Inleiding tot de marxistische filosofie

Dialectisch materialisme: onze theoretische uitrusting

Als je het woord “filosofie” vernoemt, krijg je meestal de reactie “zijn er geen belangrijker zaken om ons mee bezig te houden?” Ook bij veel leden van de Linkse Socialistische Partij zou je een dergelijk antwoord kunnen krijgen.

Honderd jaar geleden kwamen de Bolsjewieken in Rusland hetzelfde argument tegen. Toen ze hun blad ‘Iskra’ lanceerden, kregen ze een aantal reacties zoals: “Wij zijn bezig met acties tegen de tsaar, en intussen houden jullie je bezig met het bediscussiëren van dialectisch materialisme”.

Maar aan de andere kant stelde Trotski later dat “de belangrijkste revolutie in de geschiedenis werd geleid door de partij die zich baseerde op dat dialectisch materialisme. De cruciale vraag is met welke methode ideeën tot stand komen. En dat is voor een revolutionaire partij erg belangrijk”.

Tegenwoordig stellen sommigen dat het marxisme een “ouderwets dogma” zou zijn. Maar anderzijds is het dialectisch materialisme nog steeds de meest ontwikkelde denkwijze.

Het dialectisch materialisme is onze theoretische bagage in de strijd voor het socialisme. Het geeft ons bovendien de mogelijkheid om een analyse te maken van andere vraagstukken waarmee we geconfronteerd worden. Zo is het dialectisch materialisme handig in discussies over bvb. wetenschap.

Deel 1: Materialisme tegenover idealisme

In de filosofie betekent materialisme dat je begint met de vaststelling dat de realiteit onafhankelijk bestaat, los van onze opvatting over die realiteit. Het universum, onze planeet, de natuur,… bestonden allemaal VOOR dat er mensen ontwikkeld waren en voor dat het menselijk brein zich begon te ontwikkelen. De ideeën van de mensen staan dan ook niet los van de materiële wereld, maar zijn een product van de ontwikkeling van de zaken tot een bepaald stadium.

Marx vatte het materialisme samen als volgt : “Het is niet het bewustzijn dat het zijn bepaalt, maar het zijn dat het bewustzijn bepaalt“. De materiële wereld bepaalt dus eigenlijk het bewustzijn en de denkwijze van de mensen.

Zoals in het deel over geschiedenis duidelijk gemaakt wordt, kunnen historische en huidige gebeurtenissen niet begrepen worden door enkel de ideeën en motieven van enkele centrale figuren te onderzoeken. We moeten zien wat de sociale krachten zijn die uiteindelijk bepalen hoe die individuen handelen.

Ideeën vallen niet zomaar uit de lucht, maar zijn een weerspiegeling van de sociale krachten die bestaan op een bepaald moment van economische ontwikkeling van een samenleving en die bepaald zijn door de relaties tussen en binnen de verschillende sociale klassen die gebaseerd zijn op die ontwikkeling.

Verdedigers van het kapitalisme starten van een tegenovergesteld standpunt : dat van het idealisme (in de filosofische betekenis van het woord). Zij beschrijven gebeurtenissen als activiteiten van ‘grote historische figuren’ of als een conflict over bepaalde waarden en ideeën. Ze zien het menselijk bewustzijn als iets dat los staat van de reële wereld. Ze zien niet in dat een menselijke samenleving ontwikkelt door materiële en sociale krachten, wat gereflecteerd wordt in een strijd tussen bepaalde ideeën, maar eerder als het resultaat van een reeks opeenvolgende ideeën.

Dit leidt er toe dat bepaalde gebeurtenissen niet uitgelegd worden in termen van sociale en natuurlijke krachten, maar op basis van “goddelijke wil”, heilige tussenkomsten, of zelfs geesten. De eerste tegenstander van het materialisme was dan ook de godsdienst, dat een voorbeeld is van ‘idealistisch’ denken.

Idealisme leidt onvermijdelijk tot de conclusie dat er één of andere onzichtbare hand is die tussenkomt in gebeurtenissen. Een god of een spirituele kracht die het menselijk bewustzijn begeleidt. Voor een materialist is een god niet zozeer iets dat de mens geschapen heeft, maar iets dat door de mensen bedacht is. Zoals Montesquieu (een Franse filosoof) zei: als een driehoek uit de wiskunde zou in staat zijn om een god te bedenken zouden ze het drie zijden geven. Materialisme probeert een uitleg te zoeken voor alle fenomenen, waaronder ook ons bestaan en het bestaan van het universum. Die uitleg proberen we te vinden in de natuur, in plaats van in bovennatuurlijke toestanden.

