Het tragisch lot van de Duitse arbeidersklasse
Geschreven: 14 maart 1933. Bron: Nederlandstalige Trotski Bibliotheek 3. Revolutionair-Socialistische Publicaties, Groningen 2007. Door Karel ten Haaf. Facsimile-uitgaven van teksten van Trotski in het Nederlands. Overgenomen vanop marxists.org. Verder bewerkt voor deze uitgave.
De Duitse arbeiders zullen zich weer oprichten, het stalinisme nooit meer! De machtigste arbeidersklasse van Europa, machtig door zijn plaats in het productieproces, zijn sociaal belang, de kracht van zijn organisaties, heeft totaal geen tegenstand geboden, noch toen Hitler de macht veroverde, noch bij de eerste hevige aanvallen op de arbeidersorganisaties. Dat is het feit waarvan men moet uitgaan voor de verdere berekeningen van de strijd.
Het zou zeer kortzichtig zijn te menen dat de verdere ontwikkelingsgang in Duitsland overeen zou komen met die in Italië, dat Hitler stap voor stap zijn gezag zou versterken zonder ernstige tegenstand, dat het Duitse fascisme lange jaren van overheersing zouden zijn beschoren. Neen, de toekomst van het nazisme moet men opmaken uit de ontleding van de Duitse in de internationale omstandigheden en niet uit zuivere historische overeenkomstigheden. Het moet echter duidelijk zijn: sinds september 1930 hebben wij van de Comintern geëist in Duitsland op korte termijn te handelen, maar nu hebben wij een actieprogramma nodig dat op lange tijd berekend is. Voor de beslissende strijd mogelijk zal zijn, zal de voorhoede van de arbeidersklasse zich opnieuw moeten oriënteren, d.w.z. duidelijk inzien wat er gebeurd is, wie verantwoordelijk zijn voor de grote historische nederlaag, de nieuwe weg uitstippelen en op die wijze het zelfvertrouwen herwinnen.
De misdadige rol die de sociaaldemocratie heeft gespeeld, behoeft niet nader te worden besproken: de Comintern werd veertien jaar geleden juist gesticht om de arbeidersklasse te ontrukken aan de demoraliserende invloed van de sociaaldemocratie. Is dat tot op heden niet gelukt, was de Duitse arbeidersklasse op het ogenblik van de grootste historische proef machteloos, ongewapend, verlamd, dan ligt de schuld daarvan rechtstreeks bij de leiding van de na-leninistische Comintern. Dat is de eerste conclusie die men moet trekken.
Ondanks de zware slagen van de stalinistische bureaucratie is de linkse oppositie tot het einde trouw gebleven aan de officiële partij. De bolsjewiek-leninisten delen nu het lot van alle overige communistische organisaties: onze voormannen zijn gevangen genomen, onze bladen verboden, onze lectuur is in beslag genomen. Hitler zal zelfs in de eerste plaats het Bulletin van de Oppositie verbieden dat in de Russische taal verschijnt. Maar al dragen de bolsjewiek-leninisten met de gehele voorhoede van de arbeidersbeweging de gevolgen van de eerste ernstige overwinning van het fascisme, zij kunnen en willen niet de minste verantwoordelijkheid op zich nemen voor de officiële politiek van de Comintern.
Sedert 1923, d.w.z. sedert het begin van de strijd tegen de linkse oppositie, hielp de stalinistische leiding uit alle macht, zij het indirect, de sociaaldemocratie om de Duitse arbeidersklasse het spoor bijster te doen worden, in de war te brengen en te verzwakken: zij hield de arbeiders tegen, remde ze wanneer de omstandigheden een moedig revolutionair offensief voorschreven; zij proclameerde de nadering van de revolutionaire situatie wanneer die reeds voorbij was; zij ging compromissen aan met kleinburgerlijke fraseurs; zij hinkte machteloos achter de sociaaldemocratie aan onder de vorm van de politiek van het eenheidsfront; zij riep de “derde periode” uit en de strijd om de verovering van de straat in een tijd van politieke teruggang en zwakte van de KPD; zij verving ernstige strijd door avonturen en demonstraties; zij vervreemdde de communisten van de grootte vakverenigingen; zij stelde de sociaaldemocratie gelijk met het fascisme en weigerde het eenheidsfront met grote arbeidersorganisaties tegen de vijandige nazistische benden; zij saboteerde elk initiatief tot een eenheidsfront voor plaatselijke afweer en tezelfdertijd bedroog ze de arbeiders stelselmatig omtrent de juiste verhouding van de krachten; door de feiten te verdraaien, vrienden als vijanden aan te dienen en omgekeerd en worgde zo de partij, die niet meer vrij mocht ademhalen, noch spreken, noch denken.
