Een blik op de Portugese linkerzijde

Er wordt ook bij ons vaak verwezen naar Portugal waar een sociaaldemocratische minderheidsregering aan de macht is op basis van gedoogsteun van radicaal-links. Dit wordt voorgesteld als een model dat bijvoorbeeld ook in Wallonië mogelijk zou zijn. Om er een beter zicht op te hebben, publiceren we hier een dossier door Gonçalo Romeiro van Socialismo Revolucionario, onze Portugese zusterorganisatie. Deze analyse werd eerder gepubliceerd in de eerste Engelstalige editie van “A Centelha”, de krant van Socialismo Revolucionario.

De geschiedenis van de Portugese linkerzijde is erg specifiek. Deze werd gekenmerkt door drie sleutelelementen: het ongewoon langdurig fascistisch regime, de ‘Estado Novo’ (de naam die door het fascistisch regime van 1933 tot 1974 werd gehanteerd); de Portugese revolutie van 1974 en de nederlaag ervan; en tenslotte de val van de Sovjet-Unie en de geplande economieën. We verwijzen hier enkel naar die geschiedenis, maar zullen vooral ingaan op de huidige ontwikkeling van de linkerzijde, de structuur en het programma ervan om op die basis onze perspectieven en uitdagingen voor de komende periode te ontwikkelen. Deze periode wordt gekenmerkt door de politieke en economische crisis van het kapitalisme, maar ook door hernieuwde klassenstrijd en de reorganisatie van de socialistische beweging.

Een korte kijk op een specifieke geschiedenis

Zoals vermeld heeft het fascistische regime van Antonio de Oliveira Salazar ongewoon lang standgehouden in Portugal. Dit heeft een beslissende impact gehad op de ontwikkeling van de Portugese linkerzijde. De oudste linkse partij, de Partido Comunista Portugues (Portugese Communistische Partij, PCP), werd in 1921 opgericht door een kleine groep van voornamelijk anarcho-syndicalisten die geïnspireerd waren door de Oktoberrevolutie in Rusland. In tegenstelling tot de meeste andere Europese communistische partijen ontstond de PCP niet vanuit een afsplitsing van een massale sociaaldemocratische of socialistische partij, waar er nog een zekere marxistische traditie aanwezig was en ook verschillende stromingen bestonden. De afwezigheid van een dergelijke partij in Portugal leidde ook tot de afwezigheid van een geconsolideerde marxistische beweging. Dat is een eerste specifiek element dat belangrijk is voor zowel de ontwikkeling van de PCP onder ideologische en organisatorische invloed van het stalinisme en Moskou, als voor de afwezigheid van een trotskistische linkse oppositie. Het verklaart ook de latere zwakte van de trotskistische beweging in het land.

Onder deze omstandigheden werd de PCP het belangrijkste referentiepunt voor alle linkse organisaties die tot stand zouden komen in het land, zeker in de laatste jaren van de dictatuur. De PCP wordt terecht gezien als de belangrijkste antifascistische organisatie en de partij genoot daardoor een enorm prestige onder de werkende klasse en de armen op het platteland bij het begin van de Portugese revolutie van 1974. In die revolutie werd de PCP al gauw een massaorganisatie met meer dan 100.000 leden, waarbij het de belangrijkste vakbondsfederatie CGTP-IN (Confederaçao General dos Trabalhadores Portugueses – Intersindical Nacional) controleerde. Ondanks de diepe crisis vertegenwoordigt die vakbond vandaag nog steeds 700.000 werkenden.