Doordat onze vroegste voorouders veel zaken uit de natuur niet konden begrijpen en controleren, is de godsdienst ontstaan. Die oncontroleerbare zaken (in het begin waren dat zelfs zaken als vuur, donder, de zon,…) werden gezien als een externe kracht.

Doorheen de ontwikkeling van een klassenmaatschappij, is de godsdienst gebruikt door de heersende klasse om de gevestigde waarden te rechtvaardigen en zelfs te verdedigen.

De priesters werden losgemaakt van de directe productieve arbeid om ingeschakeld te worden in de administratie. Daardoor begonnen ze meer controle te krijgen over de middelen van de samenleving en werden ze een deel van de heersende klasse. Het christendom begon zelf als een protestvorm, maar werd volledig overgenomen door de heersende klasse. Het werd een repressief instituut, maar ook de grootste grondbezitter van heel de wereld!

Tegenwoordig heeft de godsdienst bij ons nog weinig impact en is het meer en meer vervangen door ‘wetenschappelijke verklaringen’ die de ongelijkheid en uitbuiting in de samenleving rechtvaardigen. Een aantal experten zoals Desmond Morris zeggen dat zaken als armoede, intelligentie, agressie en zelfs criminaliteit genetisch bepaald zijn. Dat dit in ons lichaam zit, waardoor sommigen voorbestemd zijn om rijk te worden en andere om heel hun leven in de miserie te zitten.

Marxisten daarentegen denken niet dat een mens biologisch of cultureel voorbestemd is. We denken niet dat de maatschappelijke situatie van een persoon bepaald wordt door de biologie, anderzijds wordt een mens ook niet geboren als klei dat volledig gekneed wordt door de sociale omgeving. Er is een dynamische wisselwerking tussen beide. In feite is er een dialectische relatie tussen beide elementen waardoor de samenleving ontwikkelt en binnen die samenleving de individuen.

Deel 2: Wat bedoelen we met ‘dialectisch denken’?

Marxistische filosofie combineert een materialistische visie met dialectiek. Dialectiek legt de processen van verandering en ontwikkeling uit. Het zegt dat niets kan begrepen worden als het als een geïsoleerd feit beschouwd wordt of als deel van een statistiek. Ieder fenomeen moet gezien worden als iets dynamisch, dat in verband staat met andere fenomenen waarop het op z’n beurt een invloed uitoefent. Ieder fenomeen kent dan ook veranderingen en ontwikkelingen.

Voorbeeld:

In ons dagelijks leven kunnen we de wereld enkel begrijpen als we de verbanden tussen zaken inzien, en daarbij de zaken ook bekijken in termen van veranderingen en ontwikkelingen. Als we juist geboren zijn kennen we niet veel meer dan een paar instincten. Kleine kinderen beginnen te huilen als ze het te warm hebben, of te koud of als ze honger hebben. Geleidelijk aan beginnen we zaken te herkennen die we belangrijk vinden (vb. de papfles) of personen die we veel zien. In feite beginnen we een onderscheid te maken tussen verschillende zaken en voorwerpen.

In het dagelijks leven zouden we nergens staan als we niet op die manier zouden denken. Iemand die het verschil niet zou kennen tussen een kilometer en een meter, of een briefje van 200 euro en een blaadje WC-papier; zo iemand zou niet ver komen in het leven.

Deze houding om zaken uit elkaar te kunnen houden en het verschil te zien is belangrijk in ons dagelijks leven en in ons politiek werk. Maar als we tot meer complexe vragen komen, is dat onvoldoende.

Nemen we opnieuw het voorbeeld van de pasgeboren baby. Als die begint op te groeien begint hij/zij een breder beeld te krijgen van z’n omgeving. De baby begint de zaken niet langer als geïsoleerde vaststaande objecten te zien, maar begint in te zien dat sommige zaken verbonden zijn en ook kunnen veranderen. De baby begint ook te beseffen dat het een invloed kan hebben op dingen. Als het bvb. begint te lachen krijgt het meer aandacht en zullen de mensen rondom de baby tevreden zijn.

