Rebelse boeken. “Ernest Mandel, rebel tussen droom en daad” door Jan Willem Stutje

De Nederlander Jan Willen Stutje schreef een interessante biografie van de Belgische marxistische econoom en militant Ernest Mandel. Onze stroming heeft heel wat meningsverschillen met Mandel en diens organisatie, het Verenigd Secretariaat van de Vierde Internationale. Maar Stutjes biografie van Mandel biedt wel een nuttige blik op een deel van de geschiedenis van de arbeidersbeweging in ons land dat vaak – ten onrechte – weinig gekend is.

Ernest Mandel (1923-1995) was in ons land een relatief gekende figuur. Hij speelde mee een rol in het anti-fascistisch verzet in de Tweede Wereldoorlog, was actief in de staking van 1960-61, zorgde er als professor aan de VUB voor dat heel wat jongeren in contact kwamen met het marxisme,… Het minste dat kan worden gezegd is dat Mandel in verschillende interessante periodes actief is geweest.

Het boek van Stutje kon ons vooral boeien als er werd ingegaan op de periode van de nazi-bezetting en de nadagen van de Wereldoorlog. Over deze periode is er vrij weinig literatuur te vinden waarin ook de rol en de standpunten van de trotskisten wordt beschreven. In deze bespreking willen we vooral ingaan op de eerste jaren van Mandels activiteiten. Op de meningsverschillen zullen we hier niet zozeer ingaan. Stutje is overigens – ondanks zijn bewondering voor Mandel en zijn lidmaatschap van de organisatie die verder bouwt op de erfenis van Mandel – niet te beroerd om ook een aantal punten van kritiek naar voor te brengen. We vinden dat hij naarmate het boek vordert teveel aandacht schenkt aan bedekte kritiek op persoonlijke aspecten gecombineerd met een minder kritische houding tegenover de politieke standpunten van Mandel. Maar dat neemt uiteraard niet weg dat het een erg goed leesbaar en interessant boek is.

Mandel groeide op in Antwerpen in familie met Joodse achtergronden. Hij was 17 toen de nazi’s ons land binnenvielen en al snel werd hij mee actief in het ondergronds anti-fascistisch verzet. Zijn vader was geen onbekende in de trotskistische middens in Antwerpen. Het trotskisme had in die stad een zekere geschiedenis, bij de splitsing in de Belgische KP in 1927 trok een aanzienlijke groep militanten mee met de trotskisten. Tegen eind jaren 1930 bleef daar niet zo heel veel van over, het gebrek aan consolidatie van de arbeidersbasis en het gebrek aan een duidelijke politieke leiding (met meningsverschillen en zowel meer opportunistische tendensen – Dauge – als meer ultralinkse tendensen – Vereeken en de invloed van Sneevliet die ook in Antwerpen voelbaar was) waren fataal in een periode waarin zoveel verandering optrad. Toch bleef er een actieve kern in Antwerpen met strijdbare militanten zoals Leon de Lee die vanuit de Onderwijsstraat in Borgerhout instond voor heel wat drukwerk van wat de Vierde Internationale werd, de populaire arbeider Pierre Dorremans of Lode Polk (bij wie Trotski in 1935 thuis zou op bezoek geweest zijn op weg naar zijn nieuwe ballingoord in Noorwegen).

Ernest Mandel werd actief in deze groep en speelde een belangrijke rol in het organiseren van het trotskistisch verzet tegen de nazi’s, onder meer via de uitgave van zijn ondergronds blad “Vrank en vrij”. De trotskisten waren vooral actief in Luik, Charleroi en Brussel. Ze waren onder meer betrokken bij de staking in Luik in mei 1941 naar aanleiding van de eerste verjaardag van de bezetting. In 1944 werd Mandel naar Duitsland gedeporteerd en maakte hij er kennis met tal van gevangenissen en werkkampen.