De Partido Socialista (Socialistische Partij, PS) werd in 1973 in Duitsland opgezet onder de vleugels van de Duitse SPD. De PS werd opgericht door een kleine groep van kleinburgerlijke intellectuelen. In tegenstelling tot de meeste andere Europese sociaaldemocratische partijen, was de PS nooit de historische partij van de Portugese werkende klasse. Maar tijdens de revolutie kon de partij snel groeien. De partij stelde zich voor met een socialistisch profiel – er werd zelfs zo ver gegaan dat over marxisme werd gesproken – en verwierf in de concurrentie met het stalinisme snel een brede steun. Naast de PCP werd de PS de belangrijkste arbeiderspartij. De leiders van de partij, rond Mario Soares, speelden echter de rol van vertegenwoordigers van het westerse imperialisme en gingen met de steun van dat imperialisme over tot de liquidatie van het revolutionair proces in november 1975.

De belangrijkste zogenaamd ‘extreemlinkse’ formatie in die periode was de maoïstische Uniao Democrática Popular (Democratische Volkseenheid, UDP). Die UDP beschikte over een aanzienlijke aanwezigheid onder de industriële arbeidersklasse in de jaren 1970. Zoals we al opmerkten stond het trotskisme erg zwak in Portugal. De eerste organisatie was de Liga Comunista Internacionalista (Internationale Communistische Liga, LCI), in 1973 opgericht als de Portugese afdeling van het Verenigd Secretariaat van de Vierde Internationale. De LCI had vooral een invloed in de studentenbeweging en zou nadien omgevormd worden tot de Partido Socialista Revolucionario (Revolutionaire Socialistische Partij, PSR), die samen met de UDP het Bloco de Esquerda (Links Blok) zou opzetten in 1999.

De Anjerrevolutie gaf vorm aan de Portugese linkerzijde en maakte er een massakracht van. De nederlaag van de revolutie leidde meteen tot een crisis binnen die linkerzijde. De jaren 1980 waren een periode van contrarevolutie, terugtrekking van de linkerzijde, enorme demoralisatie en demobilisatie. Deze crisis werd versterkt door de val van de Sovjet-Unie begin jaren 1990. De PS begon net als de meeste andere sociaaldemocratische partijen in Europa aan een proces waarbij de banden met de georganiseerde arbeidersklasse werden verbroken en waarbij de partij het neoliberalisme begon te omarmen. Dit proces was al langer bezig, maar werd versneld in de jaren 1990. De PS consolideerde het tweepartijenstelsel in Portugal.

De PCP hield in tegenstelling tot de meeste communistische partijen in andere landen stand en schoof niet naar rechts op in de richting van Eurocommunisme en steun aan de Europese Unie. De partij ging sterk achteruit, maar behield een organisatie en invloed in de arbeidersbeweging ondanks een trage maar blijvende crisis. Voor de radicale linkerzijde betekende deze periode van de jaren 1980 en 1990 het verlies van het grootste deel van de aanwezigheid in de vakbonden, de massale arbeidersorganisaties.

Het Links Blok is een partij die in 1999 ontstond als een coalitie van drie kleinere socialistische organisaties: de ex-maoïstische UDP die zich tot eurocommunisten had omgevormd, de Mandelistische PSR en het eurocommunistische Politica XXI. Samen vormden ze het Links Blok als antwoord op hun eigen crisis en isolement, nadat ze hun invloed in de arbeidersklasse grotendeels verloren waren. De leiding van het Links Blok werd gedomineerd door kleinburgerlijke liberalen, die ondanks formele verwijzingen naar socialisme eigenlijk hun vertrouwen in de arbeidersklasse en het socialisme verloren waren. Ze brachten geen perspectief dat buiten de grenzen van het kapitalisme trad.

De partij groeide rond thema’s die genegeerd werden door de traditionele organisaties (PCP en PS), zoals feminisme, antiracisme en LGBT-rechten. Het was positief dat rond deze thema’s actie werd gevoerd, maar de partij slaagde er niet in om deze te verbinden met de klassenstrijd waardoor vaak teruggevallen werd op eerder liberale posities. Tegelijk werd meer nadruk gelegd op de parlementaire aanwezigheid en werd steeds minder gezien hoe verandering buiten de parlementaire instellingen kon afgedwongen worden. Deze elementen blijven vandaag dominant, misschien zijn ze zelfs nog sterker aanwezig.