Het is voldoende uit de omvangrijke literatuur gewijd aan het vraagstuk van het fascisme de rede aan te halen door Thälmann, officieel leider van de KPD, uitgesproken in het plenum van Uitvoerend Comité van de Comintern (UCCI) in april 1931 waarin hij de “pessimisten”, d.w.z. de mensen met een vooruitziende blik, aanklaagt in de volgende bewoordingen: “Wij hebben ons niet door een paniekstemming van de wijs laten brengen… Wij hebben eenvoudig en duidelijk vastgesteld dat 14 september (1930) in zekere zin de beste dag van Hitler is geweest en dat daar slechts slechtere dagen op kunnen volgen. Onze waardering van de ontwikkelingsgang van deze partij is door de feiten bevestigd… De fascisten hebben vandaag de dag geen reden tot lachen meer.” Over de vorming van afweergroepen bij de sociaaldemocraten stelde Thälmann bij diezelfde gelegenheid dat deze in niets verschilden van de strijdkorpsen van de nazi’s en dat beide er op gericht waren het communisme te verpletteren.
Nu is Thälmann gevangen genomen. Ten opzichte van de triomferende reactie bevinden de bolsjewiek-leninisten zich op één rij met Thälmann. Maar de politiek van Thälmann is de politiek van Stalin, d.w.z. de officiële politiek van de Comintern. En juist deze politiek is oorzaak van de volkomen demoralisatie van de Partij in het ogenblik van gevaar waarin de leiders het hoofd verliezen, de leden niet gewend na te denken, afglijden, de voornaamste historische posities zonder slag of stoot worden overgegeven. Een leugenachtige politieke theorie draagt de straf in zichzelf. De kracht en de vasthoudendheid van het apparaat vergroten slechts de omvang van de ramp. Nadat zij alles aan de vijand hebben afgestaan wat men in zo’n kort tijdsverloop kon afstaan, trachten de stalinisten het verleden te verbeteren door middel van geforceerde daden die slechts te helderder de gehele keten van de door hen begane fouten belichten. Op dit ogenblik, nu de pers van de KPD is onderdrukt, het apparaat vernield, de bloedige vaan van het fascisme ongestraft van het Karl Liebknechthuis wappert, gaat het UCCI de weg van het eenheidsfront bewandelen, echter niet van onderop maar wel van bovenaf. De nieuwe zigzagpolitiek, scherper dan alle vorige, is niet het initiatief van het UCCI zelf: de stalinistische bureaucratie heeft dat initiatief overgelaten aan de Tweede Internationale. Deze is er in geslaagd het wapen van het eenheidsfront ter hand te nemen, het wapen waarvoor zij tot op heden een dodelijke vrees koesterde. Voor zover men kan spreken van politiek voordeel onder de huidige omstandigheden van een algehele terugtocht, is dat voordeel volkomen aan de kant van het reformisme. Genoopt tot een antwoord op een rechtstreekse vraag kiest de stalinistische bureaucratie de slechtste weg; zij weigert de verbinding van de beide Internationales niet, doch hecht er ook niet haar goedkeuring aan, zij speelt verstoppertje. Zij is zo haar zelfvertrouwen kwijt, is zo afgezakt dat zij zich niet voor de ogen van de internationale arbeidersklasse durft stellen tegenover de leiders van de Tweede Internationale, tegenover de gebrandmerkte agenten van de burgerij, tegenover de kiezers van von Hindenburg die de weg voor het fascisme hebben gebaand.
