Strijden voor vrede, opkomen voor socialisme

Op de Dag van het Socialisme was er een werkgroep over “oorlog en vrede”. Eén van de sprekers daarbij was LSP-lid Geert Cool. We publiceren een uitgeschreven versie van zijn inleiding. Gelet op de tijdsbeperking – een inleiding mocht 15 minuten duren – werden niet alle elementen van de geschreven versie gebracht. Hieronder de volledige tekst.

Een onveilige wereld, ook bij ons

De afgelopen jaren is de wereld er niet veiliger op geworden. De defensiebudgetten swingen de pan uit, ook onder Obama was er in de VS een toename tot een nieuw record van 680 miljard euro. Oorlog is big business geworden met grote budgetten. Robert Fisk vergeleek in zijn boek “De beschavingsoorlog” het budget voor onderzoek naar de ziekte van Parkinson, waar zijn moeder aan overleed, met die voor wapenhandel. Vijf minuten wapenhandel stemde overeen met een jaar onderzoek naar de ziekte…

Er is een enorme verspilling van middelen naarmate de spanningen tussen verschillende imperialistische landen en blokken toenemen. De economische crisis die eigen is aan het kapitalisme benadrukte de bestaande tegenstellingen. Dat kan ons meer oorlog brengen.

Oorlog is de verderzetting van politiek met andere middelen, wist Carl van Clausewitz reeds. Het klopt dat oorlog het resultaat is van een strijd om toegang tot grondstoffen, invloed en prestige. Die elementen zijn doorgaans met elkaar verbonden. Deze stelling over oorlog is ook van belang voor wie vrede wil: dat zal pas mogelijk worden in een samenleving die vrede toelaat. De discussie over oorlog en vrede is dan ook nauw verbonden met deze over kapitalisme en socialisme.

Socialisten moeten niet alleen tegen oorlog ingaan als het ver van hun bed is. Ook in eigen land moeten anti-imperialistische en anti-kapitalistische eisen naar voor worden gebracht. Dat impliceert verzet tegen bijvoorbeeld de NAVO (met de klassieke eis van “België uit de NAVO, de NAVO uit België”) en andere internationale instellingen. Maar we moeten ook pleiten voor een totale reconversie van de wapenindustrie na nationalisatie van deze sector zodat er onder gemeenschapscontrole en met behoud van tewerkstelling aan die reconversie kan worden gewerkt.

Drijfveren van het imperialisme

Over anti-imperialistische eisen is er binnen de linkse beweging niet veel discussie. Het kapitalisme leidt tot tekorten en een strijd om tekorten. Wel controversieel is de vraag wat socialisme kan betekenen voor de neokoloniale wereld. Die vraag wekte in het verleden soms meer controverse op in linkse kringen dan bij de imperialisten die in de strijd tegen radicalisatie en de opkomst van socialistische ideeën een belangrijke drijfveer voor militaire acties vonden. Zij zagen er terecht een bedreiging in voor de toegang tot grondstoffen.

Ter linkerzijde weerklonk intussen vaak het idee dat socialisme niet zomaar kan in de koloniale of neokoloniale landen, tenzij er eerst sprake was van een kapitalistische ontwikkeling. Vandaag zien we dat er geen sprake is van kapitalistische ontwikkeling. Dat is tegen de achtergrond van de crisis ook bij ons steeds minder het geval, of het moet in de wapenindustrie zijn.

Wie vandaag tegen de achtergrond van een sterke Taliban en een opmars van de aanslagen en het geweld in Pakistan stelt dat socialisme het alternatief is, zal wellicht op enig onbegrip stuiten. Nochtans moeten we vaststellen dat het islamfundamentalisme nooit een massale factor is geweest in Pakistan. Op haar hoogtepunt in 2002 haalde de electorale alliantie MMA 11,5% van de stemmen, bij de laatste verkiezingen was dat nog 2%. De aanslagen isoleren de fundamentalisten van bredere lagen van de bevolking. Als we naar een massabeweging in Pakistan willen verwijzen, moeten we al snel teruggaan naar de beweging van 1968. Toen was er een revolutionaire opstand met miljoenen arbeiders en arme boeren die in actie kwamen, bezettingsacties voerden en staakten. Dit gebeurde onder de slogan “revolutie” en met eisen voor een “democratisch socialisme.”

Deze beweging stond niet alleen, in deze periode dreigde de volledige regio “rood” te worden met ook een radicalisatie in onder meer India en Sri Lanka die beiden “socialistisch” in naam werden en dat tot vandaag ook zijn gebleven. Het liberaliseringsbeleid of de oorlog tegen de Tamils in Sri Lanka maken duidelijk dat deze regimes niets met socialisme te maken hebben, maar het gebruik van deze term was wel een uitdrukking van radicalisering aan de basis.