Het begin van de crisis: een nieuwe periode voor links

Zoals elders heeft de wereldcrisis van het kapitalisme in 2008 geleid tot een nieuwe periode voor de linkerzijde. De geschiedenis van de linkse organisaties is belangrijk om te begrijpen hoe ze reageerden op de crisis en wat de gevolgen hiervan waren, niet alleen voor de linkerzijde, maar voor de volledige arbeidersklasse.

De eerste twee jaar hadden een verlammend effect. Er kwam vanuit de arbeidersklasse in het algemeen en de linkerzijde in het bijzonder geen onmiddellijk antwoord op de crisis. Ondertussen was er een opgang van besparingsmaatregelen en de woede begon zich op te stapelen, eerst aan de basis van de georganiseerde arbeidersklasse, de vakbonden, en nadien ook onder nieuwe lagen: de nieuwe generatie van precaire werkenden en jongeren die de hoop verloren zijn om een beter leven te hebben dan hun ouders.

In juni 2010 kwam er als reactie op twee besparingspakketten van de PS-regering een massale betoging van de CGTP-IN. Er kwamen 100.000 mensen op straat in Lissabon. In september werd de sfeer strijdbaarder toen nog een besparingsplan werd aangekondigd. Het dwong de vakbondsleiders om een eerste algemene 24-urenstaking te organiseren in november. Dit werd gevolgd door een nieuwe massabetoging tegen een NAVO-top in Lissabon. Begin 2011 was er de golf van revoluties in opstanden in Noord-Afrika en het Midden-Oosten, met onder meer de bewegingen in Tunesië en Egypte. De impact van deze bewegingen was niet beperkt tot de regio. Op 12 maart 2011 was er in Portugal een betoging tegen onzekere arbeidsomstandigheden, tegen precariteit. De oproep werd vooral via sociale media verspreid. Er waren maar liefst 200.000 werkenden en jongeren die betoogden in Lissabon en Porto, naast acties in alle andere belangrijke steden van het land. Het was voor het eerst in jaren dat er een massamobilisatie was waarin de PCP geen rol speelde. Een nieuwe laag van de arbeidersklasse kwam in beweging.

Het was het begin van een periode van massamobilisatie en politieke crisis in het zuiden van Europa, waarbij de Griekse arbeidersklasse vooraan stond. De heersende klasse had al twijfels over de capaciteit van de regering om nieuwe besparingen door te voeren. Na de betoging in maart kwam de regering ten val. De trojka (IMF, Europese Commissie en Europese Centrale Bank) werd binnengebracht in Portugal en alle kapitalistische partijen in het parlement ondertekenden het memorandum dat het beleid van de volgende regering zou bepalen. Maar er kwamen nog meer massamobilisaties in 2011. De oproep vanuit Spanje aan de jongeren om te betogen tegen het corrupt systeem van de 1% rijksten kreeg navolging in Portugal. Op 15 oktober was er het begin van de Occupy-beweging. In Lissabon betoogden 100.000 mensen en hielden ze een volksvergadering op de trappen van het parlement. De betogers eisten onder meer de niet-betaling van de publieke schulden, de nationalisatie van de banken en er was een oproep aan de vakbonden om een nieuwe algemene staking te organiseren. Die oproep kwam er effectief en voor het eerst ging een algemene staking gepaard met mobilisaties op straat.

Enkele maanden na de verkiezing van een nieuwe conservatieve regering riepen betogers al op tot de val van die regering en kwamen er steeds meer eisen die regelrecht ingingen tegen het kapitalistisch systeem. Deze bewegingen zouden aanhouden tot in de zomer van 2013. Na vijf algemene 24-urenstakingen, de eerste algemene staking van het volledige Iberische schiereiland en twee massabetogingen met een miljoen deelnemers (in een land met 10 miljoen inwoners) lag de rechtse regering in de touwen en kon ze elk moment vallen. Maar de kans werd niet gegrepen. De leiders van het Links Blok, PCP en CGTP-IN besloten om er geen gebruik van te maken.

