Regeringsformatie niet evident. Meningsverschillen tussen de rooms-blauwe partijen over hoe ons doen betalen

De formatie van een nieuwe regering loopt – op zijn zachtst gezegd – niet van een leien dakje. De meningsverschillen zijn legio: hoe de begrotingssituatie inschatten en wat te doen met het te verwachten tekort voor het budget van 2007; de vakbonden meesleuren in een besparingsverhaal “van geven en nemen” of ze frontaal aanvallen met zaken als een minimumdienst bij stakingen in de openbare diensten; de staatshervorming uiteraard;… Het is gemakkelijker op te sommen waarover ze het fundamenteel akkoord zijn: een politiek ten voordele van de bazen en de aandeelhouders van de grote bedrijven.

De Belgische politiek zit opnieuw in crisis. De crisis voor ons – werkenden en mensen die leven van uitkeringen – bestaat erin dat punten die voor een grote groep van ons evident lijken, zoals het aangrijpen van de hoge winsten om werk te creëren, lonen en arbeidsvoorwaarden te verbeteren en de nepstatuten te vervangen door vaste contracten, op zijn minst al in de overheidssector zelf,… niet eens op de onderhandelingstafel terechtkomen om de simpele reden dat geen enkele partij onze belangen verdedigt. De discussie tussen de potentiële regeringspartners gaat eerder over hoe ze de politiek van de bazen erdoor zullen duwen: door ons te “overtuigen” (lees: misleiden) of door ons regelrecht aan te vallen. Ongetwijfeld zal het, zoals de vorige jaren, een beetje van beide worden.

Nadat beide vakbonden voor de verkiezingen hadden aangegeven zich te zullen verzetten tegen een regionalisering van de arbeidsmarkt en tegen een minimumdienst in de openbare sector, zien we dat de leiding van het ACV – nu “hun” partij terug kans maakt op het premierschap – aanzetten geeft tot mogelijke “akkoorden”. Uitspraken van o.a. Cortebeeck vlak na de verkiezingen tonen dat het ACV zijn akkoord zou kunnen verlenen aan het voorstel van bijvoorbeeld Bea Cantillon (Centrum voor Sociaal Beleid van het Universiteit Antwerpen), wat inhoudt dat deelbudgetten van de sociale zekerheid worden overgedragen, waarbij doelstellingen worden afgesproken. “Een deelstaat die vervolgens door haar beleid de sociale zekerheidsuitgaven vermindert, wordt daarvoor beloond. Een deelstaat die de kosten verhoogt, wordt financieel bestraft.” (Knack 25/07) Cantillon noemt dat “een volwassen sociaal federalisme”. Reken maar dat, als dat erdoor komt, het door de vlaams-nationalisten verkocht zal worden als “een eerste stap”. En aan de andere kant als: “geen splitsing”.

Hiermee komen we tot hét vraagstuk van de rooms-blauwe partijen: hoe krijgen we de politiek van afbouw (eigenlijk bijna altijd verkocht als “responsabilisering”) erdoor. De triomfantelijke Reynders en de Open VLD-top die ondanks de verkiezingsnederlaag niets van haar arrogantie heeft verloren, lijken te willen aansturen op een provocatie van de arbeidersbeweging. Dat is wat Reynders bedoelt als hij zegt dat het verdwijnen van de PS uit de federale regering een “staatshervorming op zich is”.

De CD&V (verbonden aan de grootste vakbond in België) en de CDH (die in de laatste jaren haar lot steeds meer heeft verbonden aan de PS, met wie ze nog steeds in de Waalse regering zitten) weten echter dat de anti-PS-stem niet betekent dat de Belgen voor een asociale regering hebben gestemd. De strijd tegen het Generatiepact heeft immers niet enkel aangetoond dat het ongenoegen onder de werkende bevolking over de hoge winsten en topmanagerslonen tegenover de ontslagen, herstructureringen en aanvallen op de lonen en de arbeidscondities hoog oploopt, maar ook dat de AVC-leiding geen absolute controle heeft over haar rangen.

Kan hij het of kan hij het niet?