Wat is er dan fout gelopen? Socialisten moeten leren uit fouten die in het verleden werden gemaakt en nagaan waarom er ruimte werd gelaten aan het imperialisme om haar verdeel-en-heerspolitiek op te leggen. Er kunnen verschillende factoren worden aangehaald. In Pakistan was er het probleem dat de “oude” linkerzijde van de National Awami Party onder sterke Chinese invloed stond en bijgevolg de oproep van Peking om de militaire dictatuur van Ayub Khan te steunen ook opvolgde. Terwijl miljoenen arbeiders en arme boeren tegen dat regime in actie kwamen, was er geen politiek verlengstuk. Dat bracht mogelijkheden met zich mee voor de ontwikkeling van een links-populistische kracht onder leiding van Ali Zulfiqar Bhutto en de Pakistani People’s Party (PPP). De radicale beweging dwong de PPP om in de jaren 1970 verder te gaan dan wat radicaal-links vandaag soms eist bij ons: verschillende sleutelsectoren van de economie en de volledige financiële sector werden genationaliseerd.

Het potentieel in de jaren 1970 werd verkwanseld door een totaal foutieve houding tegenover de nationale kwestie en een weigering om een volledige breuk met het kapitalisme te maken. Zulfiqar Bhutto zou voor zijn executie een terechte vaststelling maken: “Ik zit momenteel in de dodencel omdat ik probeerde tot een compromis te komen tussen twee strijdende klassen – de arbeidersklasse en de heersende klasse. Er is geen compromis mogelijk tussen deze twee klassen. De klassenstrijd zal pas beëindigd worden met een beslissende nederlaag van één van de klassen. Dat is de les die ik trek uit mijn huidige omstandigheden.”

De foutieve inschatting van de nationale kwestie werd gebruikt om een radicalisering in wat nu Bangladesh is te onderdrukken waardoor het Indische leger een excuus had om de aandacht op een externe vijand te richten. Het zorgde voor onrust in Balochistan waar Bhutto zijn opvolger – de brutale militaire dictator Zia Ul Haq – aanstelde als legerleider. Het leidde ook tot spanningen met het linkse regime dat in Afghanistan aan de macht was gekomen, ook al was dat op basis van een op militairen gesteunde staatsgreep. Bhutto gaf zelfs steun aan het opzetten van de eerste madrassa’s van Pathaanse vluchtelingen uit Afghanistan in het noordwesten van Pakistan, dit zou de basis worden voor de latere opleiding van de moedjahedin en nadien de Taliban.

Het gebrek aan een standpunt van arbeiderseenheid kwam des te harder aan na een decennialange koloniale verdeel-en-heerspolitiek die steeds werd toegepast door de Britse bezetters en reeds in de negentiende eeuw in het Grote Spel, de strijd om de controle over Afghanistan tussen onder meer Rusland en Groot-Brittannië.

De fouten van de linkerzijde werden aangegrepen door het imperialisme om terug op de voorgrond te treden. In Pakistan werd de arbeidersbeweging onder de militaire dictatuur van Zia ul-Haq repressief onderdrukt. Er werden kampen opgezet om de moedjahedinstrijders te organiseren als antwoord op de Sovjetinval in Afghanistan na 1979, maar ook als eventueel antwoord op de arbeidersbeweging in eigen land.

Als socialisme vandaag niet meer zo direct als alternatief wordt gezien in deze regio, dan ligt de verantwoordelijkheid daarvoor bij de imperialistische plunderingen maar ook bij diegenen die destijds beweerden op te komen voor een democratisch socialisme maar daar niet consequent in zijn geweest. Het potentieel was er en werd ook erkend door het imperialisme dat in de strijd tegen dit potentieel een belangrijke drijfveer voor haar interventies vond. Dat element is na de val van de Sovjetunie naar de achtergrond verdwenen. Het verdwijnen van de Sovjetunie en de versterking van de vroegere bondgenoten van het islamitisch fundamentalisme hebben er voor gezorgd dat het “rode gevaar” werd ingeruild voor de “oorlog tegen het terrorisme”.

Uitzichtloze oorlog

De historische achtergrond is belangrijk om duidelijk te maken dat de keuze in Afghanistan niet beperkt is tot ofwel de NAVO die orde op zaken zet ofwel een terugkeer naar de burgeroorlog van de jaren 1990. Daarbij moet overigens worden opgemerkt dat de imperialistische inmengingen bij onder meer de Afghaanse verkiezingen en de steun daarbij aan diverse krijgsheren net de basis legt voor een nieuwe opflakkering van burgeroorlog.

De factor waar doorgaans geen rekening mee worden gehouden, is een onafhankelijk optreden van de arbeidersbeweging en de arme boeren in Afghanistan en zeker in Pakistan. Dat is een factor die uit de geschiedenis werd weg geschreven om er vandaag ook geen rekening mee te moeten houden en aldus de bezettingsoorlog goed te praten.