Wat was de rol van de linkerzijde in deze processen? De PCP beschikt over een meerderheid in de vakbondsbeweging en kan nog steeds massale acties onder eigen naam organiseren als het dat wil. Maar de leiding in zowel de partij (de parlementaire leiding maar ook de extraparlementaire leiding) als de vakbond CGTP-IN, deden dit niet. Ze hebben de regering meer dan eens gered. Telkens de werkende klasse aandrong op massa-actie tegen de regering, kwam er geen duidelijk actieplan om de eisen af te dwingen, maar volgden er toespraken in het parlement die de president – van de heersende conservatieve partij – opriepen om de regering af te zetten. Deze toespraken gingen nooit gepaard met oproepen om de mobilisatie op te voeren, maar eerder met een afwachtende houding. De president moest niets anders doen dan de toespraken aanhoren en negeren.

De PCP werd steeds meer een rem op actie in plaats van de motor ervan. De partij negeerde de jonge precaire arbeiders en hun acties. De PCP kende een periode van stagnatie zowel in lidmaatschap als op electoraal vlak. Door meermaals tot demobilisatie over te gaan, groeide de interne crisis in de partij. Toen in de parlementsverkiezingen van 2015 slechts één zetel werd gewonnen, kon de PCP de ontgoocheling niet verbergen.

Het Links Blok had weinig meer dan de parlementsleden toen de beweging begon. Na jaren van parlementarisme was er amper iets van actieve basis over in de partij. Zonder een sterke positie in de vakbonden, moest het Links Blok zich vooral richten op andere bewegingen. Daar speelde het LB de rol die de PCP in de vakbonden speelde. Het maakte dat het Links Blok een van de grootste crisissen uit zijn bestaan kende op een ogenblik dat een nieuwe generatie in strijd ging en daarbij naar alternatieven zocht. De leiding had altijd meer oog voor akkoorden met de PS (die ook in crisis zat) dan voor het uitbouwen van de eigen partij op basis van de nieuwe massabewegingen. De druk van de bewegingen maakte dat de leiding daar niet te ver in kon gaan. De aarzelende opstelling zorgde wel voor afsplitsingen aan de rechterkant van het Links Blok, van diegenen die absoluut een akkoord met de ‘socialisten’ wilden, en aan de linkerkant, van diegenen die de partij wilden richten op strijdbewegingen. In de verkiezingen van 2011 verloor het LB de helft van de verkozenen, in 2014 twee van de drie verkozenen in het Europees Parlement. Het was pas nadat de beweging op een terugtocht was en het epicentrum van de klassenstrijd terugkeerde naar de parlementaire politiek, dat de partij zich kon herstellen en deels gebruik kon maken van het nog steeds bestaande ongenoegen onder de bevolking. Tegen de achtergrond van de opkomst van een nieuwe linkerzijde – eerst met Syriza in Griekenland en dan Podemos in Spanje, Bernie Sanders in de VS en Jeremy Corbyn in Groot-Brittannië – kon het Links Blok in 2015 groeien van 5,2% tot 10,2% waarbij 11 extra zetels in het parlement werden veroverd. Dit resultaat zorgde voor een nieuwe opmars van het Links Blok. Bij afwezigheid van massabewegingen werd het Links Blok het belangrijkste instrument voor werkenden en jongeren die politiek actief wilden worden. Dit fenomeen wordt nu echter ondermijnd door de steun van het Links Blok aan de PS-regering en het beleid van ‘light besparingen.’