Dialectiek is een methode van denken dat een uitdrukking geeft aan dit proces. Het laat ons toe om zaken te zien als deel van een proces, waarbij alles aan elkaar verbonden is. Eigenlijk is het een methode om de volledige film te zien, in plaats van een paar losstaande fragmenten.

De eerste dialectische denkers vinden we in Griekenland. De filosoof Heraclitus stelde dat:

“alles verandert. Er is niet iedere dag een nieuwe zon, maar continu. We kunnen niet met twee personen in dezelfde rivier zwemmen, want het water verandert steeds. Objecten zijn nooit hetzelfde.”

Heraclitus omschreef de dialectiek als de “logica van tegenstellingen”.

Dat is een centraal punt. Dialectiek legt uit dat voor je iets kunt begrijpen, je de idee nodig hebt van tegenstellingen. Friedrich Engels legde uit dat dit komt omdat er tegenstellingen aanwezig zijn tot in de kern van het leven. “Elk levend wezen neemt zaken over van zijn omgeving en neemt het zelfs in zich op. Op ieder moment is dat wezen dus zichzelf, en iets anders”, namelijk hetgeen het in zich opgenomen heeft.

Toepassing in de praktijk:

We passen deze methode toe in ons politiek werk. Lenin bvb. zei dat een spontane beweging van arbeiders op zichzelf enkel in staat is om de conclusie te trekken dat vakbonden nodig zijn. Ze treden niet buiten de grenzen van het kapitalistisch systeem. Terwijl ze dus eigenlijk vechten voor betere lonen en arbeidsomstandigheden, aanvaarden ze wel dat de baas uiteindelijk alles bezit. De arbeiders eisen enkel een betere prijs voor de arbeid die ze verkopen. Dus eigenlijk past die strijd tegen de kapitalisten, binnen de kapitalistische politiek!

Dit houdt ons uiteraard niet tegen om deel te nemen aan arbeidersstrijd om hun belangen ter verdedigen. Het is immers enkel door deze overlevingsstrijd onder het kapitalisme dat de arbeiders sterker zullen staan en de noodzaak zullen inzien dat het kapitalisme moet omvergeworpen worden.

Extreem-linksen en opportunisten begrijpen dit nooit: voor hen zijn vakbonden ofwel burgerlijk ofwel een organisatie van de arbeidersklasse. Voor hen kan het nooit elementen van beide in zich hebben. In de logica wordt dit systeem van schematisch denken de “wet van het uitgesloten midden” genoemd. Dergelijke abstracte regels van logica hebben hun nut, maar laten ons niet toe om processen te begrijpen.

Voorbeeld:

Een voorbeeld is de Australische Labour Party (A.L.P., vergelijkbaar met de SP.A in België). De ALP is binnen de arbeidersbeweging altijd de vertegenwoordiger geweest van een conservatieve pro-kapitalistische stroming. Maar van bij haar oprichting hebben de grondleggers van het marxisme in Australië (mensen als Jock Garden, Tom Mann en Frank Hyatt) gewerkt binnen die partij. Ondanks haar rechtse politiek, zijn miljoenen arbeiders lid geweest van de ALP en zagen ze deze partij als een middel om het socialisme te bereiken.

Sinds de jaren ’50 is het lidmaatschap van de ALP echter sterk achteruit gegaan. Steeds minder arbeiders zijn actief in de ALP. Vandaag heeft niemand illusies in het feit dat de ALP socialistisch zou zijn. Ondanks haar sterke positie binnen de vakbonden, wordt de ALP door de Australische kameraden van de Linkse Socialistische Partij (Socialist Party) niet gezien als een terrein waar je nuttig politiek werk kunt verrichten.

De ALP is natuurlijk ook in een proces van verandering. De bezuinigingspolitiek die mensen als Reagan in de VS en Thatcher in Engeland hebben gevoerd, is in Australië geleid door de leiders van de ALP. De tegenstellingen binnen de ALP en de relatie tot krachten buiten de ALP, hebben ertoe geleid dat grote bedrijven een veel grotere invloed hebben op de ALP. Hierdoor is de impact van die bedrijven op de ALP op dit ogenblik groter dan de impact van syndicale militanten.

