Naar een nieuwe arbeiderspartij in België. Welk soort nieuwe formatie en met welk programma?

Op 28 oktober vindt de nationale conferentie van het Comité voor een Andere Politiek plaats. De conferentie is de eerste, ernstige gelegenheid in België sinds jaren om een beweging in gang te zetten die leidt tot de lancering van een nieuwe, brede partij voor de arbeiders en hun gezinnen. Een partij die duizenden en mogelijk tienduizenden werkenden, werklozen, jongeren en ouderen, Belgen en migranten samenbrengt, om de strijd tegen de neoliberale politiek aan te gaan.

Wat is een nieuwe arbeiderspartij?

In het verleden werd door een belangrijke laag van arbeiders de sociaal-democratie – SP.a en PS, daarvoor de BSP – gezien als het instrument waarmee ze actief hun leven konden verbeteren. Het systeem van de sociale zekerheid – met recht op werkloosheidsuitkering, pensioen, gezondheidszorg, etc. – werd beschouwd als het gevolg van het bestaan van dit soort arbeiderspartijen. Het was voornamelijk de strijd van gewone werkenden, in de bedrijven en op straat, die de patroons tot deze toegevingen dwong.

De leiding van SP.a en PS was overwegend in handen van carrièristen. Mensen die in het parlement een goed betaald zitje wilden, maar de strijd voor een andere maatschappij niet actief wilden voeren. Toch waren er tienduizenden werkende mensen in heel België, en honderden in hun stad of gemeente, die via deze partijen aan arbeiderspolitiek wilden doen. Daarom was de LSP tot begin jaren ’90 ook actief in de SP.a en de PS. We wilden niet buiten de beweging en de traditionele massa-organisaties gaan staan. We wilden in dialoog met een brede laag van arbeiders de discussie voeren over wat een socialistische politiek concreet betekent en hoe de maatschappij kan worden veranderd.

Sinds de toetreding van SP.a en PS tot neoliberale regeringen van sociale afbraak, vanaf 1987, is de situatie compleet veranderd. Eind jaren ’80, begin jaren ’90 vielen de stalinistische regimes in het Oostblok. De sociaal-democratische leiders aanvaardden volledig de triomf van de neoliberale markt.

Intern weerspiegelde zich dit in een uitholling van deze partijen. De arbeiders bleven weg, zogenaamde “intellectuelen” die vooral aan hun carrière dachten, namen het partijapparaat stevig in handen. Het Vlaams Belang, een anti-arbeiderspartij die het kapitalisme volledig steunt, begon verkiezing na verkiezing te scoren. Ook in de voormalige rode bastions.

Vandaag bestaat er geen grote partij meer voor de werkende klasse en de jeugd. Het zijn allemaal burgerlijke partijen, kiesmachines. Een jaar geleden, in de stakingen tegen het Generatiepact, kwam het tot een massale en zichtbare breuk tussen de vakbondsbasis en SP.a en PS. Ook grote delen van het ACV zijn vandaag niet politiek vertegenwoordigd: CD&V is even rechts of rechtser als de andere traditionele partijen.

Zoals LSP voorspelde, sinds 1995, zouden het massale gebeurtenissen zijn – vooral op syndicaal vlak – die de kwestie van een nieuwe arbeiderspartij concreet op de agenda zouden plaatsen. Voor ons is een nieuwe arbeiderspartij de noodzakelijke uitdrukking van het verzet tegen de neoliberale afbraakpolitiek. Een bredere laag van arbeiders en jongeren voelt opnieuw de behoefte aan een basisorganisatie.

Dit is nodig om onze strijd – volledig los van de patroons, hun partijen en hun media – te bediscussiëren en ervaringen uit te wisselen. We moeten de strategie, tactieken en het programma van onze klasse uitwerken. Het is noodzakelijk om samen – als syndicalisten, wijkbewoners, jongeren, werklozen, migranten, etc. – veel sterker te staan dan alleen.

Zonder eigen organisaties en partijen zijn we ruw materiaal voor kapitalistische uitbuiting. Net zoals de arbeiders in de 19e eeuw leerden dat vakbonden alleen niet volstaan om ons tegen de heersende klasse te verdedigen, kunnen de arbeiders en hun gezinnen vandaag niet zonder een eigen “arbeiderspartij”. Daarmee bedoelen we een partij van arbeiders en gewone bedienden.

Oriëntatie op brede lagen

LSP denkt dat zo’n brede partij nooit het samen smijten kan zijn van de bestaande radicaal-linkse organisaties. We denken ook niet dat het programma van zo’n partij van meet af aan per definitie “antikapitalistisch” moet zijn, zonder een discussie daarover met bredere lagen van arbeiders en jongeren.

De basis voor een nieuwe beweging die deelneemt aan de federale verkiezingen van 2007, en op basis daarvan hopelijk succesvol de stap kan zetten naar een volwaardige partij, is het verzet tegen de neoliberale afbraakpolitiek. Met daaraan gekoppeld het principe dat een nieuwe arbeiderspartij niet deelneemt aan neoliberale coalities.