Marx is back, maar waar is het socialisme? De kwestie van programma

Toen de crisis uitbrak en de illusies in het neoliberalisme samen met de speculatieve zeepbellen doorprikt werden, wezen zelfs de meest vooruitziende kapitalistische analisten op een ‘terugkeer van Marx’ en op ‘het gelijk van Marx.’ Paradoxaal genoeg blijven reformistische leiders tot op vandaag verwijten naar het hoofd slingeren van al wie een consequente marxistische benadering verdedigt.

Zoals bleek bij de benadering van de linkerzijde bij de massamobilisaties in de vorige periode, zorgt de onderwerping van de leiding aan de kapitalistische instanties voor een programma dat niet verder gaat dan wat mogelijk is onder het kapitalisme. De leiding van zowel het Links Blok als de PCP droomt van een beter, progressiever, niet-monopolistisch, niet-imperialistisch kapitalisme dat onder een verlichte leiding geleidelijke stappen naar het socialisme kan zetten om in een erg verre toekomst uiteindelijk op vreedzame wijze dat doel te bereiken.

We moeten opmerken dat veel eisen in de programma’s van beide partijen correct zijn en dat we deze steunen. Denk maar aan de afschaffing van het inschrijvingsgeld voor studenten, een publiek bankensysteem, hogere lonen en betere arbeidsvoorwaarden, heropbouw van openbare diensten of nog een linkse oppositie tegen het Europa van de bazen. Dat laatste punt is vandaag van specifiek belang. De historische positie van de PCP was er één van verzet tegen de EU als kapitalistische alliantie. Het Links Blok ontwikkelde na de capitulatie van Syriza een gelijkaardige positie, wat een heel eind weg was van het vroegere eurocommunisme. Maar geen van beide partijen heeft het over een socialistisch en internationalistisch alternatief, ze houden het op oplossingen gebaseerd op het kapitalisme op nationale basis. Gezien de huidige ontwikkeling van het kapitalisme zijn deze eisen echter niet mogelijk binnen de grenzen van het kapitalisme, waardoor het gevaar groot is dat er gecapituleerd wordt zodra de kwestie zich concreet stelt.

De institutionele benadering van het reformisme faalt

Na vier jaar van brutaal besparingsbeleid door de meest gehate regering van de Portugese Derde Republiek, kon de PS zich nog steeds niet opwerpen als een geloofwaardig alternatief. De partij verloor de verkiezingen van oktober 2015. Die verkiezingen vormden het zwakste punt tot hiertoe van het Portugese tweepartijenstelsel: zowel de PS als de conservatieve coalitie konden op zichzelf geen regering vormen.

In deze omstandigheden steunden wij de tactiek om de PS toe te laten een regering te vormen, tegen de achtergrond van een versterkte linkerzijde in het parlement. Het zou onaanvaardbaar zijn vanuit het standpunt van de werkende klasse om de conservatieven toe te laten om terug aan de macht te komen. Daarnaast biedt dit een grote kans voor de linkerzijde om doorheen grote mobilisaties een zwakke PS-regering tot belangrijke toegevingen te dwingen. Op basis van overwinningen zou het momentum groeien voor een linkse regering met een socialistisch programma rond een eenheidsfront van linkse krachten.

In de plaats van deze weg te volgen, kozen de leidingen van het Links Blok en de PCP ervoor om onderhandelingen te voeren met de PS om tot een gezamenlijke strategie te komen. Dit gebeurde achter gesloten deuren zonder enige ernstige mobilisatie. Het resultaat bestond uit zwakke akkoorden die niet tot echte verandering leiden. De leidingen van het Links Blok en de PCP zien echter geen alternatieven op de burgerlijke instellingen, ze proberen deze te beheren maar worden er uiteindelijk zelf door beheerd.