De dialectische denkwijze was ook cruciaal om samenlevingen zoals de voormalige Sovjetunie te kunnen analyseren. Mensen die in schema’s denken zeggen dat het ofwel een socialistische samenleving was, ofwel een vorm van kapitalisme. Marxisten daarentegen zeggen dat het niet zo eenvoudig lag: er was een samenleving gebaseerd op een genationaliseerde economie, maar er waren ook elementen van het kapitalisme aanwezig in de vorm van de ongelijkheid die er was, de bureaucratische privileges,… Daarom spreken wij van een “gedegenereerde arbeidersstaat”.

Deel 3: Wetten van de dialectiek

Er zijn een aantal ‘vaste regels’ die het dialectisch denken kunnen samenvatten. Eén daarvan, de wisselwerking tussen tegengestelde factoren, hebben we hiervoor al bekeken.

Dialectiek ziet de zaken niet als vaststaand. Alles verandert constant. Dat is waarom verdedigers van het kapitalisme nooit de dialectiek aanvaarden. De kapitalisten proberen hun systeem, en alle verschrikkingen die eruit voortvloeien (armoede, oorlog,…) te rechtvaardigen door ons te overtuigen dat het kapitalisme ‘ons natuurlijk systeem’ is en dat het altijd zal blijven bestaan. Als we de dialectiek toepassen zien we dat het kapitalisme zoals alles een begin kent, maar natuurlijk ook een einde!

Dit is gelinkt aan een tweede regel, namelijk dat op bepaalde momenten “kwantitatieve veranderingen omslaan in kwalitatieve veranderingen”. We kunnen toepassingen van die regel zien in de ontwikkeling van de samenleving. De geschiedenis bvb. is niet bepaald door een opeenvolging van graduele ontwikkelingen, maar door een strijd tussen sociale krachten met tegengestelde belangen. Op een gegeven ogenblik slaan die tegengestelde belangen om in een openlijke strijd, crisis en revolutionaire verandering. De kwantiteit (bvb. de tegenstellingen tussen arm en rijk die steeds groter worden) wordt kwaliteit (bvb. een revolutionaire beweging tegen het systeem).

Soms moeten de verdedigers van het kapitalisme natuurlijk wel rekening houden met de realiteit. Een voorbeeld daarvan is een artikel dat verschenen is in een Engelse burgerlijke krant een aantal jaren geleden:

“In Marx z’n theorie over revolutie, schrijft hij hoe een geleidelijke kwantitatieve verandering leidt tot een vlugge kwalitatieve wijziging. In de natuur wordt dit fenomeen geïllustreerd door water dat begint te bevriezen, een geleidelijke afkoeling die leidt tot een plotse verandering in ijs. Marx geloofde dat dit ook kon toegepast worden op revolutionaire processen in de samenleving, zoals bij het omverwerpen van Lodewijk de Zestiende (de Franse koning die omkwam tijdens de Franse revolutie) of de Iraanse Shah (wiens regime in 1979 werd omvergeworpen). Die waren beide geleidelijk aan onpopulair geworden en werden plots niet meer aanvaard door hun bevolking.”

Een betere omschrijving van de dialectiek kun je je moeilijk inbeelden !

Deel 4: Dialectiek in de natuur

Marx en Engels bestudeerden ook de wetenschappelijke ontwikkelingen om de algemene regels van de dialectiek beter te kunnen begrijpen. Ze vonden in de natuur een bevestiging van hun concept van de dialectiek. Ze vonden vooral de evolutie-theorie van Darwin erg belangrijk hiervoor. Ook recente wetenschappelijke onderzoeken komen tot de conclusie dat de levende wezens niet gradueel ontwikkelen, maar doorheen kwalitatieve sprongen.

De dialectiek zit ingebakken in de natuur. Zoals Trotski uitlegde: “Het bewustzijn groeide uit het onbewustzijn, de psychologie kwam er na de fysiologie,… In elk van deze ontwikkelingen, werden kwantitatieve veranderingen omgezet in kwalitatieve veranderingen. Onze denkwijze is slechts één van de vormen van de uitdrukking van verandering. De dialectische denkwijze is gegroeid uit de dialectiek in de natuur en heeft bijgevolg een materialistisch karakter.”