Tegen de afbraak van de sociale zekerheid, van onze lonen en contracten; tegen afbraak van de openbare diensten en privatiseringen; tegen verdeeldheid op basis van het feit dat we Vlaming, Brusselaar, Waal of Duitstalig zijn, Belg of migrant, man of vrouw. Dit is voldoende basis om alle verzet te bundelen van bestaande linkse organisaties en brede, frisse lagen van arbeiders en jongeren. Op dit fundament kan een gemeenschappelijk minimumprogramma worden uitgewerkt waar iedereen zich achter kan scharen.

Een meer dieper uitgewerkt programma zal het resultaat moeten zijn van discussie met een bredere laag van arbeiders en jongeren, die in een nieuwe formatie actief worden. Een compleet en gedetailleerd programma kan niet op voorhand worden opgelegd, of als voorwaarde gesteld.

Waarom is het programma belangrijk?

In eerste instantie zal het nieuwe initiatief weerspiegelen waar we tegen zijn. Dat is echter niet voldoende. Arbeiders en jongeren moeten ook een positief alternatief uitwerken – een reëel programma met concrete eisen. Dit kan alleen maar als Een Andere Politiek zich baseert op de meest brede interne democratie, en respect voor ieders politieke eigenheid.

Bij nieuwe lagen die in actie komen en mogelijk weinig ervaring hebben met syndicale of politieke organisatie, kan er een schrik zijn voor “verdeeldheid” in een nieuwe partij. Arbeiders en jongeren moeten echter beseffen dat een gemeenschappelijk minimumplatform niet volstaat. In elke strijd – zelfs voor onze meest directe belangen – stelt zich de nood van een uitgewerkte analyse van de kapitalistische maatschappij. Waarom is de maatschappij in crisis? Wat is het alternatief? Een uitgewerkt programma kan alleen tot stand komen op basis van gezamenlijke ervaring en democratische discussie over welke lessen te trekken uit huidige en verleden strijd. Dit kan niet gebeuren als de politieke eigenheid van de individuen en organisaties die deelnemen niet wordt gerespecteerd. Inclusief het recht om met eigen materiaal te werken binnen een nieuwe, federatief georganiseerde, arbeiderspartij.

De vakbondsbureaucratie, en sommige “linkse” groepen met weinig vertrouwen in hun vermogen om te bouwen op basis van hun eigen ideeën, misbruiken soms het natuurlijke streven naar eenheid van arbeiders en jongeren om een totale, bureaucratisch “eenheid” van bovenaf op te leggen.

Een nieuwe arbeiderspartij moet méér democratische rechten toekennen dan de huidige kapitalistische staat, niet minder. Anders is ze een doodgeboren kind. Zonder interne democratie, met vrije meningsuiting voor groepen en individuen, kan zo’n nieuwe partij nooit een massapartij, met een actief lidmaatschap, worden.

De kwestie van het programma is ook belangrijk omwille van een andere reden. Van meet af aan zal zich de discussie stellen over werken binnen de beperkingen van het kapitalisme, of ermee breken. Tussen hervormingen – waar geen blijvende economische basis meer voor bestaat binnen dit systeem – en revolutie. De ervaring leert dat “nieuwe arbeiderspartijen” – zoals de Linkspartei in Duitsland, de SP in Nederland, de RC in Italië – snel aan aantrekkingskracht of actief lidmaatschap verliezen, als ze zich aanpassen aan de neoliberale politiek. Als ze niet kiezen voor een echt socialistisch programma.

Wat is een socialistisch programma?

De LSP stelt haar volledige programma niet als voorwaarde om mee te werken met een nieuwe arbeiderspartij. We denken wel dat op het vlak van werkonzekerheid, werkloosheid, sociale zekerheid, racisme en oorlog – voor alle brandende politieke kwesties – enkel een socialistisch programma een reële uitkomst biedt. De maatschappij zal fundamenteel moeten veranderd worden. De greep van de winst moet verdwijnen.

Neem de werkloosheid. Elke economische crisis sinds de jaren ’70 heeft die verergerd. Periodes van groei slaagden er niet meer in om de werkloosheid fundamenteel terug te dringen. Een socialistische politiek zou opkomen voor een collectieve oplossing, in plaats van de werklozen zelf de schuld te geven. Wij pleiten voor een arbeidsduurvermindering met behoud van loon – de winsten waren nooit zo groot – en bijkomende aanwervingen.

Maar hier, net als bij alle andere pogingen om de levensstandaard te behouden of te verbeteren, botsen we op het dogma van de winstgevendheid. De kapitalisten maken misschien zeer veel winst, maar ze meten dat af tegen de concurrentie. En dus willen ze geen reële toegevingen meer doen, zonder dat ze achteraf verplicht zijn die terug te schroeven.

Zo kan je talloze voorbeelden geven. Het zal nodig zijn om de rijkdom in handen van de gemeenschap te leggen. Dit kan alleen als we een massabeweging opbouwen die, doorheen de dagelijkse strijd, ook streeft naar het collectieve bezit van de bedrijven, de machines, etc. De markteconomie heeft zijn beste tijd al lang gehad. Enkel een geplande en genationaliseerde economie, met arbeidersdemocratie, kan de mensheid een beslissende stap vooruit laten zetten.

Dit vind je misschien ook leuk...