De conservatieven kwamen in een diepe crisis terecht. Maar omdat de regering het beleid in essentie doorzette, kon de linkerzijde er niet echt van profiteren. Het is vooral de PS die de vruchten plukt van de crisis van de conservatieven. De huidige leiders van de arbeidersklasse verkozen een capitulatie voor een regering die met handen en voeten gebonden is aan het Europese neoliberalisme met de bijhorende besparingen. In de plaats van te mobiliseren voor een links alternatief op het ‘extreme centrum’, in de plaats van te wijzen op de beperkingen van de PS die nu door hen overeind gehouden wordt en hierdoor zelfs een links imago krijgt, werd gecapituleerd. Dat is de essentie van de nieuwe regering die gesteund wordt door radicaal-links, de zogenaamde ‘contraptie’ (dat is hoe de toenmalige christendemocratische leider Paulo Portas de PS-regering omschreef, de term werd nadien breed overgenomen in de media). Deze regering werkt heel goed voor de heersende klasse, zelfs de Duitse financieminister Schaüble gaf er zijn zegen aan.

Het verkwanselen van nog een enorme kans heeft al negatieve gevolgen voor de linkerzijde en de arbeidersbeweging. Op een ogenblik dat een offensieve strategie van CGTP-IN om nieuwe precaire werkenden te bereiken en te organiseren, gecombineerd met een strijdbaar actieplan om de openbare diensten en de werkgelegenheid te verdedigen, noodzakelijk is en grote kansen op succes kent, blokt de leiding elke ernstige actie af. Dit leidt tot een groeiende kloof tussen de vakbondsleiding en de nieuwe generatie van werkenden, tegelijk is er demoralisatie onder oudere generaties van vakbondsmilitanten. De onderwerping aan de regering vergroot de crisis binnen de CGTP en dit op een ogenblik dat het aantal vakbondsleden historisch laag staat. De uitholling van de door de PCP-geleide vakbondsfederatie betekent ook het uithollen van de PCP zelf.

Het Links Blok werd een linkse adviseur voor de regering en de tactiek is om de prijs daarvoor gewoon te betalen. Er is nood aan mobilisatie en democratische structuren aan de basis om de groei van het Links Blok na de electorale vooruitgang eind 2015 te consolideren. De reformistische leiders hopen dat de partij een lege organisatie blijft met enkel passieve leden die slechts in tijden van verkiezingen actief zijn. Ze doen er alles aan om de partij effectief zo te houden.

Peilingen geven aan dat de linkerzijde stagneert en zelfs licht verliest, terwijl de PS elke dag dichter bij een absolute meerderheid komt. Het had anders moeten zijn: de PS-regering had moeten vechten voor zijn overleven omwille van de druk van de groei van radicaal links. De ruimte voor de PS is echter beperkt. Naarmate een nieuwe crisis dichterbij komt en nieuwe besparingen zal brengen, wordt het moeilijker voor de PS en zeker voor de linkse aanhangers van die partij om stand te houden. De eerste verkiezingsnederlaag voor de radicale linkerzijde was er al met de lokale verkiezingen eind 2017: de PCP verloor 10 gemeentebesturen aan de PS en het Links Blok blijft op lokaal vlak een onbeduidende factor.

Naar een doodlopende straat, of een bocht naar links?

We komen in het laatste jaar van de PS-regering terecht en de ware aard van deze regeringsformule wordt steeds duidelijker voor bredere lagen van de bevolking. Ondanks het schijnbare economische herstel zijn de levensvoorwaarden er niet op vooruit gegaan. De beperkte toegevingen die bekomen werden door de onderhandelingen tussen de PS en de linkerzijde volstonden niet om de belofte van het ‘einde van de verarming’ te realiseren. De werkende klasse blijft kampen met de gevolgen van precariteit op de werkvloer, een daling van de reële lonen, ineenstortende openbare diensten en een dramatische huizencrisis. De voordelen van het economisch herstel zijn enkel voelbaar voor een kleine toplaag.