De periode vlak na de oorlog zorgde voor heel wat verwarring in trotskistische middens. In 1938 had Trotski – met de nodige nuances – gesteld dat de aankomende oorlog zou leiden tot massale bewegingen op het einde waarbij er vanuit deze massale bewegingen de mogelijkheid ontstond voor de ontwikkeling van trotskistische massapartijen. In 1938 was dat een correct perspectief, maar het concrete verloop van de oorlog wijzigde de omstandigheden heel sterk. Zo kwam de Sovjetunie versterkt uit de oorlog en hadden ook de communistische partijen in West-Europa zich onder meer op die basis kunnen versterken. Deze partijen speelden een centrale rol in het afleiden van de massale bewegingen die inderdaad plaatsvonden na de oorlog. Ook in ons land speelde de KP een dubbele rol: enerzijds waren er heel veel strijdbare militanten die de strijd wilden aangaan voor maatschappijverandering, maar anderzijds werd vanuit Moskou en de onder Moskouse controle staande leiding geprobeerd om onder meer vanuit de regering de beweging tot “aanvaardbare” proporties te herleiden, met andere woorden te verhinderen dat de bewegingen zouden leiden tot een revolutionaire opstand.

De Belgische trotskisten telden na de oorlog zo’n 60 tot 75 leden en speelden geen cruciale rol in de acties en bewegingen die plaatsvonden. De leiding van de Vierde Internationale slaagde er niet in om haar perspectieven bij te stellen aan de hand van het verloop van de oorlog en de nadagen ervan. Er bleef gesproken worden over de mogelijkheid van revolutionaire uitbarstingen, de mogelijkheid van een economisch herstel van het kapitalisme werd niet in rekenschap genomen. Binnen de internationale was daar wel discussie over, vooral de Britse RCP (Revolutionary Communist Party) verzette zich tegen de visie van de meerderheid van de Vierde Internationale waartoe ook Mandel behoorde. Nadien volgden in navolging van deze discussie ook twistpunten rond de inschatting van de positie van het stalinisme (onder meer met de Joegoslavische variant die een tijdlang sterk werd toegejuicht door Mandel en co). Stutje geeft onomwonden toe dat Mandel de Sovjetunie had onderschat. Eenzelfde kritiek komt nadien bedekt aan bod als Stutje het heeft over de ontwikkelingen in Cuba.

Het boek van Stutje behandelt vervolgens onder meer de staking van 60-61 en de discussies omtrent de werking binnen de sociaal-democratie, de opkomst van het Renardisme in het Luikse, de uitsluiting uit de BSP, mei 68 in Frankrijk en Duitsland,… Er wordt een interessant overzicht gegeven van de standpunten die Mandel in deze periode naar voor bracht en via die weg krijgen we een boeiend zicht op de historische achtergrond van de jaren 1960. Opvallend in deze hoofdstukken is dat er amper (expliciet) wordt ingegaan op de discussie over de rol van de arbeidersklasse in verhouding tot wat in Mandelistische kringen wel eens de “zusterbewegingen van de arbeidersbeweging” wordt genoemd.

De opleving van radicalisme eind jaren 1960 en in de jaren 1970 geeft radicaal-links een grote populariteit en maakt dat Mandel ook op academisch vlak aanvaardbaar werd, wat uiteindelijk leidt tot een academische carrière waarin Mandel lessen gaf in marxistische economie aan verschillende universiteiten. Aan de VUB werd hij docent, vandaar wellicht dat dit boek van Stutje uitdrukkelijk de steun genoot van de VUB. De val van het stalinisme eind jaren 1980, begin jaren 1990 en het daaropvolgende offensief van de burgerij luidden een moeilijke periode in voor de linkerzijde. Dat heeft zeker gewogen op Mandel en diens organisatie, net zoals het heeft gewogen op zowat alle andere radicaal-linkse stromingen. Bij Mandel valt dit samen met zijn overlijden, waardoor deze biografie ietwat triest eindigt met een politiek moeilijke periode, gedeeltelijk verval van de organisaties die in de jaren 1970 een immense groei hadden gekend, politieke verwarring die haar intrede doet,…

Was het dan allemaal voor niets geweest? Wij denken van niet. We hebben natuurlijk onze meningsverschillen met Mandel en ook doorheen dit boek vinden we deze terug. Dit heeft voornamelijk betrekking op de inschatting van het na-oorlogse stalinisme en de gevolgen daarvan op de West-Europese arbeidersklasse, met inbegrip van de gevolgen van de val van het stalinisme. Maar de moed en het optimisme dat tekenend is voor onder meer de periode van verzet tegen het nazisme, kan zeker een inspiratiebron vormen voor jonge activisten die vandaag getuige zijn van een kapitalistisch systeem dat in crisis komt en een arbeidersbeweging die een nieuwe opgang van strijd kent.

Dit vind je misschien ook leuk...