Of Leterme zal slagen in zijn opzet van het vormen van een rooms-blauwe regering met zichzelf aan het hoofd, zal afhangen van de vraag of hij erin slaagt een “Belgisch compromis” te vinden, namelijk een compromis dat multi-interpreteerbaar is en dus verkocht kan worden als een overwinning voor zowel de werkenden (meestal in de vorm van: niet zo erg als verwacht) als voor de bazen (als “een stap in de goede richting”), voor de Vlamingen (een stap naar meer autonomie) als voor de Franstaligen (het vermijden van meer vergaande maatregelen, zoals de splitsing van de sociale zekerheid).

Om zo’n Belgisch compromis te kunnen sluiten, moeten politici “staatsmannen” zijn, zoals Dehaene dat was. Geen passionele politici met een “ideaal”, maar loodgieters, technocraten die gespecialiseerd zijn in de kleine lettertjes en in het creëren van achterpoortjes. De berichtgeving in De Standaard leek aan te geven dat het snelle vertrek van Koninklijk onderhandelaar Dehaene te wijten zou zijn aan meningsverschillen tussen Dehaene en de actuele CD&V-top. Dehaene zou twijfelen aan de loodgieterscapaciteiten van Leterme en Co. En hij zou ook niet in een situatie willen gewrongen worden waarbij hij de kastanjes uit het vuur haalt, terwijl Leterme verder de passie van de NVA blijft preken als de “grote Vlaamse leider”.

De impasse lijkt totaal. Een compromis is niet onmogelijk, maar wel aartsmoeilijk. Zolang je de communautaire trubbels kunt afkopen, is het gewoon nog een kwestie van een manier vinden om het verkocht te krijgen zonder dat er “verliezers” lijken te zijn. Als je echter niet meer over de fondsen beschikt om akkoorden te kopen, dan pas kom je in een impasse terecht. En alle berichten wijzen erop dat de budgettaire situatie zeer slecht is. Verschillende instanties hebben ondertussen aangekondigd dat we – zonder gewijzigd beleid – dit en volgend jaar op een tekort afstevenen. En niet een klein tekort: in verschillende persartikelen werd erop gewezen dat het om een besparing zou gaan ten grootte van het Sint-Annaplan (’86).

Ter herinnering: tegen het Sint-Annaplan is fel gevochten. Een van de grootste betogingen uit de Belgische geschiedenis – 250.000 mensen – vond plaats, waarbij in CVP-kringen de vrees groeide dat het ACV, onder enorme druk van de basis, zich mee in de strijd zou gooien. De regering is daar nooit van hersteld en viel een jaar later over de Happart-kwestie, waarna de langste regeringsonderhandelingen (de befaamde 100 dagen) ooit startten.

Deze budgettaire situatie rijmen met de 2 miljard die CD&V beloofde voor het verhogen van de uitkering en de belastings- en lastenverlagingen die de liberale partijen willen, zal aartsmoeilijk zijn. Zeker ook gezien de CD&V de laatste jaren de paarse regering vooral heeft aangevallen op haar budgettaire politiek en fulmineerde tegen de “eenmalige maatregelen” zoals de verkoop van overheidsgebouwen e.d. (terwijl het destijds CVP-ministers zijn geweest die deze methode voor het eerst hebben toegepast). Zal Leterme erin slagen structurele doorbraken te maken in de besparingspolitiek zonder een beweging te provoceren?

Rooms-blauw meest waarschijnlijk, maar alternatieven niet uitgesloten

Het valt nog steeds niet uit te sluiten dat Leterme er niet in slaagt een regering te vormen, waarna andere mogelijkheden opnieuw open komen te staan: een klassieke tripartite, een Olijfboomcoalitie, een coalitie zonder CD&V,… Aan Franstalige zijde wordt immers nog steeds gehoopt dat een Franstalig non aan een staatshervorming volledig en helemaal kan worden behouden. Even duidelijk aan Vlaamse zijde is dat CD&V/NVA misschien wel weg zouden raken met een kleine staatshervorming (peilingen tonen immers aan dat de meerderheid van de bevolking weinig bezig zijn met communautaire dossiers, of ze nu stemmen op partijen met een sterk Vlaams profiel of niet), maar niet in een scenario kan stappen waarbij op institutioneel vlak niets gebeurt.