In een bijzondere oproep van het UCCI (‘Aan de arbeiders van alle landen’) van 5 maart reppen de stalinisten met geen woord over het sociaalfascisme als voornaamste vijand. Zij spreken niet meer over de grote ontdekking van hun leider: “De sociaaldemocratie en het fascisme zijn geen tegenvoeters, doch tweelingen.” Zij houden niet langer vol dat de strijd tegen het fascisme een voorafgaande nederlaag van de sociaaldemocratie eist. Zij zeggen geen woord over de ontoelaatbaarheid van het eenheidsfront van bovenaf. Integendeel, zij sommen zorgvuldig alle gevallen uit het verleden op waarin de stalinistische bureaucratie zich op een voor de arbeiders en voor haarzelf onverwachte wijze plotseling de vorming van een eenheidsfront zag voorstellen aan de reformistische leiding. En zo storten voor de wervelwind van de historische storm alle kunstmatige, valse, kwakzalverachtige theorieën ineen.
“Rekening houdend met de eigenaardigheden van elk land” en met de onmogelijkheid die daar zogenaamd het gevolg van is om het eenheidsfront te organiseren op internationale basis (de strijd tegen “de uitzonderlijkheid” d.w.z. tegen de theorie van de rechtsen inzake de nationale verschillen is plotseling vergeten) beveelt de stalinistische bureaucratie aan de nationale Communistische Partijen aan om voorstellen tot de vorming van een eenheidsfront te richten tot de “Centrale Comités van de sociaaldemocratische partijen.” Dat werd gisteren nog gezien als een capitulatie voor het sociaalfascisme! En zo gaan de grote lessen van het stalinisme van de laatste vier jaren in de prullenmand. Zo wordt een geheel politiek stelsel tot stof.
En daarbij blijft het niet: na het ene ogenblik de onmogelijkheid van de voorwaarden voor een eenheidsfront in het internationale strijdperk te hebben vastgesteld, vergeet het UCCI dit onmiddellijk en twintig regels verder formuleert zij de voorwaarden waaronder een eenheidsfront toelaatbaar en aannemelijk is in alle landen, ondanks de verschillende nationale omstandigheden. De terugtocht voor het fascisme wordt gevolgd door een overhaaste terugtocht van de theoretische voorschriften van het stalinisme. Brokstukken van ideeën en beginselen worden als ballast weggeworpen.
De door de Comintern voor alle landen vastgestelde voorwaarden voor een eenheidsfront (comités van actie tegen het fascisme, demonstraties en stakingen tegen loonafbouw) zijn niets nieuws. Integendeel, zij vormen een schematische, bureaucratische weergave van die leuzen die de linkse oppositie veel juister en concreter, twee en een half jaar geleden, geformuleerd heeft en waardoor zij in het kamp van het sociaalfascisme werd ingedeeld. Het eenheidsfront op zo’n basis had voor Duitsland beslissende gevolgen kunnen hebben; maar daartoe had op het juiste tijdstip verwezenlijkt moeten worden. Tijd is de voornaamste factor van de politiek.
Wat is de praktische waarde van de UCCI-voorstellen nu? Voor Duitsland is zij minimaal. De politiek van het eenheidsfront zet het “front” op de voorgrond, d.w.z. stabiele posities en een gecentraliseerde leiding. De voorwaarden van het eenheidsfront had de linkse oppositie destijds opgesteld als voorwaarden voor actieve verdediging met de vooruitzichten van een overgang tot het offensief. Nu is de Duitse arbeidersklasse in een toestand van ordeloze terugtocht gebracht, zelfs zonder strijd bij die terugtocht. Onder zulke omstandigheden kunnen en zullen eigenmachtige verenigingen van communistische sociaaldemocratische arbeiders ontstaan; maar een systematische doorvoering van het eenheidsfront wordt onvermijdelijk naar een onzekere toekomst verschoven. Men behoeft zich daarover geen illusies te maken.
Anderhalf jaar geleden zeiden wij dat de sleutel tot deze positie zich in handen van de KPD bevond. Nu heeft de stalinistische bureaucratie deze sleutel uit haar handen laten glijden. Er zullen grote buiten de wil van de partij liggende gebeurtenissen nodig zijn die het de arbeiders mogelijk zullen maken zich te verzamelen, hun rijen te sluiten en tot actieve verdediging over te gaan. Wanneer dat gebeuren zal, weten we niet. Misschien eerder dan de triomferende contrarevolutie het verwacht. Maar de politiek van het eenheidsfront in Duitsland zal in geen geval geleid worden door hen die het manifest van het UCCI samenstelden.