De terugtocht van klassenstrijd lijkt hierdoor stilaan te verdwijnen met de mogelijkheid van een nieuwe periode van massamobilisatie. Er is al een groeiende druk op de regering en dit heeft gevolgen op de verhoudingen tussen de regeringskrachten. De PS legt meer nadruk op het feit dat de eisen van radicaal-links “verantwoordelijk” moeten zijn, maar tegelijk groeit de bereidheid om akkoorden te sluiten met de conservatieve leiders. De linkerzijde moet zich kritischer opstellen tegenover de regering, zeker naarmate het duidelijk wordt dat de belangrijkste verworvenheden terug zullen ingetrokken worden. Tegelijk probeert de linkerzijde de verworvenheden aan zichzelf toe te schrijven. De reformistische leiders blijven echter weigeren om de steun aan de regering op te zeggen, zelfs indien dit betekent dat hierdoor een besparingsbegroting kan passeren. Dit geeft groen licht aan de PS om niet in te gaan op de eisen van de lagen die nu al in actie komen, zoals het verplegend personeel en de leerkrachten.

Zoals we eerder opmerkten, zal de ontwikkeling van een nieuwe golf van massastrijd, veroorzaakt door het aanhoudende besparingsbeleid in een periode van schijnbaar herstel, en de escalatie van deze strijd tegen de achtergrond van een nieuwe crisis, onvermijdelijk leiden tot een confrontatie tussen de werkende klasse en de volgende regering van de PS. We stelden eerder dat het lot van de PS verbonden is met dat van het kapitalisme zelf. De ineenstorting van de PS kan uitgesteld worden, maar is niet te vermijden. Bij een volgende crisis zit de sociaaldemocratie in een doodlopend straatje. De Portugese linkerzijde moet er alles aan doen om hetzelfde lot te vermijden. Daartoe moet het breken met de politiek van klassensamenwerking, tegen de volgende begroting stemmen indien er besparingsmaatregelen in vervat zitten en naar buiten treden met een offensief actieplan ondersteund door een socialistisch programma dat zich tegen alle besparingen uitspreekt.

Voor een massale socialistische linkerzijde

De economische en politieke crisis van het kapitalisme leidt tot een zoektocht naar alternatieven, zeker onder jongeren. Het klassenbewustzijn neemt opnieuw toe en gaat door de eerste embryonale fasen. De massabewegingen rond het antibesparingsprogramma van Bernie Sanders, Jeremy Corbyn, Mélenchon en AMLO in Mexico zijn uitdrukkingen van deze algemene tendens naar socialistische ideeën. Naarmate deze processen ontwikkelen, zal ook het Portugese tweepartijenstelsel onder vuur liggen. De massabewegingen in 2011-2013 gaven daar al een voorsmaak van. De val van het ‘extreme centrum’ kan uitgesteld maar niet afgesteld worden.

We zitten opnieuw met een erg specifieke situatie: de arbeidersklasse gaat weg van het centrum en gaat steeds meer in de richting van socialistische ideeën, op hetzelfde ogenblik gaan de leiders van radicaal links in de omgekeerde richting. Deze tweede beweging gaat niet onopgemerkt voorbij en leidt tot het ontstaan van nieuwe linkse groepen, zowel in als rond het Links Blok en de PCP. De reformisten moeten hierdoor hun retoriek wat aanpassen. Dit alles is een voorbode op een meer intensieve reorganisatie van de linkerzijde, een fenomeen dat internationaal bezig is.

