standpunt werd overgenomen door de Amerikaanse regering. Blijkbaar meenden ze allemaal dat er bij het boren naar olie op grote diepte op de zeebodem niets kon fout gaan. Omwille van de studie was er geen noodplan voorzien. Onmiddellijk na de explosie probeerde BP nog even om alles te ontkennen. Daarna werd alsnog naar een snelle oplossing gezocht voor een probleem dat volgens BP en de Amerikaanse regering niet kon voorkomen.

De ramp heeft geleid tot elf doden en een olievlek van 210 kilometer lang en 110 kilometer breed. Het bedreigt de ecologisch waardevolle kuststrook en ook de visserijsector die een belangrijke economische rol speelt in de regio. BP deed er alles aan om de ramp zoveel mogelijk toe te dekken. De eerste bewering dat dagelijks 110.000 liter olie in de zee lekte, bleek een zware onderschatting: er vloeide dagelijks tot 1 miljoen liter olie in zee. BP-baas Tony Hayward verklaarde in The Guardian: “de olielek is relatief klein als je ziet hoeveel water er in de zee is.”

De politici stellen nu dat er verandering moet komen. Maar een paar weken terug nog verklaarde president Obama dat hij een toename van booractiviteiten voor de Amerikaanse kust zou toelaten. Hij stelde dat de moderne technieken om naar olie te boren veilig zijn en amper enige vervuiling met zich mee brengen. Oppositiefiguren zoals de Republikeinse Sarah Palin zijn niet anders. Haar steun aan de oliesector werd samengevat in één van haar verkiezingsslogans in 2008: “drill, baby, drill”.

De verantwoordelijkheid voor de ramp wordt grotendeels bij BP gelegd, dat inderdaad een verschrikkelijk palmares heeft op het vlak van veiligheidsmaatregelen. Maar de andere grote oliebedrijven zijn niet beter. Exxon was verantwoordelijk voor het grootste olielek in Amerikaanse wateren met de ramp met de Exxon Valdez in Alaska. Shell staat gekend voor haar inbreuken op het milieu en de mensenrechten in Nigeria. Texaco (nu in handen van Chevron) heeft een gelijkaardige reputatie met haar operaties in Ecuador en de rol van Total in Birma is eveneens gekend. Alle oliebedrijven hebben bloed aan hun handen.

De vernietiging van het milieu, het uitbuiten van arbeiders en negeren van sociale rechten of mensenrechten vormen integrale onderdelen van de grote winstcijfers die de sector kan voorleggen. Het kapitalisme is afhankelijk van goedkope olie, het is de grootste verslaving uit de geschiedenis. De vele mooie woorden en conferenties over duurzame productie en strijd tegen klimaatveranderingen blijven beperkt tot woorden. Zelfs BP speelde daarop in en voerde reclame met de slogan “Beyond Petroleum” (voorbij de olie) in een poging om zich een groen imago aan te meten.

Voor de grote bedrijven en hun politici tellen niet de rechten van de werknemers of het milieu, zij zijn enkel in goedkope olie en winsten geïnteresseerd. Naarmate de internationale spanningen toenemen, worden grotere risico’s genomen om eigen olie-ontginning te stimuleren. Daarom had de Amerikaanse regering er geen probleem mee dat er naar olie wordt geboord op de zeebodem. Deze ramp toont aan hoe wanhopig de zoektocht naar goedkope olie verloopt. De verantwoordelijkheid van de ramp zal grotendeels bij BP worden gelegd. Dat bedrijf zal ongetwijfeld een deel van de kosten voor de opruimoperatie betalen. Met een winst van 4,1 miljard euro in het eerste kwartaal van dit jaar kan er wel een miljard euro van af. Maar de kosten gaan verder dan de geschatte rekening voor het opruimen.

Om een einde te maken aan de verspillingen en de risico’s die gepaard gaan met de zoektocht naar snelle winsten, is het nodig om de volledige energiesector onder gemeenschapscontrole te plaatsen. Dan wordt het mogelijk om de bestaande milieuvriendelijke vormen van energie verder te ontwikkelen en de nodige investeringen te doen naar onderzoek en ontwikkeling van deze energiebronnen. De ramp met de Deepwater Horizon maakt duidelijk dat er nood is aan een democratisch socialistische samenleving met een rationele planning van de productie zodat de belangen van de meerderheid van de bevolking (met inbegrip van ecologische belangen) centraal staan en niet de winsten.

 

Artikel door William Forester

Dit vind je misschien ook leuk...