Wanneer de centrale positie is prijsgegeven, moet men steunpunten voorbereiden voor de aanstaande volgende concentrische aanval. Deze voorbereiding in Duitsland betekent kritische belichting van het verleden, ondersteuning van de moed van de voorste strijders, hun aaneensluiting waar het mogelijk is. Organiseren van achterhoedegevechten — in afwachting van het ogenblik waarop de enkele afdelingen zich tot een groot leger kunnen aaneensluiten. Deze voorbereiding betekent tegelijkertijd de verdediging van de arbeidersposities in die landen die met Duitsland verbonden zijn of er zich onmiddellijk bij aansluiten: Oostenrijk, Tsjecho-Slowakije, Polen, Oostzeeprovincies, Scandinavië, België, Holland, Frankrijk. Zonder ook maar een ogenblik de poging op te geven om de ordeloze terugtocht van de Duitse arbeiders op te houden, moet men reeds nu sterke arbeiderssteunpunten om Duitslands grenzen vormen. Op de eerste plaats staat Oostenrijk, waar de fascistische omwenteling het meest onmiddellijk dreigt. Men mag met beslistheid zeggen; gelukt het aan de Oostenrijkse arbeidersklasse nu de macht te veroveren en zijn land in een revolutionair verzamelpunt te veranderen, dan zou Oostenrijk voor de revolutionaire Duitse arbeidersklasse dat zijn wat Piemont voor de revolutionaire Italiaanse burgerij was. Hoe ver de Oostenrijkse arbeidersklasse, door de gebeurtenissen voorwaarts gestoten maar door de reformistische bureaucratie verlamd, op deze weg zal komen, is niet vooruit te zeggen. De taak van het communisme is het Austro-marxisme behulpzaam te zijn. De voorwaarden van de linkse oppositie die door het UCCI-manifest met zo’n vertraging herhaald worden, behouden derhalve hun volle kracht.
De politiek van het eenheidsfront herbergt niet alleen voordelen in zich maar ook gevaren. Zij veroorzaakt mogelijk overeenkomsten van de leiders achter de rug van de massa’s, het passief aanpassen aan de verbondenen, opportunistische zwenkingen. Deze gevaren zijn alleen dan uit te bannen wanneer de volgende twee garanties onvoorwaardelijk voorhanden zijn: in stand houden van de volle vrijheid van kritiek tegenover de verbondenen en het opnieuw vrijheid geven van kritiek binnen de eigen partij. Afstand doen van de kritiek van de verbondenen voert direct en onmiddellijk naar de capitulatie voor het reformisme. De politiek van het eenheidsfront zonder partijdemocratie, d.w.z. zonder controle van de partij over het apparaat, geeft de leiders de mogelijkheid tot opportunistische experimenten, welke onvermijdelijk een aanvulling tot de experimenten van het avonturiersdom vormen.
Wat doet het UCCI in dit geval? Tientallen keren heeft de linkse oppositie voorspeld dat de stalinisten onder de slagen van de gebeurtenissen gedwongen zullen zijn met hun ultralinkse tendensen te breken en dat zij de weg van het eenheidsfront betredend, zullen beginnen al dat opportunistische verraad te begaan waarvan zij gisteren ons nog beschuldigd hadden. Deze voorspelling heeft zich woord voor woord bewaarheid. Terwijl het UCCI de halsbrekende sprong op de positie van het eenheidsfront volbrengt, vertrapt het die principiële garanties die de revolutionaire inhoud van de politiek van het eenheidsfront kunnen verzekeren. De stalinisten accepteren de huichelachtige diplomatieke eisen van de reformisten met betrekking tot het zogenaamde non-agressiepact. Terwijl het alle tradities van het marxisme en het bolsjewisme met de voeten treedt, beveelt het UCCI alle afdelingen van de Comintern aan in het geval van een verwezenlijking van het eenheidsfront “afstand te doen van alle aanvallen tegen sociaaldemocratische organisaties gedurende de periode van de gemeenschappelijke strijd.” Woordelijk! Afstand doen van “aanvallen tegen de sociaaldemocratie” (welk een schandelijke formulering), betekent afstand doen van de vrijheid van politieke kritiek, d.w.z. van de principiële functies van een revolutionaire partij.