Engels gebruikte de methode van het dialectisch materialisme om een schitterende theorie te ontwikkelen over hoe de mensheid ontwikkelt. Hij gebruikte het argument dat een sleutelelement in de ontwikkeling van de mensheid lag in het feit dat hun brein stappen vooruit gemaakt heeft. De heersende mening in die periode was dat de mensen voortkwamen uit sterk ontwikkelde apen met een groot brein. Recente wetenschappelijke ontdekkingen spreken dat echter tegen en geven Engels gelijk.

Wetenschappelijke regels zijn slechts correct binnen bepaalde grenzen. Iedere wetenschappelijke theorie is slechts een benadering van de waarheid. Naargelang de menselijke kennis toeneemt wordt het ofwel bevestigd, ofwel vervangen door een betere benadering van de waarheid. Zo deed Darwin erg belangrijke wetenschappelijke ontdekkingen, maar was hij bvb. niet in staat om uit te leggen hoe de veranderingen van levende wezens over verschillende generaties gebeurt. Met de wetenschappelijke kennis van de genetica is dat momenteel al beter mogelijk.

Veel wetenschappers neigen nog altijd tot een zoektocht naar absolute wetten en concepten. Dit is omdat ze niet immuun zijn voor een mechanische denkwijze die ons aangeleerd wordt door het kapitalisme. Aan de andere kant, verplicht de dialectiek in de natuur de wetenschappers er toe om te zoeken naar een dialectische aanpak. ‘De natuur is de test van de dialectiek’ zei Engels. Meer dan 100 honderd jaar na z’n dood bevestigen wetenschappelijke ontwikkelingen deze stelling van Engels.

We willen toch een paar van die wetenschappelijke ontwikkelingen vermelden :

1. De relativiteitstheorie van Einstein

Deze theorie bepaalt dat tijd en ruimte een ‘dynamische omvang hebben: als een lichaam beweegt heeft het een impact op de tijd en de ruimte terwijl anderzijds ook de elementen tijd en ruimte een impact hebben op de wijze waarop een lichaam beweegt. Tijd en ruimte hebben niet enkel een impact, maar zelf worden ze ook beïnvloed door alles wat gebeurt in het universum’. Met andere woorden: deze theorie is een uitdrukking van een dialectisch verband tussen tijd en ruimte aan de ene kant en beweging aan de andere kant.

2. Quantum mechanica

Dit is gebaseerd op de idee dat er iets bestaat wat de wetenschappers ‘dualiteit’ noemen in basisdeeltjes zoals electronen. Ze noemen dat dualiteit omdat die deeltjes zich soms op hetzelfde moment manifesteren als een golf en als een deeltje. In dialectische taal: ‘het is zichzelf en iets anders op hetzelfde ogenblik’.

3. Chaos Theorie

Chaos is een onderzoek van het punt waarop kwantiteit verandert in kwaliteit. Het erkent dat ‘kleine veranderingen leiden tot latere grote veranderingen’. Binnen elk fenomeen is er een ‘aanhoudende instabiliteit’ omdat er een onberekenbaar aantal krachten werken op alle zaken en binnen die zaken. Hierdoor wordt beweging op een bepaald ogenblik onvoorspelbaar of “chaotisch”. Anderzijds zij er binnen de chaos duidelijke patronen en is er een zekere orde.

Deel 5: De oorsprong van marxistische filosofie

Geen enkel idee, zelfs de meest revolutionaire, valt zomaar uit de lucht. Marx en Engels moesten werken met de wetenschappelijke kennis die aanwezig was in hun tijd.

Ze gebruikten voor hun filosofie ideeën van belangrijke materialistische filosofen uit de 18e eeuw, de periode van de “Verlichting”, die volgens Marx de basis vormde voor de Franse revolutie.

Daarnaast deden ze ook beroep op de theorieën van de Duitse filosoof Hegel die de ideeën van de dialectiek ontwikkelde. Anderzijds was Hegel wel een idealist die de samenleving zag als iets dat ontwikkelde naar een centraal idee (of eeuwige waarheid’), wat in zijn ogen de monarchie was van de Duitse Keizer Frederik de Tweede.

De laatste stap was de filosofie van Ludwig Feuerbach. Feuerbach reageerde correct op het idealisme van Hegel door te stellen dat alle ideeën voortkomen van de materiële wereld. De materiële voorwaarden bepalen het bewustzijn, stelde Feuerbach. Maar door het verwerpen van de dialectiek van Hegel, kwam ook Feuerbach niet tot verregaande conclusies.