In de CGTP-IN wordt het voor de leiding steeds moeilijker om acties af te blokken, zeker in de zorgsector en het onderwijs waar het aanhoudende besparingsbeleid rampzalige gevolgen heeft. Er is een toename van militante actie en dit zet druk op de leiding. De afgelopen twee jaren waren er grote acties en stakingen van verpleegkundigen, dokters en leraars die niet alleen willen dat de regering de gedane beloften nakomt maar bovendien ook investeert in openbare diensten. De vakbondsleiding probeert de impact van deze stakingen zoveel mogelijk te beperken door de acties te isoleren en niet over te gaan tot gecoördineerde stakingen en betogingen. Er wordt gehoopt dat het personeel van de sectoren die in actie komen uitgeput raken vooraleer een veralgemening van de strijd ontwikkelt. Na maanden van stakingen slaagden de dokwerkers van Lissabon er in 2016 in om de geplande deregulering te stoppen. Bovendien begonnen ze te bouwen aan een nationale vakbond van dokwerkers om in te gaan tegen de precariteit in alle havens van het land en om het personeel in de volledige logistieke sector te organiseren. Er wordt ook een nieuwe vakbond opgezet van personeel in callcenters. Dat is een eerste stap om het personeel te organiseren in een van de snelst groeiende sectoren van het land. In 2018 is er een nieuwe lerarenvakbond opgezet. Deze is nog klein en staat geïsoleerd, maar het heeft een impact op de mobilisatie en deze nieuwe bond kan groeien als het een strijdbaar alternatief biedt op de bureaucratische vakbonden. Deze ontwikkelingen kunnen samen met acties van revolutionair links een effect hebben op andere sectoren waar er geen traditie van organisatie is.

Zoals eerder opgemerkt zien we een gelijkaardig proces op politiek vlak. Er ontstaan nieuwe linkse groepen en stromingen uit de invloedsfeer van de PCP. Deze staan doorgaans onder invloed van de stalinistische traditie, soms trekken ze ultralinkse en sectaire conclusies, maar in het algemeen is het een uitdrukking van een positieve zoektocht naar een socialistische uitweg uit de crisis. In het Links Blok is er een gelijkaardige ontwikkeling, waarbij Socialismo Revolucionario een actieve rol speelt. De meeste van onze leden zijn uit het Links Blok gezet door de leiding, maar we hebben nog steeds een invloed op de discussies in die partij. Zo nam de enige linkse oppositie in de partij onze eis over van een nationaal minimumloon van 900 euro per maand. Wij staan voor een duidelijk socialistisch programma, willen een offensief actieplan en een democratisch en strijdbaar Links Blok dat dit kan bekomen. In 2016 leidde onze werking onder de jongeren van het Links Blok tot represailles door de nationale leiding: er was een poging om onze kleine organisatie volledig uit het Links Blok te zetten. Dit leidde tot heel wat solidariteit vanwege andere kritische lagen binnen de partij.

Het Links Blok blijft een van de belangrijkste instrumenten van de nieuwe generatie werkenden die politiek actief wordt, zoekt naar socialistische ideeën en erg open is voor het marxisme. De tegenstelling tussen deze arbeiders en de kleinburgerlijke liberale leiders zal tot onrust blijven leiden en zal revolutionaire stromingen in het Links Blok doen ontstaan. Er is zowel nood aan een brede partij als aan een revolutionaire stroming. We benadrukken dan ook de nood aan een eenheidsfront van de linkerzijde en arbeidersorganisaties, een eenheid van onderuit, als basis voor een socialistisch alternatief op de huidige kapitalistische regering.

In al deze processen van reorganisatie en radicalisering zien we het embryo van de toekomstige socialistische massa-organisaties van de werkende klasse in Portugal. Een nieuwe crisis zal ontwikkelen en zal nieuwe uitdagingen en problemen met zich meebrengen. Het zal leiden tot een nieuwe socialistische massabeweging van de jonge generaties die zichzelf en de planeet proberen te redden van het kapitalisme. Deze beweging versterken met een socialistisch programma en de nood aan een massale revolutionaire partij, zal essentieel zijn om tot overwinningen te komen.

De woorden van Marx en Engels zijn nog niet vergeten: “De arbeiders hebben niets te verliezen dan hun ketenen. Zij hebben een wereld te winnen.”

Dit vind je misschien ook leuk...