De capitulatie is er gekomen door paniekstemmingen en niet door praktische noodzakelijkheden. De reformisten accepteren en zullen een verbond slechts in zoverre accepteren als de druk van de gebeurtenissen en de druk van de massa’s hen daartoe dwingt. De eis van het non-agressiepact is een afpersing, d.w.z. een poging van de reformistische leiders voordelen te behalen. Aan een afpersing toegeven, betekent het eenheidsfront op een vermolmde bodem opbouwen en de reformistische makers de mogelijkheid bieden dit eenheidsfront naar believen geheel willekeurig te verbreken.
Kritiek moet in het algemeen en in het bijzonder onder de voorwaarden van het eenheidsfront beantwoorden aan reële verhoudingen en moet noodzakelijke grenzen in acht nemen. Dwaasheden over “sociaalfascisme” moeten verdwijnen: dat is geen concessie aan de sociaaldemocratie, maar aan het marxisme. Men moet de bondgenoot niet bekritiseren voor zijn verraad in 1918, maar voor zijn slechte arbeid in 1933. De kritiek kan echter evenmin als het politieke leven, waar het de stem van moet zijn, een uur ophouden. Beantwoorden de communistische ontmaskeringen aan de werkelijkheid, dan dienen zij het doel van het eenheidsfront, drijven de tijdelijke bondgenoten voorwaarts en — wat nog belangrijker is — vormen een revolutionaire opvoeding voor de arbeidersklasse in zijn geheel. Afstand doen van deze principiële plicht betekent de eerste stap van die schandelijke en misdadige politiek die Stalin de Chinese communisten met betrekking tot de Kwo Min Tang opdrong.
Het is niet veel beter gesteld met de tweede garantie. Terwijl het afstand doet van de kritiek met betrekking tot de sociaaldemocratie, denkt het stalinistische apparaat er niet aan de leden het recht van de kritiek op de eigen partij weer toe te staan. De wending zelf is zoals gebruikelijk als een bureaucratische bekendmaking volbracht. Noch nationale partijcongressen, noch een internationaal congres of zelfs een vergadering van het UCCI, niet eens een voorbereiding door de partijpers of zelfs een analyse van de politiek van het verleden zijn er aan voorafgegaan. Het is ook niet te verwonderen; bij de eerste poging tot een partijdiscussie zou ieder denkend arbeider aan de bureaucraten van het apparaat de vraag stellen: waarom werden de bolsjewiek-leninisten uit alle afdelingen uitgesloten en in de Sovjetunie gevangen genomen, verbannen en neergeschoten? Misschien alleen daarom, omdat zij dieper graven en verder zien? Deze conclusie kan de stalinistische bureaucratie niet toelaten. Zij is bekwaam tot iedere sprong en tot iedere zwenking, maar zij kan niet en waagt het niet voor het aangezicht van de arbeidersklasse de bolsjewiek-leninisten eerlijk tegemoet te treden. Zo doet het apparaat in de strijd om zijn zelfbehoud de betekenis van de nieuwe zwenking te niet, ondergraaft weer opnieuw het vertrouwen in het apparaat, niet alleen bij de sociaaldemocratische, maar ook bij de communistische arbeiders.
De publicatie van het UCCI-manifest ging nog met een omstandigheid gepaard, die weliswaar naast de geanalyseerde kwestie staat, doch een zeer scherp licht op de huidige positie van de Comintern werpt evenals op de verhouding van de regerende stalinistische groep tot haar. In de Pravda van 6 maart is het manifest afgedrukt, niet als een directe en openlijke oproep in naam van het in Moskou zittende UCCI — zoals het steeds gedaan werd! — doch als een door Tass uit Parijs telegrafisch verzonden vertaling van een document uit de Humanité! Wat een zinloze en waardeloze truc! Na alle successen, na de vervulling van het eerste vijfjarenplan, na de “vernietiging van de klassen”, de “intrede in het socialisme”, durft de stalinistische bureaucratie niet eens een oproep van het UCCI onder zijn eigen naam te publiceren! Zo staat het met de werkelijke positie van de Comintern en zo voelt zij zich in werkelijkheid in de internationale arena.