Zelfs een kleine staatshervorming zal hen immers op geroep van “verraad” komen te staan, niet enkel van het Vlaams Blok, maar ook van de Lijst Dedecker en van Spirit, al dan niet nog steeds verbonden met SP.a. Het verlies van NVA indien institutioneel niets zou gebeuren, zou de CD&V-status van grootste partij ernstig aantasten en de liberale familie (nu de grootste) nog een grotere voorsprong geven op de “christendemocratische familie” die sinds het Lambermontakkoord (waarbij de CDH de regering haar stemmen heeft verleend in ruil voor meer centen) ernstig uiteen is gespeeld.

De impasse van de Belgische politiek wordt steeds pijnlijker duidelijk naarmate de tegenstellingen die verzoend moeten worden groter worden. Er zijn de communautaire tegenstellingen die steeds harder worden naarmate de regio’s verder uiteendrijven en er steeds minder middelen bestaan om die verschillen te verkleinen, maar fundamenteler zijn de vragen hoe men de arbeidersbeweging verdere aanvallen zal laten slikken. De Belgische burgerij heeft dan voorlopig nog geen behoefte aan harde aanvallen – haar concurrentiepositie is niet zo slecht als ze ons wil doen geloven, hoe zou ze anders die enorme winsten kunnen boeken? – maar ze is wel jaloers op haar buitenlandse collega’s die Schröder of Balkenende als stormram konden gebruiken. Ze is ook bevreesd dat de harde opstelling in de buurlanden haar een achterstand zal doen oplopen.

Dus praat men al jaren over dat ene moment, dat jaar zonder verkiezingen, waarin “harde maatregelen” genomen moeten worden. Dat “ene moment” is al verschillende malen uitgesteld, vooral omdat de burgerlijke partijen er niet in slagen opnieuw een “sterk” instrument op te bouwen, of zelfs maar een “sterke man”. Politieke topfiguren worden steeds sneller versleten naarmate het steeds moeilijker wordt de asociale politiek – nu reeds sinds 25 jaar de norm – verkocht te krijgen. Het wordt steeds bredere lagen steeds duidelijker dat de inleveringen die de meerderheid van de bevolking moeten doen – meer betalen voor openbare diensten, meer bijdragen tot gezondheidskosten, loonsstijgingen die niet meegaan met de reëel stijgende kosten van o.a. wonen,… – enkel dienen om de aandeelhouders grotere sommen te kunnen uitbetalen. Een steeds kleinere elite gaat met steeds meer middelen lopen, zo erkent vandaag ook de Nationale Bank.

Zelfs de burgerlijke media kunnen er vandaag nauwelijks nog rond: bij VW, bij Opel, bij GB,… overal geldt hetzelfde liedje: een beetje winst is niet genoeg en voor meer winst moeten de werkenden verplicht worden minder in hun loonzakje te aanvaarden (of meer te werken voor hetzelfde geld). Zolang de werkenden echter geen nieuw politiek instrument kunnen uitbouwen, zal dit besef zich enkel uitdrukken, in het beste geval, door een aantal kruimels die ter compensatie van de tafel zullen vallen, maar in geen geval voldoende zullen zijn om hetgeen dat afgenomen wordt reëel te compenseren. Als de arbeidersbeweging geen politiek instrument kan inzetten in de strijd, is het beste dat we kunnen verwachten een sociaal onderhandelde achteruitgang. Het ziet er bovendien naar uit dat de sociaaldemocratische partijen – nu in de oppositie, maar zeker in het geval van de PS niet van harte – zich vooral op “andere” punten zullen concentreren.

Voor de PS zal dat zeker het communautaire zijn, voor SP.a blijft het onduidelijk hoe deze pragmatische beleidspartij denkt zich opnieuw te versterken. Hoewel lippendienst tegen de asociale politiek zeker mogelijk is (wat nu wordt uitgedrukt in de kritiek van de SP.a-krokodillen op Frank Vandenbroucke), is het uitgesloten dat de SP.a zich aan het hoofd zou stellen van de arbeidersbeweging als die in beweging zou komen. En zelfs indien ze iets in die richting zou proberen, zou dat weinig geloofwaardig zijn.