Een verderzetting van de bezetting zal niet tot verandering leiden. Ook op dat vlak zijn er overigens historische precedenten. De Sovjetbezetting in de jaren 1980 was rampzalig, niet alleen op militair vlak maar het versnelde ook de ineenstorting van het Sovjetregime in eigen land. De grote woorden van hoop en verandering onder Gorbatsjov konden daar niets aan veranderen. Ook zijn strategie van troepenvermeerdering (tot meer dan 100.000 militairen) om sneller een einde te maken aan de Afghaanse oorlog, faalde. Na 1,5 miljoen doden moesten de Sovjettroepen zich terugtrekken.

Nadien volgde een burgeroorlog, onder meer door de sterke bewapening van de moedjahedinstrijders die tussen 1980 en 1992 zowat 5 miljard dollar steun hadden gekregen vanuit de VS. Toen de Taliban een einde maakte aan de burgeroorlog werd dat aanvankelijk positief onthaald door de VS. Ook de aanwezigheid van Al-Qaeda was geen probleem. Osama bin Laden zou nadien verklaren dat zijn operaties enkel mogelijk waren dankzij de Saoedische geldmiddelen en de Amerikaanse wapens waar hij beroep op kon doen. Het imperialisme heeft mee de ontwikkeling van burgeroorlog en de opmars van fundamentalisten zoals de Taliban mogelijk gemaakt en gefinancierd.

Vandaag is het Afghaanse moeras erg diep. Het offensief waarbij met 15.000 Amerikaanse troepen een klein gebied in de provincie Helmand met 80.000 inwoners werd “bevrijd”, is misschien nuttig voor de propaganda in de VS en Europa. Maar het toont ook aan hoe diep het moeras is. De provincie Helmand telt 1,4 miljoen inwoners, hoeveel troepen zijn nodig om dat te controleren? Bovendien is er een uitbreiding van het conflict. Wat Pakistan betreft, is dat duidelijk en van een grote schaal – bij het offensief in de Swat vallei waren er twee miljoen vluchtelingen! Maar ook in centraal-Azië, Iran, India en China kunnen er gevolgen zijn. Dit niet alleen omwille van de Afghaanse vluchtelingen en de drugsexport, maar ook met de ontwikkeling van groepen islamitische strijders.

Strijd voor socialisme blijft actueel

Het klopt dat een verenigd optreden van de arbeiders vandaag moeilijker is geworden. De neokoloniale plunderpolitiek heeft de tekorten vergroot en alle mogelijke tegenstellingen op etnisch en religieus vlak versterkt. De strijd tussen imperialistische machten voor invloed en toegang tot goedkope grondstoffen en de versterking van etnische en religieuze tegenstellingen, op basis van de aloude verdeel-en-heers-tactiek, vormen een ideale voedingsbodem voor bloedige conflicten en oorlogen. Maar arbeidersverzet is intussen ook aanwezig, denk maar aan de staking in de Egyptische textielsector, de voedselbetogingen en acties in onder meer Pakistan of de stakingsacties in Iran die spijtig genoeg geen vervolg kregen in een georganiseerde tussenkomst van de arbeiders in de beweging tegen de zogenaamde herverkiezing van Ahmadinejad.

Arbeiderseenheid tegen imperialisme en tegen reactionaire regimes en stromingen is de enige optie. In het verleden hebben we gezien dat allianties met reactionaire regimes tegen het imperialisme gedoemd zijn om te mislukken. In die zin maakt de Venezolaanse president Chavez een fout als hij zich aan de kant van Ahmadinejad schaart. De vijand van mijn vijand is niet noodzakelijk mijn vriend, er is nood aan een klassenstandpunt. Het imperialisme is een consequentie van het op concurrentie gebaseerde kapitalisme en kan enkel worden bestreden door in te gaan tegen het kapitalisme.

Tegen de achtergrond van de wereldwijde economische crisis is het nog meer duidelijk dat er in de neokoloniale wereld geen ontwikkeling op kapitalistische basis zal zijn. Iedere poging om tegen het imperialisme in te gaan zonder te breken met het kapitalisme, zal steeds opnieuw (en sneller dan voor de val van de Berlijnse Muur) op de limieten van dit systeem en de druk van de imperialistische machten botsen.

De strijd tegen etnische verdeeldheid en voor democratische rechten moeten we koppelen aan een strijd tegen de actuele sociale condities van onderdrukking en uitbuiting. We moeten opkomen voor een alternatief: een socialistische samenleving waarbij de arbeiders en arme boeren het heft in eigen handen nemen en zich daarbij baseren op internationale solidariteit van de arbeiders en onderdrukten.

Rosa Luxemburg stelde destijds dat het westen voor een keuze tussen socialisme of barbarij stond. Vandaag zien we elementen van barbarij – hoe anders kan oorlog worden omschreven? Het antwoord op deze barbarij is socialisme dat enkel kan worden bereikt door een bewuste interventie van de arbeidersbeweging waarmee etnische en religieuze verdeeldheid wordt overstegen in een gezamenlijke strijd tegen imperialisme en kapitalisme.

Dit vind je misschien ook leuk...