* * *
Het manifest is niet het enige antwoord op het initiatief van de Tweede Internationale. Door middel van vooruitgeschoven organisaties – de Duitse en Poolse RVO, Antifa en de zogenaamde algemene Arbeidersconfederatie van Italië – roept de Comintern voor april een “gezamenlijk Europees Antifascistisch arbeiderscongres” bijeen. De lijst van de uitgenodigden is, zoals het behoort, duister en onmetelijk: “bedrijven” (zo staat het er: “bedrijven”, ofschoon communisten dank zij de bemoeiingen van Stalin-Losowski uit alle bedrijven weggewerkt zijn) plaatselijke revolutionaire, reformistische, katholieke, partij-, partijloze-, sport-, antifascistische- en boeren- arbeidersorganisaties. Nog meer: “Wij willen verder uitnodigen alle individuen die werkelijk (!) voor de zaak van de arbeiders strijden.” Nadat zij voor lange tijd de zaak van de arbeiders vernield hebben, doen de strategen een beroep op de “individuen”, op die heremieten, die in de rijen van de massa’s geen plaats wisten te vinden, maar desalniettemin “werkelijk voor de zaak van de arbeiders strijden.” Barbusse en generaal von Schönaich worden wederom gemobiliseerd om Europa van Hitler te redden.
Voor ons ligt het definitieve libretto van een dergelijk leugenachtig toneelspel waarachter de stalinisten gewoon zijn hun onmacht te verbergen. Wat heeft het Amsterdamse blok van de centristen en pacifisten in de strijd tegen de roofachtige overval van Japan op China gedaan? Niets. Met het oog op de stalinistische “neutraliteit” hebben de pacifisten niet eens een protest laten horen. Nu wordt een herdruk van het Amsterdamse congres voorbereid, niet tegen de oorlog, maar tegen het fascisme. Wat zal het antifascistenblok, gevormd uit afwezige “bedrijven” en machteloze “individuen” beginnen? Niets? Het zal een hol klinkend manifest uitvaardigen als het dit keer tenminste tot een congres komt.
De neiging naar de “individuen” heeft twee kanten: een opportunistische en een avontuurlijke. De Russische sociaal-revolutionairen staken in vroegere tijden de rechterhand aan de liberalen toe, terwijl zij in de linkerhand een bom hielden. De ervaring van de tien laatste jaren bewijst dat de stalinistische bureaucratie na iedere grote nederlaag, noodlottig uitgelokt of tenminste verergerd door de politiek van de Comintern, onverbiddelijk poogde zich weer een reputatie te verwerven met behulp van een of ander groots avontuur (Estland, Bulgarije, Kanton). Bestaat dat gevaar nu ook niet? In ieder geval achten wij het noodzakelijk onze stem te verheffen om te waarschuwen. De avonturen die tot doel hebben de actie van de verlamde massa’s te vervangen, desorganiseren de massa’s nog meer en verscherpen de catastrofe.
De voorwaarden van de actuele wereldsituatie en de voorwaarden van ieder land afzonderlijk zijn even dodelijk voor de sociaaldemocratie als zij gunstig zijn voor de revolutionaire partij. Maar de stalinistische bureaucratie is er in geslaagd de crisis van het kapitalisme en van het reformisme te veranderen in de crisis van het communisme. Dat is de balans van het ongecontroleerde gezag van de epigonen gedurende tien jaren.
Er zullen huichelaars zijn die zullen zeggen: de oppositie bekritiseert de partij die in de handen van de beul gevallen is. Het gepeupel zal er aan toevoegen: de oppositie helpt de beul. Valse sentimentaliteit en vergiftigde leugens combinerend, zullen de stalinisten proberen het centrale comité achter het apparaat te verbergen, het apparaat achter de partij, de kwestie van de verantwoordelijkheid voor de catastrofe ter zijde stellen, voor de bedrieglijke strategie, voor ‘het rampzalige regime, voor de misdadige leiding: dat betekent de beulen van gisteren en van vandaag helpen.