Marx en Engels namen de beste elementen van deze filosofieën over. En wat belangrijker is, ze voegden het cruciale nieuwe elementen toe op basis van conclusies die getrokken werden uit de klassenstrijd van de vroege jaren ’30 (1830) in Frankrijk en de beweging van de Chartisten in Engeland.

Op deze manier legden Marx en Engels de wetenschappelijke basis voor het socialisme. De ‘Utopische Socialisten’ zoals Robert Owen zagen socialisme als een ‘goed idee’, iets dat zou ingevoerd worden als iedereen het goede ervan inzag, ook de bazen. Marx en Engels toonden aan dat socialisme gebaseerd is op de onverzoenbare tegenstelling tussen arbeid en kapitaal.

Ze wezen op de zwakheden van Feuerbach. Ze namen de idee over dat de materiële omstandigheden het bewustzijn bepalen, maar die vaststelling op zichzelf volstaat niet. De omstandigheden zelf veranderen ook. Het is dus noodzakelijk om te analyseren hoe die omstandigheden veranderen.

Ontwikkeling in de natuur gebeurt door een samenspel tussen onbewuste factoren. De ontwikkeling van de samenleving is anders. De geschiedenis wordt gemaakt door bewuste mensen, die gedreven worden door bepaalde motieven en verlangens.

De geschiedenis wordt dus wel bepaald door algemene regels, maar niet automatisch. Het is een grote misvatting dat Marx en Engels zouden gezegd hebben dat uiteindelijk de economie alles beslist.

Om te antwoorden op die misvatting zei Engels:

“Als er discussie is over de stelling dat het economische element het enige beslissende element zou zijn, wordt die stelling een abstracte en absurde frase. De economische situatie is de basis, maar verschillende elementen van de bovenbouw zijn bepalend (politieke vormen van klassenstrijd en z’n gevolgen: de grondwet, andere wetten, zelfs de weerspiegeling van al deze zaken in het bewustzijn van mensen: politieke, filosofische,… theorieën en hoe deze verder ontwikkeld worden in dogma’s die op hun beurt een zekere invloed uitoefenen op de klassenstrijd).”

‘We maken onze eigen geschiedenis’ zei Engels, ‘maar niet in de omstandigheden die we zelf kiezen’. Engels en Marx waren de belangrijkste filosofen in de geschiedenis, maar ze waren meer dan dat. Hun filosofie was namelijk een gids tot actieve betrokkenheid in de strijd van de arbeidersklasse voor een betere samenleving. Zoals Marx zei: “De filosofen hebben de wereld enkel geïnterpreteerd, het komt er echter op aan hem te veranderen”.

Dialectisch materialisme is bijgevolg een actieve filosofie. Voor Marx en Engels kon een filosofie enkel maar bepaald worden door de praktijk, niet door abstracte redeneringen of door te studeren. Marxisme is de dialectiek van theorie en praktijk. Marxisten proberen de wereld te begrijpen door in die wereld te handelen. Diegenen die zoals de Franse filosoof Althusser stellen dat de waarheid van de theorie gevonden wordt ‘in de theorie’, begaan een fundamenteel verkeerde idealistische fout.

Marxistische theorie is afhankelijk van de relatie tussen theorie en praktijk, en dus eigenlijk van de bekwaamheid van diegenen die proberen dialectisch te denken om het verband te zien tussen het abstracte en het concrete. In marxistische terminologie: een abstractie is een idee of een theorie die als het correct is de essentie van een concreet gegeven weergeeft, of als het niet correct is een eenzijdige weerspiegeling is van een concreet gegeven dat breder is dan het eenzijdig beeld dat ervan gegeven wordt. Marxisten moeten altijd proberen om de essentie te begrijpen van fenomenen waarmee ze geconfronteerd worden. Door zowel praktijk, als het bestuderen van feiten, kan een abstractie omgebouwd worden tot een meer concreet beeld van de realiteit. Zoals Marx zei: “Als de essentie van zaken overeenkomt met hun onmiddellijke verschijningsvorm zou er geen nood zijn aan wetenschap”.

Socialistische ideeën zullen meer en meer een materiële kracht worden. Dit zal de basis zijn om het kapitalisme omver te werpen. Ze zullen de basis leggen voor een kwalitatieve stap van de mensheid naar een samenleving met een ondenkbaar potentieel.