Ons voorbereiden op het verdedigen van onze belangen

Twee zekerheden: we krijgen een onstabiele regering en die zal desondanks in onze zakken proberen te zitten. Een andere zekerheid waarover we beschikken, is het feit dat het ongenoegen en de zenuwachtigheid onder de arbeidersbeweging blijft duren, duidelijk uit de aanhoudende stakingen en andere acties, zowel in de openbare als in de privé-sector. Maar die arbeidersbeweging zal opnieuw moeten vechten met gebonden handen.

Gebonden handen gezien de vakbondsleiding van beide grote vakbonden vasthoudt aan haar banden met respectievelijk PS/SP.a en CD&V en fundamenteel blijft akkoord gaan met de neoliberale visie van deze partijen. Dat is duidelijk nu het ACV, met “haar” partij die opnieuw bovenaan staat, opnieuw op volle toeren ballonnetjes oplaat over hoe de regering zou kunnen haar ding doen zonder dat iemand het merkt. Veel syndicalisten zullen woedend geweest zijn door de openingen die o.a. Cortebeeck laat over de kwestie van een minimumdienst tijdens stakingen in de openbare diensten (o.a. met de bepaling dat stakingen altijd minstens enige dagen voordien moeten worden aangekondigd, m.a.w. het buiten de wet stellen van spontane stakingen, de absolute meerderheid van stakingen in de openbare diensten). Het ABVV blijft “principieel”…. in woorden. Ondertussen is door de vakbonden bij De Lijn al een akkoord ondertekend die in de feiten een minimumdienst oplegt, niet enkel door CCOD, maar ook ACOD.

Strijdbare syndicalisten zullen verder de strijd moeten voeren om de banden te breken met die partijen en hun organisaties terug om te vormen tot democratische en strijdbare organen. Die strijd, gezien de sterkte van de vakbondsbureaucratie, zal echter moeten samenvallen met die voor de opbouw van een nieuwe partij die – i.t.t. SP.A/PS en CD&V – reëel het gevecht wil aangaan met de bazen, het gevecht om wie zal profiteren van de economische groei en wie zal opdraaien voor de crisis. CAP biedt daar kansen toe, hoewel haar verdere ontwikkeling niet verzekerd is.

Ongeacht de regering die paars zal opvolgen, moet deze doelstelling – het uitbouwen van een nieuwe politieke partij van de arbeidersbeweging, die reëel de strijd opneemt ter verdediging van de werkenden en de zwaksten in de samenleving – prioritair voor ogen gehouden worden. Een van de voorwaarde zal zijn dat CAP reëel blijft tussenkomen in de bewegingen, acties, stakingen,… die plaatsvinden en zich daarin energiek uitbouwt. Een andere voorwaarde is het uitwerken van correcte uitgangspunten, programma’s en strategieën. Onduidelijkheid laten over aan welke kant CAP staat, zoals bijvoorbeeld de Italiaanse PRC doet haar deelname aan de nationale regering, of de SP in Nederland met haar deelname aan gemeentelijke coalities die een asociaal beleid voeren, of die Linke in Duitsland,… kan het potentieel van CAP snel kelderen. In geen geval zal een partij die zich kopieert op het oude zuiver reformistische model van de sociaal-democratie vandaag de kans krijgen een stevige en blijvende basis uit te bouwen.

De ontwikkeling van CAP zal niet op zeer korte termijn tot een verandering leiden. Dat kan maken dat strijdbare syndicalisten het allemaal liever nog wat afwachten en de kat uit de boom kijken. Maar het bewustzijn dat een nieuwe partij nodig is, begint overal meer en meer door te breken. Dat bewustzijn kan naar de achtergrond worden geduwd in het geval van demoralisatie – die er kan komen door een harde nederlaag tegen bijvoorbeeld een rechtse regering of door een serie van kleinere nederlagen. Maar de tegenstellingen worden enkel groter, evenals de druk om te vechten. Zonder weerstand is het duidelijk dat de bazen zullen doorgaan met hun aanvallen tot er van onze geroemde “welvaartstaat” niets meer overblijft behalve hier en daar wat liefdadigheid tegenover de allerarmsten. CAP is een eerste poging sinds lang in die richting, het is absoluut niet zeker dat ze erin slaagt, maar als dat het geval zou zijn, zal het niet de laatste poging zijn!

Dit vind je misschien ook leuk...