De politiek van de stalinistische bureaucratie in China was niet minder rampzalig dan nu in Duitsland. Maar daar gebeurde het achter de rug van de internationale arbeidersklasse, onder voorwaarden die voor de arbeidersklasse onbegrijpelijk waren. De kritische stem van de oppositie drong vanuit de Sovjetunie bijna niet door tot de arbeiders van andere landen. De ervaring van China is voor het stalinistische apparaat bijna ongestraft gebleven. In Duitsland is het geheel anders. Alle etappes van het drama ontwikkelden zich voor de ogen van de internationale arbeidersklasse. Bij iedere etappe verhief de oppositie haar stem. De gehele lijn van de ontwikkeling werd van tevoren aangekondigd. De stalinistische bureaucratie belasterde de oppositie, gaf haar de schuld van de haar vreemde ideeën en plannen, sloot allen uit die durfden spreken over het eenheidsfront, hielp de sociaaldemocratische bureaucratie de plaatselijke verdedigingscomités te vernietigen, ontnam de arbeiders de minste mogelijkheid de weg van de massastrijd te gaan, desorganiseerde de voorhoede, verlamde de arbeidersklasse. Zich op een dergelijke wijze verzettend tegen het eenheidsfront van verdediging met de sociaaldemocratie bevonden de stalinisten zich met deze in een eenheidsfront van paniek en capitulatie.
En thans, nu zij zich voor de ruïnes bevindt, vreest de leiding van de Comintern meer dan alles het licht en de kritiek. Al is dan de wereldrevolutie verloren, als het ijdele prestige maar leeft: de bankroetiers zaaien verwarring en vegen de sporen uit. Het feit dat de Duitse Communistische Partij bij de eerste slag “slechts” 1.200.000 stemmen verloor bij een toename van het totaal aantal kiezers met 4 miljoen — proclameerde de Pravda tot een “geweldige politieke overwinning.” Precies zo proclameerde Stalin het feit dat de zonder strijd terugwijkende arbeiders de KPD in 1924 3,6 miljoen stemmen gaven als een “geweldige overwinning”. Als de door twee apparaten bedrogen en weerloos gemaakte arbeidersklasse de partij dit keer ongeveer 5 miljoen stemmen gaf, dan betekent dat slechts dat de arbeidersklasse haar het dubbele en drievoudige stemmenaantal gegeven zou hebben als het vertrouwen in haar leiding gehad zou hebben. Het zou haar aan de macht geholpen hebben als de partij in staat geweest was te tonen dat zij bekwaam was de macht te nemen en te houden. Maar zij bracht de arbeidersklasse niet uit de wirwar, zigzag, de nederlagen en het onheil.
Ja. Vijf miljoen communisten zijn nog één voor één de stembus getrokken. In de bedrijven en op de straten bestaan zij echter niet. Zij hebben het hoofd verloren, zijn verspreid, gedemoraliseerd. Zij zijn door het juk van het apparaat de zelfstandigheid ontwend. De bureaucratische terreur van het stalinisme had hun wil verlamd, voor de beurt aan de bandietenterreur van het fascisme kwam!
Men moet het duidelijk, precies en openlijk zeggen: het stalinisme in Duitsland heeft zijn 4 augustus beleefd. De vooruitstrevende arbeiders van dit land zullen voortaan niet anders dan met een brandend gevoel van schaamte, met woorden van haat en vervloekingen over de periode van de heerschappij van de stalinistische bureaucratie spreken. Over de officiële Communistische Partij is het vonnis uitgesproken. Zij zal nu vervallen, verbrokkelen, in het niet verzinken. Geen kunstmatige middelen zullen haar redden.
Het Duitse communisme kan slechts opstaan op nieuwe fundamenten en onder een nieuwe leiding.
De wet van de ongelijkmatige ontwikkeling toont zich aan het lot van het stalinisme. In de verschillende landen bevindt het zich in verschillende stadia van verval. In welke mate de tragische ervaring van Duitsland aanleiding geeft tot het opstaan van de overige afdelingen van de Comintern, zal de toekomst leren. In Duitsland is het ongelukkige lied van de stalinistische bureaucratie in ieder geval ten einde.
De Duitse arbeidersklasse zal zich weer oprichten, het stalinisme nimmer. Onder de verschrikkelijke slagen van de vijand de nieuwe partij opbouwen, dat staat de Duitse arbeiders te wachten. De bolsjewiek-leninisten zullen al hun kracht aan deze arbeid wijden.
Prinkipo, 14 maart 1933.